- BEVOEGDE GERECHTEN/AUTORITEITEN ZOEKEN
- Artikel 65, lid 3: Informatie over de wijze waarop overeenkomstig het nationale recht de gevolgen van de in artikel 65, lid 2 van de verordening genoemde beslissingen worden vastgesteld
- Artikel 75, onder a) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij de verzoeken overeenkomstig artikel 36, lid 2, artikel 45, lid 4, en artikel 47, lid 1, moeten worden ingesteld
- Artikel 75, onder b) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij overeenkomstig artikel 49, lid 2, een rechtsmiddel tegen de beslissing op het verzoek om een weigering van tenuitvoerlegging moet worden ingesteld
- Artikel 75, onder c) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij een eventuele hogere voorziening overeenkomstig artikel 50 moet worden ingesteld
- Artikel 75, onder d) – talen die worden aanvaard voor de vertaling van de formulieren betreffende rechterlijke beslissingen, authentieke akten en gerechtelijke schikkingen
- Artikel 76, lid 1, onder a) – de in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 2, vermelde bevoegdheidsregels
- Artikel 76, lid 1, onder b) – de in artikel 65 vermelde regels ten aanzien van het in het geding roepen van een derde
- Artikel 76, lid 1, onder c) – de in artikel 69 vermelde overeenkomsten
Informatie zoeken per regio
- Belgiëbe
- Bulgarijebg
- Tsjechiëcz
- Denemarkendk
- Duitslandde
- Estlandee
- Ierlandie
- Griekenlandel
- Spanjees
- Frankrijkfr
- Kroatiëhr
- Italiëit
- Cypruscy
- Letlandlv
- Litouwenlt
- Luxemburglu
- Hongarijehu
- Maltamt
- Nederlandnl
- Oostenrijkat
- Polenpl
- Portugalpt
- Roemeniëro
- Sloveniësi
- Slowakijesk
- Finlandfi
- Zwedense
- Verenigd Koninkrijkuk
Artikel 65, lid 3: Informatie over de wijze waarop overeenkomstig het nationale recht de gevolgen van de in artikel 65, lid 2 van de verordening genoemde beslissingen worden vastgesteld
1.) Hoe kan het in het geding roepen van een derde in algemene termen worden beschreven?
Het in het geding roepen van derden ("litis denuntiatio") betekent dat een derde formeel in kennis wordt gesteld van een aanhangig rechtsgeding. De kennisgeving kan vergezeld gaan van de uitnodiging aan deze derde om aan de procedure deel te nemen. Met deze kennisgeving wordt beoogd de rechten en gevolgen te waarborgen die het burgerlijk recht aan de eiser of gedaagde toekent. De kennisgevende partij (die een procespartij is) verzendt de kennisgeving aan het gerecht, dat deze vervolgens betekent aan de derde. Die kan zelf beslissen of hij al dan niet deelneemt aan de procedure. Naar Sloveens recht beslist het gerecht niet over de vraag of het verzoek om formele kennisgeving aan een partij gerechtvaardigd is. Zelfs als de derde aan de procedure deelneemt, wordt hij geen procespartij en er kan in deze procedure ook geen beslissing worden genomen over zijn verhouding tot de partijen in de hoofdprocedure. De derde kan elke partij in de hoofdprocedure ondersteunen. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan een derde als tussenkomende partij aan de procedure deelnemen. Op die manier kunnen derden bijdragen aan het winnen van het rechtsgeding. Zo kunnen zij helpen voorkomen dat er vervolgens een (regres)actie tegen hen wordt ingesteld of kunnen zij ervoor zorgen dat hun positie in een dergelijk rechtsgeding verbetert. De derde kan geen verzoek indienen tot beëindiging van een reeds ingestelde procedure, de verlenging van termijnen of het uitstel van een zitting.
2.) Wat zijn de belangrijkste gevolgen van rechterlijke beslissingen voor personen die als derde in het geding worden geroepen?
Het in het geding roepen van een derde biedt de kennisgevende partij bescherming tegen bepaalde vorderingen tot schadevergoeding die zij anders van een derde zou kunnen verwachten. Een derde die in het geding is geroepen, heeft hierdoor de kans gekregen om invloed uit te oefenen op de uitkomst van een procedure. Daarom kan hij, in beginsel, geen vorderingen tot schadevergoeding meer instellen tegen de kennisgevende partij op grond van gebrekkige procesvoering. Daarnaast kan een derde die in de hoofdprocedure in het geding is geroepen, in een eventuele daaropvolgende regresactie tussen de kennisgevende partij en die derde, aan de kennisgevende partij geen argumenten of feiten tegenwerpen die strijdig zijn met de materiële (feitelijke) elementen van de beslissing in de hoofdprocedure.
3.) Er zijn echter geen bindende gevolgen wat de juridische beoordeling in het hoofdgeding betreft.
4.) Er zijn evenmin bindende gevolgen met betrekking tot vastgestelde feiten die de derde in het hoofdgeding niet kon betwisten bv. omdat de partijen die feiten niet betwistten.
5.) Het in het geding roepen van een derde heeft gevolgen, ongeacht of de derde al dan niet aan het hoofdgeding heeft deelgenomen.
6.) Het in het geding roepen van een derde heeft geen gevolgen voor de relatie tussen de derde en de tegenpartij van de kennisgevende partij, behalve wanneer de derde heeft besloten deel te nemen aan de procedure aan de zijde van de wederpartij.
Artikel 75, onder a) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij de verzoeken overeenkomstig artikel 36, lid 2, artikel 45, lid 4, en artikel 47, lid 1, moeten worden ingesteld
- in Slovenië, de districtsrechtbank.
Artikel 75, onder b) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij overeenkomstig artikel 49, lid 2, een rechtsmiddel tegen de beslissing op het verzoek om een weigering van tenuitvoerlegging moet worden ingesteld
- in Slovenië, de districtsrechtbank.
Artikel 75, onder c) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij een eventuele hogere voorziening overeenkomstig artikel 50 moet worden ingesteld
- in Slovenië, het Hooggerechtshof van de Republiek Slovenië.
Artikel 75, onder d) – talen die worden aanvaard voor de vertaling van de formulieren betreffende rechterlijke beslissingen, authentieke akten en gerechtelijke schikkingen
- in Slovenië: bij de volgende rechtbanken worden naast het Sloveens ook de talen van de nationale minderheden als officiële taal aanvaard:
- Arrondissementsrechtbank van Koper: Italiaans;
- Lokale rechtbank van Koper: Italiaans;
- Lokale rechtbank van Piran: Italiaans;
- Lokale rechtbank van Lendava: Hongaars.
Artikel 76, lid 1, onder a) – de in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 2, vermelde bevoegdheidsregels
- in Slovenië, artikel 58 van de Wet betreffende het internationaal privaatrecht en de internationale privaatrechtelijke procesvoering (Zakon o mednarodnem zasebnem pravu in postopku).
Artikel 76, lid 1, onder b) – de in artikel 65 vermelde regels ten aanzien van het in het geding roepen van een derde
- in Slovenië, artikel 204 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zakon o pravdnem postopku), betreffende het in het geding roepen van derden.
Artikel 76, lid 1, onder c) – de in artikel 69 vermelde overeenkomsten
- het Verdrag tussen de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Oostenrijk inzake wederzijdse justitiële samenwerking, ondertekend te Wenen op 16 december 1954;
- de Overeenkomst tussen de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en de Italiaanse Republiek inzake wederzijdse justitiële samenwerking in burgerlijke en bestuurlijke zaken, ondertekend te Rome op 3 december 1960;
- de Overeenkomst tussen de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en het Koninkrijk Griekenland inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, ondertekend te Athene op 18 juni 1959;
- de Overeenkomst tussen de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en de Volksrepubliek Polen inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Warschau op 6 februari 1960;
- het Verdrag tussen de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië en de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek tot regeling van rechtsbetrekkingen in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Belgrado op 20 januari 1964;
- het Verdrag tussen de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië en de Republiek Cyprus inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 19 september 1984;
- de Overeenkomst tussen de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en de Volksrepubliek Bulgarije inzake wederzijdse rechtshulp, ondertekend te Sofia op 23 maart 1956;
- het Verdrag tussen de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en de Volksrepubliek Roemenië inzake rechtshulp, ondertekend te Belgrado op 18 oktober 1960, en het Protocol daarbij;
- het Verdrag tussen de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië en de Hongaarse Volksrepubliek inzake wederzijdse rechtshulp, ondertekend te Belgrado op 7 maart 1968;
- het Verdrag tussen de Republiek Slovenië en de Republiek Kroatië inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Zagreb op 7 februari 1994;
- de Overeenkomst tussen de Regering van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië en de Regering van de Franse Republiek inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Parijs op 18 mei 1971.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.