Wanneer een kind ongeoorloofd is overgebracht naar of ongeoorloofd wordt vastgehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat waar het kind vóór de ontvoering zijn of haar gewone verblijfplaats had, is het Verdrag van Den Haag van 1980 van toepassing, zoals aangevuld door de hoofdstukken III en IV van de verordening Brussel II ter.
Hoe helpt het EU-recht ontvoering van kinderen te voorkomen?
De rechter van het land waar het kind zijn of haar gewone verblijfplaats had vóór de ontvoering, blijft bevoegd voor kwesties in verband met de ouderlijke verantwoordelijkheid, zoals het gezags- en omgangsrecht, totdat de ontvoeringszaak is afgehandeld. Op deze manier wordt voorkomen dat ouders hun kind ontvoeren in de hoop een gunstiger beslissing te krijgen van de rechter van hun eigen land.
Hoe kan een ouder een ontvoerd kind terugkrijgen?
Alle EU-landen hebben centrale autoriteiten om ouders te helpen die het slachtoffer zijn van kinderontvoering. Het is mogelijk een procedure te starten om het kind terug te halen. In dat geval moet de rechter uitspraak doen binnen zes weken na ontvangst van de zaak. De rechter moet een kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, de mogelijkheid bieden om tijdens de procedure te worden gehoord.
Kan een rechter van het land waarnaar het kind is ontvoerd, de terugkeer van het kind weigeren?
De rechter van het land waarnaar het kind is ontvoerd, kan alleen bezwaar maken tegen de terugkeer van het kind:
- indien er geen sprake is van ongeoorloofde overbrenging of vasthouding (artikel 3 van het Verdrag van Den Haag van 1980);
- indien de achterblijvende ouder zijn of haar gezagsrecht niet daadwerkelijk uitoefende ten tijde van de ontvoering (artikel 13, eerste alinea, punt a), van het Verdrag van Den Haag van 1980);
- indien er een ernstig risico bestaat dat het kind door zijn of haar terugkeer wordt blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar (artikel 13, eerste alinea, punt b), van het Verdrag van Den Haag van 1980). De terugkeer kan echter niet worden verhinderd wanneer er afdoende regelingen zijn getroffen om het kind te beschermen. Indien de rechter van oordeel is dat het kind niet mag terugkeren, moet hij of zij contact opnemen met de rechter van het land waaruit het kind is ontvoerd (artikel 27, lid 3, van de verordening Brussel II ter);
- indien het kind zich tegen de terugkeer verzet (artikel 13, tweede alinea, van het Verdrag van Den Haag van 1980);
- indien de terugkeer niet zou zijn toegestaan op grond van de fundamentele beginselen van de aangezochte staat betreffende de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 20 van het Verdrag van Den Haag van 1980).
De rechter van het land waaruit het kind is ontvoerd, zal zich vervolgens definitief over de zaak uitspreken, rekening houdend met de bewijsvoering en de redenering van de andere rechter. De rechter moet ook het kind en beide partijen horen.
Zal de beslissing van de rechter automatisch uitvoerbaar zijn?
De definitieve uitspraak van de rechter in het land van oorsprong wordt automatisch erkend in het andere EU-land en daar automatisch uitvoerbaar zonder dat er een uitvoerbaarheidsverklaring nodig is (“afschaffing van het exequatur”), mits de rechter een certificaat als bedoeld in de verordening Brussel II ter heeft afgegeven.
De Praktijkgids voor de toepassing van de verordening Brussel II ter is beschikbaar op deze pagina: EJN-publicaties
Links
- De centrale autoriteit in uw EU-land
- Gids voor beste praktijken (243 Kb) , met informatie over nationale administratieve en gerechtelijke procedures voor de terugkeer van kinderen.
- Lees de folder
Deze pagina wordt beheerd door de Europese Commissie. De informatie op deze pagina geeft niet noodzakelijk het officiële standpunt van de Europese Commissie weer. De Commissie aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens waarnaar in dit document wordt verwezen. Gelieve de juridische mededeling te raadplegen voor de auteursrechtelijke regeling voor Europese pagina's.