Verjaringstermijnen

Oostenrijk
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Welke termijnen worden gehanteerd in het burgerlijk procesrecht?

Het Oostenrijkse recht kent verschillende soorten termijnen.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen formeel- en materieelrechtelijke termijnen. Formeelrechtelijke termijnen zijn termijnen waarbinnen een partij of andere procesdeelnemer een bepaalde proceshandeling kan of moet verrichten. Materieelrechtelijke termijnen zijn termijnen waarbinnen een bepaalde gebeurtenis moet plaatsvinden om een bepaald materieelrechtelijk gevolg tot stand te brengen (bv. de termijn voor het instellen van een rechtsvordering tot opheffing van een bezitsstoornis ex § 454 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung – ZPO) of voor het opzeggen van de huur ex § 560 ZPO). Van belang is dat bij formeelrechtelijke termijnen de dagen voor de postbezorging niet zijn inbegrepen en bij materieelrechtelijke termijnen wel. Dit betekent bijvoorbeeld dat een beroep (formeelrechtelijke termijn) wordt geacht tijdig te zijn ingesteld als het beroepschrift is gepost op de laatste dag van de beroepstermijn (datum van het poststempel), zelfs als het pas na het verstrijken van de termijn bij de rechtbank wordt bezorgd.

Het maakt ook verschil of de duur van de termijn rechtstreeks door de wet wordt bepaald (bijvoorbeeld termijnen voor het instellen van beroep) of dat deze door de rechter is vastgesteld, afhankelijk van wat in het concrete geval noodzakelijk is (bijvoorbeeld de termijn voor het storten van een waarborgsom voor de proceskosten). Een combinatie van beide zijn de onderzoekstermijnen, waarbij de wet slechts een bepaald tijdkader voorschrijft (een minimum- of maximumtermijn of, zoals in § 257, lid 1, ZPO voor de datum van de voorbereidende zitting, een globale termijn).

Absolute termijnen worden bepaald door het tijdstip waarop ze verstrijken (meestal een kalenderdag), terwijl relatieve termijnen worden bepaald door de duur. De aanvangsdata worden bepaald op basis van de gebeurtenis die de termijn doet ingaan.

Over het algemeen kan een termijn door de rechter worden verlengd (verlengbare termijnen – erstreckbare Fristen). In de uitzonderlijke gevallen dat verlenging bij wet is verboden, spreekt men van niet-verlengbare of fatale termijnen (unerstreckbare Fristen of Notfristen).

Het onderscheid tussen herstelbare (restituierbare) en niet-herstelbare (nicht restituierbare) termijnen heeft betrekking op de vraag of bij het niet in acht nemen van een termijn herstel in de vorige toestand mogelijk is. In de regel zijn termijnen herstelbaar. In de uitzonderlijke gevallen dat herstel in de vorige toestand is verboden, spreekt men van een Präklusivfrist of Fallfrist. Voorbeelden van dergelijke formeelrechtelijke termijnen zijn de absolute termijnen voor een verzoek tot nietigverklaring of herziening (§ 534, lid 3, ZPO).

2 Lijst van feestdagen die worden aangemerkt als niet-werkdag zoals voorgeschreven in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van 3 juni 1971.

Zaterdag, zondag, Goede Vrijdag en de wettelijk erkende feestdagen zijn in Oostenrijk vrije dagen. Wettelijk erkende feestdagen zijn 1 januari (Nieuwjaarsdag), 6 januari (Driekoningen), Tweede Paasdag, 1 mei (Staatsfeiertag), Hemelvaart, Tweede Pinksterdag, Sacramentsdag, 15 augustus (Maria-Hemelvaart), 26 oktober (Nationale Feestdag), 1 november (Allerheiligen), 8 december (Maria-Onbevlekte-Ontvangenis) en 25 en 26 december (Eerste en Tweede Kerstdag).

3 Welke algemene regels gelden er voor de termijnen in de verschillende civiele procedures?

De wettelijke bepalingen over termijnen zijn hoofdzakelijk te vinden in § 123 tot en met § 129 ZPO en § 140 tot en met § 143 ZPO, alsmede in § 222 ZPO en § 89 van de wet op de rechterlijke organisatie (Gerichtsorganisationsgesetz – GOG).

4 Indien een handeling of formaliteit binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, wat is dan het moment van aanvang?

Een termijn begint normaliter te lopen op de dag dat de beslissing waarin de termijn wordt genoemd of die de termijn doet ingaan, rechtsgeldig is betekend, of anders bij de uitspraak van die beslissing (§ 124 ZPO).

5 Is het moment waarop een termijn begint te lopen afhankelijk van de manier waarop het document wordt bezorgd of betekend (betekening door een deurwaarder of per post)?

Ja. in tegenstelling tot de algemene regel, op grond waarvan de datum van betekening duidt op de betekening of uitspraak van de beslissing die de termijn doet ingaan of waarin de termijn wordt genoemd, worden elektronisch verstuurde gerechtelijke beslissingen en juridische verzoekschriften (§ 89a, lid 2, GOG) geacht te zijn betekend op de eerstvolgende werkdag na de aankomst ervan in het elektronische domein van de geadresseerde (zaterdag wordt daarbij niet als werkdag beschouwd) (§ 89a, lid 2, GOG).

6 Als de termijn ingaat vanaf een gebeurtenis, wordt de dag van deze gebeurtenis dan meegerekend in de berekening van de termijn?

Wanneer een termijn in dagen wordt uitgedrukt, wordt de datum op basis waarvan de aanvangsdatum wordt berekend, of de datum van de gebeurtenis, niet meegeteld bij het berekenen van de termijn.

Termijnen die in weken, maanden of jaren worden uitgedrukt, eindigen daarentegen met het verstrijken van de dag van de laatste week of de laatste maand waarvan de naam of het getal overeenkomt met de aanvangsdag van de termijn. Indien deze dag ontbreekt in de laatste maand, eindigt de termijn met het verstrijken van de laatste dag van die maand.

7 Indien de looptijd van een termijn in dagen is vastgesteld, geldt het aantal dagen dan in kalenderdagen of alleen in werkdagen?

Termijnen worden uitgedrukt in en berekend op basis van kalenderdagen.

8 En als die termijn in weken, maanden of jaren is vastgesteld?

Vanwege het karakter van de berekening die wordt gebruikt voor in weken, maanden of jaren uitgedrukte termijnen (zie de vragen 6 en 9), is dit bij dergelijke termijnen niet aan de orde.

9 Wanneer verstrijken dergelijke termijnen?

Termijnen die in weken, maanden of jaren worden uitgedrukt, eindigen met het verstrijken van de dag van de laatste week of de laatste maand waarvan de naam of het getal overeenkomt met de aanvangsdag van de termijn. Indien deze dag ontbreekt in de laatste maand van de termijn (bijvoorbeeld omdat een termijn van één maand begint op 31 januari), eindigt de termijn met het verstrijken van de laatste dag van die maand (in dit geval op 28 of 29 februari). Zaterdagen, zondagen, wettelijk erkende feestdagen en Goede Vrijdag hebben geen invloed op de aanvang en duur van een termijn.

10 Indien de termijn afloopt op een zaterdag, een zondag, een feestdag of een niet-werkdag, wordt deze dan verlengd tot de volgende werkdag?

Ja. Wanneer het einde van een termijn op een zaterdag, zondag, feestdag of op Goede Vrijdag valt, verstrijkt die termijn pas op de eerstvolgende werkdag (zolang die werkdag niet een van de voornoemde dagen is).

11 Zijn er omstandigheden waarin termijnen worden verlengd? Wat zijn de voorwaarden voor dergelijke verlengingen?

Fatale termijnen in beroepsprocedures worden geschorst van 15 juli tot en met 17 augustus en van 24 december tot en met 6 januari. Als het begin van een van deze perioden in een fatale termijn valt of het begin van een fatale termijn in een van deze perioden, dan wordt de termijn verlengd voor de gehele duur van die periode c.q. het gedeelte van die periode dat bij aanvang van de termijn nog resteert.

Dit geldt niet in enkele bijzondere procedures, in het bijzonder procedures wegens bezitsstoornis en alimentatie-, tenuitvoerleggings- en kortgedingprocedures, en evenmin voor termijnen voor beroepen tegen verstekvonnissen en Anerkenntnisurteile (beslissing die kan volgen op een erkentenis van de gedaagde).

12 Welke termijnen gelden voor het instellen van een beroep?

De termijnen voor het instellen van beroep zijn in de regel afhankelijk van het soort beslissing (vonnis of beschikking) en het onderwerp van de zaak. In contentieuze civiele procedures is de termijn voor het aantekenen van beroep tegen een beschikking (Rekurs) over het algemeen veertien dagen en voor het aantekenen van beroep tegen een vonnis (Berufung) vier weken.

13 Kunnen rechtbanken termijnen veranderen, met name de termijnen waarbinnen een partij moet verschijnen, of een bijzondere datum vaststellen waarop een partij moet verschijnen?

Over het algemeen kan een termijn door de rechter worden verlengd (verlengbare termijnen – erstreckbare Fristen). In de uitzonderlijke gevallen dat verlenging bij wet is verboden, spreekt men van niet-verlengbare of fatale termijnen (unerstreckbare Fristen of Notfristen), bijvoorbeeld de termijnen voor het instellen van beroep.

Alle termijnen kunnen door de partijen bij schriftelijke overeenkomst worden verkort. De rechtbank kan op verzoek van een partij een termijn verkorten, mits aannemelijk wordt gemaakt dat dit noodzakelijk is ter voorkoming van aanzienlijke schade en de wederpartij de proceshandeling zonder problemen tijdens de verkorte termijn kan verrichten (§ 129 ZPO).

Een termijn kan op verzoek worden verlengd wanneer de partij die hierbij gebaat is om dwingende of zeer gewichtige redenen de proceshandeling niet binnen de gestelde termijn kan verrichten, en in het bijzonder wanneer deze partij bij het niet verlengen van de termijn onherstelbare schade zou lijden (§ 128, lid 2, ZPO). Partijen mogen een termijn niet bij overeenkomst verlengen (§ 128, lid 1, ZPO).

Dagvaardingen zijn gewoonlijk echter gekoppeld aan een specifieke datum. De aanpassing van de “dagvaardingstermijn” of “bijzondere data” geldt daarom niet voor dagvaardingen.

14 Indien een partij die verblijft op een plaats waar hij voor een termijnverlenging in aanmerking komt, van een tot hem gerichte beslissing in kennis wordt gesteld op een plaats waar degenen die daar verblijven niet voor een termijnverlenging in aanmerking komen, verliest die partij dan het recht op termijnverlenging?

Nee, want het gaat hier om het tijdig verrichten van proceshandelingen tegenover een Oostenrijkse rechter.

15 Welke sancties staan op de niet-naleving van een termijn?

Een partij die een proceshandeling niet binnen de gestelde termijn verricht, wordt in het algemeen uitgesloten van het verrichten van die handeling (Präklusionswirkung, § 144 ZPO). Uitzonderingen zijn onder meer § 289, lid 2, ZPO (gevolgen van het niet verschijnen bij de bewijsverkrijging) en § 491 ZPO (gevolgen van het niet verschijnen in hoger beroep).

Een te laat verrichte proceshandeling moet in de regel krachtens de wet, maar in sommige gevallen alleen op verzoek (van de wederpartij), nietig worden verklaard.

In bepaalde gevallen heeft een verzuim naast algemene ook specifieke gevolgen. Die zijn zeer divers. Het belangrijkste specifieke gevolg van een verzuim is dat een partij in een civiele procedure onder bepaalde omstandigheden kan verzoeken om vonnis bij verstek te wijzen wanneer de andere partij niet is verschenen (§ 396 en § 442 ZPO). Andere voorbeelden: wanneer beide partijen niet ter terechtzitting verschijnen, wordt de procedure op grond van § 170 ZPO voor minstens drie maanden geschorst. Wanneer de eiser in een echtelijk geschil niet verschijnt, verklaart de rechtbank de vordering op verzoek van de gedaagde voor ingetrokken zonder dat afstand is gedaan van de vordering (§ 460, lid 5, ZPO).

16 Als de termijn is verstreken, welke rechtsmiddelen hebben dan de partijen die deze hebben laten verstrijken, d.w.z. de niet verschenen partijen?

Voor het ongedaan maken van de specifieke gevolgen van niet-naleving van een termijn of vastgestelde datum komen de volgende rechtsmiddelen in aanmerking:

Herstel in de vorige toestand (Wiedereinsetzung in den vorigen Stand) (§ 146 e.v. ZPO):

Herstel in de vorige toestand is een rechtsmiddel dat kan worden ingesteld tegen de gevolgen van het niet ter terechtzitting verschijnen of het niet binnen de gestelde termijn verrichten van een proceshandeling. Het rechtsmiddel is ontvankelijk wanneer het verzuim van de partij of haar vertegenwoordiger is toe te schrijven aan een onvoorziene of onvermijdelijke gebeurtenis en de partij of haar vertegenwoordiger geen of slechts een geringe schuld heeft aan het verzuim (leichte Fahrlässigkeit). Dit rechtsmiddel moet binnen veertien dagen nadat de belemmering is opgeheven, worden ingesteld.

Verzet (Widerspruch) (§ 397a en § 442a ZPO):

Verzet is een rechtsmiddel dat strekt tot opheffing van een verstekvonnis in de zin van § 396 of § 442 ZPO. Verzet moet in de regel binnen de niet-verlengbare termijn van veertien dagen na betekening van het verstekvonnis bij de behandelende rechtbank worden aangetekend in de vorm van een conclusie (vorbereitender Schriftsatz).

Hoger beroep (Berufung) (§ 461 e.v. ZPO):

Een verstekvonnis kan met name dan in hoger beroep worden aangevochten wanneer feitelijk geen sprake is van verstek omdat een van de nietigheidsgronden van § 477, lid 1, punten 4 en 5, ZPO (gebrekkige betekening resp. geen procesvertegenwoordiging) van toepassing is. Een beroep op nietigheid kan echter niet gebaseerd zijn op daadwerkelijk verstek door een partij; zoals alle rechtsmiddelen moet het gebaseerd zijn op een fout van de rechter die ervoor heeft gezorgd dat de partij heeft verzuimd de termijn na te leven.

Laatste update: 05/06/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.