These factsheets explain what happens when a person is suspected or accused of a crime which is dealt with by a trial in court.
The following is a summary of the normal stages in a criminal process:
(a) summarily by a single judge of the District Court (Eparchiako Dikastirio) with jurisdiction in the district where the offence was committed,
(b) on information by the Attorney General, by the Assize Court (Kakourgiodikeio) composed of three district court judges and presided over by a president of a District Court.
a) lack of jurisdiction, substantial or territorial,
b) previous acquittal or conviction for the same act(s),
c) pardoning of the offence(s),
d) incompleteness or repetition of the charges.
Details about all these stages in the process and about your rights can be found in the factsheets. This information is not a substitute for legal advice and is intended to be for guidance only.
Please note that the European Commission has no role in criminal proceedings in Member States and cannot assist you if you have a complaint. Information is provided in these factsheets about how to file a complaint and to whom.
The national language version of this page is maintained by the respective Member State. The translations have been done by the European Commission service. Possible changes introduced in the original by the competent national authority may not be yet reflected in the translations. The European Commission accepts no responsibility or liability whatsoever with regard to any information or data contained or referred to in this document. Please refer to the legal notice to see copyright rules for the Member State responsible for this page.
Nee.
De onderzoeksrechter kan eisen dat de persoon die volgens hem bekend is met de feiten en omstandigheden rond het strafbaar feit dat hij onderzoekt, zich meldt op de plaats en tijd die hij in alle redelijkheid heeft vastgesteld om hem te ondervragen en zijn verhaal over het strafbaar feit te horen.
Een rechtbank kan, als zij dat nuttig acht, de behandeling van een zaak uitstellen en op basis van dat uitstel de beschuldigde vrijlaten onder de voorwaarden die zij redelijk acht, of hem in voorlopige hechtenis plaatsen.
Een verdachte die de taal van de politie of andere
bevoegde autoriteiten niet begrijpt, heeft recht op gratis bijstand van een tolk. De tolk
kan de verdachte helpen bij het overleg met zijn advocaat en moet de inhoud van dat overleg geheimhouden. Tevens heeft een verdachte de volgende rechten:
Tijdens de aanhouding en inverzekeringstelling heeft de verdachte of zijn advocaat recht op inzage in de essentiële stukken (afschrift van het aanhoudingsbevel en het bevel tot inverzekeringstelling, afschrift van het verzoek en van de verklaring onder ede op grond waarvan het bevel is uitgevaardigd) die hij nodig heeft om de rechtmatigheid van zijn aanhouding of inverzekeringstelling te betwisten. Als de zaak voor de rechter wordt gebracht, mogen de verdachte en zijn advocaat de verklaringen en stukken inzien die tijdens het strafrechtelijk onderzoek zijn verkregen.
Een verdachte heeft het recht om vertrouwelijk met een advocaat te spreken. De advocaat heeft geen connecties met de politie. De politie kan de verdachte wel helpen om met een advocaat in contact te komen.
Op grond van de wet heeft een verdachte tevens de volgende rechten:
a) vóór ondervraging door de politie of een andere bevoegde autoriteit;
b) voordat de zaak voor de rechter wordt gebracht;
c) tijdens een onderzoek of bewijsgaring door de politie of een andere bevoegde autoriteit;
d) onmiddellijk na de vrijheidsberoving.
a) om in een privésetting bijeen te komen en op elk moment met de advocaat die hem vertegenwoordigt, te communiceren;
b) om tijdens het verhoor te verzoeken dat zijn advocaat daarbij aanwezig is en daaraan deelneemt, zodat deze uitleg kan geven over de gevolgde procedure en advies kan verschaffen over zijn procedurele rechten in verband met het verhoor;
c) om tijdens een onderzoek of bewijsgaring te verzoeken dat zijn advocaat daarbij aanwezig is, als hij daar volgens de wet recht op heeft.
De politie eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van de communicatie tussen de verdachte en zijn advocaat tijdens bijeenkomsten, correspondentie, telefoongesprekken en alle andere communicatie met de advocaat.
Onmiddellijk na de vrijheidsberoving mag het recht op een advocaat tijdelijk worden ingetrokken, onder uitzonderlijke omstandigheden en uitsluitend in de fase voorafgaand aan het proces. Dat is het geval wanneer dat recht door een geïsoleerde geografische ligging niet kan worden gewaarborgd.
i) het is dringend nodig om ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid of de lichamelijke integriteit van een persoon te voorkomen;
ii) het is dringend nodig dat de politie onmiddellijk maatregelen neemt om te voorkomen dat de strafprocedure ernstig in gevaar komt.
i) evenredig moeten zijn en niet verder mogen gaan dan noodzakelijk is;
ii) strikt beperkt moeten zijn in de tijd;
iii) niet louter gebaseerd mogen zijn op het type of de ernst van het vermeende strafbare feit; en
iv) geen afbreuk mogen doen aan het in alle opzichten rechtvaardige karakter van de procedure.
i) onmiddellijk na de vrijheidsberoving toegang krijgen tot een advocaat;
ii) in een privésetting bijeenkomen en met zijn advocaat communiceren; en
iii) dat zijn advocaat bij het verhoor en tijdens een onderzoek of bewijsgaring aanwezig is of daaraan deelneemt, kan hij tijdens zijn eerste verschijning voor de rechtbank of tijdens de eerste zitting de rechter vragen om te onderzoeken waarom hij deze rechten niet mag uitoefenen.
Tijdens zijn aanhouding of inverzekeringstelling moet de verdachte de politie laten weten of hij zelf iemand telefonisch van zijn inverzekeringstelling op de hoogte wil brengen, bijvoorbeeld een familielid of zijn werkgever. In bepaalde gevallen kan het recht om andere personen over de inverzekeringstelling te informeren tijdelijk worden beperkt. Dan neemt de politie die taak op zich.
Als het om een buitenlandse onderdaan gaat, moet hij de politie laten weten dat hij zelf telefonisch met de consulaire autoriteiten of de ambassade van zijn land wil communiceren. Tevens informeert hij de politie wanneer hij met een vertegenwoordiger van de consulaire autoriteiten of de ambassade van zijn land contact wil opnemen. Hem wordt ook meegedeeld dat afzien van het recht om de consulaire autoriteiten of de ambassade van zijn land te informeren en met deze autoriteiten te communiceren, gevolgen voor hem kan hebben.
Op grond van de wet heeft een verdachte tevens de volgende rechten:
a) het is dringend nodig om ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen; of:
b) het is dringend nodig om een situatie te voorkomen waardoor een strafprocedure ernstig in gevaar kan worden gebracht, en op voorwaarde dat de uitzondering:
i) evenredig is en niet verder gaat dan noodzakelijk is
; ii) strikt beperkt is in de tijd
iii); niet louter gebaseerd is op het type of de ernst van het vermeende strafbare feit en
iv) geen afbreuk doet aan het in alle opzichten rechtvaardige karakter van de procedure.
Als een verdachte niet voldoende middelen heeft om
tijdens het verhoor zijn recht op toegang tot een advocaat uit te oefenen, kan hij dat melden aan de politiefunctionaris die de verhoren afneemt, nadat hij een daarvoor bestemd formulier heeft ingevuld. Vervolgens ontvangt hij een lijst met namen en telefoonnummers van advocaten die hun diensten aanbieden. De verdachte bevestigt de ontvangst van de lijst. De advocaat van zijn keuze wordt door de politiefunctionaris geïnformeerd.
Als hij gratis van de diensten van een advocaat gebruik wil maken, kan hij daartoe een verzoek bij de rechtbank indienen wanneer de zaak voor de rechter is gebracht. Vervolgens zal de rechtbank het verzoek behandelen.
Iedere persoon die ervan verdacht of beschuldigd wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd, wordt geacht onschuldig te zijn zolang zijn schuld niet conform de wet is vastgesteld.
Het rechtsbeginsel van vermoeden van onschuld heeft betrekking op een natuurlijke persoon in het kader van een strafprocedure, vanaf het moment dat deze ervan wordt verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben gepleegd, tot de afsluiting van de procedure in de vorm van een definitieve rechterlijke beslissing.
Wanneer een verdachte door de politie of andere bevoegde autoriteiten wordt verhoord, hoeft hij geen antwoord te geven op vragen over het vermeende strafbare feit. Daarnaast is hij wanneer hij wordt verzocht een verklaring af te leggen of vragen te beantwoorden, niet
verplicht om bewijzen of stukken te overleggen of informatie te verschaffen die tot zijn eigen veroordeling kunnen leiden.
De politie is belast met het verzamelen van de bewijzen op basis waarvan de onderzochte strafbare feiten boven alle redelijke twijfel worden vastgesteld. De beschuldigde heeft het recht zijn eigen versie van de feiten te geven en de autoriteiten die het verhoor afnemen, een verklaring of middelen tot verweer te verstrekken om zijn eigen versie van de feiten of zijn onschuld te ondersteunen.
Een minderjarige persoon jonger dan veertien jaar is niet strafrechtelijk aansprakelijk voor een handeling of nalatigheid (hoofdstuk 154, artikel 14, van het wetboek van strafvordering) en kan dus niet worden aangehouden. Als zijn aanwezigheid noodzakelijk wordt geacht, moet de minderjarige zich onder begeleiding van zijn ouders/voogd bij het politiebureau melden.
Behalve de rechten die gelden voor alle gevangenen (wet 163(I)/2005) hebben jonge gedetineerden onder de achttien jaar de volgende aanvullende rechten als het gaat om hun inverzekeringstelling:
Kinderen worden als kwetsbare personen beschouwd en daarom gelden de in punt vi) genoemde speciale waarborgen ook voor dit punt.
Volgens de wet inzake de rechten van aangehouden en gedetineerde personen (wet 163(I)/2005), wordt als «kwetsbaar» beschouwd een verdachte of beschuldigde die niet in staat is de strafprocedure te begrijpen of daar effectief aan deel te nemen vanwege zijn leeftijd, geestelijke of lichamelijke gesteldheid of handicap.
Bij aanhouding van iemand met een geestelijke of lichamelijke beperking krijgt deze persoon de informatie over zijn rechten in de zin van wet 163(I)/2005 in duidelijke en begrijpelijke taal aangereikt. Daarbij wordt rekening gehouden met zijn specifieke behoeften.
In dat geval wordt ervoor gezorgd dat de aangehouden persoon of andere betrokkenen de relevante informatie ontvangen op een wijze die voor hen gezien hun beperking of handicap begrijpelijk is.
Daarnaast geldt het volgende: bij aanhouding van een persoon die vanwege een geestelijke of lichamelijke beperking duidelijk niet in staat is in voorkomend geval het recht op communicatie zoals bepaald in de wet (wet 163(I)/2005) uit te oefenen, mag deze persoon dit recht met de bijstand of in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de medische en/of sociale diensten van de staat uitoefenen. Die persoon moet hem onmiddellijk na zijn aanhouding ter beschikking worden gesteld of in ieder geval zodra dat mogelijk is.
De aangehouden persoon die ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd, wordt binnen 24 uur na zijn aanhouding voor een rechter gebracht, als de verhoren over het strafbare feit waarvoor hij is aangehouden dan nog niet zijn beëindigd. De politie zal de rechter dan vragen de betrokkene voor een bepaalde duur in verzekering te stellen, steeds voor ten hoogste acht dagen met een maximum van drie maanden.
Na het verstrijken van een detentiebevel en als de verhoren en onderzoeken nog niet zijn beëindigd, kan de politie de rechter verzoeken het bevel voor nog eens acht dagen te verlengen, en eisen dat deze maatregel elke acht dagen wordt herhaald, met een maximum van drie maanden.
Inverzekeringstelling van de verdachte wordt meestal als noodzakelijk beschouwd wanneer het risico bestaat dat de verdachte, als hij wordt vrijgelaten, getuigen beïnvloedt of bewijsmateriaal vernietigt. Het is aan de politie de rechtbank ervan te overtuigen dat aan de voorwaarden voor een detentiebevel wordt voldaan.
Een strafrechter kan in het kader van zijn discretionaire bevoegdheid de inverzekeringstelling van een beschuldigde bevelen. Dit gebeurt tijdens de behandeling van de zaak. Conform artikel 48 van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155) kan de districtsrechtbank (Eparchiakó Dikastírio) maximaal acht dagen opleggen, telkens wanneer de zaak wordt uitgesteld. Daarentegen is de bevoegdheid van het Hooggerechtshof (Anótato Dikastírio) of van de assisenrechtbank (Kakourgiodikeío) op geen enkele wijze beperkt wanneer zij tijdens de behandeling van een zaak de inverzekeringstelling van een beschuldigde bevelen.
In artikel 157, lid 1, van dit wetboek (hoofdstuk 155) wordt bepaald dat een strafrechter een gevangene op borgtocht kan vrijlaten. Als de rechtbank besluit een beschuldigde vrij te laten, mag zij daaraan voorwaarden verbinden en de betrokkene bevelen een document met betrekking tot de borgtocht te tekenen. Deze bevoegdheid van de rechtbank vloeit voort uit een combinatie van de bepalingen van artikel 48 en artikel 157, lid 1, van het wetboek van strafvordering.
De bevoegde uitvaardigende autoriteit van de Republiek Cyprus kan de beslissing over surveillancemaatregelen toezenden aan de bevoegde erkennende autoriteit van de lidstaat waar de betrokkene zijn gewone legale verblijfplaats heeft, wanneer deze persoon, na van de relevante maatregelen op de hoogte te zijn gebracht, ermee instemt naar deze lidstaat terug te keren.
De bevoegde uitvaardigende autoriteit van de Republiek Cyprus kan, op verzoek van de betrokkene, de beslissing over surveillancemaatregelen aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat dan de lidstaat waarin hij zijn gewone legale verblijfplaats heeft, toezenden, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin hij niet zijn gewone legale verblijfplaats heeft, met de toezending heeft ingestemd.
De bevoegde erkennende autoriteit van de Republiek Cyprus reageert uitsluitend positief op een toegezonden beslissing over surveillancemaatregelen voor iemand die zijn gewone legale verblijfplaats niet in Cyprus heeft, wanneer deze
persoon zich gedurende ten minste drie (3) maanden op haar grondgebied bevindt.
De bevoegde uitvaardigende autoriteit van de Republiek Cyprus is de assisenrechtbank of de districtsrechtbank met strafrechtelijke bevoegdheid die de strafzaak mag behandelen of die een beslissing over surveillancemaatregelen heeft gegeven.
Wat betreft de beslissing over surveillancemaatregelen van een andere lidstaat is de bevoegde erkennende autoriteit van de Republiek Cyprus:
a) de districtsrechtbank van het gebied waar de persoon verblijft tegen wie een andere lidstaat een beslissing over surveillancemaatregelen heeft gegeven;
b) de districtsrechtbank van Nicosia (Eparchiakó Dikastírio Lefkosias), als de verblijfplaats van de betrokkene onbekend is of als de betrokkene niet in de Republiek Cyprus verblijft.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Als het gaat om een of meer strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van minder dan vijf jaar staat, vindt het proces plaats in de districtsrechtbank (Eparchiakó Dikastírio) (één rechter). Met de schriftelijke toestemming van de procureur-generaal (Genikós Eisaggeléas) kan de districtsrechtbank echter ook oordelen over strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar staat.
Als op een strafbaar feit een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar staat, wordt het proces gevoerd in de assisenrechtbank (Kakourgiodikeío) (drie rechters).
De tenlastelegging kan bij aanvang van het proces of tijdens het proces worden gewijzigd. In de artikelen 83, 84 en 85 van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155) wordt beschreven hoe de tenlastelegging kan worden gewijzigd en wat de rechten van de beschuldigde zijn.
83.-1) Wanneer, tijdens enig moment gedurende het proces, de rechtbank van oordeel is dat de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging, qua inhoud of qua vorm, ontoereikend is, kan de rechtbank bevelen een dergelijke tenlastelegging te wijzigen door deze aan te passen, te vervangen of er een nieuwe beschuldiging aan toe te voegen, al naargelang wat de rechtbank nodig acht om de feiten van de zaak adequaat weer te geven.
2) Wanneer de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging op deze manier wordt gewijzigd, wordt het bevel tot wijziging op de tenlastelegging vermeld en wordt de tenlastelegging voor de betrokken procedure gebruikt alsof deze in de gewijzigde vorm is ingediend.
84.-1) Wanneer de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging volgens artikel 83 wordt gewijzigd, verzoekt de rechtbank de beschuldigde zijn verweer te voeren en te verklaren of hij er gereed voor is op basis van een dergelijke gewijzigde tenlastelegging te worden geoordeeld.
2) Indien de beschuldigde verklaart dat hij niet gereed is, onderzoekt de rechtbank de aangevoerde redenen daarvoor en indien zij oordeelt dat de onmiddellijke voortzetting van de procedure geen nadelige gevolgen voor het verweer van de beschuldigde of voor de behandeling van de zaak door de openbare aanklager heeft, kan de rechtbank het proces voortzetten alsof de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging de oorspronkelijke tenlastelegging vormt.
3) Indien de gewijzigde tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging van zodanige aard is dat de onmiddellijke voortzetting van de procedure volgens de rechtbank nadelige gevolgen voor de beschuldigde of de openbare aanklager kan hebben, kan de rechtbank een nieuw proces bevelen of het proces voor een door haar passend geachte termijn uitstellen.
4) Wanneer de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging na aanvang van het proces wordt gewijzigd, kan het reeds tijdens het proces afgelegde getuigenis zonder nieuwe rechtszitting worden gebruikt; de partijen mogen dan echter een getuige die reeds is verhoord, terugroepen of opnieuw oproepen om hem, wat betreft de wijziging in kwestie, aan een verhoor of kruisverhoor te onderwerpen.
85.-1) Indien slechts een deel van de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging bewezen is en het bewezen deel een strafbaar feit vormt, kan de beschuldigde, zonder wijziging van deze tenlastelegging, worden veroordeeld voor het strafbare feit waarvan is bewezen dat hij het heeft gepleegd.
2) Indien een persoon van een strafbaar feit wordt beschuldigd, kan hij, zonder wijziging van de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging, worden veroordeeld voor een poging om het strafbare feit in kwestie te plegen.
3) Indien is bewezen dat een persoon een handeling heeft verricht met als doel het strafbare feit te plegen waarvan hij wordt beschuldigd, en indien een met een dergelijk oogmerk verrichte handeling een strafbaar feit vormt, kan deze persoon, zelfs indien hij niet van bovengenoemd strafbaar feit wordt beschuldigd, worden veroordeeld, zonder wijziging van de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging.
4) Indien na afloop van het proces de rechtbank oordeelt dat via een getuigenis is bewezen dat de beschuldigde een of meer strafbare feiten heeft gepleegd die niet in de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging voorkomen waarvoor hij niet kan worden veroordeeld zonder de tenlastelegging te wijzigen, en waarvoor hij geen hogere straf opgelegd zou kunnen krijgen dan voor de in de tenlastelegging vermelde strafbare feiten, en indien dat geen nadelige gevolgen voor het verweer van de beschuldigde zou hebben, kan de rechtbank bevelen aan de tenlastelegging of de bij de assisenrechtbank geregistreerde tenlastelegging een of meer beschuldigingen tegen de beschuldigde toe te voegen vanwege het strafbare feit of de strafbare feiten in kwestie, en de rechtbank zal daarover uitspraak doen alsof deze beschuldiging(en) deel uitmaakt/uitmaken van de oorspronkelijke tenlastelegging.
Het recht van een beschuldigde om zijn proces bij te wonen, wordt gewaarborgd door de bepalingen van de artikelen 12 en 30 van de grondwet en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. De beschuldigde is verplicht zijn proces bij te wonen, met uitzondering van de gevallen als vermeld in artikel 45, lid 1, en artikel 63, lid 3, van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155).
Artikel 45, lid 1
Een rechter of, voor categorieën strafbare feiten die de president van de districtsrechtbank via een algemene beschikking heeft vastgesteld, een griffier, kan door middel van een speciale beschikking in de dagvaarding de beschuldigde ontheffen van de verplichting om in persoon te verschijnen; en
a) hem toestaan zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen, in welk geval de beschuldigde op die manier kan verschijnen en op de tenlastelegging kan antwoorden.
Wanneer de beschuldigde uitsluitend in zijn hoedanigheid van bestuurder of secretaris van een bedrijf en niet persoonlijk van een strafbaar feit wordt beschuldigd, hoeft hij niet in persoon voor de rechter te verschijnen om op de tenlastelegging te antwoorden of tijdens enige andere fase van de zaak behalve de terechtzitting, maar mag hij zich door een advocaat laten vertegenwoordigen;
b) hem toestaan, indien hij schuld bekent, dit antwoord aan de rechtbank te richten, naar behoren gewaarmerkt en met het stempel van een griffier, sergeant, politieagent of politiefunctionaris met een hogere rang krachtens de politiewet, een certificerende ambtenaar krachtens de wet op de certificerende ambtenaren, een advocaat krachtens de wet op de advocaten die hiertoe zijn persoonlijk stempel gebruikt waarop duidelijk zijn achternaam, voornaam en adres te lezen zijn, of van het hoofd van een gemeenschap, samen met de oproep waarop antwoord is gegeven, in welk geval het antwoord met het oog op de procedure als schuldbekentenis wordt beschouwd.
63.-1) De beschuldigde heeft het recht het gehele proces in de rechtbank aanwezig te zijn, indien hij zich goed gedraagt.
2) Indien de beschuldigde zich niet goed gedraagt, kan de rechtbank naar believen bevelen dat hij uit de rechtszaal wordt verwijderd en in hechtenis blijft, en het proces in zijn afwezigheid voortzetten; daarbij neemt zij
de maatregelen die zij nodig acht om hem op de hoogte te brengen van wat er tijdens het proces is besproken en om hem in staat te stellen zijn verweer voor te bereiden.
3) De rechtbank kan, indien zij dat passend acht, toestaan dat de beschuldigde tijdens het gehele proces of een deel daarvan niet in de rechtbank aanwezig is, onder de voorwaarden die zij geschikt acht.
In de jurisprudentie wordt erkend dat het proces in afwezigheid van de beschuldigde kan plaatsvinden als dat in het belang van een goede rechtsbedeling is.
Het recht op vertolking wordt gegarandeerd door de grondwet en door de wet van 2014 inzake het recht op vertolking en vertaling in het kader van strafprocedures (18(I)2014). Tevens wordt het recht op vertolking vermeld in artikel 65 van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155).
In artikel 12, lid 5, punten a) en e), van de grondwet staat het volgende:
Een persoon die van een strafbaar feit wordt beschuldigd, heeft ten minste de volgende rechten:
a) direct, in een taal die hij begrijpt en in detail op de hoogte te worden gebracht van de aard en de gronden van de tenlastelegging;
e) zich gratis te laten bijstaan door een tolk indien hij de taal die in de rechtbank wordt gesproken, niet begrijpt of spreekt.
In artikel 30, lid 3, van de grondwet staat dat elke persoon zich gratis kan laten bijstaan door een tolk indien hij de taal die in de rechtbank wordt gesproken, niet begrijpt of spreekt.
In de wet van 2014 inzake het recht op vertolking en vertaling in het kader van strafprocedures (18(I)2014) staat het volgende:
4.-1) De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat een verdachte of beschuldigde die de taal van de strafprocedure niet spreekt en/of begrijpt, onverwijld door een tolk wordt bijgestaan tijdens de strafprocedure voor onderzoeks- en gerechtelijke autoriteiten, onder meer tijdens politieverhoren, alle zittingen van het gerecht en alle noodzakelijke tussentijdse zittingen.
2) De rechterlijke instantie die bevoegd is een Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen, stelt overeenkomstig artikel 11 van de wet inzake het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie, onverwijld een tolk ter beschikking aan de gezochte persoon die de taal waarin de procedure in kwestie wordt gevoerd, niet spreekt en/of begrijpt.
3) Wanneer dat nodig is om een eerlijk proces te waarborgen, stelt de bevoegde autoriteit een tolk ter beschikking voor de communicatie tussen enerzijds de verdachte, beschuldigde en/of gezochte persoon en anderzijds zijn advocaat, wanneer dit rechtstreeks verband houdt met een verhoor en/of een zitting tijdens de strafprocedure en/of de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel en/of het instellen van hoger beroep en/of andere procedurele vereisten, met inbegrip van het verzoek om vrijlating op borgtocht.
4) De in dit artikel bedoelde vertolking -
a) wordt ter beschikking gesteld in de moedertaal van de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon of in een andere taal die hij spreekt en/of begrijpt; en
b) omvat verdere passende bijstand, zoals het gebruik van gebarentaal, indien het een verdachte, beschuldigde of gezochte persoon met gehoor- en/of spraakproblemen betreft.
5) De bevoegde autoriteit gaat via elk middel dat zij geschikt acht na of de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon de taal van de strafprocedure of van de procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel spreekt en begrijpt en of deze persoon behoefte heeft aan een tolk.
6) De in dit artikel bedoelde vertolking is van zodanige kwaliteit dat een eerlijk proces is gewaarborgd, met name door ervoor te zorgen dat de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon begrijpt waar de zaak tegen hem over gaat zodat hij zijn recht op verweer kan uitoefenen. Hiertoe schenkt de bevoegde autoriteit speciale aandacht aan de specifieke kenmerken van de communicatie met behulp van een tolk.
7) Indien nodig kan de bevoegde autoriteit voor vertolking zorgen door middel van communicatietechnologieën, zoals videoconferentie, telefoon en/of internet, mits de persoonlijke aanwezigheid van de tolk niet is vereist om de procedure eerlijk te laten verlopen.
8) Om de bepalingen van lid 5 beter te kunnen toepassen, kan er regelgeving worden opgesteld voor de procedure of het mechanisme waarmee kan worden nagegaan of de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon de taal van de strafprocedure of van de procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel spreekt en begrijpt.
5.-1) Om te waarborgen dat de verdachte of beschuldigde zijn recht op verweer kan uitoefenen en om een eerlijk proces te garanderen, verstrekt de bevoegde autoriteit een verdachte of beschuldigde die de taal van de betrokken strafprocedure niet begrijpt, een schriftelijke vertaling van alle essentiële stukken.
2) Essentiële stukken in de zin van deze wet zijn:
a) in alle gevallen, het aanhoudingsbevel en/of het bevel tot inverzekeringstelling, de tenlastelegging en elk(e) rechterlijk(e) beslissing en bevel in het kader van de procedure; en
b) elk ander document dat door de bevoegde autoriteit essentieel wordt geacht, welk document ambtshalve of op een met redenen omkleed verzoek van de verdachte of beschuldigde aan diens advocaat zal worden overhandigd.
3) De bevoegde autoriteiten hoeven geen vertaling van passages van essentiële stukken te verstrekken die de verdachte of beschuldigde niet helpen de zaak tegen hem goed te begrijpen.
4) Om in het kader van een procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel een eerlijk proces te waarborgen, verstrekt de bevoegde autoriteit de gezochte persoon die de taal waarin het Europees aanhoudingsbevel is opgesteld of de taal waarin dit bevel door de uitvaardigende lidstaat is vertaald niet begrijpt, binnen een redelijke termijn een schriftelijke vertaling van het document in kwestie.
5) Onverminderd het bepaalde in de leden 1, 2 en 4 kan de bevoegde autoriteit in plaats van een schriftelijke vertaling een mondelinge vertaling en/of een mondelinge samenvatting van de essentiële stukken verstrekken, op voorwaarde dat deze schriftelijke vertaling en/of deze samenvatting geen afbreuk doet aan het eerlijke karakter van de procedure.
6) De verdachte, beschuldigde of gezochte persoon heeft het recht van de in dit artikel bedoelde schriftelijke en/of mondelinge vertaling en/of mondelinge samenvatting af te zien, indien de bevoegde autoriteit zich ervan vergewist dat:
a) de betrokkene vooraf een advocaat heeft geraadpleegd en/of volledig over de gevolgen van het afzien van dit recht is geïnformeerd; en
b) het afzien van dit recht rechtsgeldig en vrijwillig is.
7) De in dit artikel bedoelde schriftelijke en/of mondelinge vertaling en/of mondelinge samenvatting worden ter beschikking gesteld in de moedertaal van de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon of in een andere taal die hij spreekt en/of begrijpt.
8) De in dit artikel bedoelde schriftelijke en/of mondelinge vertaling en/of mondelinge samenvatting zijn van zodanige kwaliteit dat een eerlijk proces is gewaarborgd, met name door ervoor te zorgen dat de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon kennis heeft van de feiten die tegen hem zijn ingebracht, en dat hij in staat is zijn recht op verweer uit te oefenen.
Artikel 65, lid 1, van het wetboek van strafvordering (hoofdstuk 155) luidt:
Wanneer een getuigenis wordt afgelegd in een taal die de beschuldigde niet begrijpt en deze laatste aanwezig is, wordt dit getuigenis tijdens een openbare zitting door een tolk vertaald in een taal die hij begrijpt.
Wanneer de beschuldigde door een advocaat wordt verdedigd, kan de vertolking met toestemming van de advocaat en goedkeuring van de rechtbank worden weggelaten.
2) Wanneer met het oog op de formele bewijsvoering stukken worden overgelegd, staat het de rechtbank vrij waar nodig voor vertolking van de inhoud van deze stukken zorg te dragen.
Conform artikel 12¨van de grondwet
heeft een persoon die van een strafbaar feit wordt beschuldigd, ten minste de volgende rechten:
c) zijn verweer persoonlijk of via een advocaat van zijn keuze te voeren of hij kan, indien hij niet voldoende middelen heeft om de advocaat te betalen, gratis rechtsbijstand krijgen wanneer dat in het belang van een goede rechtsbedeling is;
In artikel 30, lid 3, van de grondwet wordt eveneens het volgende bepaald:
Elke persoon heeft het recht om:
d) overeenkomstig de wet gratis rechtsbijstand te krijgen, wanneer dat in het belang van een goede rechtsbedeling is.
Bovendien geldt dat krachtens wet 165(I)/2002 op de rechtsbijstand, als aan de daarin vermelde voorwaarden wordt voldaan, de beschuldigde tijdens de terechtzitting kan worden bijgestaan door een advocaat van zijn keuze en gratis rechtsbijstand kan krijgen.
Indien, in het kader van een vereenvoudigde procedure, een beschuldigde niet op het vastgestelde tijdstip in de rechtbank verschijnt, en indien is bewezen dat aan hem een dagvaarding is betekend, kan de rechtbank overgaan tot de behandeling van de zaak en in zijn afwezigheid uitspraak doen of, als de rechter dat passend acht, de zaak uitstellen en een aanhoudingsbevel uitvaardigen.
Een rechter of, voor categorieën strafbare feiten die de president van de districtsrechtbank via een algemene beschikking heeft vastgesteld, een griffier, kan door middel van een speciale beschikking in de dagvaarding de beschuldigde ontheffen van de verplichting om in persoon te verschijnen; en
a) hem toestaan zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen, in welk geval de beschuldigde op die manier kan verschijnen en op de tenlastelegging kan antwoorden;
b) hem toestaan, indien hij schuld bekent, dit antwoord aan de rechtbank te richten, naar behoren gewaarmerkt en met het stempel van een griffier, sergeant, politieagent of politiefunctionaris met een hogere rang krachtens de politiewet, een certificerende ambtenaar krachtens de wet op de certificerende ambtenaren, een advocaat krachtens de wet op de advocaten die hiertoe zijn persoonlijk stempel gebruikt waarop duidelijk zijn achternaam, voornaam en adres te lezen zijn, of van het hoofd van een gemeenschap, samen met de oproep waarop antwoord is gegeven, in welk geval het antwoord met het oog op de procedure als schuldbekentenis wordt beschouwd.
Wanneer de beschuldigde uitsluitend in zijn hoedanigheid van bestuurder of secretaris van een bedrijf en niet persoonlijk van een strafbaar feit wordt beschuldigd, hoeft hij niet in persoon voor de rechter te verschijnen om op de tenlastelegging te antwoorden of tijdens enige andere fase van de zaak behalve de terechtzitting, maar mag hij zich door een advocaat laten vertegenwoordigen.
Wanneer de beschuldigde wordt opgeroepen om te antwoorden, kan hij al dan niet schuld bekennen of een specifiek verweer voeren; zijn antwoord wordt door de rechtbank geregistreerd.
Het specifieke verweer bevat de volgende verklaringen:
a) de rechtbank bij welke de persoon wordt opgeroepen om te antwoorden, is niet bevoegd en een andere rechtbank heeft rechtsmacht over hem of het strafbare feit waarvan hij wordt beschuldigd. Als die bewering gegrond wordt geacht, verwijst de rechter de zaak door naar de rechtbank die rechtsmacht over de dader of het strafbare feit heeft;
b) hij is reeds eerder op basis van dezelfde feiten voor hetzelfde strafbaar feit veroordeeld of vrijgelaten, al naargelang het geval;
c) voor dit strafbaar feit is hem gratie verleend.
Als de rechtbank besluit dat de door de beschuldigde aangevoerde feiten geen bewijs vormen voor de bewering of dat de bewering onjuist is, moet de beschuldigde op de tenlastelegging antwoorden.
Als de beschuldigde schuld bekent en de rechtbank ervan overtuigd is dat hij begrijpt wat zijn antwoord inhoudt, vervolgt zij de procedure alsof de beschuldigde door een rechterlijke beslissing is veroordeeld.
Als de beschuldigde geen schuld bekent, gaat de rechtbank over tot de behandeling van de zaak. Als de beschuldigde weigert te antwoorden of niet onmiddellijk antwoordt of door een lichamelijke beperking niet in staat is te antwoorden, vervolgt de rechtbank de procedure alsof hij geen schuld heeft bekend.
De districtsrechtbank behandelt strafbare feiten waarvoor in de wet een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar of een boete van maximaal 85 000 EUR of beide geldt.
De assisenrechtbank behandelt strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar staat.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Iedereen die door de assisenrechtbank (Kakourgiodikeío) of de districtsrechtbank (Eparchiakó Dikastírio) schuldig is bevonden en tot een gevangenisstraf of boete is veroordeeld, kan bij het Hooggerechtshof (Anótato Dikastírio) hoger beroep instellen om zijn veroordeling of straf aan te vechten.
Er zijn geen andere mogelijkheden om de veroordeling van de rechtbank te betwisten.
De straf die de rechtbank heeft opgelegd, wordt door de politie in het “Register van eerdere veroordelingen” opgenomen. Strafvermindering vindt plaats conform de bepalingen van wet nr. 70/1981 inzake strafvermindering voor veroordeelden. Bij levenslange opsluiting of een gevangenisstraf van meer dan twee jaar is strafvermindering niet mogelijk.
De tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf begint op de dag waarop de straf wordt voorgelezen. Tenzij de rechtbank anders besluit, wordt de straftermijn echter op grond van de bepalingen van deze wet verminderd met de periode waarin de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
De rechtbank beveelt voorwaardelijke strafoplegging, die maximaal drie jaar kan duren, als alle omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de beschuldigde dat rechtvaardigen.
De rechtbank die voorwaardelijke strafoplegging beveelt, kan ook bevelen dat de veroordeelde onder toezicht van een reclasseringsmedewerker wordt gesteld voor een periode die niet langer duurt dan dat het bevel tot voorwaardelijke strafoplegging van toepassing is (drie jaar).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.