Geringe vorderingen

Estland

Inhoud aangereikt door
Estland

Artikel 25, lid 1, onder a), Bevoegde gerechten

In Estland wordt een beslissing in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven door de kantonrechtbank (maakohus) met de relevante bevoegdheid.

Artikel 25, lid 1, onder b), Communicatiemiddelen

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van de verordening zijn de communicatiemiddelen die in Estland in het kader van een Europese procedure voor geringe vorderingen worden aanvaard en die de Estse gerechten ter beschikking staan, de afgifte in persoon, per post, per fax en via elektronische communicatiekanalen. Bij het overleggen van documenten moeten de formele voorschriften van de artikelen 334-336 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering in acht worden genomen.

Op grond van deze bepalingen moeten verzoekschriften in duidelijk leesbaar machineschrift en op A4-formaat bij het gerecht worden ingediend. Dit geldt ook voor stukken die met de hand worden ondertekend. Volgens de wet moeten de procespartijen, indien mogelijk, aan het gerecht ook elektronische exemplaren bezorgen van procedurestukken die schriftelijk worden ingediend. Toezending van een gewone e-mail volstaat, zonder dat deze digitaal hoeft te worden ondertekend of dat de echtheid op een andere manier hoeft te blijken, om het werk van de gerechten bij het behandelen van stukken te vergemakkelijken.

Indien stukken worden ingediend per fax of e-mail aan het juiste adres, dan wel in een andere vorm waarvan een schriftelijke neerslag kan worden gemaakt, moet het originele exemplaar van het schriftelijke document onverwijld aan het gerecht worden overgelegd, althans uiterlijk ter terechtzitting dan wel binnen de termijn die in een schriftelijke procedure is vastgesteld voor het indienen van stukken. In dat geval wordt het verzoekschrift of beroepschrift geacht tijdig te zijn ingediend.

Verzoekschriften en andere stukken die schriftelijk moeten worden ingediend, mogen ook in elektronische vorm aan het gerecht worden overgelegd, mits het gerecht ze kan afdrukken en er kopieën van kan maken. In dat geval moet het stuk door de afzender digitaal zijn ondertekend of zijn verzonden op een even sterk beveiligde manier, waarbij de identiteit van de afzender kan worden vastgesteld. Een elektronisch stuk wordt geacht bij het gerecht te zijn ingediend zodra het is geregistreerd in de database voor de ontvangst van gerechtelijke stukken. Een meer gedetailleerde procedure voor de indiening van elektronische stukken bij de gerechten en de vormvoorschriften waaraan de stukken moeten voldoen, zijn neergelegd in een verordening van de minister van Justitie.

Het gerecht kan een verzoekschrift of ander processtuk dat door een procespartij per e-mail is toegezonden aanvaarden, ook als het niet met de hand is ondertekend of als het geen digitale handtekening draagt, mits het gerecht geen enkele twijfel heeft over de identiteit van de afzender of de verzending van het stuk, met name wanneer in dezelfde zaak al eerder stukken die digitaal ondertekend waren, door dezelfde afzender van op hetzelfde e-mailadres aan het gerecht zijn verzonden of wanneer het gerecht ermee heeft ingestemd dat verzoekschriften of andere stukken op die wijze mogen worden ingediend.

Overdracht van een verzoekschrift via het hiervoor opgezette elektronische informatiesysteem voor gerechtelijke procedures dat beschikbaar is op https://www.e-toimik.ee/, wordt ook als een elektronische indiening beschouwd. Wanneer een verzoekschrift wordt ingediend via het elektronische informatiesysteem, kan het niet via e-mail worden ingediend, tenzij er een geldige reden is om dat te doen. De minister van Justitie heeft in een verordening de lijst van documenten vastgesteld die via het portaal moeten worden ingediend.

In een Europese procedure voor geringe vorderingen kan het gerecht de bepalingen van het wetboek inzake de regels voor betekening en kennisgeving van processtukken en de vormvereisten voor het indienen van stukken naast zich neerleggen, behalve voor de betekening of kennisgeving van een uitvoerbare titel aan een verweerder.

Artikel 25, lid 1, onder c), Autoriteiten of organisaties die praktische bijstand verlenen

De griffie van de rechtbank verleent u praktische bijstand in verband met de Europese procedure voor geringe vorderingen.

Artikel 25, lid 1, onder d), Middelen voor elektronische betekening en kennisgeving en elektronische communicatie, en middelen om aanvaarding van het gebruik ervan kenbaar te maken

De middelen voor elektronische betekening en kennisgeving die technisch beschikbaar en toelaatbaar zijn in de Estse gerechten zijn het openbare elektronische informatiesysteem voor gerechtelijke procedures (https://www.e-toimik.ee/), e-mail en fax.

Voor de betekening van processtukken via het elektronische informatiesysteem stuurt de rechtbank een mededeling voor de ontvanger dat het document beschikbaar is in het systeem:

  1. naar het aan de rechtbank meegedeelde e-mailadres of telefoonnummer;
  2. indien de ontvanger een eenmanszaak of een rechtspersoon is, naar het e-mailadres of telefoonnummer dat is ingevoerd in het informatiesysteem van een in Estland bijgehouden register;
  3. het e-mailadres of telefoonnummer van de geadresseerde en zijn wettelijke vertegenwoordiger zoals ingevoerd in het bevolkingsregister;
  4. het e-mailadres of telefoonnummer van de geadresseerde en zijn wettelijke vertegenwoordiger, zoals ingevoerd in een andere nationale databank waarin de rechtbank de informatie zelfstandig kan controleren door middel van een elektronische zoekopdracht;
  5. naar het e-mailadres personal-identification-code@eesti.ee van de geadresseerde en zijn wettelijke vertegenwoordiger, indien zij over een Estse persoonlijke identificatiecode beschikken (artikel 3111, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

De rechtbank kan ook laten weten dat het document beschikbaar is door een melding te sturen naar een e-mailadres of telefoonnummer dat op het internet werd gevonden of deze te posten op de gebruikersaccountpagina van een virtueel sociaal netwerk of andere virtuele communicatieomgeving waarvan op basis van de op het internet beschikbare informatie mag worden aangenomen dat de geadresseerde deze gebruikt of dat de op deze manier verzonden informatie de geadresseerde zal bereiken. Indien mogelijk stelt de rechtbank de mededeling op de vermoede gebruikersaccountpagina van een virtueel sociaal netwerk of andere virtuele communicatieomgeving op zodanige wijze beschikbaar dat niemand anders dan de geadresseerde het bericht kan zien. De betekening van processtukken wordt geacht te zijn verricht zodra de geadresseerde het document in het informatiesysteem heeft geopend of nadat hij via het systeem de ontvangst heeft bevestigd zonder het te openen. Dit geldt eveneens indien dit wordt gedaan door een andere persoon die door de geadresseerde is gemachtigd om de stukken in het informatiesysteem te raadplegen. De betekening van het stuk wordt automatisch in het informatiesysteem geregistreerd.

Indien van de geadresseerde niet kan worden verwacht dat hij in staat is om het elektronische informatiesysteem te gebruiken voor de betekening van stukken, of indien de betekening via het informatiesysteem om technische redenen niet mogelijk is, kan de rechtbank processtukken ook langs elektronische weg via e-mail of fax aan de geadresseerde ter kennis geven. In dat geval wordt de betekening geacht te zijn verricht wanneer de geadresseerde de ontvangst van het stuk schriftelijk, per fax of elektronisch bevestigt. De ontvangstbevestiging vermeldt de datum van ontvangst en moet worden ondertekend door de geadresseerde of diens vertegenwoordiger. De elektronische ontvangstbevestiging moet zijn voorzien van de elektronische handtekening van de afzender of worden verstuurd via een andere beveiligde methode waarmee de identiteit van de afzender en het tijdstip van de verzending kunnen worden vastgesteld, tenzij de rechtbank geen reden heeft om eraan te twijfelen dat de ontvangstbevestiging zonder elektronische handtekening door de geadresseerde of diens vertegenwoordiger is verstuurd. Een elektronische ontvangstbevestiging per e-mail kan naar de rechtbank worden verzonden indien het e-mailadres van de ontvanger bij de rechtbank gekend is en indien mag worden aangenomen dat onbevoegden er geen toegang toe hebben en ook indien de rechtbank reeds documenten naar dit e-mailadres heeft toegezonden in dezelfde zaak of indien de partij zijn of haar e-mailadres zelf aan de rechtbank heeft bezorgd.

Voorafgaande toestemming voor elektronische betekening van stukken kan verleend worden via het elektronische informatiesysteem, per e-mail of fax. Deze toestemming kan naar het gerecht worden verzonden via een verzoek voor een Europese procedure voor geringe vorderingen of in antwoord hierop.

Artikel 25, lid 1, onder e), Personen of beroepscategorieën die verplicht zijn betekening en kennisgeving van documenten en andere schriftelijke communicatie met elektronische middelen te aanvaarden

De betekening of kennisgeving van een stuk aan een advocaat, notaris, gerechtsdeurwaarder, faillissementscurator of een nationale of lokale autoriteit moet als algemene regel elektronisch via het informatiesysteem gebeuren. Een andere wijze is alleen toegestaan indien daarvoor een gegronde reden bestaat. Wat andere personen betreft, is in de wet geen verplichte wijze van betekening of kennisgeving van stukken vastgelegd.

Artikel 25, lid 1, onder f), Gerechtskosten en betaalwijzen

Voor het indienen van een vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen moet bij een kantonrechtbank een overheidsvergoeding worden betaald. Het bedrag daarvan wordt vastgesteld op basis van de waarde van de civiele zaak die op haar beurt afhankelijk is van het gevorderde bedrag. Bij de berekening van de waarde van een civiele zaak wordt het bedrag van de hoofdvordering samengeteld met dat van de nevenvorderingen. Indien in het kader van een Europese procedure voor geringe vorderingen om invordering van achterstallige rente wordt verzocht die niet in rekening werd gebracht, moet een bedrag dat overeenkomt met één jaar achterstallige rente er ook worden bijgeteld. Het bedrag van de overheidsvergoeding wordt vastgesteld op basis van het ontvangen eindbedrag (de kosten van de civiele zaak) volgens de tabel die is weergegeven in bijlage 1 bij de wet op de overheidsvergoedingen, zoals bedoeld in artikel 59, lid 1.

Voor het indienen van een verzoekschrift voor heroverweging van een rechterlijke beslissing (verzoekschrift tot opschorting van een verstekvonnis) dient een borg te worden betaald. Het bedrag van deze borg komt overeen met de overheidsvergoeding voor de helft van de waarde van de zaak. Het bedrag van de overheidsvergoeding mag niet lager zijn dan 100 EUR en niet hoger dan 1 500 EUR.

Voor het instellen van hoger beroep dient dezelfde overheidsvergoeding te worden betaald als deze die werd betaald voor het indienen van de initiële vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen bij de kantonrechtbank, gelet op de omvang van het hoger beroep.

Om een beroep in cassatie in te stellen en een verzoek tot heroverweging in te dienen, dient eveneens een borg te worden betaald. Een procent van de kosten van de burgerlijke zaak moet als borg worden betaald, rekening houdend met de omvang van het beroep, maar dat bedrag mag niet lager dan 100 EUR en niet hoger dan 3 000 EUR zijn.

Voor het instellen van hoger beroep bij een arrondissementsrechtbank of bij het hooggerechtshof moet een overheidsvergoeding van 50 EUR worden betaald.

De overheidsvergoeding kan via overschrijving op een van de bankrekeningen van het ministerie van Financiën worden overgemaakt, waarvan de gegevens beschikbaar zijn op website van de rechterlijke macht.

In alle gevallen moet de overheidsvergoeding worden betaald vooraleer het verzoekschrift wordt ingediend. Samen met het verzoekschrift moet aan het gerecht een document worden voorgelegd dat de betaling van de overheidsvergoeding bewijst, of informatie waarmee het gerecht de betaling van de overheidsvergoeding kan controleren (bijvoorbeeld de datum waarop de betaling werd verricht, het bedrag, wie de betaling heeft verricht enz.).

Artikel 25, lid 1, onder g), Beroepsprocedure en voor beroep bevoegde gerechten

Tegen een rechterlijke beslissing die in een Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, kan hoger beroep worden ingesteld in het kader van de beroepsprocedure.

Indien de waarde van de vordering niet hoger is dan een bedrag dat overeenkomt met 2 000 EUR voor de hoofdvordering en 4 000 EUR samen met nevenvorderingen, kan de kantonrechtbank in de beslissing vaststellen dat het mogelijk is om hoger beroep in te stellen. In het algemeen zal de rechtbank de mogelijkheid bieden om beroep in te stellen als ze van mening is dat een uitspraak van een hof van beroep nodig is om het standpunt van een arrondissementsrechtbank inzake een rechtsvraag te verkrijgen. Indien het vonnis van de kantonrechtbank geen mogelijkheid tot het instellen van beroep biedt, kan het vonnis toch bij een arrondissementsrechtbank worden betwist, maar zal deze het beroep alleen toelaten als duidelijk is dat de kantonrechtbank bij het nemen van zijn beslissing een bepaling van materieel recht onjuist heeft toegepast, vormvereisten heeft geschonden of bewijs onjuist heeft gewaardeerd en als dit ernstige gevolgen voor het vonnis kan hebben gehad.

Beroepen moeten worden ingesteld bij de arrondissementsrechtbank in het rechtsgebied waarvan de kantonrechtbank is gevestigd die uitspraak in de Europese procedure voor geringe vorderingen heeft gedaan.

Hoger beroep kan worden ingesteld binnen dertig dagen te rekenen vanaf de betekening of kennisgeving van het vonnis aan de appellant, maar nooit later dan vijf maanden nadat het vonnis van het gerecht van eerste aanleg is bekendgemaakt. Indien het vonnis van de kantonrechtbank werd gewezen zonder het deel dat het vonnis beschrijft en onderbouwt, en indien een deelnemer aan de procedure de rechtbank heeft verzocht een dergelijk deel aan zijn vonnis toe te voegen, vangt de termijn voor het instellen van beroep opnieuw aan op het moment van de betekening of kennisgeving van het volledige vonnis. Hoger beroep kan niet worden ingesteld indien beide partijen in een verzoekschrift aan de rechtbank afstand doen van hun recht op hoger beroep.

Een cassatieberoep kan bij het hooggerechtshof worden ingesteld tegen een vonnis van een rechtbank dat is gewezen conform de beroepsprocedure (hoofdstuk 66 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Een deelnemer aan een procedure kan een cassatieberoep instellen bij het hooggerechtshof indien een arrondissementsrechtbank vormvereisten ernstig heeft geschonden of een bepaling van het materieel recht onjuist heeft toegepast.

Cassatieberoep kan worden ingesteld binnen 30 dagen te rekenen vanaf de betekening of kennisgeving van het vonnis aan de deelnemer, maar nooit later dan vijf maanden nadat het vonnis van de arrondissementsrechtbank is bekendgemaakt. Cassatieberoep kan niet worden aangetekend indien beide partijen in een verzoekschrift aan de rechtbank afstand doen van hun recht op hoger beroep.

In uitzonderlijke omstandigheden waarin een deelnemer aan een procedure dit wenst en er nieuw bewijs aan het licht is gekomen, kan bij het hooggerechtshof een verzoek om heroverweging van een van kracht geworden vonnis van een rechtbank worden ingediend overeenkomstig de procedure die is neergelegd in hoofdstuk 68 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Een verzoek om heroverweging kan worden ingediend tot twee maanden na het moment waarop de betrokkene zich ervan bewust werd dat er een reden voor heroverweging is. Op grond van het feit dat een deelnemer aan een procedure niet vertegenwoordigd was tijdens de procedure, kan een verzoek tot heroverweging worden ingediend tot twee maanden na de betekening of kennisgeving van het vonnis aan de deelnemer of, in geval van een partij zonder actieve procesbevoegdheid in burgerlijke rechtsvordering, aan de wettelijke vertegenwoordiger van de deelnemer. Hierbij wordt geen rekening gehouden met openbare betekening. Een verzoek om heroverweging kan niet meer worden ingediend indien vijf jaar zijn verstreken sinds de vankrachtwording van het vonnis van de rechtbank waarvoor om heroverweging wordt verzocht. Een verzoek om heroverweging kan niet worden ingediend op grond van het feit dat de partij niet deelnam aan of niet vertegenwoordigd was tijdens de procedure of in het geval als vastgelegd in artikel 702, lid 2, onder 8, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, indien tien jaar zijn verstreken sinds de vankrachtwording van het vonnis van de rechtbank.

Artikel 25, lid 1, onder h), Procedure voor heroverweging van de beslissing en voor heroverweging bevoegde gerechten

De procedure voor verzoeken om heroverweging van een rechterlijke beslissing komt overeen met de procedure voor verzet tegen een verstekvonnis (hoofdstuk 415 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Verzoeken om heroverweging moeten worden ingediend bij de rechtbank die de beslissing in een zaak aangaande de toepassing van de Europese procedure voor geringe vorderingen heeft gegeven. Het verzoek moet schriftelijk worden ingediend en het volgende bevatten: een verwijzing naar de uitspraak waarvan een herziening wordt aangevraagd; een verzoekschrift waarin om heroverweging van de beslissing wordt verzocht; de omstandigheden en redenen op grond waarvan om heroverweging wordt verzocht. Vervolgens moet het gerecht het verzoekschrift betekenen aan de tegenpartij en een uiterste termijn toewijzen om een standpunt voor te leggen. Het gerecht doet schriftelijk uitspraak over het verzoekschrift. Indien nodig wordt een verzoek in het kader van verzet tegen een verstekvonnis behandeld tijdens een terechtzitting. Indien het verzoek wordt ingewilligd, wordt de procedure heropend en wordt de Europese procedure voor geringe vorderingen voortgezet vanaf de situatie vóór het niet verrichten van de procedurele handeling dat tot het verstekvonnis heeft geleid. Hoger beroep kan worden ingesteld bij een arrondissementsrechtbank tegen een afwijzende rechterlijke uitspraak over een verzoek om heroverweging. Hoger beroep bij het hooggerechtshof tegen een in beroep gewezen uitspraak van een arrondissementsrechtbank kan alleen worden ingesteld indien de arrondissementsrechtbank het beroep heeft afgewezen.

Artikel 25, lid 1, onder i), Aanvaarde talen

Overeenkomstig artikel 21 bis, lid 1, van de verordening zijn het Ests en het Engels de talen die worden aanvaard.

Artikel 25, lid 1, onder j), Voor tenuitvoerlegging bevoegde instanties

Vonnissen die in Estland zijn gewezen in een Europese procedure voor geringe vorderingen, worden ten uitvoer gelegd door onafhankelijke deurwaarders. Een verzoek om de procedure voor de tenuitvoerlegging aan te vatten moet worden ingediend bij de deurwaarder van de woonplaats of verblijfplaats van de schuldenaar of de locatie waar de activa zich bevinden. De lijst van deurwaarders is beschikbaar op de website van de Estse kamer van deurwaarders en curatoren in faillissementszaken.

Indien beroep wordt ingesteld tegen een vonnis dat is gewezen in een Europese procedure voor geringe vorderingen, worden door de arrondissementsrechtbank waarbij het beroep wordt ingesteld, de maatregelen toegepast die zijn vastgelegd in artikel 23 van de verordening. Indien een verzoekschrift wordt ingediend, moet het verzoek om toepassing van maatregelen worden ingediend bij de rechtbank die het verzoekschrift behandelt.

Indien nog geen beroep is ingesteld, worden door de rechtbank die het vonnis in de zaak heeft gewezen, de maatregelen toegepast die zijn neergelegd in artikel 23 van de verordening. De rechtbank met bevoegdheid voor de toepassing van de in artikel 23, onder c), van de verordening neergelegde maatregel is de kantonrechtbank in het rechtsgebied waarvan de tenuitvoerleggingsprocedure wordt behandeld of zou moeten worden behandeld. In de gevallen als neergelegd in artikel 46 van het wetboek van tenuitvoerleggingsprocedures kan een besluit tot opschorting van de tenuitvoerleggingsprocedure zowel door de deurwaarder die de tenuitvoerleggingsprocedure uitvoert, als door de rechtbank worden genomen.

Laatste update: 29/03/2022

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.