

Informatie zoeken per regio
De ouderlijke verantwoordelijkheid betreft aan de ouders toegewezen bevoegdheden en verplichtingen met betrekking tot hun kinderen. Kinderen vallen onder de ouderlijke verantwoordelijkheid totdat zij de leeftijd van meerderjarigheid of ontvoogding bereiken (artikel 1877 van het Burgerlijk Wetboek - Código Civil). De leeftijd van meerderjarigheid is 18 jaar. Minderjarigen die de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, kunnen worden ontvoogd door huwelijk (artikel 132 van het Burgerlijk Wetboek).
De ouderlijke verantwoordelijkheid omvat de volgende verplichtingen en taken van ouders met betrekking tot hun kinderen (de artikelen 1877 tot en met 1920 van het Burgerlijk Wetboek):
Aan de andere kant:
In beginsel ligt de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind bij de ouders (artikel 1901 van het Burgerlijk Wetboek).
De ouders oefenen de ouderlijke verantwoordelijkheid in onderlinge overeenstemming uit. Als er over kwesties van bijzonder belang geen overeenstemming wordt bereikt, kan elk van hen zich tot de rechter wenden, die vervolgens een bemiddelingspoging zal ondernemen. Als er geen bemiddeling mogelijk is, zal de rechtbank het kind horen alvorens een beslissing te nemen, tenzij ernstige omstandigheden zulks verhinderen.
Wanneer het ouderschap slechts met betrekking tot een van de ouders wordt vastgesteld, kan de ouderlijke verantwoordelijkheid bij rechterlijke beslissing worden toegekend aan de echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner van de ouder en wordt de ouderlijke verantwoordelijkheid gezamenlijk uitgeoefend. In dit geval moet voor de gezamenlijke uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid een verzoek worden ingediend door de ouder en zijn of haar echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner. De rechter moet waar mogelijk de minderjarige horen (artikel 1904 bis van het Burgerlijk Wetboek).
Ja, op de hieronder beschreven wijze.
Wanneer één of beide ouders niet in staat zijn de ouderlijke verantwoordelijkheid uit te oefenen (artikel 1903 van het Burgerlijk Wetboek).
Wanneer een van de ouders wegens afwezigheid, onbekwaamheid of een ander bij rechterlijke uitspraak vastgesteld beletsel de ouderlijke verantwoordelijkheid niet kan uitoefenen, moet de andere ouder de verantwoordelijkheid uitoefenen. Als dit voor de andere ouder onmogelijk is als gevolg van een rechterlijke beslissing, moet de verantwoordelijkheid in volgorde van voorkeur door de volgende personen worden uitgeoefend (artikel 1903 van het Burgerlijk Wetboek):
Deze regels zijn van overeenkomstige toepassing wanneer het ouderschap slechts met betrekking tot een van de ouders wordt vastgesteld.
De uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid in geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed, nietigverklaring of nietigheid van het huwelijk wordt beheerst door de onderstaande beginselen (artikel 1906 van het Burgerlijk Wetboek).
Om rechtsgeldig te zijn, moet de overeenkomst over de ouderlijke verantwoordelijkheid door de rechter of de ambtenaar van de burgerlijke stand worden goedgekeurd in een van de vormen die in de antwoorden op de vragen 6 en 10 zijn vermeld.
De partijen kunnen het conflict op een alternatieve wijze oplossen, hetzij voordat om rechterlijke tussenkomst wordt verzocht, hetzij in de loop van een juridische procedure.
Bemiddeling voorafgaand aan de rechterlijke tussenkomst
Alvorens een zaak aan de rechter voor te leggen, kunnen de ouders van publieke of particuliere gezinsbemiddeling gebruikmaken om tot overeenstemming te komen over de ouderlijke verantwoordelijkheid.
In Portugal is bemiddeling vrijwillig. De partijen bij een gezinsconflict over hun kinderen kunnen in onderlinge overeenstemming van publieke of particuliere gezinsbemiddeling gebruikmaken alvorens juridische stappen te ondernemen. Na het aanhangig maken van de procedure kan de rechtbank de partijen ook naar bemiddeling verwijzen, maar geen bemiddeling opleggen, wanneer de partijen er niet mee instemmen of er bezwaar tegen maken.
Verplichte bekrachtiging van de overeenkomst
Nadat als gevolg van de bemiddeling een overeenkomst is bereikt, moeten de partijen de rechtbank of, in voorkomend geval, de ambtenaar van de burgerlijke stand om bekrachtiging van de overeenkomst verzoeken om bindend en uitvoerbaar te zijn.
Voor procedures in familiezaken die binnen de bevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand vallen, is de voorafgaande toestemming van de partijen vereist. Ontbreekt de toestemming, dan vallen deze procedures onder de bevoegdheid van de rechtbanken (artikel 12 van Wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Bureaus van de burgerlijke stand zijn alleen bevoegd de overeenkomst met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid te bekrachtigen, wanneer deze met wederzijdse instemming bij een overeenkomst tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed is gevoegd. Voorafgaand aan de bekrachtiging door de ambtenaar van de burgerlijke stand brengt het openbaar ministerie advies uit over de overeenkomst voor zover deze de ouderlijke verantwoordelijkheid voor minderjarige kinderen betreft.
Wanneer gezinsbemiddeling plaatsvindt voordat de procedure aanhangig is gemaakt, en uitsluitend is bedoeld om de ouderlijke verantwoordelijkheid voor minderjarige kinderen te regelen (zonder dat de overeenkomst bij een overeenkomst tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt gevoegd), moeten de partijen de bevoegde rechtbank om bekrachtiging van die overeenkomst verzoeken.
Particuliere bemiddeling
Als de partijen van particuliere bemiddeling gebruikmaken, moeten zij de honoraria van de bemiddelaar betalen. Deze honoraria, de regels en het tijdschema voor de bemiddeling worden vastgesteld in het bemiddelingsprotocol, dat bij aanvang van de bemiddeling wordt ondertekend door de partijen en de bemiddelaar. Het ministerie van Justitie houdt een lijst van bemiddelaars bij, die de partijen kunnen raadplegen om een particuliere bemiddelaar te kiezen. Deze lijst is te vinden op:
Publieke bemiddeling
Om van publieke bemiddeling gebruik te maken, moeten de partijen contact opnemen met het bureau voor alternatieve geschillenbeslechting van het directoraat-generaal Justitiebeleid (Direcção Geral da Política de Justiça) en verzoeken om een prebemiddelingssessie. Het verzoek kan worden ingediend per e-mail of met gebruikmaking van een elektronisch formulier op http://smf.mj.pt/. Tijdens de publieke prebemiddelingssessie wordt er een bemiddelingsprotocol ondertekend door de partijen en de bemiddelaar. Het tijdschema wordt vastgesteld, de sessies worden gepland en de procedureregels worden toegelicht. De kosten van publieke gezinsbemiddeling bedragen 50 EUR voor elk van de partijen, ongeacht het aantal geplande sessies. Dit honorarium van 50 EUR wordt door elk van de partijen aan het begin van de publieke bemiddeling betaald. De honoraria van de bemiddelaars die via het publieke systeem werken, worden niet door de partijen betaald. Zij worden door het directoraat-generaal Justitiebeleid betaald volgens een wettelijke tabel.
De publieke bemiddelingssessies kunnen worden gehouden bij het directoraat-generaal Justitiebeleid of in gebouwen die beschikbaar zijn gesteld in de gemeente waar de partijen hun woonplaats hebben.
Bij publieke bemiddeling kunnen de partijen een bemiddelaar kiezen uit een lijst van geselecteerde publieke bemiddelaars. De lijst van publieke bemiddelaars is te vinden op de hierboven genoemde website.
Lijst van bemiddelaars in het systeem voor bemiddeling in familiezaken
Als de partijen geen bemiddelaar kiezen, wijst het bureau voor alternatieve geschillenbeslechting van het directoraat-generaal Justitiebeleid een van de bemiddelaars van de lijst van publieke bemiddelaars aan, in de aangegeven volgorde en rekening houdend met de nabijheid tot de woonplaats van de partijen. Deze benoeming vindt in de regel elektronisch plaats.
Opmerking: de regeling voor de werkzaamheden in het kader van het systeem voor bemiddeling in familiezaken is neergelegd in Ministerieel Uitvoeringsbesluit nr. 13/2018 van 22 oktober 2018.
Rechtsbijstand (Wet nr. 34/2004 van 29 juli 2004 — Toegang tot het recht en de rechtbanken)
Als de partijen recht hebben op rechtsbijstand, kan daarmee de bemiddeling worden bekostigd.
Bemiddeling en gespecialiseerde technische hoorzittingen tijdens een juridische procedure
(Wet nr. 141/2015 van 8 september 2015 – Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures, zoals gewijzigd bij Wet nr. 24/2017 van 24 mei 2017).
Als de partijen de zaak aan de rechter voorleggen, wordt een civiele procedure ingeleid waarin de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt geregeld. Aan het begin van deze procedure belegt de rechter een bijeenkomst met de ouders (artikel 35 van het Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures).
Wanneer de ouders tijdens de bijeenkomst niet tot overeenstemming kunnen komen, zal de rechter de bijeenkomst, naargelang van het geval, gedurende maximaal twee tot drie maanden schorsen en de ouders verwijzen naar bemiddeling (als zij met deze methode instemmen) of naar een gespecialiseerde technische hoorzitting (die verplicht aan de ouders kan worden opgelegd) (artikel 38 van het Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures).
Aan het einde van die periode wordt de rechter in kennis gesteld van de uitkomst van de bemiddeling of de gespecialiseerde technische hoorzitting en stelt hij of zij een datum vast voor de voortzetting van de bijeenkomst om de overeenkomst te sluiten en/of te bekrachtigen (artikel 39 van het Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures).
Als de ouders aan het einde van deze fase niet tot overeenstemming kunnen komen, wordt de contentieuze fase van de procedure ingeleid, waarin de ouders in de gelegenheid worden gesteld hun memories in te dienen en bewijs te leveren, gevolgd door het vooronderzoek en de beslissing.
Informatie over bemiddeling is beschikbaar op https://dgpj.justica.gov.pt/Resolucao-de-Litigios/Mediacao
Allereerst moet worden benadrukt dat in Portugal in geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed, nietigverklaring van het huwelijk en wanneer er geen sprake is van een huwelijk of samenwonen van de ouders, de beslissing over de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid altijd moet worden genomen op basis van drie fundamentele criteria:
De verplichting om onderhoudsbijdragen aan een minderjarig kind te verstrekken, wordt met andere woorden als een van de verantwoordelijkheden van de ouders beschouwd en wordt in beginsel samen met de andere ouderlijke verantwoordelijkheden geregeld. Desondanks kan in bepaalde gevallen een procedure aanhangig worden gemaakt om alleen de aan een kind verschuldigde onderhoudsbijdrage vast te stellen en te wijzigen.
De rechtbank kan (de artikelen 6 en 7 van het Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures):
In principe niet. Zelfs als het gezag over het minderjarige kind aan slechts een van de ouders wordt toegekend, berust de ouderlijke verantwoordelijkheid voor zaken die van bijzonder belang zijn voor het leven van het kind, bij beide ouders, tenzij in de uitspraak is bepaald dat de uitoefening daarvan uitsluitend aan een van hen toekomt (artikel 1906 van het Burgerlijk Wetboek).
Op de andere aspecten van de vraag is al in detail ingegaan in het antwoord op vraag 4.
In de praktijk houdt gezamenlijk gezag in dat:
Procedurele middelen voor het instellen van een procedure in verband met de ouderlijke verantwoordelijkheid
Zorg- en beschermingsprocedures
Als de minderjarige in een situatie verkeert die zijn of haar veiligheid, gezondheid, moraal of opleiding in gevaar kan brengen, en wanneer de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid door toepassing van een van de in het antwoord op vraag 3 genoemde zorg- en beschermingsmaatregelen is beperkt, wordt een zorg- en beschermingsprocedure ingesteld, die onder de bevoegdheid van de comités voor kinder- en jeugdbescherming of, in voorkomend geval, van de rechtbanken valt.
Civiele voogdijprocedures
In de andere in het antwoord op vraag 7 genoemde gevallen betreffende de regeling van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt een civiele voogdijprocedure ingeleid, die onder de bevoegdheid van de rechtbanken valt.
Procedures die onder de bevoegdheid van de burgerlijke stand vallen
Wanneer er een overeenkomst is betreffende de regeling van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid, ongeacht of deze bij een overeenkomst tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed is gevoegd, wordt een procedure ingesteld bij het betrokken bureau van de burgerlijke stand. Het is aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om de overeenkomst inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid te bekrachtigen na de mening van het openbaar ministerie te hebben gehoord.
Opmerking: wanneer een echtscheidingsprocedure wordt ingeleid zonder de instemming van de andere huwelijkspartner, is de rechtbank bevoegd en neemt de procedure de vorm aan van een bijzondere echtscheidingsprocedure zonder de instemming van de andere huwelijkspartner. Als er minderjarige kinderen zijn en de partijen tijdens de procedure tot overeenstemming komen, zet de rechter de procedure om in een echtscheidingsprocedure met wederzijdse instemming en bekrachtigt hij of zij de overeenkomsten, waaronder de overeenkomsten die betrekking hebben op de ouderlijke verantwoordelijkheid.
Formaliteiten en bij te voegen documenten (variëren naargelang de vorm van de zaak en de bevoegde autoriteit)
Zorg- en beschermingsprocedures ingeleid bij het comité voor kinder- en jeugdbescherming (artikel 97 van de Wet ter bescherming van kinderen en jongeren in gevaarlijke situaties)
Zorg- en beschermingsprocedures ingeleid bij het comité voor kinder- en jeugdbescherming (artikel 100 e.v. van de Wet ter bescherming van kinderen en jongeren in gevaarlijke situaties)
Civiele voogdijprocedures (de artikelen 12 tot en met 33 van het Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures)
Procedures die onder de bevoegdheid van de burgerlijke stand vallen (de artikelen 1775 tot en met 1778 bis van het Burgerlijk Wetboek; de artikelen 12, 13 en 14 van Wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Wanneer de overeenkomst over de ouderlijke verantwoordelijkheid bij een overeenkomst tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt gevoegd, moeten de hieronder vermelde documenten worden overgelegd.
Wanneer de ouders, ongeacht of zij gehuwd zijn, de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor minderjarige kinderen van hen beiden willen regelen of een reeds bekrachtigde overeenkomst willen wijzigen, moeten zij daarvoor altijd een verzoek indienen bij een bureau van de burgerlijke stand. Daartoe moeten zij de volgende documenten bijvoegen:
Informatie over de bevoegdheid van de bureaus van de burgerlijke stand is te vinden op http://www.pgdlisboa.pt/leis/lei_mostra_articulado.php?nid=581&tabela=leis
Entiteiten waartoe de belanghebbende partijen zich moeten wenden (afhankelijk van de zaak, de rechtbanken, de comités voor kinder- en jeugdbescherming en de bureaus van de burgerlijke stand)
De materiële en territoriale bevoegdheid van de rechtbanken
De rechtbank die materieel bevoegd is voor de regeling van de ouderlijke verantwoordelijkheid is de rechtbank voor familie- en jeugdzaken bij de districtsrechtbank (Tribunal da Comarca, Juízo de Família e Menores) (artikel 123, lid 1, punt d), van de Wet op de rechterlijke organisatie). Voor zaken die niet onder de bevoegdheid van de rechtbank voor familie- en jeugdzaken vallen, is de lokale burgerlijke rechtbank bij de districtsrechtbank (juízo local cível do tribunal de comarca) of de rechtbank met algemene bevoegdheid (juízo de competência genérica) bevoegd.
De onderstaande jurisdictieregels zijn van toepassing (artikel 9 van het Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures).
De materiële en territoriale bevoegdheid van de comités voor kinder- en jeugdbescherming (artikel 79 van de Wet ter bescherming van kinderen en jongeren in gevaarlijke situaties)
De comités voor kinder- en jeugdbescherming zijn bevoegd in zaken die betrekking hebben op procedures betreffende de zorg voor en bescherming van kinderen en jongeren die risico lopen, wanneer er overeenstemming tussen de ouders is en de minderjarige geen bezwaar maakt.
De onderstaande jurisdictieregels zijn van toepassing.
De materiële en territoriale bevoegdheid van de bureaus van de burgerlijke stand (artikel 6 en de artikelen 12, 13 en 14 van Wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Afhankelijk van de betrokken zaak zijn de bureaus van de burgerlijke stand bevoegd om de overeenkomst met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid te bekrachtigen, ongeacht of de overeenkomst afzonderlijk is overgelegd of bij verzoeken tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed met wederzijdse instemming is gevoegd.
Afhankelijk van de betrokken zaak zijn de bureaus van de burgerlijke stand bevoegd om procedures tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed met wederzijdse instemming te behandelen en daarover te beslissen, met inbegrip van de bekrachtiging van de daarbij gevoegde overeenkomsten met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid.
De territoriale bevoegdheidsregels zijn niet van toepassing op bureaus van de burgerlijke stand. De partijen kunnen zich met andere woorden tot elk bureau van de burgerlijke stand wenden.
Bevoegdheid op grond van een aanknopingspunt (artikel 81 van de Wet ter bescherming van kinderen en jongeren in gevaarlijke situaties)
Wanneer de gevaarlijke situatie meer dan één kind of jongere tegelijk betreft, kan er één enkele procedure worden ingesteld en, wanneer er verschillende procedures zijn ingesteld, kunnen deze alle bij de als eerste ingeleide procedure worden gevoegd als de familierelaties dit rechtvaardigen (artikel 80 van de Wet ter bescherming van kinderen en jongeren in gevaarlijke situaties).
Naar de procedure is al verwezen in het antwoord op vraag 10.
Zorg- en beschermingszaken en civiele voogdijzaken kunnen als spoedprocedures worden behandeld wanneer uitstel de belangen van het kind kan schaden. In dit geval wordt de behandeling van de zaken voortgezet tijdens vakanties van de rechtbank.
In ieder geval kunnen in noodsituaties voorlopige maatregelen worden toegepast.
Er wordt met name voorzien in de volgende gerechtelijke spoedprocedures (artikel 92 van de Wet ter bescherming van kinderen en jongeren in gevaarlijke situaties):
Er is bovendien voorzien in de volgende juridische spoedprocedures (artikel 91 van de Wet ter bescherming van kinderen en jongeren in gevaarlijke situaties):
Ja, er is rechtsbijstand beschikbaar voor procedures bij de rechtbanken en de bureaus van de burgerlijke stand.
Ja, op de wijze zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 10.
Inbreuk op een beslissing over de ouderlijke verantwoordelijkheid (artikel 41 van het Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures).
Als met betrekking tot de situatie van het kind een van de ouders of een derde aan wie het kind is toevertrouwd, zich niet houdt aan wat is overeengekomen of beslist, kan de rechtbank ambtshalve op verzoek van het openbaar ministerie of van de andere ouder:
Als de overeenkomst door de rechtbank is bekrachtigd of de rechtbank uitspraak heeft gedaan, wordt het verzoek behandeld en ingebracht in de procedure waarin de overeenkomst is gesloten of uitspraak is gedaan. Daartoe wordt bij de betrokken rechtbank een verzoekschrift ingediend, wanneer deze volgens de jurisdictieregels bevoegd is om van de inbreuk kennis te nemen.
Nadat het verzoek is behandeld of bij de procedure is gevoegd, roept de rechter de ouders op voor een bijeenkomst of, in uitzonderlijke gevallen, stelt hij of zij de verwerende partij in de gelegenheid om binnen vijf dagen haar standpunten kenbaar te maken.
Tijdens de bijeenkomst kunnen de ouders overeenkomen om de vastgestelde regeling voor de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid te wijzigen, rekening houdend met de belangen van het kind.
Wanneer de omgangsregeling niet wordt nageleefd, de verwerende partij de betrokken bijeenkomst niet bijwoont of haar standpunten niet kenbaar maakt of als haar memories kennelijk ongegrond zijn, kan de rechtbank met het oog op de naleving van de omgangsregeling de overdracht van het kind gelasten en aangeven onder welke voorwaarden en waar het omgangsrecht moet worden uitgeoefend; verder kan de rechtbank voorzien in de aanwezigheid van technische rechtbankadviseurs.
De verwerende partij wordt gesommeerd het kind op de vastgestelde wijze af te staan op straffe van een boete.
Als er geen bijeenkomst plaatsvindt of als de ouders niet tot overeenstemming komen, verwijst de rechter de partijen naar bemiddeling (als de partijen instemmen met het gebruik ervan) of naar een gespecialiseerde technische hoorzitting alvorens een beslissing te nemen.
Als er een boete is opgelegd en deze boete niet binnen tien dagen wordt betaald, vindt tenuitvoerlegging plaats als onderdeel van de betrokken procedure.
Deze procedure is vastgesteld in en wordt geregeld conform het Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures, dat is goedgekeurd bij Wet nr. 141/2015 van 8 september 2015 en kan worden geraadpleegd op http://www.pgdlisboa.pt/leis/lei_mostra_articulado.php?artigo_id=2428A0048&nid=2428&tabela=leis&pagina=1&ficha=1&so_miolo=&nversao=%20artigo
Tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen
Er kan van drie alternatieve middelen gebruik worden gemaakt om de verstrekking van onderhoudsbijdragen af te dwingen: de hierboven genoemde hoorzitting over inbreuk op de ouderlijke verantwoordelijkheid, de hieronder vermelde voorbereidende hoorzitting over de verstrekking van onderhoudsbijdragen, of de hieronder vermelde speciale tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen.
Voorbereidende hoorzitting met het oog op de invordering van de verschuldigde onderhoudsbijdragen (artikel 48 van het Wettelijk kader voor civiele voogdijprocedures)
Wanneer de voor de betaling van de onderhoudsbijdragen wettelijk aansprakelijke persoon de verschuldigde bedragen niet betaalt binnen tien dagen na de datum waarop zij opeisbaar zijn geworden, geldt het onderstaande.
De ingehouden bedragen dekken ook de eerder verschuldigde onderhoudsbijdragen en worden rechtstreeks betaald aan degenen voor wie ze bestemd zijn.
Speciale tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen
Wanneer onderhoudsbijdragen aan minderjarigen verschuldigd zijn, kan de onderhoudsgerechtigde bij wijze van alternatief een speciale procedure inzake onderhoudsverplichtingen aanhangig maken, zoals vastgesteld in artikel 933 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Código de Processo Civil). De verschuldigde, achterstallige of toekomstige bedragen kunnen zo in één enkele procedure volledig worden ingevorderd. De onderhoudsgerechtigde kan in een tenuitvoerleggingsprocedure gebruikmaken van ruimere middelen van tenuitvoerlegging, zoals beslag op en overdracht van inkomsten.
Bij speciale tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen kan de verzoekende partij verzoeken om toewijzing van een deel van de bedragen, salarissen of pensioenen die de andere partij ontvangt, of om overdracht van inkomsten van de onderhoudsschuldenaar. De toewijzing of de overdracht vindt onafhankelijk van de beslaglegging plaats en is bedoeld om de betaling van achterstallige bedragen en toekomstige bedragen te dekken.
Wanneer de verzoekende partij om overdracht van bedragen, salarissen of pensioenen verzoekt, wordt de voor de betaling daarvan of voor de verwerking van de desbetreffende betalingen verantwoordelijke instantie ervan in kennis gesteld dat zij het toegewezen deel rechtstreeks aan de verzoekende partij moet betalen. Het toegewezen bedrag moet maandelijks worden gestort op de bankrekening van de verzoekende partij, die het rekeningnummer in het eerste verzoek moet vermelden.
Als om overdracht van inkomsten wordt verzocht, moet worden aangegeven op welke goederen deze overdracht betrekking heeft. De gerechtsdeurwaarder geeft vervolgens opdracht om beslag te leggen op de goederen die toereikend worden geacht om achterstallige en toekomstige onderhoudsbijdragen te voldoen.
De onderhoudsgerechtigde kan nog steeds om beslaglegging op goederen van de onderhoudsschuldenaar verzoeken. De beslaglegging kan betrekking hebben op roerende goederen en onroerende goederen, bankdeposito’s, kredietrechten, commerciële inrichtingen of bedrijfsaandelen.
Als de onder het beslag vallende goederen worden verkocht om een onderhoudsschuld af te betalen, mag pas opdracht tot terugbetaling van het overschot aan de onderhoudsschuldenaar worden gegeven, wanneer de betaling van toekomstige onderhoudsbijdragen is gewaarborgd in de mate waarin de rechter dit nodig acht, tenzij een zekerheid of andere passende garantie wordt verstrekt.
De onderhoudsschuldenaar mag pas worden opgeroepen, nadat de beslaglegging/de toewijzing/de overdracht heeft plaatsgevonden. Bezwaar van de onderhoudsschuldenaar tegen de tenuitvoerlegging of beslaglegging schort de tenuitvoerlegging niet op.
In geval van een verzoek om de onderhoudsbetalingen te wijzigen of te beëindigen terwijl de tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen aanhangig is, wordt dit verzoek bij de tenuitvoerleggingsprocedure gevoegd.
De huidige versie van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden geraadpleegd op http://www.pgdlisboa.pt/leis/lei_mostra_articulado.php?nid=1959&tabela=leis
Erkenning
Een beslissing over de ouderlijke verantwoordelijkheid die is gegeven in een door Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 (hierna: de Brussel II ter-verordening) gebonden andere lidstaat, wordt automatisch erkend. Er is met andere woorden geen speciale procedure nodig om de beslissing te erkennen.
Om een in een andere lidstaat gegeven beslissing over de ouderlijke verantwoordelijkheid in de zin van de Brussel II ter-verordening in Portugal ten uitvoer te leggen, moet de betrokken partij een procedure tot verkrijging van een verklaring van uitvoerbaarheid van die beslissing bij de rechtbank aanhangig maken.
Artikel 42 van de Brussel II ter-verordening voorziet echter in twee gevallen waarin een verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid niet nodig is en de door het gerecht van oorsprong overeenkomstig de Brussel II ter-verordening afgegeven verklaring volstaat om een in een andere lidstaat gegeven beslissing in Portugal ten uitvoer te leggen. Dit gebeurt bij de volgende beslissingen: beslissingen betreffende omgangsrechten en beslissingen van de bevoegde rechtbank waarin de terugkeer van het kind wordt gelast naar aanleiding van een beslissing tot niet-terugkeer overeenkomstig artikel 13 van het Verdrag van ’s-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen.
Territoriale bevoegdheid voor het verzoek om uitvoerbaarheid
De territoriale bevoegdheid voor het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid is in de Brussel II ter-verordening als volgt vastgesteld: het verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank van de woonplaats van de onderhoudsschuldenaar, de woonplaats van het kind aan wie de onderhoudsbijdrage is verschuldigd, of, bij gebreke van een van deze aanknopingspunten, de plaats van tenuitvoerlegging.
Vereisten en documenten die samen met het verzoek om uitvoerbaarheid moeten worden ingediend
De vereisten en de documenten die samen met het verzoek om uitvoerbaarheid moeten worden ingediend, zijn vastgesteld in de Brussel II ter-verordening. Kortom, de verzoekende partij moet de volgende bescheiden bij het verzoek om uitvoerbaarheid voegen: een gewaarmerkt afschrift van de beslissing, het bewijs van de gegeven beslissing met gebruikmaking van bijlage II bij de Brussel II ter-verordening, in het geval van een beslissing die in afwezigheid van de verweerder is gegeven of die door de verweerder niet is bestreden, een document waaruit blijkt dat de verweerder is opgeroepen of dat hij of zij ondubbelzinnig met de beslissing heeft ingestemd.
Toepasselijke procedure voor het in de Brussel II ter-verordening bedoelde verzoek om uitvoerbaarheid
De toepasselijke procedure wordt geregeld conform de bepalingen van de Brussel II ter-verordening en voor aspecten waarin die verordening niet voorziet, conform de interne bepalingen van het Portugese burgerlijke procesrecht.
Uit de Brussel II ter-verordening blijkt dus dat aan de beslissing tot uitvoerbaarheid geen contradictoire procedure voorafgaat en dat het verzoek alleen op een van de gronden van die verordening mag worden afgewezen. Tegen de beslissing tot uitvoerbaarheid kan door beide partijen beroep worden ingesteld binnen de in die verordening vastgestelde termijnen. De Portugese rechter kan bepalen dat de buitenlandse beslissing ten dele uitvoerbaar is, maar kan deze niet inhoudelijk toetsen.
Toepasselijke bepalingen van het Portugese burgerlijke procesrecht
Het verzoek om uitvoerbaarheid moet worden ingediend bij de rechtbank voor familie- en jeugdzaken bij de districtsrechtbank. Als er geen rechtbank voor familie- en jeugdzaken is, moet het verzoek worden ingediend bij de lokale burgerlijke rechtbank bij de districtsrechtbank of de rechtbank met algemene bevoegdheid.
De procedure heeft de vorm van een gewone vordering, zoals bepaald in het Portugese Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Código de Processo Civil), en de specificaties zijn opgenomen in de Brussel II ter-verordening.
Aangezien een beroep altijd ontvankelijk is, ongeacht de waarde, is aanwijzing van een advocaat verplicht.
Het openbaar ministerie kan maatregelen treffen om de belangen van de minderjarige te beschermen.
In het eerste verzoek moet de verzoekende partij (artikel 552 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering):
Het eerste verzoek en de documenten worden door de wettelijke vertegenwoordigers met gebruikmaking van het computersysteem dat de werkzaamheden van de rechtbanken ondersteunt, elektronisch verstuurd via https://citius.tribunaisnet.mj.pt/
Wanneer de vordering door het openbaar ministerie wordt ingesteld om de belangen van de minderjarige te beschermen, is dezelfde procedure van toepassing. Het openbaar ministerie is vrijgesteld van kosten, wanneer het de belangen van de minderjarige beschermt.
Om toegang tot het computersysteem te verkrijgen, moeten advocaten en advocaat-stagiairs worden geregistreerd bij de entiteit die verantwoordelijk is voor het beheren van de toegang tot het computersysteem.
Wanneer voor een vordering geen vertegenwoordiger hoeft te worden aangewezen en de partij niet wordt bijgestaan of wanneer de partij wel wordt bijgestaan door een vertegenwoordiger, maar er een gerechtvaardigde reden is die belet dat deze laatste processtukken elektronisch indient, mogen het eerste verzoek en de documenten op een van de volgende wijzen worden ingediend:
Het eerste verzoek en de begeleidende documenten worden na ontvangst door de rechtbank officieel geregistreerd en verspreid. De rechter controleert of alle benodigde informatie aanwezig is en toetst of er geen redenen voor weigering zijn als bedoeld in de Brussel II ter-verordening, en hij of zij verklaart dat de beslissing ten uitvoer kan worden gelegd. De beslissing tot uitvoerbaarheid wordt vervolgens ter kennis van de partijen gebracht.
Artikel 30 van de Brussel II ter-verordening voorziet in de mogelijkheid dat een belanghebbende in een lidstaat verzoekt om een verklaring van niet-erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing over de ouderlijke verantwoordelijkheid.
In dit geval moet de partij zich in Portugal tot dezelfde rechtbank wenden en zijn dezelfde procedurevoorschriften van toepassing als vermeld in het antwoord op vraag 15, waarbij de volgende toelichting wordt gegeven: dit is een gewone vordering tot kwijting van een schuld. Dit heeft gevolgen voor de regels van de bewijslast, aangezien het naar Portugees recht in procedures tot kwijting van een schuld aan de verweerder is om de feiten te bewijzen die het gevorderde recht opleveren (artikel 343, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek).
De relatie tussen de ouders en de kinderen wordt beheerst (artikel 57 van het Burgerlijk Wetboek):
of, bij gebreke daarvan,
of, wanneer de ouders gewoonlijk in verschillende staten verblijven,
Het persoonlijke recht is het recht van het land waarvan de betrokkene de nationaliteit bezit (artikel 31 van het Burgerlijk Wetboek).
In het geval van staatlozen is het persoonlijke recht van de staatloze het recht van zijn of haar verblijfplaats. Als de staatloze echter minderjarig is of onder curatele is gesteld, dan is zijn of haar persoonlijke recht het recht van zijn of haar wettelijke woonplaats (artikel 32, leden 1 en 2, van het Burgerlijk Wetboek).
Waar kan de toepasselijke wetgeving worden geraadpleegd?
Opmerking
Het contactpunt van EJN-civiel, de rechtbanken of andere entiteiten en instanties zijn niet gebonden door de in dit informatieblad opgenomen gegevens. Ook de geldende wetteksten moeten worden geraadpleegd. Deze wetteksten worden regelmatig bijgewerkt en de interpretatie ervan in de jurisprudentie is voortdurend in ontwikkeling.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.