

Informatie zoeken per regio
Het burgerlijk procesrecht kent in grote lijnen de volgende groepen termijnen:
a. Minimumtermijnen voor dagvaarding van de wederpartij en oproeping van eventuele derden en getuigen in het geding. De gewone termijn is ten minste 1 week. Ook voor oproeping van belanghebbenden in verzoekschriftprocedures geldt in beginsel een termijn van tenminste 1 week, tenzij de rechter anders bepaalt (artikelen 114-119 en 276 (oproeping van partijen en derden) en art. 170 en 284 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (oproeping van getuigen). Van belang is dat indien gedaagde een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland heeft, de termijn van dagvaarding tenminste 4 weken is (art. 115 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
b. Maximumtermijnen, voor het instellen van rechtsmiddelen. Voor het rechtsmiddel verzet geldt een gewone termijn van 4 weken. Voor hoger beroep, cassatie en herroeping gelden in het algemeen termijnen van 3 maanden. Voor herroeping geldt eveneens een termijn van 3 maanden (zie artikel 143 (verzet), art. 339 en 358 (hoger beroep), art. 402 en 426 (cassatie) en art. 383 en 391 (herroeping) Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
c. Termijnen voor het verrichten van proceshandelingen door partijen en voor beslissingen van de rechter. Deze variëren in het algemeen van 2 tot 6 weken. Voor het verrichten van proceshandelingen kan onder bepaalde voorwaarden uitstel worden verleend door de rechter.
d. Verjaringstermijnen, voor het instellen van rechtsvorderingen en voor het uitoefenen van de bevoegdheid tot executie. De algemene verjaringstermijn is 20 jaar. In zeer veel gevallen geldt echter een kortere verjaringstermijn van 5 jaar. Dwangsommen verjaren al 6 maanden na de dag van verbeuren. Door stuiting wordt een lopende verjaring afgebroken, waarna een nieuwe verjaringstermijn kan beginnen te lopen. Zo kan de verjaring van de bevoegdheid tot executie bij voorbeeld worden gestuit door betekening van de uitspraak of door enige daad van tenuitvoerlegging (art. 306-325 Boek 3 Burgerlijk Wetboek).
Voor wettelijke termijnen gelden voorts de regels van de Algemene Termijnenwet.
Naast de vrije zaterdagen en zondagen geeft de Algemene Termijnenwet de volgende dagen als algemeen erkende feestdagen aan:
Voor wettelijke termijnen gelden de regels van de Algemene termijnenwet. In deze wet is bepaald dat een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Een gestelde termijn van tenminste drie dagen wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste twee dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.
In het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingen bij de rechtbanken geldt als uitgangspunt een termijn van 6 weken voor het verrichten van proceshandelingen door partijen en het wijzen van vonnis. Ingevolge het Landelijk reglement voor de civiele rol van de kantonsectoren werken kantonrechters in beginsel werken met termijnen van 4 weken (http://www.rechtspraak.nl/).
Het moment van aanvang is steeds de eerste dag na de beslissende gebeurtenis.
Oproeping
Niet van toepassing.
Rechtsmiddelen
De termijn voor het rechtsmiddel verzet (alleen mogelijk tegen verstekvonnissen) kent drie verschillende aanvangstijdstippen:
De termijn voor hoger beroep en cassatie van vonnissen wordt berekend van de dag van de uitspraak. De eerste dag van de termijn is de dag na die van de uitspraak. Zie ook vraag 12.
De termijn voor hoger beroep en cassatie van beschikkingen wordt:
De termijn voor herroeping van vonnissen en beschikkingen vangt aan nadat de grond voor herroeping is ontstaan en eiser of verzoeker daarmee bekend is geworden, maar in ieder geval niet voordat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, dat wil zeggen niet meer vernietigd kan worden door verzet, hoger beroep of cassatie.
Proceshandelingen
De vaste termijnen voor het verrichten van proceshandelingen lopen in het algemeen vanaf de vorige roldatum in hele weken. Bijvoorbeeld: Na een rolzitting op woensdag komt de zaak 4 weken later weer op woensdag op de rol en het inlevertijdstip is dan10.00 uur. Wanneer voor bijvoorbeeld de zaak van de rol af is, bepaalt de rechter daarna de dag waarop de zaak weer op de rol zal komen.
Verjaring
De aanvang van verjaringstermijnen van rechtsvorderingen hangt af van de aard van de rechtsvordering. Zo verjaart een vordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen door verloop van 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Bijvoorbeeld: de vordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand verjaart 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand gevorderd kan worden.
Executie
De bevoegdheid tot executie verjaart in beginsel door verloop van 20 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die van de uitspraak.
Nee. Wel is in sommige gevallen de wijze van bekend worden met de uitspraak van invloed op het aanvangstijdstip voor het instellen van een rechtsmiddel, bijvoorbeeld bij het instellen van het rechtsmiddel van verzet. Zie hiervoor ook vraag 4.
Nee. De termijn begint op de volgende dag na de dag van de gebeurtenis.
De Nederlandse wet werkt – tenzij anders aangegeven – met kalenderdagen. De Algemene termijnenwet bepaalt dat een termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Verder wordt een in een wet gestelde termijn van tenminste 3 dagen zo nodig zoveel verlengd, dat daarin ten minste 2 dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.
Ook hier geldt dat dan wordt gerekend met kalendermaanden en kalenderjaren.
Oproeping
Niet van toepassing.
Rechtsmiddelen
In dagvaardingsprocedures worden rechtsmiddelen ingesteld door het uitbrengen van een dagvaarding. De deurwaarder mag – behoudens verlof van de rechter voor wie wordt opgeroepen – het dagvaardingsexploot niet na 20.00 uur uitbrengen. De laatste dag van de termijn eindigt dus feitelijk om 20.00 uur. In deze procedures dient er voorts rekening mee te worden gehouden dat bij de berekening van de dagvaardingstermijn niet alleen de dag van dagvaarding, maar ook de dag waartegen wordt opgeroepen (de eerste roldatum) niet meetelt. De minimale oproepingstermijn moet dus tussen die twee data worden gehaald.
In verzoekschriftprocedures worden rechtsmiddelen ingesteld door indiening van een verzoekschrift ter griffie. Dat kan per post of door afgifte tijdens de openingstijden en per fax tot 24.00 uur van de laatste dag.
Voor hoger beroep in familiezaken geldt een iets ander aanvangstijdstip dan voor hoger beroep in andere verzoekschriftprocedures (zie ook onder 4. Rechtsmiddelen). Hoger beroep kan door verzoeker worden ingesteld binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak. Door andere belanghebbenden kan het hoger beroep worden ingesteld binnen 3 maanden na de betekening of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
Proceshandelingen
Als een zaak op de rol staat voor het indienen van processtukken geldt het volgende. In beginsel wordt een voor een roldatum bestemd processtuk uiterlijk op het inlevertijdstip ter griffie ingediend. Het inlevertijdstip is het tijdstip waarop processtukken, met uitzondering van de dagvaarding, en berichten uiterlijk bij de rechtbank moeten worden ingeleverd. Volgens het landelijk rolreglement is de inleverdatum en het inlevertijdstip: woensdag en 10.00 uur. Wordt geen terechtzitting gehouden omdat de rol schriftelijk wordt gehouden, dan worden de stukken ingediend ter griffie vóór of op de roldatum. Bij de sector kanton wordt altijd een zitting gehouden, omdat proceshandelingen hier ook mondeling mogen worden verricht. Processtukken worden ter griffie ingediend of ter zitting of ter griffie uiterlijk de dag voorafgaande aan de roldatum. Het indienen ter griffie kan per post of door afgifte tijdens de openingstijden en per fax tot 24.00 uur.
Verjaring
Zie ook Verjaring onder vraag 4. Bij sommige rechtsvorderingen is het moment van bekend worden met een bepaald gegeven van belang. Voorbeeld: Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart door verloop van 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van de vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden en in ieder geval 20 jaren nadat de vordering is ontstaan.
Ja, een termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Maar dit geldt niet voor termijnen, bepaald door terugrekening vanaf een tijdstip of een gebeurtenis, aldus de Algemene termijnenwet. Met andere woorden: de regel geldt voor maximumtermijnen en niet voor minimumtermijnen.
In een enkel geval voorziet de wet in een verlenging van de termijn. Zo geldt in geval de in het ongelijk gestelde partij tijdens de beroepstermijn komt te overlijden en zijn erfgenamen willen hem in de beroepsprocedure opvolgen, een nieuwe termijn van 3 maanden.
In het algemeen wordt echter uitgegaan van strikte handhaving van de regels inzake de termijnen. De Hoge Raad der Nederlanden heeft wel een uitzondering gemaakt voor het geval waarin degene die beroep instelt, door een fout of verzuim van het gerecht, niet tijdig op de hoogte was van de uitspraak. Hij heeft dan buiten zijn schuld een termijn gemist, in welk geval een korte verlenging wordt toegestaan.
Voor het instellen van beroep geldt in de regel een termijn van 3 maanden. Voor bepaalde civielrechtelijke zaken, zoals kort geding (spoedprocedure) gelden kortere termijnen voor hoger beroep en cassatie, namelijk respectievelijk 4 en 8 weken.
Alle termijnen met betrekking tot de vraag of een partij moet verschijnen zijn minimumtermijnen. Een maximumtermijn is niet gesteld.
Oproeping
Dagvaardingstermijnen kunnen op verzoek van de eiser door de rechter, zo nodig onder het stellen van voorwaarden, worden verkort. In kort geding wordt pas gedagvaard nadat de voorzieningenrechter dag en uur van de behandeling heeft bepaald; dit kan eventueel zelfs op zondag zijn. Zo nodig kan op zeer korte termijn worden opgeroepen. Ook in verzoekschriftprocedures kan de rechter een kortere oproepingstermijn bepalen.
Dagvaardingstermijnen kunnen door de rechter niet worden verlengd. In verzoekschriftprocedures kan de rechter wel een langere oproepingstermijn bepalen (zie onder 7 en 8).
Proceshandelingen
Termijnen voor het verrichten van proceshandelingen door partijen kunnen door de rechter worden verlengd wanneer daarom door partijen gezamenlijk wordt gevraagd. Bij een eenzijdig verzoek wordt uitstel slechts verleend op grond van klemmende redenen of overmacht. Klemmende redenen zijn bijvoorbeeld feitelijke of juridische ingewikkeldheid van de zaak, het wachten op de uitspraak in een andere relevante procedure, ziekte of vakantie van de partij zelf of van diens advocaat.
Het Nederlandse recht voorziet niet in een regel voor dit geval.
Oproeping
Wanneer op een te korte termijn is gedagvaard, is de dagvaarding bij niet verschijnen van gedaagde nietig. De rechter spreekt de nietigheid uit. Er is geen nietigheid van rechtswege. De eiser kan een gebrek herstellen door voor de eerste roldatum een herstel exploot uit te brengen.
Verschijnt de gedaagde niet op de eerste roldatum, dan wordt de dagvaarding op nietigheden gecontroleerd. Als de dagvaarding in orde is, wordt tegen de gedaagde verstek verleend en wordt in het algemeen de vordering bij verstek toegewezen. Verschijnt de gedaagde niet in het geding en is aannemelijk dat het exploot van de dagvaarding hem niet heeft bereikt als gevolg van het gebrek, dan spreekt de rechter de nietigheid van het exploot uit.
Verschijnt de gedaagde niet of verzuimt hij advocaat te stellen hoewel hem dat in de dagvaarding is aangezegd, en blijkt dat het exploot een gebrek heeft dat nietigheid met zich brengt, dan wordt geen verstek verleend. De rechter bepaalt een nieuwe roldatum en beveelt herstel van het gebrek op kosten van de eisende partij. Verschijnt gedaagde en beroept hij zich niet op het gebrek, dan is het gebrek gedekt.
Rechtsmiddelen
Wordt de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel overschreden, dan is de sanctie niet-ontvankelijkheid. De onderliggende rechterlijke beslissing krijgt dan kracht van gewijsde. Dat wil zeggen dat deze niet meer vernietigd kan worden door verzet, hoger beroep of cassatie.
Proceshandelingen
Wanneer een proceshandeling niet binnen de daarvoor gestelde termijn wordt verricht, kan onder bepaalde voorwaarden uitstel daarvoor worden verkregen (zie onder 10). Als geen uitstel kan worden verkregen, vervalt het recht om de proceshandeling te verrichten.
Verjaring
Heeft de belanghebbende partij de termijn voor het instellen van een rechtsvordering laten verlopen, dan is het door de rechtsvordering beschermde vorderingsrecht op zichzelf blijven bestaan. Het kan echter niet meer in rechte worden geëffectueerd.
Partijen hebben de volgende rechtsmiddelen wanneer de termijnen reeds zijn verstreken.
Oproeping
De gedaagde die niet op de eerste roldatum is verschenen, wordt doorgaans bij verstek veroordeeld. Totdat het eindvonnis is gewezen kan deze gedaagde zijn verstek zuiveren door zich alsnog als partij in het geding te stellen. Nadat het eindvonnis is gewezen kan de bij verstek veroordeelde het rechtsmiddel verzet instellen. In verzoekschriftprocedures bestaan verstek, zuivering en verzet niet. De niet verschenen belanghebbende kan hoger beroep instellen.
Rechtsmiddelen
Termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen worden ambtshalve gehandhaafd. Beroepstermijnen en cassatietermijnen zijn van openbare orde. De rechter is hier zeer streng in het belang van de rechtszekerheid. De Hoge Raad der Nederlanden heeft echter enige versoepeling aangebracht ten behoeve van het hoger beroep in verzoekschriftprocedures. Het beroepschrift moet de gronden van het beroep inhouden, maar in gevallen waarin de beschikking wel is uitgesproken maar nog niet is toegezonden en de appellant dus niet beschikt over de motivering, is het toegestaan de gronden van het beroep in een later, aanvullend beroepschrift voor te dragen. Het beroep zelf moet echter binnen de termijn zijn ingesteld. Slechts in een enkel geval van een dubbele fout van het gerecht is de termijn verlengd met 14 dagen na ontvangst van de beschikking. Dit is het geval als degene die het beroep instelt niet wist en niet had kunnen weten wanneer de beschikking zou worden gegeven ten gevolge van een fout van (de griffier van) het gerecht én de beschikking pas is toegezonden of verstrekt na afloop van de beroepstermijn, ten gevolge van een hem niet aan te rekenen fout. In dagvaardingsprocedures hoeft de appeldagvaarding de gronden van het beroep niet te bevatten. Deze worden pas later in het geding voorgedragen.
Proceshandelingen
Voor het verrichten van proceshandelingen kan onder bepaalde omstandigheden uitstel worden gevraagd (zie onder 13). Wordt geen uitstel verkregen, dan vervalt het recht om de proceshandeling te verrichten.
Verjaring
Voor het laten verlopen van verjaringstermijnen bestaat – behoudens tijdige stuiting (zie onder 1. d.) geen remedie. Niettemin kan onder zeer uitzonderlijke omstandigheden een beroep op verjaring door de rechter in strijd met de redelijkheid en billijkheid worden geoordeeld.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.