

In de Spaanse wetgeving wordt ouderlijke verantwoordelijkheid gewoonlijk ‘patria potestad’ (ouderlijk gezag) genoemd. De ouderlijke verantwoordelijkheid bestaat uit de rechten en plichten die natuurlijke personen, meestal de ouders, of, krachtens de wet of ingevolge een rechterlijke uitspraak, rechtspersonen, hebben over de persoon en het vermogen van een minderjarige.
Het ouderlijk gezag moet altijd worden uitgeoefend met het oog op het belang van de kinderen, in overeenstemming met hun persoonlijkheid en met respect voor hun lichamelijke en psychische integriteit. Het omvat de volgende plichten en bevoegdheden:
Ouders dragen de ouderlijke verantwoordelijkheid voor minderjarige kinderen.
In het geval dat er sprake is van scheiding van tafel en bed, echtscheiding of een breuk in de relatie of als de ouders niet samenleven, berusten alle rechten en plichten in verband met minderjarige kinderen, hun persoon en hun vermogen, bij beide ouders, behalve in uitzonderingssituaties.
Als de ouders gescheiden van elkaar leven, wordt het ouderlijk gezag uitgeoefend door de ouder bij wie het kind woont. Op een met redenen omkleed verzoek van de andere ouder kan de rechter evenwel, in het belang van het kind, beslissen dat het ouderlijk gezag gezamenlijk met de eerste ouder moet worden uitgeoefend, of dat de verschillende taken van de uitoefening van het ouderlijk gezag worden verdeeld tussen de moeder en de vader.
Naar Spaans recht kunnen andere familieleden, personen of instellingen worden aangesteld, onder rechterlijk toezicht, om de ouderlijke verantwoordelijkheid over minderjarige kinderen uit te oefenen, als de ouders niet voldoen aan de beschermingsplicht waarin de wet met betrekking tot de zorg voor minderjarige kinderen voorziet, of als zij deze plicht niet naar behoren vervullen.
Als de ouders uit de echt scheiden of uit elkaar gaan, kan de ouderlijke verantwoordelijkheid op de volgende wijzen worden geregeld:
De ouderlijke verantwoordelijkheid als beschermingsmaatregel ten behoeve van de minderjarige berust bij beide ouders.
De mogelijke vormen van de zorg voor en het gezag over minderjarige kinderen kunnen op de onderstaande wijze worden samengevat:
In de gevallen waarin de voogdij over de minderjarige aan de overheid is toegewezen, wordt deze situatie gehandhaafd, en wordt het gezag aan geen van beide ouders toegewezen.
De specifieke regeling voor het gezag wordt van geval tot geval vastgesteld, met inachtneming van het belang van de minderjarige.
Indien de ouders het eens worden over kwesties met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid, moeten zij een ondertekend convenant met alle gemaakte afspraken indienen. Dit moet, naast andere maatregelen, uitdrukkelijk regelingen omvatten betreffende:
Het convenant wordt samen met het verzoek ingediend bij de bevoegde rechtbank van eerste aanleg. Het moet in de rechtbank door de ouders worden geratificeerd. De minderjarigen zullen worden gehoord wanneer dit noodzakelijk wordt geacht, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de openbare aanklager, de partijen, de leden van het technisch team van de rechtbank of de minderjarige. Na het advies van de openbare aanklager te hebben ingewonnen, onderzoekt de rechter de afspraken.
Afspraken die de ouders hebben gemaakt over de gevolgen van nietigverklaring van het huwelijk, scheiding van tafel en bed of echtscheiding worden door de rechter bekrachtigd tenzij ze schadelijk zijn voor de kinderen. Indien de partijen regelingen voorstellen voor de omgang en communicatie tussen kleinkinderen en hun grootouders, kan de rechter deze bekrachtigen na de grootouders te hebben gehoord in een hoorzitting waarin zij met de regelingen instemmen.
Afspraken kunnen uitsluitend worden verworpen middels een met redenen omkleed beslissing. In dat geval moeten de echtgenoten een nieuw voorstel ter bekrachtiging door de rechter voorleggen, indien van toepassing.
Bemiddeling in de gezinssfeer is het beste alternatief voor een rechterlijke uitspraak om tot een akkoord tussen de partijen te komen.
Om ten uitvoer te kunnen worden gelegd, moeten de bereikte akkoorden altijd bij rechterlijke uitspraak worden bekrachtigd.
De rechter moet over de volgende maatregelen altijd uitspraak doen in het belang van de minderjarige kinderen, waarbij hij of zij, na de broers en zussen te hebben gehoord (mits zij over voldoende oordeelsvermogen beschikken), probeert die broers en zussen niet van elkaar te scheiden:
Als algemene regel geldt dat het ouderlijk gezag aan beide ouders toekomt. Beide ouders zijn derhalve bevoegd om te beslissen en uitspraken te doen over alle kwesties die een minderjarige aangaan, ook al heeft slechts een van beiden de voogdij toegewezen gekregen.
Indien er onenigheid is tussen de ouders over maatregelen die met betrekking tot het minderjarige kind kunnen of moeten worden genomen, die kunnen liggen op het gebied van onderwijs, zoals de schoolkeuze of buitenschoolse activiteiten, de gezondheidszorg, de keuze van een arts, persoonlijke zaken zoals het kiezen van de naam of de godsdienstige vorming, of de keuze van de plaats of het land van wonen van de minderjarige kinderen enzovoorts, en het niet mogelijk is om tot een akkoord te komen, kan elk van de ouders zich tot de rechter wenden voor de oplossing van het conflict.
Na het horen van beide ouders en het kind, voor zover dit over voldoende oordeelsvermogen beschikt, kent de rechter de beslissingsbevoegdheid toe aan de vader of de moeder. Een van beide ouders kan de rechter hierom verzoeken. Indien er zich herhaaldelijk meningsverschillen voordoen of er zich een andere grond voordoet die de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid ernstig belemmert, kan de rechter de beslissingsbevoegdheid geheel of gedeeltelijk aan een van de ouders toekennen of de taken tussen hen verdelen. Al deze maatregelen kunnen worden genomen voor een termijn van maximaal twee jaar.
Als het gezag over een minderjarige wordt toegekend aan beide ouders gezamenlijk, wordt de dagelijkse directe zorg voor de minderjarige in de praktijk gedurende vooraf vastgestelde perioden afwisselend uitgeoefend. De wijze van uitoefening van het gezamenlijke gezag kan variëren; gebruikelijk is om de weken af te wisselen of de dagen van de week te verdelen, waarbij de ouders afwisselend het weekend nemen.
Dit houdt ook een verdeling in tussen beide ouders van de vakantieperioden.
In procedures voor scheiding van tafel en bed of echtscheiding met wederzijds goedvinden is de rechtbank van eerste aanleg van de laatste gezamenlijke woonplaats van de echtgenoten bevoegd, of de rechtbank van de woonplaats van een van de verzoekers.
In contentieuze procedures over het huwelijk is de rechtbank van eerste aanleg van de plaats van de echtelijke woning bevoegd. Indien de echtgenoten in verschillende rechtsgebieden wonen, kan de eiser kiezen tussen de rechtbank van de laatste verblijfplaats van het echtpaar of die van de verblijfplaats van de verweerder.
Personen die geen vaste woon- of verblijfplaats hebben, kunnen naar keuze van de eiser worden gedagvaard op de plaats waar zij momenteel zijn gevestigd of hun laatste verblijfplaats hebben; indien de bevoegdheid nog steeds niet op deze wijze kan worden vastgesteld, ligt deze bij de rechtbank van de woonplaats van de eiser.
In procedures die uitsluitend handelen over het gezag over en de zorg en alimentatie voor minderjarige kinderen in de gevallen waarin de ouders niet zijn gehuwd, is de rechtbank van eerste aanleg van de laatste gezamenlijke woonplaats van de ouders bevoegd. Indien zij in verschillende rechtsgebieden wonen, kan de eiser kiezen tussen de rechtbank van de verblijfplaats van de verweerder of die van de verblijfplaats van de minderjarige.
Een verklaring van inschrijving van het huwelijk bij de burgerlijke stand en, in voorkomend geval, de geboorteakten van eventuele kinderen moeten bij het verzoek worden gevoegd, samen met het document of de documenten waarop de echtgeno(o)t(e) zijn of haar rechten kan baseren. Indien er maatregelen worden gevraagd met betrekking tot de verdeling van het vermogen, moet de eiser de documenten verstrekken die in zijn of haar bezit zijn en die het mogelijk maken de financiële situatie van de echtgenoten en, in voorkomend geval, van de kinderen te beoordelen, zoals belastingaangiften, loonstroken, bankafschriften, eigendomstitels of inschrijvingsbewijzen.
De in deze gevallen toepasselijke procedures zijn:
indien er een overeenkomst tussen de partijen is, geldt de procedure met wederzijds goedvinden van artikel 777 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor scheiding van tafel en bed, echtscheiding en definitieve maatregelen betreffende het gezag over en de zorg en alimentatie voor minderjarige kinderen wanneer de ouders niet zijn gehuwd;
indien de partijen het niet eens zijn, geldt de contentieuze procedure die is geregeld in de artikelen 770 en 774 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die ook geldt voor procedures die familiezaken en minderjarige kinderen betreffen, wanneer de ouders niet zijn gehuwd.
In urgente zaken kan worden verzocht om het nemen van maatregelen conform de hieronder vermelde procedures.
Voorlopige maatregelen voorafgaand aan het instellen van de vordering tot nietigverklaring van het huwelijk, scheiding van tafel en bed, echtscheiding of in procedures die handelen over de zorg voor en het gezag over minderjarige kinderen en alimentatie. Dit is geregeld in de artikelen 771 en 772 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Er wordt uitdrukkelijk bepaald dat, indien er gronden zijn voor een spoedprocedure, de maatregelen in de eerste te geven beslissing meteen in werking kunnen treden.
Voorlopige maatregelen die samenhangen met de toewijzing van het verzoek in de procedure betreffende het huwelijk of minderjarige kinderen, zoals in de voorgaande gevallen. Dit is geregeld in artikel 773 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Er kan geheel of gedeeltelijk kosteloze rechtsbijstand worden verkregen mits wordt aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarden om hierop recht te hebben, overeenkomstig de wet op de kosteloze rechtsbijstand. (Zie ‘Rechtsbijstand - Spanje’).
Om te weten te komen of uitspraken vatbaar zijn voor beroep, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de soorten uitspraken die op het gebied van de ouderlijke verantwoordelijkheid kunnen worden gedaan:
De wet voorziet niet in een rechtsmiddel tegen uitspraken over voorafgaande voorlopige maatregelen of voorlopige maatregelen of uitspraken over de uitoefening van het ouderlijk gezag.
In de gevallen waarin niet vrijwillig wordt voldaan aan rechterlijke uitspraken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, kan bij de rechtbank van eerste aanleg die deze uitspraken heeft gedaan een verzoek worden ingediend tot tenuitvoerlegging van de niet nagekomen maatregel of maatregelen.
De uitspraak en de persoon ten aanzien van wie om tenuitvoerlegging wordt verzocht, moeten worden vermeld.
Uitspraken over de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid die in een lidstaat worden gedaan in huwelijkszaken met betrekking tot een kind en die in dat land ten uitvoer kunnen worden gelegd en zijn betekend, worden op grond van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, in Spanje erkend op verzoek van een van de belanghebbenden, zonder dat er enige procedure hoeft te worden gevolgd. Deze verordening is van toepassing op beslissingen die zijn gegeven in het kader van gerechtelijke procedures die zijn ingesteld, authentieke akten die zijn verleden en overeenkomsten die uitvoerbaar zijn geworden in de lidstaat waar zij werden gesloten vóór 1 augustus 2022. Vanaf die datum is Verordening (EU) 2019/1111 van 25 juni 2019 van toepassing.
Met het oog op de tenuitvoerlegging, moet een verzoek tot tenuitvoerlegging worden ingediend bij de rechtbank van de plaats waar de minderjarige woont en waar de tenuitvoerlegging moet plaatsvinden. Het verzoek moet vergezeld gaan van een afschrift van de ten uitvoer te leggen beslissing dat voldoet aan alle voorwaarden tot vaststelling van de echtheid ervan conform het modelformulier in bijlage V. Er moet een beroep worden gedaan op een advocaat en een wettelijke vertegenwoordiger.
Om beroep in te stellen tegen de erkenning van een in een andere lidstaat van de Europese Unie gedane uitspraak betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, moet de belanghebbende zich wenden tot de rechtbank van eerste aanleg waar de tegenpartij de erkenning wil verkrijgen en daar een van de gronden voor weigering van de erkenning aanvoeren waarin Verordening (EG) nr. 2201/2003 en, indien van toepassing, Verordening (EU) 2019/1111 voorzien.
De gronden die momenteel kunnen worden aangevoerd, zijn:
Het toepasselijke recht is het recht van de gewone verblijfplaats van de minderjarige, overeenkomstig het Verdrag van Den Haag van 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.