- 1 Onder welke omstandigheden is een ouder gerechtigd het kind zonder toestemming van de andere ouder naar een andere staat over te brengen?
- 2 Onder welke omstandigheden is voor de overbrenging van het kind naar een andere staat toestemming van de andere ouder vereist?
- 3 Hoe kan het kind legaal naar een andere staat worden overgebracht als overbrenging noodzakelijk is, maar de andere ouder er geen toestemming voor geeft?
- 4 Gelden voor tijdelijke overbrenging (bv. voor vakantie of medische behandeling) en permanente overbrenging dezelfde regels? Gelieve toestemmingsformulieren te verstrekken, indien beschikbaar.
Informatie zoeken per regio
- Belgiëbe
- Bulgarijebg
- Tsjechiëcz
- Denemarkendk
- Duitslandde
- Estlandee
- Ierlandie
- Griekenlandel
- Spanjees
- Frankrijkfr
- Kroatiëhr
- Italiëit
- Cypruscy
- Letlandlv
- Litouwenlt
- Luxemburglu
- Hongarijehu
- Maltamt
- Nederlandnl
- Oostenrijkat
- Polenpl
- Portugalpt
- Roemeniëro
- Sloveniësi
- Slowakijesk
- Finlandfi
- Zwedense
- Verenigd Koninkrijkuk
1 Onder welke omstandigheden is een ouder gerechtigd het kind zonder toestemming van de andere ouder naar een andere staat over te brengen?
1.1. Het Oostenrijkse afstammingsrecht is volledig herzien. De wet betreffende wijziging van het afstammings- en naamrecht (Kindschafts- und Namensrecht-Änderungsgesetz 2013) (BGBl. I 2013/15) is op 1 februari 2013 in werking getreden. Sindsdien zijn de regels inzake de bepaling van de verblijfplaats opgenomen in artikel 162 van het Oostenrijkse Burgerlijk Wetboek (Allgemeines bürgerliches Gesetzbuch – ABGB), dat echter niet op zichzelf staat, maar moet worden gelezen in samenhang met andere bepalingen betreffende het afstammingsrecht.
1.2. In elk geval kan een ouder zonder de instemming van de andere ouder het kind overbrengen naar een ander land als de ouder die het kind meeneemt, ten eerste als enige de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt en ten tweede de andere ouder hierover vooraf heeft geïnformeerd, en ten derde als de ouder die in het land blijft, zijn of haar weigering niet binnen een gepaste termijn heeft aangegeven en bij de rechtbank geen bezwaar in die zin heeft aangetekend (waarin wordt verzocht om intrekking of beperking van de ouderlijke verantwoordelijkheid). Als de andere ouder bezwaar heeft aangetekend, moet de rechtbank beslissen of de overbrenging van het kind al dan niet rechtmatig is. Ter bescherming van de beslissing over de wijziging van de verblijfplaats kan de rechtbank ook een verbod uitspreken op het verlaten van het grondgebied met het kind (artikel 107, lid 3, punt 4, van de wet betreffende geschillen – Außerstreitgesetz – AußStrG).
Een verklaring van de ouder die geen ouderlijke verantwoordelijkheid draagt betreffende de verhuizing naar het buitenland moet door de andere ouder in aanmerking worden genomen als de wens die daarin wordt uitgesproken, beter aansluit bij het welzijn van het kind.
Als de ouder die als enige de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, de andere ouder niet in kennis heeft gesteld van de geplande verhuizing (hij of zij is krachtens artikel 189, lid 1, punt 1, ABGB immers verplicht de andere ouder te informeren over essentiële zaken, en verhuizing naar het buitenland valt daaronder) of als hij of zij naar het buitenland vertrekt ondanks de weigering van de andere ouder, bestaat er echter geen inbreuk op het gezagsrecht op grond van artikel 3 van het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (bij gebrek aan gezagsrecht van de andere ouder), maar enkel een inbreuk op de onderlinge relatie tussen de ouders met betrekking tot de bepalingen van het Oostenrijkse familierecht. Die schending kan gevolgen hebben op het vlak van het familierecht (variërend van een waarschuwing tot de overdracht van de ouderlijke verantwoordelijkheid).
1.3. Als beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, moeten zij deze zo veel mogelijk in onderlinge overeenstemming uitoefenen (artikel 137, lid 2, laatste zin, ABGB).
Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen gevallen waarin het kind naar het buitenland wordt meegenomen door (a) de ouder die het kind hoofdzakelijk ten laste heeft in zijn of haar huishouden of (b) de ouder die het kind niet hoofdzakelijk ten laste heeft in zijn of haar huishouden. De ouder die het kind niet hoofdzakelijk ten laste heeft in zijn of haar huishouden, handelt in elk geval onrechtmatig in de zin van artikel 2 van het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. Voor de ouder die het kind hoofdzakelijk ten laste heeft in zijn of haar huishouden is de juridische situatie complexer.
Bovengenoemde verplichting in artikel 189, lid 1, punt 1, ABGB om de andere ouder te informeren over essentiële zaken geldt ook in de situatie waarin beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen (artikel 189, lid 5, ABGB). Over de vraag of het niet verstrekken van informatie aan de andere ouder die ook de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, zoals omschreven in artikel 189, lid 5, juncto artikel 189, lid 1, punt 1, ABGB, op zichzelf reeds een inbreuk vormt op het gezagsrecht in de zin van artikel 3 van het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, zijn de meningen van de deskundigen verdeeld. Het Oostenrijkse hooggerechtshof heeft onlangs bevestigd dat dit wel degelijk het geval is (6Ob 170/16t).
Er moet ook rekening worden gehouden met de mening van de ouder die het kind niet ten laste heeft in zijn of haar huishouden als de uitgesproken wens beter aansluit bij het welzijn van het kind. Los van de kwalificatie van een inbreuk op het gezagsrecht in de zin van het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen kan het niet verstrekken van informatie krachtens het Oostenrijkse recht in de onderlinge verhouding gedrag vormen dat indruist tegen het familierecht en kan dat de bovengenoemde gevolgen met zich meebrengen.
1.4. Als beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen en niet is vastgesteld welke ouder het kind hoofdzakelijk ten laste heeft in zijn of haar huishouden, moet de instemming van de andere ouder worden verkregen. Indien er geen instemming is gegeven door de andere ouder, kan worden verzocht om een beslissing van de bevoegde rechtbank die is belast met voogdijzaken (Pflegschaftsgericht). De rechtbank moet in haar beslissing rekening houden met zowel het welzijn van het kind als de rechten van de ouders op bescherming tegen iedere vorm van geweld, maar ook met de beginselen van vrij verkeer en vrijheid van beroep (artikel 162, lid 3, ABGB). Wel kan ook in dit geval iedere ouder alleen het kind vertegenwoordigen in externe relaties, zolang de ouderlijke verantwoordelijkheid (wat betreft de definitie van de verblijfplaats) hem of haar niet definitief of tijdelijk is afgenomen.
2 Onder welke omstandigheden is voor de overbrenging van het kind naar een andere staat toestemming van de andere ouder vereist?
Instemming van de andere ouder is in elk geval noodzakelijk als de ouder die het kind overbrengt (a) geen ouderlijke verantwoordelijkheid draagt of (b) wel verantwoordelijkheid draagt maar het kind niet hoofdzakelijk ten laste heeft.
In gevallen waarin (a) de ouder die het kind hoofdzakelijk ten laste heeft in zijn of haar huishouden of (b) de ouder die als enige de ouderlijke verantwoordelijkheid heeft met het kind wil verhuizen naar een ander land, moet hij of zij, in de onderlinge verhouding, de verplichting van het in kennis stellen nakomen zoals omschreven in artikel 189 ABGB (zie vraag 1) en rekening houden met de mening van de geïnformeerde ouder als deze het welzijn van het kind beter ondersteunt.
3 Hoe kan het kind legaal naar een andere staat worden overgebracht als overbrenging noodzakelijk is, maar de andere ouder er geen toestemming voor geeft?
3.1. Als beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen en niet is vastgesteld welke ouder het kind hoofdzakelijk ten laste heeft in zijn of haar huishouden, moet de ouder die zonder toestemming van de andere ouder naar het buitenland wenst te verhuizen, zich wenden tot de rechtbank die is belast met voogdijzaken. In haar toestemmingsbeschikking moet de rechtbank rekening houden met zowel het welzijn van het kind als de rechten van de ouders op bescherming tegen iedere vorm van geweld, maar ook met de beginselen van vrij verkeer en vrijheid van beroep (artikel 162, lid 3, ABGB).
3.2. Als de ouder die naar het buitenland wenst te verhuizen geen ouderlijke verantwoordelijkheid draagt of het kind niet hoofdzakelijk ten laste heeft in zijn of haar huishouden, kan hij of zij de rechtbank verzoeken de ouderlijke verantwoordelijkheid van de andere ouder in te trekken of te beperken (en de verantwoordelijkheid, ook slechts gedeeltelijk, aan hem of haar over te dragen). Als er geen gerechtvaardigde gronden voor weigering zijn, kan de rechtbank ook de in de wet vastgestelde rechten van instemming en goedkeuring intrekken, of zelf de in wet voorgeschreven instemming en goedkeuring verlenen (artikel 181, lid 1, ABGB), vooral als de rechtbank voor een minder radicale oplossing wil kiezen dan intrekking van de ouderlijke verantwoordelijkheid.
3.3. De ouder die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt en het kind hoofdzakelijk ten laste heeft in zijn of haar huishouden, moet de andere ouder wel in kennis stellen en hem of haar de mogelijkheid bieden om zijn of haar mening te geven (artikel 189 ABGB), maar deze kennisgeving of instemming van de ouder vormt geen voorwaarde voor het verlaten van het grondgebied.
4 Gelden voor tijdelijke overbrenging (bv. voor vakantie of medische behandeling) en permanente overbrenging dezelfde regels? Gelieve toestemmingsformulieren te verstrekken, indien beschikbaar.
Ook in het geval van een tijdelijk verblijf in het buitenland moeten beide ouders hun ouderlijke verantwoordelijkheid zo veel mogelijk in onderlinge overeenstemming uitoefenen als zij deze verantwoordelijkheid beiden dragen (artikel 137, lid 2, laatste zin, ABGB). Een bewijs van deze overeenstemming is echter geen voorwaarde voor het verlaten van het grondgebied.
De verplichting van een dergelijke overeenstemming zou namelijk volstrekt rechtmatig kunnen komen te vervallen, bijvoorbeeld wanneer er spontaan een weekend bij de grootouders in het buitenland moet worden georganiseerd en de andere ouder in deze periode geen enkel contact met het kind had gepland (in dit geval zou het niet eens nuttig zijn om tot overeenstemming te komen).
Deze regel is mutatis mutandis van toepassing in gevallen waarin de andere ouder enkel in kennis hoeft te worden gesteld (artikel 189, lid 1, ABGB); uit de omstandigheden van het specifieke geval (de duur, de bestemming en het doel van de reis) moet blijken of het tijdelijke verblijf moet worden beschouwd als een essentiële zaak.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.