1 Bronnen van geldend recht
1.1 Regels van nationaal recht
Tussen 2007 en 2016 heeft de EU de conflictregels van belangrijke gebieden van het privaatrecht gecodificeerd in de vorm van verordeningen (in het bijzonder Verordening (EG) nr. 593/2008 (de “Rome I-verordening”), Verordening (EG) nr. 864/2007 (de “Rome II-verordening”) en Verordening (EU) nr. 650/2012 (de “Europese erfrechtverordening”)). Zie voor een overzicht de gids “Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken in de Europese Unie” (https://e-justice.europa.eu/content_ejn_s_publications-287-nl.do?init=true)). Als gevolg hiervan is het toepassingsgebied van de autonome Duitse conflictregels nog kleiner geworden.
De belangrijkste bron van het Duitse internationaal privaatrecht (of het conflictenrecht) is de Einführungsgesetz zum Bürgerlichen Gesetzbuch (EGBGB, de invoeringswet inzake het Burgerlijk Wetboek), en met name de artikelen 3 t/m 48 daarvan. Volgens artikel 3 van de EGBGB prevaleren de bepalingen van juridische instrumenten van de EU en de internationale verdragen binnen hun werkingssfeer boven de bepalingen van deze wet.
Het Duitse recht bevat eveneens conflictregels buiten de EGBGB, bijvoorbeeld in de Insolvenzordnung (InsO, de insolventiewet).
In gebieden die niet wettelijk zijn geregeld, bijvoorbeeld het internationale vennootschapsrecht, wordt het toepasselijk recht bepaald door de rechtbanken.
De toelichting in punt 2 is in wezen beperkt tot het nationale Duitse conflictenrecht.
1.2 Geldende multilaterale verdragen
Het overzicht van alle multilaterale verdragen die Duitsland heeft ondertekend en geratificeerd, is terug te vinden in index B van het Bundesgesetzblatt (Federale staatscourant, te bestellen via https://www.bgbl.de/). Tussen de multilaterale verdragen waarnaar in dit register wordt verwezen, staan eveneens de verdragen met de uniforme conflictregels.
Vaak nemen internationale organisaties het initiatief voor dergelijke internationale verdragen. Hierbij moet met name de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht worden vermeld (https://www.hcch.net/de/home/), waarvan Duitsland al lang lid is.
1.3 De belangrijkste bilaterale verdragen
Bilaterale verdragen kunnen eveneens conflictregels bevatten. Een overzicht van de overeenkomsten tussen Duitsland en de andere staten is terug te vinden in index B van het Bundesgesetzblatt (zie 1.2 hierboven).
2 Toepassing van de conflictregels
2.1 Ambtshalve toepassing van de conflictregels
Het conflictenrecht is niet uitsluitend van belang voor geschillen die door de rechter worden beslecht. Handelspartners uit verschillende staten moeten onafhankelijk van een toekomstig geschil weten welk recht er van toepassing is op hun overeenkomst. Dit recht bepaalt namelijk wat hun rechten en plichten zijn. Automobilisten die in andere staten op vakantie gaan, moeten zich houden aan het recht dat van toepassing is op hun aansprakelijkheid als zij in die staten een verkeersongeval veroorzaken. Dit recht bepaalt de aard en de omvang van de schadevergoeding.
Als een Duitse rechter een geschil moet beslechten waarvan de feiten verband houden met het recht van een andere staat, moet deze rechter het Duitse conflictenrecht toepassen om vast te stellen welk recht er van toepassing is. De Duitse rechter moet de Duitse conflictregels kennen en deze ambtshalve toepassen‑ ongeacht of een partij hierom verzoekt.
2.2 Renvoi (herverwijzing, verderverwijzing)
Als volgens het Duitse nationale conflictenrecht het recht van een andere staat van toepassing is en het recht van deze staat naar een derde staat verwijst, erkent het Duitse recht dit laatste doorgaans conform artikel 4, lid 1, eerste zin, van de EGBGB, onder voorbehoud van bijzondere bepalingen in de juridische instrumenten van de EU of internationale verdragen. Als het buitenlandse recht naar het Duitse recht verwijst, moeten de materiële bepalingen van het Duitse recht worden toegepast (artikel 4, lid 1, tweede zin, van de EGBGB).
Als de partijen krachtens het Duitse conflictenrecht kunnen kiezen welk recht er van toepassing is, is het uitsluitend toegestaan om de materiële bepalingen te kiezen overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de EGBGB.
2.3 Wijziging aanknopingspunt
In het Duitse recht kan het aanknopingspunt worden gewijzigd (voor “open” feiten). Rechten op zaken worden bijvoorbeeld in principe beoordeeld volgens het recht van de plaats waar deze zich bevinden, zodat een zaak aan een ander rechtsstelsel kan worden onderworpen als deze wordt verplaatst.
In andere rechtsgebieden kan echter ook worden aanvaard dat het aanknopingspunt wordt gewijzigd, bijvoorbeeld de wijziging van nationaliteit.
Het is echter niet mogelijk om het aanknopingspunt te wijzigen als de conflictregel een bepaald moment voor de aanknoping voorschrijft. Voor de bepaling van het toepasselijke erfrecht is het aanknopingspunt, voor personen die op of na 17 augustus 2015 zijn overleden, bijvoorbeeld de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van zijn overlijden (zie punt 3.7).
2.4 Niet-toepassing van conflictregels in uitzonderingsgevallen
Artikel 6 van de EGBGB bevat de exceptie van de openbare orde in het Duitse recht. Op grond hiervan moeten de normen uit het buitenlandse recht worden genegeerd, als de toepassing hiervan duidelijk strijdig is met de grondbeginselen van het Duitse recht. Onder grondbeginselen worden de fundamentele beginselen van het recht verstaan. Het gaat over het algemeen om ernstige schendingen van de grondrechten die in Duitsland wettelijk zijn gewaarborgd. Om de exceptie van de openbare orde te kunnen toepassen is het eveneens belangrijk dat de feiten van de zaak een verband met Duitsland hebben. Alleen in dit geval is het Duitse rechtsstelsel rechtmatig betrokken. Eventuele bijzondere bepalingen, met name die in de juridische instrumenten van de EU met voorrang (zie bijvoorbeeld artikel 21 van de Rome I-verordening, artikel 26 van de Rome II-verordening en artikel 35 van de Europese erfrechtverordening) moeten hier eveneens in eerste instantie in acht worden genomen. Een verdere uitzondering op de toepassing van de conflictregels geldt in het geval van bepalingen van bijzonder dwingend recht. Krachtens een bepaling van bijzonder dwingend recht is de toepassing van nationale regels verplicht, aangezien eerbiediging van deze bepalingen door een land cruciaal wordt geacht voor de bescherming van het algemeen belang, in het bijzonder de politieke, maatschappelijke of economische inrichting. Bepalingen van dwingend recht zijn met name belangrijk voor contractuele en niet-contractuele verbintenissen. De juridische instrumenten van de EU met voorrang (zie met name artikel 9 van de Rome I-verordening, waar een juridische definitie te vinden is, en artikel 16 van de Rome II-verordening) en de internationale verdragen bevatten bijzondere bepalingen over dit onderwerp.
2.5 Vaststelling van de inhoud van buitenlands recht
De Duitse rechter moet ambtshalve niet alleen het conflictenrecht toepassen, maar overeenkomstig artikel 293 van het Zivilprozessordnung (ZPO, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) moet hij eveneens de inhoud van het toepasselijke buitenlandse recht in acht nemen. Hiervoor kan hij zich er niet toe beperken om kennis te nemen van de teksten van de buitenlandse wet: hij moet eveneens de toepassing van deze teksten in de rechtsleer en de jurisprudentie bestuderen. Hiertoe moet hij zich in een situatie plaatsen waarin hij het buitenlands recht kan toepassen alsof hij een rechter van het desbetreffende land is.
Om kennis te nemen van de inhoud van het buitenlandse recht kan de rechter gebruikmaken van alle informatiebronnen die hij tot zijn beschikking heeft:
- een van deze informatiebronnen voor verdragsluitende staten is de Europese overeenkomst op het gebied van inlichtingen over buitenlands recht, die op 7 juni 1968 is ondertekend in Londen. Het verzoek moet aan het bevoegde orgaan van de desbetreffende staat worden toegezonden via het bevoegde ontvangende/verzendende orgaan;
- in plaats van een verzoek om inlichtingen uit hoofde van de Europese overeenkomst van Londen, kan de rechter eveneens verzoeken om een juridisch deskundigenrapport, als deze deskundige kennis heeft over de praktische toepassing van het buitenlandse recht;
- voor eenvoudige kwesties kan informatie die is verkregen van de contactservice van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken of een onderzoek over het buitenlands recht dat de rechter zelf heeft uitgevoerd, voldoende zijn om het buitenlandse recht te bepalen.
Om kennis te nemen van het buitenlandse recht kan de rechter een beroep doen op de samenwerking van de partijen, maar hij is niet gebonden aan hun interpretatie. Hij kan derhalve ambtshalve gebruikmaken van alle informatiebronnen zonder gebonden te zijn aan het bewijs dat de partijen hebben aangeboden.
Indien de inhoud van het toepasselijke buitenlandse recht in uitzonderlijke gevallen ondanks een geschil niet kan worden toegepast, wordt dit vervangen door het Duitse recht en moet dit worden toegepast.
3 De conflictregels
3.1 Contractuele verbintenissen en rechtshandelingen
Voor internationale verkoopovereenkomsten moet allereerst het verdrag van de Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken worden nageleefd, dat automatisch van toepassing is tussen ondernemingen uit meerdere staten die hier partij bij zijn, tenzij de contractanten dit voldoende duidelijk hebben uitgesloten, bijvoorbeeld door aan te geven “af te zien van het verdrag van de Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten”.
Voor alle overige voorlopige overeenkomsten die sinds 17 december 2009 zijn gesloten, is de kwestie van het toepasselijk recht in beginsel gedefinieerd volgens de Rome I-verordening, tenzij de overeenkomst niet onder de werkingssfeer van die verordening valt, bijvoorbeeld zakenrechtelijke overeenkomsten. Artikel 46 ter tot en met 46 quinquies van de EGBGB zijn eveneens van toepassing.
Voor overeenkomsten die vóór 17 december 2009 zijn gesloten, blijven de artikelen 27 en volgende van de EGBGB, oude versie, die tot die datum van kracht was, van toepassing. Deze artikelen waren gebaseerd op het Verdrag van Rome van 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst. Dit is ingetrokken met ingang van 17 december 2009, maar is nog steeds van toepassing op vóór die datum gesloten overeenkomsten.
Voor bepaalde verzekeringsovereenkomsten die vóór 17 december 2009 zijn gesloten, bevatten de artikelen 7 t/m 14 van de Einführungsgesetz zum Versicherungsvertragsgesetz (EGVVG, de invoeringswet inzake de wet op de verzekeringsovereenkomst), in de versie die tot 16 december 2009 van kracht was, specifieke conflictregels.
3.2 Niet-contractuele verbintenissen
Voor niet-contractuele verbintenissen is het toepasselijk recht sinds 11 januari 2009 in principe gedefinieerd door de Rome II-verordening, aangevuld door artikel 46 bis van de EGBGB.
In de gevallen die niet zijn geregeld in deze verordening, zoals schendingen van persoonlijkheidsrechten (Persönlichkeitsrecht), zijn in het Duitse conflictenrecht eigen regels vastgesteld voor het toepasselijk recht in de artikelen 38 t/m 42 van de EGBGB.
Voor de rechten op vergoeding van ongerechtvaardigde verrijking bevat artikel 38 van de EGBGB aparte regels voor de toepassing van het recht.
De wettelijke eisen die voortvloeien uit het beheer van een buitenlandse zaak worden krachtens artikel 39 van de EGBGB beoordeeld volgens het recht van de staat waarin het beheer is uitgevoerd. Voor het voldoen van een buitenlandse schuld geldt een bijzondere regel.
Schadevergoedingen voor ongeoorloofde handelingen zijn krachtens artikel 40 van de EGBGB in principe onderworpen aan het recht van de plaats van het ontstaansfeit (Recht des Handlungsorts); de benadeelde partij kan besluiten dat in plaats van dit recht het recht van het land waar de schade veroorzakende handeling heeft plaatsgevonden (Recht des Schadenseintritts), moet worden toegepast.
In ieder geval kunnen de partijen in overeenstemming met artikel 42 van de EGBGB achteraf het toepasselijk recht kiezen.
Krachtens artikel 41 van de EGBGB kan het toepasselijk recht eveneens worden vervangen door een recht dat wegens bijzondere omstandigheden duidelijk een nauwere band met de feiten heeft.
3.3 De burgerlijke staat van personen (naam, woonplaats, handelingsbekwaamheid)
Rechtskwesties die betrekking hebben op de persoonlijke juridische situatie van een natuurlijke persoon zijn volgens het Duitse conflictenrecht onderworpen aan het recht van de staat waarvan de desbetreffende persoon de nationaliteit heeft (Heimatrecht). Dit geldt in principe voor het recht inzake de bepaling van de naam (zie voor meer details artikel 10 van de EGBGB) en voor de kwestie van de rechts- en handelingsbekwaamheid van een natuurlijke persoon (artikel 7 van de EGBGB).
Als een persoon meerdere nationaliteiten heeft (Mehrstaater), moet de effectieve nationaliteit, dat wil zeggen de nationaliteit van de staat waarmee persoon de nauwste banden heeft, in aanmerking worden genomen volgens artikel 5, lid 1, eerste zin, van de EGBGB. Indien de persoon naast andere nationaliteiten ook de Duitse nationaliteit heeft, is daarentegen uitsluitend de Duitse nationaliteit bepalend, conform artikel 5, lid 1, tweede zin, van de EGBGB.
3.4 Afstamming en adoptie
3.4.1 Afstamming
Volgens artikel 19 van de EGBGB is de afstamming van een kind in eerste instantie onderworpen aan het recht van de staat waarin het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. Voor elk van de twee ouders kan de afstamming eveneens worden vastgesteld volgens hun nationale recht. Als de moeder getrouwd is, kan het recht dat de gevolgen van het huwelijk bepaalt (Ehewirkungsstatut) (artikel 14 van de EGBGB) en dat geldt op het moment van de geboorte van het kind, eveneens bepalend zijn voor het bepalen van de afstamming. Voor kinderen die vóór 1 juli 1998 zijn geboren, geldt een andere regeling.
Overeenkomstig artikel 20 van de EGBGB valt bezwaar tegen afstamming over het algemeen onder het recht dat de afstamming bepaalt en, als het kind bezwaar maakt, onder het recht van de gewone verblijfplaats van het kind.
3.4.2 Adoptie
Sinds 31 maart 2020 valt de adoptie van een kind binnen Duitsland onder het Duitse recht. Anders valt deze onder het recht van de staat waar de geadopteerde zijn of haar gewone verblijfplaats heeft op het moment van de adoptie (nieuwe versie van artikel 22, lid 1, van de EGBGB). Vóór 31 maart 2020 afgeronde adoptieprocedures vallen onder het voorheen toepasselijke internationaal privaatrecht. Dat wil zeggen dat de adoptie valt onder het recht van de staat waarvan de adoptant onderdaan was op het moment van de adoptie (oude versie van artikel 22, lid 1, eerste zin, van de EGBGB). Adoptie door een getrouwd stel of door een van hen valt onder het recht waaraan de algemene gevolgen van het huwelijk zijn onderworpen (oude versie van artikel 22, lid 1, tweede zin, van de EGBGB).
De erkenning en de constatering van de gevolgen van buitenlandse adopties zijn geregeld in de Gesetz über Wirkungen der Annahme als Kind nach ausländischem Recht, afgekort Adoptionswirkungsgesetz (AdWirkG, de Wet inzake de gevolgen van adoptie als kind naar buitenlands recht).
3.5 Huwelijk, ongehuwd samenwonen en geregistreerd partnerschap, echtscheiding, scheiding van tafel en bed, onderhoudsverplichtingen
3.5.1 Huwelijk
De volgende verklaringen gelden alleen voor huwelijken tussen personen die niet hetzelfde geslacht hebben. Zie punt 3.5.2 voor huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht.
Krachtens artikel 13 van de EGBGB worden de voorwaarden voor het sluiten van het huwelijk voor elk van de toekomstige echtgenoten bepaald door het recht van de staat waaronder zij vallen. Bij uitzondering en onder bijzondere omstandigheden kan het Duitse recht worden toegepast in plaats van dit recht.
In Duitsland worden huwelijken uitsluitend gesloten door de ambtenaar van de burgerlijke stand of bij uitzondering door een persoon die specifiek is gevolmachtigd door een buitenlandse staat (artikel 13, lid 4, tweede zin, van de EGBGB).
Als de algemene gevolgen van het huwelijk niet vallen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (EU-verordening inzake huwelijksvermogen), worden zij bepaald door het door de echtgenoten gekozen recht (artikel 14, lid 1, van de EGBGB).
3.5.2 Ongehuwd samenwonen en geregistreerd partnerschap
Artikel 17 ter van de EGBGB is van toepassing op huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht en het geregistreerd partnerschap (eingetragene Lebenspartnerschaften). Op grond van dat artikel worden de vorming en ontbinding van een geregistreerd partnerschap en alle algemene gevolgen van het huwelijk die niet vallen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1104 van de Raad tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen (EU-verordening inzake vermogen bij geregistreerd partnerschap), beheerst door het recht van het land waar het partnerschap wordt geregistreerd (artikel 17 ter, lid 1, eerste zin, van de EGBGB). Datzelfde geldt op soortgelijke wijze als de echtgenoten hetzelfde geslacht hebben of als ten minste een van beide echtgenoten van het mannelijke noch het vrouwelijke geslacht is (artikel 17 ter, lid 4, eerste zin, van de EGBGB). Sinds 1 oktober 2017 is het niet meer mogelijk geregistreerde partnerschappen aan te gaan in Duitsland (artikel 3, lid 3, van de Wet tot invoering van het recht op huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht (Eheöffnungsgesetz)) en derhalve is artikel 17 ter, lid 1, eerste zin, van de EGBGB, met betrekking tot het aangaan van een geregistreerd partnerschap, een zeer zeldzaam voorbeeld van een geval waarin een Duitse conflictregel betrekking heeft op een rechtsbetrekking die uitsluitend in het buitenland kan ontstaan.
3.5.3 Echtscheiding en scheiding van tafel en bed
Sinds 21 juni 2012 wordt het recht dat van toepassing is op echtscheidingen gedefinieerd door Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (de “Rome III-verordening”). Deze is zelfs van toepassing als het recht dat volgens de genoemde verordening van toepassing is, het recht van een staat is die niet deelneemt aan de nauwere samenwerking (artikel 4 van de Rome III-verordening). Echtscheiding en scheiding van tafel en bed vallen ook onder de Rome III-verordening wanneer het gaat om huwelijken tussen personen van verschillend geslacht (artikel 17 ter, lid 4, eerste zin, van de EGBGB).
De artikelen 17 en 17 bis van de EGBGB zijn eveneens van toepassing.
In Duitsland kan een huwelijk uitsluitend door een rechter worden ontbonden (artikel 17, lid 3, van de EGBGB).
Conform artikel 17, lid 4, van de EGBGB wordt het recht dat van toepassing is op de compensatie van opgebouwde middelen, bepaald volgens het recht dat van toepassing is op de echtscheiding (het echtscheidingsrecht). Als het buitenlandse recht geen regels heeft voor de compensatie van opgebouwde middelen, wordt de tenuitvoerlegging hiervan onder bijzondere voorwaarden, op verzoek en bij wijze van hulp uitgevoerd volgens het Duitse recht.
Wat betreft het genotsrecht van een woning van de echtgenoten en de roerende zaken van het huishouden die zich in Duitsland bevinden, zijn de materiële bepalingen van het Duitse recht relevant (artikel 17 bis van de EGBGB).
3.5.4 Onderhoudsverplichtingen
De vraag welk recht inzake alimentatievorderingen er moet worden toegepast tussen ouders of echtgenoten is sinds 18 juni 2011 gedefinieerd volgens het Haagse protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 23 november 2007. Krachtens artikel 2 is dit protocol universeel van toepassing, dat wil zeggen zelfs indien het toepasselijke recht dat van een niet-verdragsluitende staat is. De Duitse bepalingen van de EGBGB die tot dan van toepassing waren, zijn derhalve ingetrokken.
3.6 Huwelijksvermogensrecht
De vermogensrechtelijke gevolgen van een huwelijk worden bepaald door de EU-verordening inzake huwelijksvermogen. Dit geldt ook in het geval van huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht (artikel 17, lid 4, tweede zin, van de EGBGB). In de EU-verordening inzake huwelijksvermogen wordt prioriteit gegeven aan de autonomie van de partijen: de toekomstige echtgenoten kunnen kiezen welk recht van toepassing is op hun huwelijksvermogensstelsel (artikel 22, lid 1, van de EU-verordening inzake huwelijksvermogen). Bij gebrek aan overeenstemming tussen de partijen is het aanknopingspunt de verblijfplaats van de echtgenoten, hun nationaliteit of de staat waar zij gezamenlijk de nauwste band mee hebben (zie artikel 26 van de EU-verordening inzake huwelijksvermogen).
Gezien de datum van inwerkingtreding (30 januari 2019) heeft de EU-verordening inzake vermogen bij geregistreerd partnerschap geen betrekking op in Duitsland gevormde geregistreerde partnerschappen, aangezien het sinds 1 oktober 2017 niet meer mogelijk is onder Duits recht een geregistreerd partnerschap aan te gaan (zie punt 3.5.2). Op grond van de EU-verordening inzake vermogen bij geregistreerd partnerschap is de keuze van de partijen ook het belangrijkste aanknopingspunt (artikel 22, lid 1, van de EU-verordening inzake vermogen bij geregistreerd partnerschap). Bij gebrek aan overeenstemming over de rechtskeuze is op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap het recht van toepassing van de staat krachtens wiens recht het geregistreerd partnerschap is aangegaan (artikel 26, lid 1, van de EU-verordening inzake vermogen bij geregistreerd partnerschap).
3.7 Erfrecht
Voor ieder overlijden op of na 17 augustus 2015 is allereerst de Europese erfrechtverordening van toepassing. Op grond van die verordening is de laatste gewone verblijfplaats van de erflater het belangrijkste aanknopingspunt voor het recht dat van toepassing is op de erfopvolging. Erfopvolgingen van vóór 17 augustus 2015 vallen onder het recht van het land waarvan de erflater onderdaan was op het moment van overlijden, conform de oude versie van artikel 25 van de EGBGB (op basis van de nieuwe versie van artikel 25 van de EGBGB is de Europese erfrechtverordening op soortgelijke wijze van toepassing). Voor onroerende goederen in Duitsland kon worden gekozen voor het Duitse recht.
Voor erfopvolgingen vanaf 17 augustus 2015 worden de formele eisen voor uiterste wilsbeschikkingen beheerst door de nieuwe versie van artikel 26 van de EGBGB, op grond waarvan het Verdrag van Den Haag van 5 oktober 1961, waaraan Duitsland, als verdragsluitende staat, sinds 1965 onderworpen is, rechtstreeks op testamentaire beschikkingen van toepassing is (lid 1). Waar het gaat om de vorm van andere uiterste wilsbeschikkingen, wordt verwezen naar artikel 27 van de Europese erfrechtverordening (lid 2). Erfopvolgingen van vóór 17 augustus 2015 vallen onder de oude versie van artikel 26 van de EGBGB, waarin de kern van de inhoud van het Haagse Verdrag van 1961 inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen staat. Een testament is geldig wat betreft de vorm als deze overeenstemt met de voorwaarden van een rechtsstelsel waarmee een verband bestaat, bijvoorbeeld wegens de nationaliteit of de gewone verblijfplaats van de erflater of de plaats waar het testament is opgesteld.
3.8 Goederenrecht
Volgens artikel 43 van de EGBGB worden rechten op zaken onderworpen aan het recht van de staat waar de zaken zich bevinden. De wet van de plaats waar de zaak zich bevindt, definieert bijvoorbeeld de inhoud van de eigendom en de wijze van overdracht van de eigendom, of de wijze waarop de eigendom kan worden bezwaard met een pandrecht.
Artikel 45 van de EGBGB bepaalt een specifiek aanknopingspunt voor vervoersmiddelen.
In artikel 43, lid 2, van de EGBGB staat eveneens een bijzondere regeling voor het transport van een zaak naar een andere staat.
Immissies van onroerende zaken zijn ten slotte onderworpen aan een bijzondere regeling in artikel 44 van de EGBGB.
Voor zakelijke rechten is er geen rechtskeuze toegestaan. Krachtens artikel 46 van de EGBGB kan er echter worden afgeweken van het recht dat is gedefinieerd volgens de voornoemde aanknopingsregels, als de feiten duidelijk een nauwere band hebben met het recht van een andere staat.
3.9 Insolventie
Buiten de conflictregels van Verordening (EU) 2015/848 van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures, waarin onder andere bepalingen staan voor de relaties tussen de lidstaten, bepaalt artikel 335 van de InsO dat de insolventieprocedure en de gevolgen daarvan in verband met andere landen in principe zijn onderworpen aan het recht van de staat waarin de procedure is ingesteld. De artikelen 336 en volgende van de InsO bepalen voor bepaalde aspecten van het internationale faillissementsrecht (bijvoorbeeld arbeidsverhoudingen, compensatie, bezwaar) bijzondere aanknopingspunten die hiervan af kunnen wijken.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.