Defendants (criminal proceedings)

Cyprus

These factsheets explain what happens when a person is suspected or accused of a crime which is dealt with by a trial in court.

Inhoud aangereikt door
Cyprus

Summary of the criminal process

The following is a summary of the normal stages in a criminal process:

  • A person suspected of involvement in a crime may be questioned by the police. The police are responsible for the investigation of crime.
  • The suspect may be arrested on the strength of a judicial warrant except in the case of a flagrant offence.
  • Before police questioning the suspect must be informed of the right to contact a lawyer and must be cautioned.
  • At the conclusion of the investigation, if incriminating evidence emerges against the suspect, he/she is formally charged by the police. In serious criminal cases the decision to prosecute is taken by the Attorney General (Genikos Eisaggeleas). This power of the police is always under the overall supervision of the Attorney General, who has the power under the Constitution to institute, conduct, take over and continue or discontinue any criminal proceedings.
  • A charge sheet setting out the offence(s) is submitted by the police to a district judge for approval. If approved, the accused is summoned to appear before the court on a specified date.
  • Depending on their gravity, criminal cases may be heard:

(a) summarily by a single judge of the District Court (Eparchiako Dikastirio) with jurisdiction in the district where the offence was committed,

(b) on information by the Attorney General, by the Assize Court (Kakourgiodikeio) composed of three district court judges and presided over by a president of a District Court.

  • In summary proceedings, on the date the accused is summoned to appear before the court he/she answers to the charge(s) by pleading guilty or not guilty. In cases heard by the Assize Court, on the appointed date a preliminary enquiry is held before a district court judge. A preliminary enquiry may be dispensed with if the Attorney General certifies that it is unnecessary. The current practice is to dispense with the holding of a preliminary enquiry.
  • The victim of a crime has the right to file a complaint.
  • The Attorney General has overall responsibility for criminal prosecutions, including the right to discontinue a prosecution.
  • There is no trial by jury in Cyprus.
  • If the court on enquiry determines that the accused is unfit to plead guilty or not guilty because of mental disturbance or other incapacity, the court may order that he/she be treated in an appropriate institution.
  • The accused may raise preliminary objections to the charges on the grounds of:

a) lack of jurisdiction, substantial or territorial,

b) previous acquittal or conviction for the same act(s),

c) pardoning of the offence(s),

d) incompleteness or repetition of the charges.

  • More than one person may be charged in the same indictment for related criminal conduct. If this is considered unjust, the court may order the apportionment of the charges for the purposes of the trial.
  • The trial starts with the evidence of the prosecution (katigorousa archi). At the close of the prosecution case, the court determines whether the accused has a case to answer. If so, the accused is called by the court to make a defence and is informed of his/her right to remain silent or make a statement from the dock or give evidence under oath. The accused may at all times call evidence in his/her defence. No adverse inferences can be drawn from the exercise of the right to silence. Once the defence case is closed, the parties make their final submissions and the court delivers its judgment.
  • All witnesses who give sworn evidence in court must be cross-examined.
  • The trial process must adhere to the norms of a fair trial. The presumption of innocence operates throughout the trial. The burden of proof is at all times on the prosecution. If at the end of the trial the court is not certain beyond all reasonable doubt of the guilt of the accused, he/she must be acquitted.
  • If the accused is convicted, the sentencing process follows.

Details about all these stages in the process and about your rights can be found in the factsheets. This information is not a substitute for legal advice and is intended to be for guidance only.

Role of the European Commission

Please note that the European Commission has no role in criminal proceedings in Member States and cannot assist you if you have a complaint. Information is provided in these factsheets about how to file a complaint and to whom.

Click on the links below to find the information that you need

My rights during the investigation of a crime

My rights during trial

My rights after the trial

Last update: 11/03/2024

The national language version of this page is maintained by the respective Member State. The translations have been done by the European Commission service. Possible changes introduced in the original by the competent national authority may not be yet reflected in the translations. The European Commission accepts no responsibility or liability whatsoever with regard to any information or data contained or referred to in this document. Please refer to the legal notice to see copyright rules for the Member State responsible for this page.

Mijn rechten tijdens het strafrechtelijk onderzoek

A. Ik ben een buitenlandse onderdaan: heeft dat invloed op het onderzoek?

Nee.

B. Uit welke fasen bestaat een onderzoek?

i. Verzameling van bewijsmateriaal/bevoegdheid van de onderzoekers

De onderzoeksrechter kan eisen dat de persoon die volgens hem bekend is met de feiten en omstandigheden rond het strafbaar feit dat hij onderzoekt, zich meldt op de plaats en tijd die hij in alle redelijkheid heeft vastgesteld om hem te ondervragen en zijn verhaal over het strafbaar feit te horen.

ii. Inverzekeringstelling

  • Iemand die is aangehouden en in verzekering is gesteld, heeft het recht te vragen dat hijzelf of zijn advocaat tijdig toegang krijgt tot de voor de zaak essentiële stukken die in het bezit van de openbare aanklager zijn en die nodig zijn om de rechtmatigheid van zijn aanhouding en inverzekeringstelling effectief te betwisten.
  • Onder «essentiële stukken » wordt verstaan het afschrift van het aanhoudingsbevel en het bevel tot inverzekeringstelling en een afschrift van het verzoek en de verklaring onder ede op grond waarvan het bevel is uitgevaardigd.
  • Het kan voorkomen dat bij een rechter wordt aangetoond dat de verhoren over het plegen van een strafbaar feit waarvoor iemand is aangehouden, nog niet zijn beëindigd. In dat geval mag de rechter, op verzoek van een adjunct-politiefunctionaris of een politiefunctionaris met een hogere rang, ongeacht of hij bevoegd is de strafzaak waarvoor de verhoren plaatsvinden te behandelen, de inverzekeringstelling van de aangehouden persoon met maximaal acht dagen verlengen. Daarbij is de eerste dag van deze periode de dag direct na de verlenging, al naargelang de rechtbank dat passend acht.

iii. Verhoor

  • De onderzoeksrechter kan een verklaring van de ondervraagde persoon registreren. Vervolgens wordt deze verklaring aan de betrokkene voorgelezen. Deze ondertekent de verklaring of plaatst bij wijze van handtekening een merkteken, als hij analfabeet is. Wanneer de betrokkene dit weigert, maakt de onderzoeksrechter daar onder aan de verklaring een notitie van, met vermelding van de reden van de weigering, als daar navraag naar is gedaan. Vervolgens tekent de onderzoeksrechter zelf de verklaring.
  • Als is vastgesteld dat een dergelijke verklaring een vrijwillig karakter heeft, wordt zij aanvaard als getuigenis in elke strafprocedure die tegen de persoon die de verklaring heeft afgelegd, wordt aangespannen.
  • Wanneer iemand zonder gegronde reden weigert om te verschijnen op een plaats en tijd die de onderzoeksrechter heeft bepaald, komt dat neer op een strafbaar feit. Daarop staat een gevangenisstraf van maximaal een jaar of een boete van ten hoogste 1 000 Cypriotische pond. Ook kunnen beide straffen worden opgelegd.
  • Tijdens het verhoor over een strafbaar feit kan de onderzoeksrechter, als hij het nodig of wenselijk acht dat met het oog op dat verhoor een document wordt overgelegd, de persoon die dit document bezit of beheert of geacht wordt het te bezitten of te beheren, schriftelijk bevelen dat document te overleggen op een plaats en tijd die als redelijk kunnen worden aangemerkt en in het bevel staan vermeld. Wanneer iemand op grond van een schriftelijk bevel een document moet overleggen, wordt hij geacht dit bevel ook te zijn nagekomen als hij het document niet zelf heeft overgelegd maar dit door een ander heeft laten doen.
  • Wanneer iemand na een dergelijk bevel zonder gegronde reden weigert het document te overleggen, komt dat neer op een strafbaar feit. Daarop staat een gevangenisstraf van maximaal drie jaar of een boete van ten hoogste 1 500 Cypriotische pond. Ook kunnen beide straffen worden opgelegd.

iv. Voorlopige hechtenis

Een rechtbank kan, als zij dat nuttig acht, de behandeling van een zaak uitstellen en op basis van dat uitstel de beschuldigde vrijlaten onder de voorwaarden die zij redelijk acht, of hem in voorlopige hechtenis plaatsen.

C. Wat zijn mijn rechten tijdens het strafrechtelijk onderzoek?

i. Heb ik recht op vertolking en vertaling?

Een verdachte die de taal van de politie of andere

bevoegde autoriteiten niet begrijpt, heeft recht op gratis bijstand van een tolk. De tolk

kan de verdachte helpen bij het overleg met zijn advocaat en moet de inhoud van dat overleg geheimhouden. Tevens heeft een verdachte de volgende rechten:

  • Het kan voorkomen dat iemand buiten een politiebureau wordt aangehouden en dat de betrokken politieagent niet de taal beheerst die de verdachte begrijpt, zodat hij de verdachte niet kan informeren. Ook kan het voorkomen dat hij buiten het bureau niet over de nodige middelen beschikt om de bewuste informatie te verschaffen. In zulke situaties brengt hij de persoon die de verhoren afneemt, daarvan op de hoogte. Deze persoon zal de verdachte onmiddellijk of in elk geval vóór aanvang van het verhoor informeren.
  • Als een verdachte niet in een taal die hij begrijpt met de advocaat van zijn keuze kan communiceren, mag op verzoek van de advocaat een tolk of een andere persoon bij het gesprek aanwezig zijn, zodat de advocaat met de verdachte kan spreken in een taal die hij begrijpt.
  • Als een verdachte niet in een taal die hij begrijpt met een arts kan communiceren, mag op verzoek van de arts een tolk of een andere persoon ook bij het medisch onderzoek, de behandeling en de nazorg aanwezig zijn, zodat de arts met de verdachte kan spreken in een taal die hij begrijpt.
  • Daarnaast heeft de verdachte recht op gratis vertaling van alle essentiële stukken (aanhoudingsbevel en/of bevel tot inverzekeringstelling, tenlastelegging, rechterlijke beslissingen en bevelen tijdens de procedure, en elk ander document dat door de bevoegde autoriteit nodig wordt geacht). In bepaalde gevallen kunnen de essentiële stukken mondeling worden vertaald en/of samengevat.

ii. Heb ik recht op toegang tot informatie en tot het zaakdossier?

Tijdens de aanhouding en inverzekeringstelling heeft de verdachte of zijn advocaat recht op inzage in de essentiële stukken (afschrift van het aanhoudingsbevel en het bevel tot inverzekeringstelling, afschrift van het verzoek en van de verklaring onder ede op grond waarvan het bevel is uitgevaardigd) die hij nodig heeft om de rechtmatigheid van zijn aanhouding of inverzekeringstelling te betwisten. Als de zaak voor de rechter wordt gebracht, mogen de verdachte en zijn advocaat de verklaringen en stukken inzien die tijdens het strafrechtelijk onderzoek zijn verkregen.

iii. Heb ik recht op toegang tot een advocaat en het recht om een derde op de hoogte te stellen van mijn situatie?

Recht op toegang tot een advocaat

Een verdachte heeft het recht om vertrouwelijk met een advocaat te spreken. De advocaat heeft geen connecties met de politie. De politie kan de verdachte wel helpen om met een advocaat in contact te komen.

Op grond van de wet heeft een verdachte tevens de volgende rechten:

  • Hij mag onmiddellijk na de aanhouding zelf telefonisch met een advocaat communiceren, zonder dat daarbij iemand anders aanwezig is.
    De verdachte kan op de volgende momenten door een advocaat worden bijgestaan, waarbij het vroegste tijdstip geldt:

a) vóór ondervraging door de politie of een andere bevoegde autoriteit;

b) voordat de zaak voor de rechter wordt gebracht;

c) tijdens een onderzoek of bewijsgaring door de politie of een andere bevoegde autoriteit;

d) onmiddellijk na de vrijheidsberoving.

  • Voor de verdachte omvat toegang tot een advocaat het recht:

a) om in een privésetting bijeen te komen en op elk moment met de advocaat die hem vertegenwoordigt, te communiceren;

b) om tijdens het verhoor te verzoeken dat zijn advocaat daarbij aanwezig is en daaraan deelneemt, zodat deze uitleg kan geven over de gevolgde procedure en advies kan verschaffen over zijn procedurele rechten in verband met het verhoor;

c) om tijdens een onderzoek of bewijsgaring te verzoeken dat zijn advocaat daarbij aanwezig is, als hij daar volgens de wet recht op heeft.

De politie eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van de communicatie tussen de verdachte en zijn advocaat tijdens bijeenkomsten, correspondentie, telefoongesprekken en alle andere communicatie met de advocaat.

  • In elk geval ontvangt de verdachte bij aanhouding, of als hij buiten een politiebureau wordt aangehouden, bij aankomst in het politiebureau een lijst met namen en telefoonnummers van alle advocaten die in het «register van advocaten» staan ingeschreven.
  • In geval van inverzekeringstelling heeft hij het recht met zijn advocaat vertrouwelijke gesprekken over zijn verweer te voeren in een ruimte op de plek waar hij in verzekering is gesteld en waar de politie hem niet kan zien of horen. Ook heeft hij het recht tijdens zulke gesprekken van zijn advocaat vertrouwelijke schriftelijke of mondelinge instructies te ontvangen.
  • Als hij geen gebruik van de diensten van een advocaat wenst te maken, brengt hij het hoofd van het detentiecentrum daarvan schriftelijk op de hoogte door een daarvoor bestemd formulier in te vullen. Daarbij wordt hem meegedeeld dat afzien van het recht op een advocaat gevolgen voor zijn verweer kan hebben.
  • Als de verdachte jonger is dan achttien jaar, moet zijn advocaat bij het verhoor aanwezig zijn. Verder hebben zijn ouders of voogd het recht de gesprekken met zijn advocaat bij te wonen.
  • Als de verdachte vanwege een geestelijke of lichamelijke beperking niet in staat is zijn recht op een advocaat zonder bijstand uit te oefenen, mag hij dit recht met de bijstand of in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de medische en/of sociale diensten van de staat uitoefenen, en wel zo snel mogelijk na zijn aanhouding. Bovendien wordt hij in het bijzijn van zijn advocaat verhoord wanneer hij door een geestelijke beperking niet begrijpt wat zijn rechten zijn.

Tijdelijke uitzondering op het recht op toegang tot een advocaat

Onmiddellijk na de vrijheidsberoving mag het recht op een advocaat tijdelijk worden ingetrokken, onder uitzonderlijke omstandigheden en uitsluitend in de fase voorafgaand aan het proces. Dat is het geval wanneer dat recht door een geïsoleerde geografische ligging niet kan worden gewaarborgd.

  • Ook mag het recht op een advocaat, onder uitzonderlijke omstandigheden en uitsluitend in de fase voorafgaand aan het proces, tijdelijk worden ingetrokken wanneer de specifieke omstandigheden van de zaak dat rechtvaardigen, en wel om een van de volgende dwingende redenen:

i) het is dringend nodig om ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid of de lichamelijke integriteit van een persoon te voorkomen;

ii) het is dringend nodig dat de politie onmiddellijk maatregelen neemt om te voorkomen dat de strafprocedure ernstig in gevaar komt.

  • Niettemin geldt dat bovengenoemde tijdelijke uitzonderingen:

i) evenredig moeten zijn en niet verder mogen gaan dan noodzakelijk is;

ii) strikt beperkt moeten zijn in de tijd;

iii) niet louter gebaseerd mogen zijn op het type of de ernst van het vermeende strafbare feit; en

iv) geen afbreuk mogen doen aan het in alle opzichten rechtvaardige karakter van de procedure.

  • Wanneer een verdachte de volgende rechten niet mag uitoefenen:

i) onmiddellijk na de vrijheidsberoving toegang krijgen tot een advocaat;

ii) in een privésetting bijeenkomen en met zijn advocaat communiceren; en

iii) dat zijn advocaat bij het verhoor en tijdens een onderzoek of bewijsgaring aanwezig is of daaraan deelneemt, kan hij tijdens zijn eerste verschijning voor de rechtbank of tijdens de eerste zitting de rechter vragen om te onderzoeken waarom hij deze rechten niet mag uitoefenen.

Een derde over zijn aanhouding of inverzekeringstelling informeren / het consulaat of de ambassade van zijn land informeren

Tijdens zijn aanhouding of inverzekeringstelling moet de verdachte de politie laten weten of hij zelf iemand telefonisch van zijn inverzekeringstelling op de hoogte wil brengen, bijvoorbeeld een familielid of zijn werkgever. In bepaalde gevallen kan het recht om andere personen over de inverzekeringstelling te informeren tijdelijk worden beperkt. Dan neemt de politie die taak op zich.

Als het om een buitenlandse onderdaan gaat, moet hij de politie laten weten dat hij zelf telefonisch met de consulaire autoriteiten of de ambassade van zijn land wil communiceren. Tevens informeert hij de politie wanneer hij met een vertegenwoordiger van de consulaire autoriteiten of de ambassade van zijn land contact wil opnemen. Hem wordt ook meegedeeld dat afzien van het recht om de consulaire autoriteiten of de ambassade van zijn land te informeren en met deze autoriteiten te communiceren, gevolgen voor hem kan hebben.

Op grond van de wet heeft een verdachte tevens de volgende rechten:

  • hij mag onmiddellijk na zijn aanhouding zelf telefonisch met een familielid, zijn werkgever of een andere persoon van zijn keuze communiceren, in het bijzijn van een politiefunctionaris, om deze over zijn aanhouding te informeren en hem of haar te laten weten in welk (beoogd) politiebureau of detentiecentrum hij zich bevindt of zal bevinden; een verdachte jonger dan achttien jaar mag met een van zijn ouders of een voogd spreken.
  • Als de verdachte vanwege een geestelijke of lichamelijke beperking niet in staat is het bovengenoemde recht op communicatie zonder bijstand uit te oefenen, mag hij dit recht met de bijstand of in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de medische en/of sociale diensten van de staat uitoefenen, en wel zo snel mogelijk na zijn aanhouding.
  • Een buitenlandse onderdaan heeft tevens het recht om, zo snel mogelijk na zijn aanhouding, in het bijzijn van een politiefunctionaris, zelf telefonisch in de Republiek Cyprus met de consulaire of diplomatieke post van de staat waarvan hij onderdaan is, te communiceren om deze over zijn aanhouding of inverzekeringstelling te informeren en deze te laten weten in welk (beoogd) politiebureau of detentiecentrum hij zich bevindt of zal bevinden. Als er in Cyprus geen consulaire of diplomatieke post is, kan hij met het bureau van de commissaris voor bestuur en mensenrechten (Epítropos Dioikíseos kai Anthropínon Dikaiomáton) communiceren. Als de verdachte onderdaan is van twee (2) of meer staten, kan hij kiezen welke consulaire of diplomatieke post hij van de vrijheidsberoving op de hoogte wil brengen en met welke hij wenst te communiceren. Bovendien heeft hij dan het recht, als hij dat wenst, om met deze autoriteiten te communiceren, bezoek van hen te ontvangen, met hen te spreken en te corresponderen en ze te vragen zijn wettelijke vertegenwoordiging te regelen, voor zover deze autoriteiten daar geen bezwaar tegen hebben.
  • Als de verdachte door een geestelijke beperking duidelijk niet in staat is te begrijpen dat hij het bovengenoemde recht op communicatie heeft of als het daardoor onmogelijk is hem over dat recht te informeren, of als hij daardoor duidelijk niet volledig kan begrijpen dat hij het recht in kwestie kan uitoefenen, zal een politiefunctionaris de consulaire of diplomatieke post of het bureau van de commissaris voor bestuur en mensenrechten in de Republiek Cyprus, al naargelang het geval, op de hoogte brengen.
  • Hem wordt ook meegedeeld dat afzien van het recht om derden, familieleden, zijn werkgever of de consulaire autoriteiten te informeren en met hen te communiceren, gevolgen voor hem kan hebben.
  • Als de verdachte door een geestelijke beperking duidelijk niet in staat is te begrijpen dat hij het bovengenoemde recht op communicatie heeft of als het daardoor onmogelijk is hem over dat recht te informeren, of als hij daardoor duidelijk niet volledig kan begrijpen dat hij het recht in kwestie kan uitoefenen, zal de politie onmiddellijk na de aanhouding telefonisch contact opnemen met een familielid van hem om die persoon van zijn aanhouding op de hoogte te brengen en hem of haar te laten weten in welk (beoogd) politiebureau of detentiecentrum hij zich bevindt of zal bevinden.

Tijdelijke uitzondering op het recht om met familieleden/een persoon naar keuze/de werkgever te communiceren

  • Het recht om met familieleden, een persoon naar keuze of de werkgever te communiceren en om de personen met ouderlijke verantwoordelijkheid op de hoogte te brengen als het iemand jonger dan achttien jaar betreft, mag niet onmiddellijk na de aanhouding worden uitgeoefend wanneer de specifieke omstandigheden van de zaak dat rechtvaardigen, en wel om een van de volgende dwingende redenen:

a) het is dringend nodig om ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen; of:

b) het is dringend nodig om een situatie te voorkomen waardoor een strafprocedure ernstig in gevaar kan worden gebracht, en op voorwaarde dat de uitzondering:
i) evenredig is en niet verder gaat dan noodzakelijk is
; ii) strikt beperkt is in de tijd
iii); niet louter gebaseerd is op het type of de ernst van het vermeende strafbare feit en
iv) geen afbreuk doet aan het in alle opzichten rechtvaardige karakter van de procedure.

  • De verdachte heeft onmiddellijk na zijn aanhouding geen recht op contact met een derde (familieleden, werkgever of andere persoon van zijn keuze) wanneer dat vanwege dringende noodzaak of soortgelijke operationele eisen is gerechtvaardigd.
  • Wanneer de verdachte de volgende rechten niet mag uitoefenen:
    i) familieleden, een persoon van zijn keuze of zijn werkgever informeren en met hen communiceren,
    ii) de personen met ouderlijke verantwoordelijkheid op de hoogte brengen als het iemand jonger dan achttien jaar betreft, kan hij tijdens zijn eerste verschijning voor de rechtbank of tijdens de eerste zitting de rechter vragen om te onderzoeken waarom hij deze rechten niet mag uitoefenen.
  • Wanneer bovenstaande tijdelijke uitzonderingen van toepassing zijn en de verdachte jonger is dan achttien jaar, informeert de politie onmiddellijk de sociale diensten, de commissaris voor de bescherming van de kinderrechten (Epítropos Prostasías ton Dikaiomáton tou Paidioú) en elke andere bevoegde instantie voor de bescherming en het welzijn van kinderen over de vrijheidsberoving.

iv. Heb ik recht op rechtsbijstand?

Als een verdachte niet voldoende middelen heeft om

tijdens het verhoor zijn recht op toegang tot een advocaat uit te oefenen, kan hij dat melden aan de politiefunctionaris die de verhoren afneemt, nadat hij een daarvoor bestemd formulier heeft ingevuld. Vervolgens ontvangt hij een lijst met namen en telefoonnummers van advocaten die hun diensten aanbieden. De verdachte bevestigt de ontvangst van de lijst. De advocaat van zijn keuze wordt door de politiefunctionaris geïnformeerd.

Als hij gratis van de diensten van een advocaat gebruik wil maken, kan hij daartoe een verzoek bij de rechtbank indienen wanneer de zaak voor de rechter is gebracht. Vervolgens zal de rechtbank het verzoek behandelen.

v. Wat belangrijk is om te weten over de volgende punten:

  1. Vermoeden van onschuld

Iedere persoon die ervan verdacht of beschuldigd wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd, wordt geacht onschuldig te zijn zolang zijn schuld niet conform de wet is vastgesteld.

Het rechtsbeginsel van vermoeden van onschuld heeft betrekking op een natuurlijke persoon in het kader van een strafprocedure, vanaf het moment dat deze ervan wordt verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben gepleegd, tot de afsluiting van de procedure in de vorm van een definitieve rechterlijke beslissing.

  1. Recht om te zwijgen en geen voor zichzelf belastende verklaring af te leggen

Wanneer een verdachte door de politie of andere bevoegde autoriteiten wordt verhoord, hoeft hij geen antwoord te geven op vragen over het vermeende strafbare feit. Daarnaast is hij wanneer hij wordt verzocht een verklaring af te leggen of vragen te beantwoorden, niet

verplicht om bewijzen of stukken te overleggen of informatie te verschaffen die tot zijn eigen veroordeling kunnen leiden.

  1. Bewijslast

De politie is belast met het verzamelen van de bewijzen op basis waarvan de onderzochte strafbare feiten boven alle redelijke twijfel worden vastgesteld. De beschuldigde heeft het recht zijn eigen versie van de feiten te geven en de autoriteiten die het verhoor afnemen, een verklaring of middelen tot verweer te verstrekken om zijn eigen versie van de feiten of zijn onschuld te ondersteunen.

vi. Welke speciale waarborgen zijn er voor kinderen?

  1. Strafrechtelijke aansprakelijkheid

Een minderjarige persoon jonger dan veertien jaar is niet strafrechtelijk aansprakelijk voor een handeling of nalatigheid (hoofdstuk 154, artikel 14, van het wetboek van strafvordering) en kan dus niet worden aangehouden. Als zijn aanwezigheid noodzakelijk wordt geacht, moet de minderjarige zich onder begeleiding van zijn ouders/voogd bij het politiebureau melden.

  1. Aanhouding
  • Aanhouding van een minderjarige moet zoveel mogelijk worden vermeden. De aanhouding van een kind moet conform de wet zijn, uitsluitend als laatste redmiddel worden ingezet en zo kort mogelijk duren.
  • Bij aanhouding van een minderjarige wordt de bijbehorende procedure gevolgd (verstrekken van informatie, gerechtelijke regels, verklaring van rechten enz.) Op het moment van de aanhouding moet
  • worden gekeken naar de leeftijd, volwassenheid en kwetsbaarheid van een kind.
  • Verder moet elk besluit over de aanhouding van een kind gebaseerd zijn op het belang van dat kind.
  • Aangehouden kinderen moeten op een begrijpelijke wijze worden geïnformeerd over de te volgen procedures, waarbij rekening wordt gehouden met hun leeftijd en volwassenheid.
  • Het gebruik van handboeien moet worden vermeden, tenzij dat absoluut noodzakelijk is en rekening houdend met de voorwaarden als vermeld in politieverordening 5/39.
  • Het gebruik van een wapenstok is als laatste redmiddel toegestaan en uitsluitend onder de voorwaarden als vermeld in politieverordening 5/38.
  • Fouilleren moet door iemand van hetzelfde geslacht gebeuren.
  1. Wettelijke vertegenwoordiging en andere rechten
  • Een minderjarige moet worden geïnformeerd over zijn recht om telefonisch met een advocaat van zijn keuze te communiceren, zonder dat iemand anders daarbij aanwezig is.
  • Een minderjarige moet ervan op de hoogte worden gebracht dat hij voor rechtsbijstand in aanmerking komt als hij onvoldoende middelen heeft.
  • Een minderjarige moet worden geïnformeerd over zijn recht om zelf telefonisch met zijn ouders/voogd te communiceren en hen van zijn aanhouding op de hoogte te brengen en hen te laten weten in welk (beoogd) detentiecentrum hij zich bevindt of zal bevinden, in het bijzijn van een politiefunctionaris.
  • Dit wordt onmiddellijk aan de ouders/voogd meegedeeld. Het informeren van de ouders/voogd kan worden uitgesteld en plaatsvinden binnen twaalf uur na de aanhouding, als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat uitoefening van het recht op communicatie onmiddellijk na de aanhouding:
    a) kan leiden tot het vernietigen of achterhouden van bewijsmateriaal dat meer licht op het strafbare feit zou werpen; of
    b) ervoor kan zorgen dat een andere persoon die bij het strafbare feit is betrokken, niet wordt aangehouden of verhoord of op de vlucht slaat; of
    c) kan leiden tot een ander strafbaar feit of tot het overlijden of de lichamelijke verwonding van een andere persoon; of
    d) de veiligheidsbelangen van de Republiek Cyprus, de grondwettelijke of openbare orde kan schaden of inmenging in de rechtsbedeling kan veroorzaken.
  • De politie moet de ouders/voogd (eveneens) van de aanhouding op de hoogte brengen en hun laten weten in welk detentiecentrum hij zich bevindt of zal bevinden. Bijbehorende vermelding in het onderzoeksdossier.
  • Als dat in het belang van de minderjarige nodig wordt geacht, kunnen ook de sociale diensten van de staat daarover worden geïnformeerd.
  1. Verhoor
  • De onderzoeksrechter mag niet met het verhoor beginnen voordat de betrokkene daarvan op de hoogte is gebracht en het door hem verlangde recht op communicatie heeft uitgeoefend.
  • Als de verdachte jonger is dan achttien jaar, moet zijn advocaat bij het verhoor aanwezig zijn.
  • Als de ondervraagde persoon de taal niet begrijpt of spreekt, moet hij worden bijgestaan door een tolk.
  • Het verhoor moet altijd plaatsvinden volgens de betrokken wettelijke bepalingen, gerechtelijke regels en politieverordeningen (PV 3/3, PV 3/4, PV 5/18).
  • Het verhoor en de verklaringen van minderjarigen die niet in verzekering zijn gesteld, worden in het bijzijn van hun ouders of voogd afgenomen.
  • De politie moet het verhoor zo snel mogelijk afnemen en in elk geval binnen 24 uur, zodat het in principe niet nodig is de rechtbank te vragen de betrokkene in hechtenis te nemen (brief van de commissaris voor de bescherming van de kinderrechten van 11 juni 2014).
  1. Aanhouding/verhoor/strafrechtelijke vervolging van leerlingen
  • Leerlingen moeten in principe niet op school worden aangehouden en verhoord. Als dat toch nodig is, moet de politie in burger en met een niet als zodanig herkenbare politieauto op school verschijnen.
    • Aanhouding en verhoor vinden plaats in het bijzijn van de directie, die daar vooraf van op de hoogte wordt gebracht (politieverordening 5/18, artikel 6, lid 3).
  • Als een leerling strafrechtelijk wordt vervolgd, hoeft de leiding van de politie dat alleen aan het ministerie van Onderwijs en Cultuur door te geven wanneer dat absoluut noodzakelijk blijkt te zijn en wanneer zij oordeelt dat dit past binnen het beleid van de Republiek Cyprus inzake het strafrecht en het gevangeniswezen. Daarbij wordt rekening gehouden met:
    — de aard van het strafbare feit met waarborging van de bescherming van andere leerlingen/leden van de nationale garde,
    — de huidige problemen van de Cypriotische samenleving en
    — de specifieke omstandigheden van de zaak.
  • Het is verboden de naam, het adres, de school, foto's of informatie waarmee een jongere die voor de kinderrechter is gebracht kan worden geïdentificeerd, te publiceren, behalve als de rechtbank dat toestaat.
  1. Voorwaarden voor inverzekeringstelling

Behalve de rechten die gelden voor alle gevangenen (wet 163(I)/2005) hebben jonge gedetineerden onder de achttien jaar de volgende aanvullende rechten als het gaat om hun inverzekeringstelling:

  • Minderjarigen krijgen een cel apart van de andere gevangenen. Zij mogen zich ook niet in een gemeenschappelijke ruimte met volwassen gedetineerden bevinden.
  • Minderjarigen moeten in speciaal voor hen bestemde detentiecentra worden geplaatst. Zij krijgen daar activiteiten aangeboden die op hun behoeften zijn afgestemd en het personeel heeft een speciale opleiding genoten. Zij moeten voldoende ruimte hebben, met genoeg licht en ventilatie. Verder moet deze ruimte naar behoren zijn gemeubileerd en ingericht en de juiste visuele prikkels bieden. Tot slot mogen minderjarigen in hun cel een redelijke hoeveelheid persoonlijke bezittingen hebben, behalve als dat problemen met de veiligheid oplevert (CPT-normen). Daarnaast moeten kinderen in samenwerking met andere diensten een zinvolle dagbesteding krijgen (brief van de commissaris voor de bescherming van de kinderrechten van 7 november 2014).
  • De ouders of voogd van de minderjarige hebben het recht de gesprekken met zijn advocaat bij te wonen.
  • De ouders of voogd van de minderjarige hebben het recht aanwezig te zijn bij alle medische onderzoeken, behandelingen en de nazorg die de minderjarige ondergaat.
  • Het hoofd van het detentiecentrum moet elke gevangene en elk familielid of andere persoon van zijn keuze en als de gedetineerde jonger is dan achttien jaar, zijn ouders of voogd, in een taal die zij begrijpen, meedelen dat zij het recht hebben elkaar dagelijks een uur lang in een aparte ruimte van het detentiecentrum te ontmoeten, in het bijzijn van een politiefunctionaris.

vii. Welke speciale waarborgen zijn er voor kwetsbare verdachten?

Kinderen worden als kwetsbare personen beschouwd en daarom gelden de in punt vi) genoemde speciale waarborgen ook voor dit punt.

Volgens de wet inzake de rechten van aangehouden en gedetineerde personen (wet 163(I)/2005), wordt als «kwetsbaar» beschouwd een verdachte of beschuldigde die niet in staat is de strafprocedure te begrijpen of daar effectief aan deel te nemen vanwege zijn leeftijd, geestelijke of lichamelijke gesteldheid of handicap.

Bij aanhouding van iemand met een geestelijke of lichamelijke beperking krijgt deze persoon de informatie over zijn rechten in de zin van wet 163(I)/2005 in duidelijke en begrijpelijke taal aangereikt. Daarbij wordt rekening gehouden met zijn specifieke behoeften.

In dat geval wordt ervoor gezorgd dat de aangehouden persoon of andere betrokkenen de relevante informatie ontvangen op een wijze die voor hen gezien hun beperking of handicap begrijpelijk is.

Daarnaast geldt het volgende: bij aanhouding van een persoon die vanwege een geestelijke of lichamelijke beperking duidelijk niet in staat is in voorkomend geval het recht op communicatie zoals bepaald in de wet (wet 163(I)/2005) uit te oefenen, mag deze persoon dit recht met de bijstand of in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de medische en/of sociale diensten van de staat uitoefenen. Die persoon moet hem onmiddellijk na zijn aanhouding ter beschikking worden gesteld of in ieder geval zodra dat mogelijk is.

D. Welke wettelijke termijnen gelden er tijdens het strafrechtelijk onderzoek?

De aangehouden persoon die ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd, wordt binnen 24 uur na zijn aanhouding voor een rechter gebracht, als de verhoren over het strafbare feit waarvoor hij is aangehouden dan nog niet zijn beëindigd. De politie zal de rechter dan vragen de betrokkene voor een bepaalde duur in verzekering te stellen, steeds voor ten hoogste acht dagen met een maximum van drie maanden.

Na het verstrijken van een detentiebevel en als de verhoren en onderzoeken nog niet zijn beëindigd, kan de politie de rechter verzoeken het bevel voor nog eens acht dagen te verlengen, en eisen dat deze maatregel elke acht dagen wordt herhaald, met een maximum van drie maanden.

Inverzekeringstelling van de verdachte wordt meestal als noodzakelijk beschouwd wanneer het risico bestaat dat de verdachte, als hij wordt vrijgelaten, getuigen beïnvloedt of bewijsmateriaal vernietigt. Het is aan de politie de rechtbank ervan te overtuigen dat aan de voorwaarden voor een detentiebevel wordt voldaan.

E. Wat zijn de voorbereidende fasen van het proces en met name de alternatieven voor voorlopige hechtenis en de mogelijkheid om terug te keren naar het land van herkomst (Europees surveillancebevel)?

Een strafrechter kan in het kader van zijn discretionaire bevoegdheid de inverzekeringstelling van een beschuldigde bevelen. Dit gebeurt tijdens de behandeling van de zaak. Conform artikel 48 van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155) kan de districtsrechtbank (Eparchiakó Dikastírio) maximaal acht dagen opleggen, telkens wanneer de zaak wordt uitgesteld. Daarentegen is de bevoegdheid van het Hooggerechtshof (Anótato Dikastírio) of van de assisenrechtbank (Kakourgiodikeío) op geen enkele wijze beperkt wanneer zij tijdens de behandeling van een zaak de inverzekeringstelling van een beschuldigde bevelen.

In artikel 157, lid 1, van dit wetboek (hoofdstuk 155) wordt bepaald dat een strafrechter een gevangene op borgtocht kan vrijlaten. Als de rechtbank besluit een beschuldigde vrij te laten, mag zij daaraan voorwaarden verbinden en de betrokkene bevelen een document met betrekking tot de borgtocht te tekenen. Deze bevoegdheid van de rechtbank vloeit voort uit een combinatie van de bepalingen van artikel 48 en artikel 157, lid 1, van het wetboek van strafvordering.

Voorwaarden voor toezending van een rechterlijke beslissing over surveillancemaatregelen

De bevoegde uitvaardigende autoriteit van de Republiek Cyprus kan de beslissing over surveillancemaatregelen toezenden aan de bevoegde erkennende autoriteit van de lidstaat waar de betrokkene zijn gewone legale verblijfplaats heeft, wanneer deze persoon, na van de relevante maatregelen op de hoogte te zijn gebracht, ermee instemt naar deze lidstaat terug te keren.

De bevoegde uitvaardigende autoriteit van de Republiek Cyprus kan, op verzoek van de betrokkene, de beslissing over surveillancemaatregelen aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat dan de lidstaat waarin hij zijn gewone legale verblijfplaats heeft, toezenden, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin hij niet zijn gewone legale verblijfplaats heeft, met de toezending heeft ingestemd.

De bevoegde erkennende autoriteit van de Republiek Cyprus reageert uitsluitend positief op een toegezonden beslissing over surveillancemaatregelen voor iemand die zijn gewone legale verblijfplaats niet in Cyprus heeft, wanneer deze

persoon zich gedurende ten minste drie (3) maanden op haar grondgebied bevindt.

De bevoegde uitvaardigende autoriteit van de Republiek Cyprus is de assisenrechtbank of de districtsrechtbank met strafrechtelijke bevoegdheid die de strafzaak mag behandelen of die een beslissing over surveillancemaatregelen heeft gegeven.

Wat betreft de beslissing over surveillancemaatregelen van een andere lidstaat is de bevoegde erkennende autoriteit van de Republiek Cyprus:

a) de districtsrechtbank van het gebied waar de persoon verblijft tegen wie een andere lidstaat een beslissing over surveillancemaatregelen heeft gegeven;

b) de districtsrechtbank van Nicosia (Eparchiakó Dikastírio Lefkosias), als de verblijfplaats van de betrokkene onbekend is of als de betrokkene niet in de Republiek Cyprus verblijft.

Laatste update: 16/11/2020

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Mijn rechten tijdens het proces

A. Waar vindt het proces plaats?

Als het gaat om een of meer strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van minder dan vijf jaar staat, vindt het proces plaats in de districtsrechtbank (Eparchiakó Dikastírio) (één rechter). Met de schriftelijke toestemming van de procureur-generaal (Genikós Eisaggeléas) kan de districtsrechtbank echter ook oordelen over strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar staat.

Als op een strafbaar feit een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar staat, wordt het proces gevoerd in de assisenrechtbank (Kakourgiodikeío) (drie rechters).

B. Kan de tenlastelegging worden gewijzigd? Zo ja, welk recht op informatie heb ik in dat opzicht?

De tenlastelegging kan bij aanvang van het proces of tijdens het proces worden gewijzigd. In de artikelen 83, 84 en 85 van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155) wordt beschreven hoe de tenlastelegging kan worden gewijzigd en wat de rechten van de beschuldigde zijn.

83.-1) Wanneer, tijdens enig moment gedurende het proces, de rechtbank van oordeel is dat de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging, qua inhoud of qua vorm, ontoereikend is, kan de rechtbank bevelen een dergelijke tenlastelegging te wijzigen door deze aan te passen, te vervangen of er een nieuwe beschuldiging aan toe te voegen, al naargelang wat de rechtbank nodig acht om de feiten van de zaak adequaat weer te geven.

2) Wanneer de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging op deze manier wordt gewijzigd, wordt het bevel tot wijziging op de tenlastelegging vermeld en wordt de tenlastelegging voor de betrokken procedure gebruikt alsof deze in de gewijzigde vorm is ingediend.

84.-1) Wanneer de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging volgens artikel 83 wordt gewijzigd, verzoekt de rechtbank de beschuldigde zijn verweer te voeren en te verklaren of hij er gereed voor is op basis van een dergelijke gewijzigde tenlastelegging te worden geoordeeld.

2) Indien de beschuldigde verklaart dat hij niet gereed is, onderzoekt de rechtbank de aangevoerde redenen daarvoor en indien zij oordeelt dat de onmiddellijke voortzetting van de procedure geen nadelige gevolgen voor het verweer van de beschuldigde of voor de behandeling van de zaak door de openbare aanklager heeft, kan de rechtbank het proces voortzetten alsof de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging de oorspronkelijke tenlastelegging vormt.

3) Indien de gewijzigde tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging van zodanige aard is dat de onmiddellijke voortzetting van de procedure volgens de rechtbank nadelige gevolgen voor de beschuldigde of de openbare aanklager kan hebben, kan de rechtbank een nieuw proces bevelen of het proces voor een door haar passend geachte termijn uitstellen.

4) Wanneer de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging na aanvang van het proces wordt gewijzigd, kan het reeds tijdens het proces afgelegde getuigenis zonder nieuwe rechtszitting worden gebruikt; de partijen mogen dan echter een getuige die reeds is verhoord, terugroepen of opnieuw oproepen om hem, wat betreft de wijziging in kwestie, aan een verhoor of kruisverhoor te onderwerpen.

85.-1) Indien slechts een deel van de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging bewezen is en het bewezen deel een strafbaar feit vormt, kan de beschuldigde, zonder wijziging van deze tenlastelegging, worden veroordeeld voor het strafbare feit waarvan is bewezen dat hij het heeft gepleegd.

2) Indien een persoon van een strafbaar feit wordt beschuldigd, kan hij, zonder wijziging van de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging, worden veroordeeld voor een poging om het strafbare feit in kwestie te plegen.

3) Indien is bewezen dat een persoon een handeling heeft verricht met als doel het strafbare feit te plegen waarvan hij wordt beschuldigd, en indien een met een dergelijk oogmerk verrichte handeling een strafbaar feit vormt, kan deze persoon, zelfs indien hij niet van bovengenoemd strafbaar feit wordt beschuldigd, worden veroordeeld, zonder wijziging van de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging.

4) Indien na afloop van het proces de rechtbank oordeelt dat via een getuigenis is bewezen dat de beschuldigde een of meer strafbare feiten heeft gepleegd die niet in de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging voorkomen waarvoor hij niet kan worden veroordeeld zonder de tenlastelegging te wijzigen, en waarvoor hij geen hogere straf opgelegd zou kunnen krijgen dan voor de in de tenlastelegging vermelde strafbare feiten, en indien dat geen nadelige gevolgen voor het verweer van de beschuldigde zou hebben, kan de rechtbank bevelen aan de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging een of meer beschuldigingen tegen de beschuldigde toe te voegen vanwege het strafbare feit of de strafbare feiten in kwestie, en de rechtbank zal daarover uitspraak doen alsof deze beschuldiging(en) deel uitmaakt/uitmaken van de oorspronkelijke tenlastelegging.

C. Welke rechten heb ik tijdens de rechtszittingen?

i. Ben ik verplicht om in de rechtbank aanwezig te zijn? Onder welke voorwaarden is het toegestaan dat ik niet ter zitting verschijn?

Het recht van een beschuldigde om zijn proces bij te wonen, wordt gewaarborgd door de bepalingen van de artikelen 12 en 30 van de grondwet en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. De beschuldigde is verplicht zijn proces bij te wonen, met uitzondering van de gevallen als vermeld in artikel 45, lid 1, en artikel 63, lid 3, van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155).

Artikel 45, lid 1

Een rechter of, voor categorieën strafbare feiten die de president van de districtsrechtbank via een algemene beschikking heeft vastgesteld, een griffier, kan door middel van een speciale beschikking in de dagvaarding de beschuldigde ontheffen van de verplichting om in persoon te verschijnen; en

a) hem toestaan zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen, in welk geval de beschuldigde op die manier kan verschijnen en op de tenlastelegging kan antwoorden.

Wanneer de beschuldigde uitsluitend in zijn hoedanigheid van bestuurder of secretaris van een bedrijf en niet persoonlijk van een strafbaar feit wordt beschuldigd, hoeft hij niet in persoon voor de rechter te verschijnen om op de tenlastelegging te antwoorden of tijdens enige andere fase van de zaak behalve de terechtzitting, maar mag hij zich door een advocaat laten vertegenwoordigen;

b) hem toestaan, indien hij schuld bekent, dit antwoord aan de rechtbank te richten, naar behoren gewaarmerkt en met het stempel van een griffier, sergeant, politieagent of politiefunctionaris met een hogere rang krachtens de politiewet, een certificerende ambtenaar krachtens de wet op de certificerende ambtenaren, een advocaat krachtens de wet op de advocaten die hiertoe zijn persoonlijk stempel gebruikt waarop duidelijk zijn achternaam, voornaam en adres te lezen zijn, of van het hoofd van een gemeenschap, samen met de oproep waarop antwoord is gegeven, in welk geval het antwoord met het oog op de procedure als schuldbekentenis wordt beschouwd.

63.-1) De beschuldigde heeft het recht het gehele proces in de rechtbank aanwezig te zijn, indien hij zich goed gedraagt.

2) Indien de beschuldigde zich niet goed gedraagt, kan de rechtbank naar believen bevelen dat hij uit de rechtszaal wordt verwijderd en in hechtenis blijft, en het proces in zijn afwezigheid voortzetten; daarbij neemt zij

de maatregelen die zij nodig acht om hem op de hoogte te brengen van wat er tijdens het proces is besproken en om hem in staat te stellen zijn verweer voor te bereiden.

3) De rechtbank kan, indien zij dat passend acht, toestaan dat de beschuldigde tijdens het gehele proces of een deel daarvan niet in de rechtbank aanwezig is, onder de voorwaarden die zij geschikt acht.

In de jurisprudentie wordt erkend dat het proces in afwezigheid van de beschuldigde kan plaatsvinden als dat in het belang van een goede rechtsbedeling is.

ii. Heb ik het recht om te worden bijgestaan door een tolk en om vertalingen te ontvangen?

Het recht op vertolking wordt gegarandeerd door de grondwet en door de wet van 2014 inzake het recht op vertolking en vertaling in het kader van strafprocedures (18(I)2014). Tevens wordt het recht op vertolking vermeld in artikel 65 van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155).

In artikel 12, lid 5, punten a) en e), van de grondwet staat het volgende:

Een persoon die van een strafbaar feit wordt beschuldigd, heeft ten minste de volgende rechten:

a) direct, in een taal die hij begrijpt en in detail op de hoogte te worden gebracht van de aard en de gronden van de tenlastelegging;

e) zich gratis te laten bijstaan door een tolk indien hij de taal die in de rechtbank wordt gesproken, niet begrijpt of spreekt.

In artikel 30, lid 3, van de grondwet staat dat elke persoon zich gratis kan laten bijstaan door een tolk indien hij de taal die in de rechtbank wordt gesproken, niet begrijpt of spreekt.

In de wet van 2014 inzake het recht op vertolking en vertaling in het kader van strafprocedures (18(I)2014) staat het volgende:

Recht op vertolking

4.-1) De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat een verdachte of beschuldigde die de taal van de strafprocedure niet spreekt en/of begrijpt, onverwijld door een tolk wordt bijgestaan tijdens de strafprocedure voor onderzoeks- en gerechtelijke autoriteiten, onder meer tijdens politieverhoren, alle zittingen van het gerecht en alle noodzakelijke tussentijdse zittingen.

2) De rechterlijke instantie die bevoegd is een Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen, stelt overeenkomstig artikel 11 van de wet inzake het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie, onverwijld een tolk ter beschikking aan de gezochte persoon die de taal waarin de procedure in kwestie wordt gevoerd, niet spreekt en/of begrijpt.

3) Wanneer dat nodig is om een eerlijk proces te waarborgen, stelt de bevoegde autoriteit een tolk ter beschikking voor de communicatie tussen enerzijds de verdachte, beschuldigde en/of gezochte persoon en anderzijds zijn advocaat, wanneer dit rechtstreeks verband houdt met een verhoor en/of een zitting tijdens de strafprocedure en/of de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel en/of het instellen van hoger beroep en/of andere procedurele vereisten, met inbegrip van het verzoek om vrijlating op borgtocht.

4) De in dit artikel bedoelde vertolking -

a) wordt ter beschikking gesteld in de moedertaal van de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon of in een andere taal die hij spreekt en/of begrijpt; en

b) omvat verdere passende bijstand, zoals het gebruik van gebarentaal, indien het een verdachte, beschuldigde of gezochte persoon met gehoor- en/of spraakproblemen betreft.

5) De bevoegde autoriteit gaat via elk middel dat zij geschikt acht na of de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon de taal van de strafprocedure of van de procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel spreekt en begrijpt en of deze persoon behoefte heeft aan een tolk.

6) De in dit artikel bedoelde vertolking is van zodanige kwaliteit dat een eerlijk proces is gewaarborgd, met name door ervoor te zorgen dat de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon begrijpt waar de zaak tegen hem over gaat zodat hij zijn recht op verweer kan uitoefenen. Hiertoe schenkt de bevoegde autoriteit speciale aandacht aan de specifieke kenmerken van de communicatie met behulp van een tolk.

7) Indien nodig kan de bevoegde autoriteit voor vertolking zorgen door middel van communicatietechnologieën, zoals videoconferentie, telefoon en/of internet, mits de persoonlijke aanwezigheid van de tolk niet is vereist om de procedure eerlijk te laten verlopen.

8) Om de bepalingen van lid 5 beter te kunnen toepassen, kan er regelgeving worden opgesteld voor de procedure of het mechanisme waarmee kan worden nagegaan of de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon de taal van de strafprocedure of van de procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel spreekt en begrijpt.

Recht op vertaling

5.-1) Om te waarborgen dat de verdachte of beschuldigde zijn recht op verweer kan uitoefenen en om een eerlijk proces te garanderen, verstrekt de bevoegde autoriteit een verdachte of beschuldigde die de taal van de betrokken strafprocedure niet begrijpt, een schriftelijke vertaling van alle essentiële stukken.

2) Essentiële stukken in de zin van deze wet zijn:

a) in alle gevallen, het aanhoudingsbevel en/of het bevel tot inverzekeringstelling, de tenlastelegging en elk(e) rechterlijk(e) beslissing en bevel in het kader van de procedure; en

b) elk ander document dat door de bevoegde autoriteit essentieel wordt geacht, welk document ambtshalve of op een met redenen omkleed verzoek van de verdachte of beschuldigde aan diens advocaat zal worden overhandigd.

3) De bevoegde autoriteiten hoeven geen vertaling van passages van essentiële stukken te verstrekken die de verdachte of beschuldigde niet helpen de zaak tegen hem goed te begrijpen.

4) Om in het kader van een procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel een eerlijk proces te waarborgen, verstrekt de bevoegde autoriteit de gezochte persoon die de taal waarin het Europees aanhoudingsbevel is opgesteld of de taal waarin dit bevel door de uitvaardigende lidstaat is vertaald niet begrijpt, binnen een redelijke termijn een schriftelijke vertaling van het document in kwestie.

5) Onverminderd het bepaalde in de leden 1, 2 en 4 kan de bevoegde autoriteit in plaats van een schriftelijke vertaling een mondelinge vertaling en/of een mondelinge samenvatting van de essentiële stukken verstrekken, op voorwaarde dat deze schriftelijke vertaling en/of deze samenvatting geen afbreuk doet aan het eerlijke karakter van de procedure.

6) De verdachte, beschuldigde of gezochte persoon heeft het recht van de in dit artikel bedoelde schriftelijke en/of mondelinge vertaling en/of mondelinge samenvatting af te zien, indien de bevoegde autoriteit zich ervan vergewist dat:

a) de betrokkene vooraf een advocaat heeft geraadpleegd en/of volledig over de gevolgen van het afzien van dit recht is geïnformeerd; en

b) het afzien van dit recht rechtsgeldig en vrijwillig is.

7) De in dit artikel bedoelde schriftelijke en/of mondelinge vertaling en/of mondelinge samenvatting worden ter beschikking gesteld in de moedertaal van de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon of in een andere taal die hij spreekt en/of begrijpt.

8) De in dit artikel bedoelde schriftelijke en/of mondelinge vertaling en/of mondelinge samenvatting zijn van zodanige kwaliteit dat een eerlijk proces is gewaarborgd, met name door ervoor te zorgen dat de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon kennis heeft van de feiten die tegen hem zijn ingebracht, en dat hij in staat is zijn recht op verweer uit te oefenen.

Artikel 65, lid 1, van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155) luidt:

Wanneer een getuigenis wordt afgelegd in een taal die de beschuldigde niet begrijpt en deze laatste aanwezig is, wordt dit getuigenis tijdens een openbare zitting door een tolk vertaald in een taal die hij begrijpt.

Wanneer de beschuldigde door een advocaat wordt verdedigd, kan de vertolking met toestemming van de advocaat en goedkeuring van de rechtbank worden weggelaten.

2) Wanneer met het oog op de formele bewijsvoering stukken worden overgelegd, staat het de rechtbank vrij waar nodig voor vertolking van de inhoud van deze stukken zorg te dragen.

iii. Heb ik recht op een advocaat?

Conform artikel 12¨van de grondwet

heeft een persoon die van een strafbaar feit wordt beschuldigd, ten minste de volgende rechten:

c) zijn verweer persoonlijk of via een advocaat van zijn keuze te voeren of hij kan, indien hij niet voldoende middelen heeft om de advocaat te betalen, gratis rechtsbijstand krijgen wanneer dat in het belang van een goede rechtsbedeling is;

In artikel 30, lid 3, van de grondwet wordt eveneens het volgende bepaald:

Elke persoon heeft het recht om:

d) overeenkomstig de wet gratis rechtsbijstand te krijgen, wanneer dat in het belang van een goede rechtsbedeling is.

Bovendien geldt dat krachtens wet 165(I)/2002 op de rechtsbijstand, als aan de daarin vermelde voorwaarden wordt voldaan, de beschuldigde tijdens de terechtzitting kan worden bijgestaan door een advocaat van zijn keuze en gratis rechtsbijstand kan krijgen.

iv. Van welke andere procedurele rechten moet ik op de hoogte zijn? (bijvoorbeeld verschijnen van verdachten voor de rechtbank)

Verschijnen van een beschuldigde voor de rechtbank

Indien, in het kader van een vereenvoudigde procedure, een beschuldigde niet op het vastgestelde tijdstip in de rechtbank verschijnt, en indien is bewezen dat aan hem een dagvaarding is betekend, kan de rechtbank overgaan tot de behandeling van de zaak en in zijn afwezigheid uitspraak doen of, als de rechter dat passend acht, de zaak uitstellen en een aanhoudingsbevel uitvaardigen.

Een rechter of, voor categorieën strafbare feiten die de president van de districtsrechtbank via een algemene beschikking heeft vastgesteld, een griffier, kan door middel van een speciale beschikking in de dagvaarding de beschuldigde ontheffen van de verplichting om in persoon te verschijnen; en

a) hem toestaan zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen, in welk geval de beschuldigde op die manier kan verschijnen en op de tenlastelegging kan antwoorden;

b) hem toestaan, indien hij schuld bekent, dit antwoord aan de rechtbank te richten, naar behoren gewaarmerkt en met het stempel van een griffier, sergeant, politieagent of politiefunctionaris met een hogere rang krachtens de politiewet, een certificerende ambtenaar krachtens de wet op de certificerende ambtenaren, een advocaat krachtens de wet op de advocaten die hiertoe zijn persoonlijk stempel gebruikt waarop duidelijk zijn achternaam, voornaam en adres te lezen zijn, of van het hoofd van een gemeenschap, samen met de oproep waarop antwoord is gegeven, in welk geval het antwoord met het oog op de procedure als schuldbekentenis wordt beschouwd.

Wanneer de beschuldigde uitsluitend in zijn hoedanigheid van bestuurder of secretaris van een bedrijf en niet persoonlijk van een strafbaar feit wordt beschuldigd, hoeft hij niet in persoon voor de rechter te verschijnen om op de tenlastelegging te antwoorden of tijdens enige andere fase van de zaak behalve de terechtzitting, maar mag hij zich door een advocaat laten vertegenwoordigen.

Antwoord op de tenlastelegging

Wanneer de beschuldigde wordt opgeroepen om te antwoorden, kan hij al dan niet schuld bekennen of een specifiek verweer voeren; zijn antwoord wordt door de rechtbank geregistreerd.

Het specifieke verweer bevat de volgende verklaringen:

a) de rechtbank bij welke de persoon wordt opgeroepen om te antwoorden, is niet bevoegd en een andere rechtbank heeft rechtsmacht over hem of het strafbare feit waarvan hij wordt beschuldigd. Als die bewering gegrond wordt geacht, verwijst de rechter de zaak door naar de rechtbank die rechtsmacht over de dader of het strafbare feit heeft;

b) hij is reeds eerder op basis van dezelfde feiten voor hetzelfde strafbaar feit veroordeeld of vrijgelaten, al naargelang het geval;

c) voor dit strafbaar feit is hem gratie verleend.

Als de rechtbank besluit dat de door de beschuldigde aangevoerde feiten geen bewijs vormen voor de bewering of dat de bewering onjuist is, moet de beschuldigde op de tenlastelegging antwoorden.

Als de beschuldigde schuld bekent en de rechtbank ervan overtuigd is dat hij begrijpt wat zijn antwoord inhoudt, vervolgt zij de procedure alsof de beschuldigde door een rechterlijke beslissing is veroordeeld.

Als de beschuldigde geen schuld bekent, gaat de rechtbank over tot de behandeling van de zaak. Als de beschuldigde weigert te antwoorden of niet onmiddellijk antwoordt of door een lichamelijke beperking niet in staat is te antwoorden, vervolgt de rechtbank de procedure alsof hij geen schuld heeft bekend.

D. Soorten sancties

De districtsrechtbank behandelt strafbare feiten waarvoor in de wet een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar of een boete van maximaal 85 000 EUR of beide geldt.

De assisenrechtbank behandelt strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar staat.

Laatste update: 16/11/2020

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Mijn rechten na afloop van het proces

A. Heb ik het recht om beroep in te stellen tegen de beslissing van de rechtbank?

Iedereen die door de assisenrechtbank (Kakourgiodikeío) of de districtsrechtbank (Eparchiakó Dikastírio) schuldig is bevonden en tot een gevangenisstraf of boete is veroordeeld, kan bij het Hooggerechtshof (Anótato Dikastírio) hoger beroep instellen om zijn veroordeling of straf aan te vechten.

B. Wat zijn de overige beroepsmogelijkheden?

Er zijn geen andere mogelijkheden om de veroordeling van de rechtbank te betwisten.

C. Wat zijn de gevolgen als ik wordt veroordeeld?

i. Strafregister

De straf die de rechtbank heeft opgelegd, wordt door de politie in het “Register van eerdere veroordelingen” opgenomen. Strafvermindering vindt plaats conform de bepalingen van wet nr. 70/1981 inzake strafvermindering voor veroordeelden. Bij levenslange opsluiting of een gevangenisstraf van meer dan twee jaar is strafvermindering niet mogelijk.

ii. Tenuitvoerlegging van de straf, overdracht van gevangenen, opschorting van de tenuitvoerlegging van de straf en alternatieve straffen

De tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf begint op de dag waarop de straf wordt voorgelezen. Tenzij de rechtbank anders besluit, wordt de straftermijn echter op grond van de bepalingen van deze wet verminderd met de periode waarin de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft gezeten.

De rechtbank beveelt voorwaardelijke strafoplegging, die maximaal drie jaar kan duren, als alle omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de beschuldigde dat rechtvaardigen.

De rechtbank die voorwaardelijke strafoplegging beveelt, kan ook bevelen dat de veroordeelde onder toezicht van een reclasseringsmedewerker wordt gesteld voor een periode die niet langer duurt dan dat het bevel tot voorwaardelijke strafoplegging van toepassing is (drie jaar).

Laatste update: 16/11/2020

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.