

Informatie zoeken per regio
Procestermijnen zijn perioden waarbinnen een proceshandeling moet worden uitgevoerd.
Procestermijnen kunnen worden ingedeeld naar de personen of instanties die eraan gebonden zijn.
De termijnen die een rechter of deurwaarder in acht moet nemen, zijn vastgesteld in het recht en zijn doorgaans kort. In civiele procedures variëren deze termijnen van één tot dertig dagen (bv. artikel 102, lid 2, van de Wet op de burgerlijke rechtsvordering (Civilprocesa likums) (WBRv), vijftien dagen, artikel 140, lid 9, WBRv, dertig dagen, en artikel 3416, lid 2, WBRv, vijftien dagen). De rechter moet binnen zeven dagen na ontvangst van een verzoekschrift beslissen of het verzoek ontvankelijk is. Maar op een verzoekschrift dat strekt tot de terugkeer van een kind naar Letland en dat bij een instantie in het buitenland moet worden ingediend, moet de rechter binnen vijftien dagen na de indiening ervan ter zitting beslissen. Over maatregelen voor het zekerstellen van een vordering moet uiterlijk op de dag nadat het daartoe strekkende verzoek is ingediend, een beslissing worden gegeven. Een verzoek om voorlopige bescherming tegen geweld moet uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst ervan worden behandeld voor zover geen aanvullend bewijs nodig is of indien uitstel de rechten van verzoeker aanzienlijk zou kunnen aantasten; in andere gevallen moet het verzoek binnen twintig dagen na de ontvangst ervan worden behandeld. Voor bepaalde categorieën zaken geldt een termijn waarbinnen met de behandeling van een zaak moet worden begonnen of de zaak moet worden herzien, en uitspraak moet worden gedaan. Binnen drie dagen nadat uitspraak is gedaan of, in het geval van een verkorte uitspraak, binnen drie dagen nadat de volledige uitspraak is opgesteld, moet aan de partijen een afschrift van de uitspraak worden toegezonden. In het recht zijn ook andere termijnen vastgesteld. Soms moet een rechtbank of deurwaarder bepaalde handelingen onmiddellijk uitvoeren. In bepaalde in het recht omschreven gevallen kan een rechtbank een algemene termijn nader invullen en op die manier zelf bepalen binnen welke termijn een handeling moet worden uitgevoerd. In complexe zaken kan de rechtbank een verkorte uitspraak opstellen, die slechts bestaat uit een inleidend gedeelte en een dictum. De rechtbank moet dan binnen veertien dagen een volledige uitspraak opstellen en in de verkorte uitspraak aangeven op welke datum die gereed zal zijn. In de Wet op de burgerlijke rechtsvordering zijn geen specifieke termijnen vastgesteld waarbinnen een civiele zaak in rechte moet worden behandeld. Artikel 28 van de Wet op de rechterlijke macht bepaalt echter dat, om een persoon in staat te stellen zijn geschonden rechten te verdedigen, de zaak “tijdig” (savlaicīgi) moet worden behandeld, dat wil zeggen zo snel mogelijk. Tegelijkertijd zijn in de Wet op de burgerlijke rechtsvordering, in afwijking van de regels voor de gewone procesvoering, specifieke termijnen vastgesteld voor bepaalde categorieën zaken die onder een bijzondere procedure vallen. Over een verzoek om gedwongen tenuitvoerlegging van een onbetwiste verbintenis (saistību bezstrīdus piespiedu izpildīšana) moet de rechter bijvoorbeeld beslissen binnen zeven dagen na de ontvangst ervan. Voorts zijn er bepaalde in bijzondere wetgeving omschreven zaken die in het kader van een buitengewone procedure moeten worden behandeld (zo bepaalt de Wet op de bescherming van de rechten van het kind dat vorderingen die op de rechten en belangen van kinderen betrekking hebben, met voorrang moeten worden behandeld).
In de Wet op de burgerlijke rechtsvordering zijn ook specifieke termijnen vastgesteld voor proceshandelingen van partijen: ten minste veertien dagen vóór aanvang van de zitting moet het bewijs worden ingediend, tenzij de rechter een andere termijn vaststelt, voor bezwaarschriften (blakus sūdzība) geldt een termijn van tien dagen, voor het instellen van hoger beroep (apelācija) twintig dagen enz. In de meeste gevallen worden de termijnen voor procespartijen en andere belanghebbende partijen echter bepaald door rechters of deurwaarders, die op basis van een in de wet neergelegde algemene termijn een specifieke datum vaststellen of dat onafhankelijk doen, rekening houdend met het type proceshandeling, de reisafstand van partijen en andere omstandigheden.
Termijnen voor personen die geen procespartij zijn, kunnen alleen door de rechtbank of de rechter worden vastgesteld.
De belangrijkste termijnen zijn:
Termijn voor schorsing van de procedure:
Termijn voor het instellen van hoger beroep (apelācija): een eventueel hoger beroep tegen een uitspraak in eerste aanleg moet binnen twintig dagen worden ingesteld. Wanneer een verkorte uitspraak is gewezen, gaat de beroepstermijn in op de datum die de rechtbank heeft vastgesteld voor het opstellen van de volledige uitspraak. Indien de volledige uitspraak na die datum wordt gewezen, gaat de beroepstermijn in op de dag dat de volledige uitspraak wordt gewezen. Hoger beroep dat na het verstrijken van deze termijn wordt ingesteld, is niet ontvankelijk en wordt aan de appellant geretourneerd.
Termijn voor het indienen van een bezwaarschrift (blakus sūdzība): een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen tien dagen nadat de rechtbank de beslissing heeft gegeven waartegen de vordering is gericht, tenzij de Wet op de burgerlijke rechtsvordering anders bepaalt. Een bezwaarschrift dat later wordt ingediend, is niet ontvankelijk en wordt aan de indiener geretourneerd.
Termijn voor het indienen van een verzoek om de behandeling van nieuwe feiten: de termijn voor het indienen van een dergelijk verzoek gaat in:
Termijn voor het indienen van executiedocumenten: een executiedocument voor gedwongen executie kan worden ingediend tot tien jaar nadat de beslissing van een rechtbank of rechter in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij in het recht een andere termijn is vastgesteld.
Wanneer in een rechterlijke beslissing is vastgesteld dat een schuld in termijnen moet worden afgelost, blijven de executiedocumenten geldig gedurende de hele aflossingstermijn; bovengenoemde termijn van tien jaar vangt voor iedere betaling aan op de laatste dag waarop deze betaling verschuldigd is.
Krachtens de Wet op vrije dagen, herdenkingsdagen en feestdagen zijn de volgende data als officiële vrije dagen vastgesteld:
De orthodoxen, oudgelovigen en gelovigen van andere religieuze denominaties vieren Pasen, Pinksterzondag en Kerstmis op de dagen die deze religieuze denominaties hebben vastgesteld.
Indien 4 mei, een slotdag van het nationale Letse zang- en dansfestival of 18 november op een zaterdag of zondag vallen, is de volgende werkdag een officiële feestdag.
Proceshandelingen moeten worden uitgevoerd binnen de termijnen vastgesteld in de wet. Indien in de wet geen termijn is vastgesteld, wordt deze bepaald door de rechter. De termijn die door de rechter wordt bepaald, moet lang genoeg zijn om een proceshandeling te kunnen uitvoeren.
De termijn kan een concrete datum zijn, een periode die eindigt op een bepaalde datum of een periode uitgedrukt in jaren, maanden, dagen of uren. Als de proceshandeling niet op een specifieke datum hoeft te worden uitgevoerd, kan deze op elk moment binnen de vastgestelde termijn worden uitgevoerd. De termijn kan ook worden bepaald door het aangeven van een gebeurtenis die moet plaatsvinden om de termijn te doen ingaan.
Een procestermijn uitgedrukt in jaren, maanden of dagen begint te lopen op de dag volgend op de datum of de gebeurtenis die bepalend is voor de berekening van de termijn.
Een procestermijn uitgedrukt in uren loopt vanaf het uur dat volgt op het uur waarin de gebeurtenis plaatsvindt die bepalend is voor de berekening van de termijn.
Gerechtelijke stukken worden bezorgd op het officiële woonadres van een natuurlijke persoon of, als een aanvullend adres is opgegeven, op het aanvullende adres, dan wel op een ander adres dat voor correspondentie van de rechtbank is opgegeven. De betrokken natuurlijke persoon is verplicht om bereikbaar te zijn op een van de genoemde adressen. Wanneer een verweerder geen officieel woonadres heeft en ook geen adres heeft opgegeven waar gerechtelijke stukken naartoe kunnen worden gezonden, dan worden deze stukken gezonden naar het door de eiser opgegeven adres van de verweerder of naar het feitelijke adres zoals vermeld in de bewijsstukken. Gerechtelijke stukken kunnen ook op iemands werkplek worden bezorgd.
Gerechtelijke stukken worden per e-mail verzonden als een procesdeelnemer de rechtbank heeft medegedeeld dat hij instemt met het gebruik van e-mail voor correspondentie met de rechtbank. In een dergelijk geval worden de gerechtelijke stukken verzonden naar het e-mailadres dat de procesdeelnemer heeft opgegeven. Als de rechtbank constateert dat er technische belemmeringen voor de verzending van gerechtelijke stukken per e-mail zijn, vindt de bezorging op een andere wijze plaats als genoemd in artikel 56, lid 2, WBRv.
Als een procesdeelnemer de rechtbank meedeelt dat hij instemt met elektronische correspondentie met de rechtbank en in het onlinesysteem staat geregistreerd, ontvangt hij de gerechtelijke stukken via het onlinesysteem. Als de rechtbank constateert dat er technische belemmeringen voor de verzending van gerechtelijke stukken via het onlinesysteem zijn, vindt de bezorging op een andere wijze plaats als genoemd in artikel 56, lid 2, WBRv; de dagvaarding van de rechtbank wordt echter naar het door de partij opgegeven e-mailadres verzonden.
Het feit dat gerechtelijke stukken zijn afgeleverd op het officiële woonadres van een natuurlijke persoon, dan wel op een aanvullend adres dat is opgegeven of op een speciaal correspondentieadres voor gerechtelijke stukken of, in het geval van een rechtspersoon, op de plaats van statutaire vestiging, en dat van de postdienst een bewijs van ontvangst is verkregen dan wel de stukken zijn teruggezonden, maakt geen verschil voor het gegeven dat de stukken zijn uitgereikt. De geadresseerde kan het vermoeden dat de stukken op de zevende dag na toezending zijn uitgereikt, in het geval van toezending per post, of op de derde dag, in het geval van toezending per e-mail of verzending via het onlinesysteem, weerleggen door het aanvoeren van objectieve, niet aan hem toerekenbare, omstandigheden die hem hebben belet om de stukken op het opgegeven adres in ontvangst te nemen.
Maar als een koerier of procespartij de gerechtelijke stukken aan de geadresseerde persoonlijk heeft uitgereikt en laatstgenoemde voor ontvangst heeft getekend, of als de stukken bij afwezigheid van de geadresseerde op diens woonadres zijn uitgereikt aan een volwassen familielid dat samenwoont met de geadresseerde, dan worden de stukken geacht te zijn uitgereikt op de datum dat de geadresseerde of het samenwonende familielid de stukken in ontvangst heeft genomen.
Indien de geadresseerde weigert om de gerechtelijke stukken in ontvangst te nemen, worden de stukken geacht te zijn uitgereikt op de datum dat de geadresseerde de ontvangst ervan heeft geweigerd.
Indien de stukken per post worden toegezonden, worden ze geacht te zijn uitgereikt op de zevende dag nadat ze zijn gepost.
Indien de stukken per e-mail worden toegezonden, worden ze geacht te zijn uitgereikt op de derde dag nadat ze zijn ge-e-maild.
Nee. Indien een termijn afhankelijk is van een bepaalde gebeurtenis, dan begint die termijn te lopen op de eerstvolgende dag nadat die gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
Wanneer een termijn is uitgedrukt in dagen, gaat het om kalenderdagen.
Wanneer een termijn in jaren, maanden of dagen is uitgedrukt, wordt rekening gehouden met kalenderdagen.
Een termijn uitgedrukt in jaren verstrijkt in het laatste jaar van die termijn in de maand met dezelfde naam en op de dag met hetzelfde getal als de maand en de dag waarop de termijn is ingegaan.
Een termijn uitgedrukt in maanden verstrijkt in de laatste maand van die termijn op de dag met hetzelfde getal als de dag waarop de termijn is ingegaan. Wanneer een termijn die in maanden is uitgedrukt, eindigt in een maand waarin geen dag met hetzelfde getal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand.
Een termijn die loopt tot een bepaalde datum, verstrijkt op die datum.
Als de laatste dag van een termijn een zaterdag, zondag of nationale feestdag is, geldt de eerstvolgende werkdag als de laatste dag van de termijn.
Alleen door een rechtbank vastgestelde termijnen kunnen op verzoek van een procespartij worden verlengd. Wettelijke termijnen daarentegen kunnen niet worden verlengd, maar kunnen op verzoek van een procespartij wel worden hernieuwd. Een verzoek om verlenging van een termijn of van hernieuwing van een niet in acht genomen termijn moet worden ingediend bij de rechtbank waar de desbetreffende handeling moest worden uitgevoerd. De rechtbank beslist in het kader van een schriftelijke procedure. De andere partijen worden schriftelijk van het verzoek in kennis gesteld en ontvangen een exemplaar van het verzoekschrift, waarbij hun het verzoek om verlenging van de termijn of van hernieuwing van een niet in acht genomen termijn gelijktijdig wordt toegezonden. Een verzoek om hernieuwing van een termijn moet vergezeld gaan van de voor het uitvoeren van de proceshandeling benodigde stukken en moet met redenen zijn omkleed.
Een door een rechter vastgestelde termijn kan worden verlengd door een alleenzittende rechter. Tegen afwijzing van een verzoek om verlenging of hernieuwing van een termijn kan een bezwaarschrift worden ingediend.
Termijn voor het indienen van een bezwaarschrift (blakus sūdzība): een bezwaarschrift kan worden ingediend binnen tien dagen nadat de rechtbank de beslissing heeft gegeven.
Wanneer een beslissing in het kader van een schriftelijke procedure is gegeven, gaat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in op de dag dat de beslissing aan de partijen is betekend.
In het geval van een beslissing bij verstek (bv. een bewijsopdracht of een voorlopige beschermingsmaatregel), gaat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in op de dag dat de beslissing aan de niet-verschenen partij is betekend of aan haar een afschrift van die beslissing is toegezonden.
Wanneer een rechterlijke uitspraak overeenkomstig het EU-recht of voor Letland bindende internationale overeenkomsten is betekend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan de woon- of verblijfplaats of de plaats van statutaire vestiging zich niet in Letland bevindt maar wel bekend is, heeft de betrokken persoon vanaf de dag van betekening van de uitspraak of, in het geval dat de rechtbank een verkorte uitspraak heeft gewezen, de dag van betekening van de volledige uitspraak, vijftien dagen de tijd voor het indienen van een bezwaarschrift.
Hoger beroep (apelācija) moet worden ingesteld binnen twintig dagen vanaf de dag dat uitspraak is gewezen of, in het geval van een verkorte uitspraak, vanaf de datum die de rechtbank heeft vastgesteld voor het wijzen van de volledige uitspraak. Indien de volledige uitspraak na die datum wordt gewezen, gaat de beroepstermijn in op de dag dat de volledige uitspraak wordt gewezen.
Wanneer een afschrift van een rechterlijke uitspraak overeenkomstig het EU-recht of voor Letland bindende internationale overeenkomsten is betekend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan de woon- of verblijfplaats of de plaats van statutaire vestiging zich niet in Letland bevindt maar wel bekend is, heeft de betrokken persoon vanaf de dag van betekening van het afschrift van de uitspraak twintig dagen de tijd voor het aantekenen van hoger beroep.
Een cassatieberoep (kasācija) moet worden ingesteld binnen dertig dagen vanaf de dag dat de uitspraak is gewezen of, in het geval van een verkorte uitspraak, vanaf de datum die de rechtbank heeft vastgesteld voor het wijzen van de volledige uitspraak. Indien de volledige uitspraak na die datum wordt gewezen, gaat de beroepstermijn in op de dag dat de volledige uitspraak wordt gewezen.
Wanneer een afschrift van een rechterlijke uitspraak overeenkomstig het EU-recht of voor Letland bindende internationale overeenkomsten is betekend aan de natuurlijke of rechtspersoon waarvan de woon- of verblijfplaats of de plaats van statutaire vestiging zich niet in Letland bevindt maar wel bekend is, heeft de betrokken persoon vanaf de dag van betekening van het afschrift van de uitspraak dertig dagen de tijd voor het instellen van cassatieberoep.
Zowel voor hoger beroep als voor cassatieberoep geldt dat een verzoekschrift dat na het verstrijken van de daarvoor vastgestelde termijn wordt ingediend, niet ontvankelijk is en aan de indiener wordt geretourneerd. Een bezwaarschrift tegen de afwijzing van een verzoek om hoger beroep of cassatieberoep moet worden ingediend binnen tien dagen nadat de betwiste beslissing is gegeven.
Voor bepaalde categorieën geschillen (bv. betreffende de erkenning van de beslissing van een buitenlandse rechter) kunnen conform de regels voor de burgerlijke rechtsvordering specifieke beroepstermijnen gelden.
In de volgende omstandigheden moet de rechtbank de behandeling van een zaak uitstellen en een andere zittingsdatum bepalen:
De rechtbank kan de behandeling van een zaak ook in enkele andere gevallen uitstellen.
De rechtbank kan de behandeling van een zaak uitstellen:
Nee. Ingevolge de regels voor de burgerlijke rechtsvordering wordt voor de betekening van gerechtelijke stukken aan een persoon van wie de woon- of verblijfplaats zich niet in Letland bevindt, een andere procedure gevolgd en worden procestermijnen die ingaan op het moment van ontvangst van de stukken anders berekend.
Zo luidt bijvoorbeeld de hoofdregel voor hoger beroep tegen een uitspraak in eerste aanleg dat dat beroep moet worden ingesteld binnen twintig dagen vanaf de dag dat de uitspraak is gewezen. Maar als een uitspraak wordt betekend aan een partij van wie de woon- of verblijfplaats zich niet in Letland bevindt, gaat die beroepstermijn van twintig dagen pas in op de dag van betekening. Wanneer voor de partijen bij een zaak in eerste aanleg verschillende termijnen gelden voor het aantekenen van hoger beroep tegen de uitspraak in die zaak, gaat de uitspraak in kracht van gewijsde als geen hoger beroep is ingesteld binnen de daarvoor vastgestelde termijn, die in dat geval ingaat op de dag van betekening van het laatste afschrift van de uitspraak tenzij hoger beroep wordt aangetekend.
Het recht op het uitvoeren van een bepaalde proceshandeling houdt op te bestaan bij het verstrijken van de termijn die daarvoor in het recht of door de rechtbank is vastgesteld. Bezwaren en andere stukken die na het verstrijken van de daarvoor vastgestelde termijn worden ingediend, zijn niet ontvankelijk.
Wanneer een partij hierom verzoekt, hernieuwt de rechtbank een niet in acht genomen termijn als ze van oordeel is dat er geldige gronden zijn voor het niet in acht nemen van de termijn.
Een rechtbank kan een termijn hernieuwen wanneer
Termijnen van zuiver procedurele aard waarvoor een algemene verjaringstermijn geldt, kunnen niet worden hernieuwd. De termijn voor de indiening van een executiedocument kan bijvoorbeeld niet worden hernieuwd na het verstrijken van de verjaringstermijn van tien jaar, die ingaat op de dag dat de betreffende rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde gaat.
Wanneer de rechtbank een niet in acht genomen termijn hernieuwt, geeft ze tegelijkertijd toestemming om de vertraagde proceshandeling alsnog uit te voeren.
Procestermijnen die door een rechter of deurwaarder zijn vastgesteld, kunnen op verzoek van een partij vóór het verstrijken van de termijn worden verlengd. Termijnen die in het recht zijn vastgesteld, kunnen niet worden verlengd. Wanneer een door een rechter of deurwaarder vastgestelde termijn niet in acht wordt genomen, kan de persoon voor wie de termijn gold, verzoeken om een nieuwe termijn vast te stellen voor het uitvoeren van de proceshandeling.
Een verzoek om verlenging van een termijn of van hernieuwing van een niet in acht genomen termijn moet worden ingediend bij de rechtbank waar de desbetreffende handeling moest worden uitgevoerd. Over het verzoek wordt in een zitting van de rechtbank beslist. De partijen worden vooraf in kennis gesteld van de tijd en plaats van die zitting. Het niet verschijnen van een partij belet de rechter niet om over het verzoek te beslissen.
Een verzoek om hernieuwing van een termijn moet vergezeld gaan van de voor het uitvoeren van de proceshandeling benodigde stukken en moet met redenen zijn omkleed.
Een door een rechter vastgestelde termijn kan worden verlengd door een alleenzittende rechter.
Tegen afwijzing van een verzoek om verlenging of hernieuwing van een termijn kan een bezwaarschrift worden ingediend.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.