Rechten van minderjarigen in gerechtelijke procedures

Tsjechië

Inhoud aangereikt door
Tsjechië

1. Handelingsbekwaamheid van kinderen

In het privaatrecht is in wet nr. 89/2012 (burgerlijk wetboek) bepaald dat de bekwaamheid van een kind om een specifieke rechtshandeling te verrichten, verband houdt met de intellectuele rijpheid en wilsbekwaamheid van personen van zijn of haar leeftijd. Dit is een weerlegbaar vermoeden, wat betekent dat het tegendeel in alle gevallen kan worden bewezen. De volledige handelingsbekwaamheid wordt verworven op de leeftijd van 18 jaar; onder bepaalde voorwaarden kan een rechter handelingsbekwaamheid toekennen aan een kind van 16 jaar. Indien een kind niet handelingsbekwaam is, moet het worden vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger of voogd. Deze personen kunnen hun toestemming geven voor bepaalde rechtshandelingen van het kind, in welk geval het kind binnen het toepassingsgebied van de toestemming zelfstandig mag handelen, tenzij dit bij wet uitdrukkelijk verboden is.

Volgens het Tsjechische wetboek van strafrecht (wet nr. 40/2009) mogen kinderen jonger dan 15 jaar niet strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Kinderen ouder dan 15 jaar maar die ten tijde van het strafbare feit jonger waren dan 18 jaar, zijn alleen strafrechtelijk aansprakelijk indien zij zich dankzij hun intellectuele en morele maturiteit op het ogenblik van het strafbare feit bewust konden zijn van de onwettigheid van hun handelingen en deze handelingen konden controleren.

2. Situatie van kinderen in procedures voor civiele rechtbanken

a) Rol en handelingsbekwaamheid van kinderen in civiele procedures

Kinderen kunnen op verschillende manieren bij gerechtelijke procedures worden betrokken. In civiele procedures is de rol van kinderen gewoonlijk die van deelnemer, maar zij kunnen ook getuige zijn. Hieronder wordt ingegaan op de rol van kinderen als deelnemer aan civiele procedures. De relevante wetgeving is het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (wet nr. 99/1963) en de wet bijzondere gerechtelijke procedures (wet nr. 292/2013).

Civiele procedures zijn onderverdeeld in contradictoire en niet-contradictoire procedures. Hoewel kinderen bij beide soorten procedures betrokken kunnen zijn, zijn zij meestal betrokken bij niet-contradictoire procedures (bijvoorbeeld procedures inzake voogdij). De belangrijkste kwesties die in voogdijprocedures aan de orde zijn, hebben betrekking op de voor- en achternaam van het kind, het onderhoud, het omgangsrecht, de ouderlijke verantwoordelijkheid en specifieke kwesties in verband met de voogdij. In de meeste gevallen kan de procedure op verzoek en ambtshalve door een gerecht worden ingeleid, behalve voor kwesties in verband met de vertegenwoordiging van het kind (dergelijke procedures kunnen uitsluitend op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger worden ingeleid) of met betrekking tot het verlenen van handelingsbekwaamheid (procedures die uitsluitend op verzoek van het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger worden ingeleid).

Net als in het privaatrecht houdt de handelingsbekwaamheid van kinderen in civiele procedures verband met de intellectuele rijpheid en wilsbekwaamheid van kinderen op hun leeftijd. Indien de omstandigheden van de zaak dit vereisen, kan een rechter echter besluiten dat een kind wordt vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger of voogd, zelfs indien het anders onafhankelijk zou kunnen optreden.

b) Rechterlijke instanties en andere autoriteiten die de belangen van kinderen beschermen

De juridische status van kinderen wordt door rechterlijke instanties bepaald. Contradictoire en niet-contradictoire zaken worden behandeld door de gewone rechtbank. Rechters die in die rechtbanken niet-contradictoire zaken behandelen, behandelen echter doorgaans geen contradictoire zaken. De procedures in eerste aanleg worden gevoerd door de districtsrechtbanken, terwijl de regionale rechtbanken de hoven van beroep zijn. Toetsing in beroep is niet toegestaan in zaken betreffende voogdij.

In civiele procedures betreffende de justitiële zorg voor minderjarigen speelt de autoriteit voor de sociale en juridische bescherming van kinderen een centrale rol. Deze bevoegdheid wordt in de eerste plaats uitgeoefend door bureaus van gemeenten met uitgebreide bevoegdheden. De autoriteit voor de sociale en juridische bescherming van kinderen kan de bovengenoemde procedure inleiden en vervolgens optreden als voogd ad litem in die procedure. Tegelijkertijd waarborgt de autoriteit de sociale en juridische bescherming van het kind ook buiten de gerechtelijke procedure, hetzij in het kader van preventieve of adviserende activiteiten, hetzij door middel van educatieve maatregelen. De bevoegdheid en de taken van de autoriteit voor de sociale en wettelijke bescherming van kinderen worden geregeld door de wet op de sociale en wettelijke bescherming van kinderen (wet nr. 359/1999).

In de bovengenoemde gevallen kan het openbaar ministerie ook een procedure inleiden (of er zich bij voegen). In het geval van justitiële zorg voor minderjarigen kan het dit doen in gevallen waarin een bijzondere maatregel wordt opgelegd met betrekking tot de opvoeding van het kind, de institutionele zorg, de vaststelling van de geboortedatum of de schorsing, beperking of intrekking van de ouderlijke verantwoordelijkheid of de uitoefening daarvan. Indien het openbaar ministerie een procedure inleidt, treedt het op als elke andere verzoeker. Indien het openbaar ministerie zich bij de procedure voegt, kan het alle maatregelen nemen die door een deelnemer aan de procedure kunnen worden genomen, met uitzondering van beschikkingen (zoals intrekkingen van verzoeken).

c) Het belang van het kind vooropstellen

Een algemeen beginsel dat ten grondslag ligt aan civiele procedures waarbij kinderen betrokken zijn, is de nadruk die wordt gelegd op de bescherming van de belangen van het kind in overeenstemming met het Verdrag inzake de rechten van het kind. Indien het bij de procedure betrokken kind in staat is zijn eigen mening te vormen, moet het gerecht de mening van het kind ter zake vaststellen. Bij de beoordeling van de mening van het kind houdt de rechtbank rekening met de leeftijd en de intellectuele rijpheid van het kind.

Civiele contradictoire procedures omvatten een reeks instrumenten die de positie van het kind verbeteren. Een daarvan is de verplichting om documenten te betekenen aan kinderen ouder dan 15 jaar. “Formele beslissingen” tegen kinderen zijn niet-ontvankelijk, zodat beslissingen tot erkenning, verstekvonnissen of betalingsbevelen niet tegen kinderen kunnen worden uitgevaardigd.

In een niet-contradictoire procedure en in een gezagsprocedure ligt de nadruk op de snelheid van de procedure. In zaken betreffende de regeling van betrekkingen met kinderen is het mogelijk een voorlopige maatregel te nemen waarover een rechtbank binnen zeven dagen een beslissing moet nemen; in geval van ernstige bedreiging of schending van de vitale belangen van het kind beslist een rechtbank normaliter binnen 24 uur over voorlopige maatregelen. Vervolgens moet binnen zes maanden na de inleiding van de procedure een gewone procedure worden ingeleid. Om de belangen van het kind te beschermen, is de autoriteit voor de sociale en juridische bescherming van kinderen vaak betrokken bij procedures als voogd ad litem.

3. Situatie van kinderen in strafprocedures

a) Kinderen jonger dan 15 jaar als plegers van strafbare feiten

In Tsjechië kunnen kinderen jonger dan 15 jaar niet aansprakelijk worden gesteld voor strafbare feiten. Indien een kind jonger dan 15 jaar een feit pleegt dat anders als een strafbaar feit zou worden beschouwd, leidt dit tot een buitengewone civiele procedure op grond van de wet inzake bijzondere gerechtelijke procedures (wet nr. 292/2013) en niet tot strafrechtelijke procedures op grond van het wetboek van strafvordering (wet nr. 141/1961). De bijzondere regels die van toepassing zijn op zaken betreffende kinderen jonger dan 15 jaar zijn vastgelegd in de wet inzake jeugdrechtspraak (wet nr. 2018/2003).

Zaken betreffende kinderen jonger dan 15 jaar worden behandeld door jeugdrechtbanken (gespecialiseerde rechters bij gewone rechtbanken). Deze gespecialiseerde rechters krijgen een opleiding om gedetailleerde kennis op te doen over de regels die op dergelijke procedures van toepassing zijn en de aanpak die moet worden gevolgd ten aanzien van overtreders jonger dan 15 jaar. Openbaar aanklagers en rechtshandhavingsfunctionarissen moeten ook een speciale opleiding hebben gevolgd over omgang met jongeren.

De procedure wordt ingeleid op verzoek van het openbaar ministerie of ambtshalve door een rechter. Naast het kind zijn bij de procedure ook de autoriteit voor de sociale en juridische bescherming van kinderen, de wettelijke vertegenwoordigers of voogden van het kind, de personen aan wie de zorg voor of het gezag over het kind is toevertrouwd, alsmede andere personen over wier rechten en verplichtingen in de procedure moet worden beslist, betrokken. Wanneer het verzoek om inleiding van de procedure is ingediend door het openbaar ministerie (d.w.z. wanneer de procedure niet ambtshalve door de rechter is ingeleid), is het openbaar ministerie ook bij de procedure betrokken. In de procedure moet het kind een voogd hebben, die een advocaat is.

Wanneer een kind jonger dan 15 jaar een strafbaar feit pleegt dat anders strafbaar zou zijn, zal een jeugdrechtbank de nodige corrigerende maatregelen nemen. Een rechter kan het kind een educatieve verplichting opleggen (bijvoorbeeld om — op een wijze die in verhouding staat tot de middelen van het kind — de veroorzaakte schade te vergoeden, om — in zijn vrije tijd en kosteloos — een maatschappelijk nuttige activiteit te verrichten), een educatieve beperking (bijvoorbeeld om bepaalde personen niet te ontmoeten, bepaalde plaatsen niet te bezoeken, niet aan kansspelen deel te nemen, geen verslavende stoffen te gebruiken enz.), een vermaning met waarschuwing uitspreken; het kind in een therapeutisch, psychologisch of ander passend educatief programma in een educatief voogdijcentrum plaatsen, het kind onder toezicht van een reclasseringsambtenaar, in beschermende zorg of in een beschermende medische behandeling plaatsen, toezicht door een reclasseringsambtenaar gelasten, of beschermende institutionele zorg of beschermende medische behandeling gelasten. Een rechter kan ervoor kiezen geen maatregelen op te leggen als de ervaring van de rechtszaak zelf voldoende is geweest om het kind een les te leren en wederrechtelijke activiteiten in de toekomst te ontmoedigen.

Tenzij een jeugdrechtbank anders beslist, worden zaken betreffende kinderen jonger dan 15 jaar achter gesloten deuren behandeld. In de procedure wordt de nadruk gelegd op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het kind. De uitkomst van de procedure kan in de publieke media worden bekendgemaakt zodra de beslissing definitief is geworden (zonder het kind of de andere deelnemers te noemen).

b) Kinderen ouder dan 15 jaar als plegers van strafbare feiten

Procedures in zaken met betrekking tot jongeren vallen ook onder de wet inzake de jeugdrechtspraak. Een minderjarige is een persoon die de leeftijd van 15 jaar heeft bereikt op het moment dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd (in het geval van jongeren een “overtreding” [provinění] genoemd), maar nog niet 18 jaar is. Jongeren zijn strafrechtelijk verantwoordelijk, maar alleen op voorwaarde dat zij dankzij hun intellectuele en morele rijpheid op het moment van het plegen van de handeling het onwettige karakter van hun handelingen konden herkennen en er controle over konden uitoefenen.

Jongeren moeten beschikken over een advocaat vanaf het moment waarop maatregelen uit hoofde van de wet inzake de jeugdrechtspraak of handelingen uit hoofde van het wetboek van strafvordering (met inbegrip van dringende of eenmalige handelingen) tegen hen worden genomen, tenzij het onmogelijk is de uitvoering van dergelijke maatregelen uit te stellen en de advocaat daarvan in kennis te stellen.

Jeugdzaken worden behandeld door jeugdrechtbanken (gespecialiseerde rechters bij gewone rechtbanken). Krachtens de wet inzake de jeugdrechtspraak kan een jeugdrechtbank maatregelen opleggen aan minderjarigen, zoals:

  • educatieve maatregelen (toezicht door een reclasseringsambtenaar, reclasseringsprogramma, educatieve verplichtingen, educatieve beperkingen en een vermaning met waarschuwing);
  • beschermende maatregelen (beschermende medische behandeling, veilige preventieve detentie, inbeslagneming van voorwerpen, inbeslagneming van een deel van de goederen en beschermende institutionele zorg);
  • strafrechtelijke maatregelen (taakstraf, financiële maatregelen, voorwaardelijke financiële maatregelen, confiscatie, verbod op bepaalde activiteiten, verbod op het houden en fokken van dieren, uitzetting, thuisdetentie, toegangsverbod voor sport-, culturele en andere sociale evenementen, vrijheidsstraf met voorwaardelijke opschorting (voorwaardelijke straf), vrijheidsstraf met voorwaardelijke opschorting onder toezicht, onvoorwaardelijke vrijheidsstraf).

Bij de maatregelen moet rekening worden gehouden met de persoonlijkheid van de minderjarige, zijn leeftijd, intellectuele en morele rijpheid, gezondheidstoestand en zijn persoonlijke, familiale en sociale situatie, en zij moeten in verhouding staan tot de aard en de ernst van de gepleegde handeling.

In het geval van minderjarigen moeten de procedures zodanig worden gevoerd dat hun psyche niet negatief wordt beïnvloed en — gelet op hun leeftijd — hun emotionele en sociale ontwikkeling niet in gevaar wordt gebracht. De op grond van de wet inzake de jeugdrechtspraak betrokken autoriteiten werken samen met de bevoegde autoriteit voor de sociale en juridische bescherming van kinderen en met de reclasserings- en bemiddelingsdienst. De op grond van de wet inzake de jeugdrechtspraak betrokken autoriteiten zijn altijd verplicht de minderjarige op een leeftijdsgeschikte manier te informeren over zijn rechten en hem alle kansen te bieden deze uit te oefenen.

De wettelijke vertegenwoordiger of de voogd van de minderjarige is bevoegd om de minderjarige te vertegenwoordigen, met name om een raadsman voor hem te kiezen, namens de minderjarige voorstellen te doen, namens hem aanvragen in te dienen en corrigerende maatregelen te treffen; de wettelijke vertegenwoordiger heeft ook het recht deel te nemen aan dergelijke handelingen waaraan de minderjarige op grond van de wet kan deelnemen. Ten behoeve van de minderjarige kan de wettelijke vertegenwoordiger of de voogd deze rechten ook tegen de wil van de minderjarige uitoefenen. De wettelijke vertegenwoordiger of de voogd van de minderjarige heeft ook het recht om de ondervraagde personen vragen te stellen, de dossiers in te zien, met uitzondering van het stemprotocol en de persoonsgegevens van geheime getuigen, uittreksels en notities daarvan te maken en op eigen kosten kopieën van dossiers of delen daarvan te maken.

In de procedure wordt de nadruk gelegd op de bescherming van de persoonsgegevens van de minderjarige; met name informatie die ertoe kan leiden dat de identiteit van de minderjarige bekend wordt gemaakt, mag niet zonder wettelijke grond openbaar worden gemaakt. Alle betrokken autoriteiten (politie, openbaar aanklagers, rechters, ambtenaren van de reclasserings- en bemiddelingsdienst, alsook maatschappelijk werkers) moeten een speciale opleiding hebben gekregen over de omgang met jongeren. In beginsel wordt de procedure achter gesloten deuren gevoerd.

c) Kinderen als benadeelde partijen (slachtoffers van misdrijven)

De wetgeving maakt een onderscheid tussen benadeelde partijen en slachtoffers van misdrijven. In het wetboek van strafvordering worden benadeelde partijen gedefinieerd als personen die lichamelijk letsel, schade of immateriële schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit, of personen ten nadele van wie de dader heeft geprofiteerd door het plegen van het strafbare feit. Benadeelde partijen genieten een reeks rechten, waaronder het recht om aanvullend bewijsmateriaal over te leggen, de dossiers in te zien, de terechtzitting bij te wonen en opmerkingen over de zaak in te dienen voordat de procedure wordt afgesloten. Zowel natuurlijke als rechtspersonen kunnen benadeelde partijen zijn.

Sinds 2013 is in Tsjechië bijzondere wetgeving (wet nr. 45/2013 betreffende slachtoffers van misdrijven) van toepassing op de rechten van slachtoffers van strafbare feiten, die, naast de rechten van de benadeelde partij, de bijzonder zorgvuldige benadering van slachtoffers van criminele activiteiten benadrukt en hen een reeks rechten verleent om de gevolgen van strafbare feiten voor het leven van slachtoffers te helpen beperken. In dit geval worden onder slachtoffers natuurlijke personen verstaan die lichamelijk letsel, schade of immateriële schade hebben geleden (of zouden hebben geleden) als gevolg van een strafbaar feit, personen ten nadele van wie de dader heeft geprofiteerd (of zou hebben geprofiteerd) door het plegen van het strafbare feit. De bijzondere rechten van slachtoffers omvatten met name speciale ondersteuning, het recht op informatie, bescherming tegen dreigend gevaar, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bescherming tegen secundaire schade en financiële bijstand. Slachtoffers hebben ook het recht om zich tijdens de uitvoering van maatregelen in de strafprocedure te laten vergezellen door een vertrouwenspersoon. Vertrouwenspersonen zijn personen die de slachtoffers zelf kiezen met het oog op het verkrijgen van psychologische ondersteuning.

Op grond van deze bijzondere wetgeving worden personen jonger dan 18 jaar als bijzonder kwetsbare slachtoffers beschouwd en krijgen zij dus een reeks rechten naast de status van benadeelde partij in de strafprocedure, en naast de rechten van slachtoffers. De rechten van bijzonder kwetsbare slachtoffers omvatten gratis bijstand. In beginsel moeten hun verzoeken om contact met de dader te voorkomen en om het verhoor tijdens het vooronderzoek door een persoon van hetzelfde of van het andere geslacht te laten voeren, worden ingewilligd. Het verhoor van kwetsbare slachtoffers tijdens het vooronderzoek wordt gevoerd door daartoe opgeleide personen en in daartoe ontworpen of aangepaste ruimten; wanneer het slachtoffer een kind is, wordt het verhoor tijdens het vooronderzoek altijd geleid door een daartoe opgeleide persoon, behalve wanneer de actie dringend is en er geen opgeleide persoon kan worden gevonden (zie hieronder voor het verhoor van kinderen).

d) Kinderen als getuige van strafbare feiten

De wetgeving voorziet in uitzonderingen voor het horen van personen jonger dan 18 jaar die getuige waren van een strafbaar feit. Ondervraagde kinderen moeten worden geïnformeerd over hun recht om te weigeren te getuigen en over hun verplichting om de waarheid te spreken en niets te verhullen. Tegelijkertijd moeten kinderen worden ingelicht over de gevolgen van valse getuigenissen. Aangezien zij niet strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, worden kinderen jonger dan 15 jaar niet ingelicht over de gevolgen van valse getuigenissen. Deze informatie moet worden verstrekt op een wijze die past bij de leeftijd en de intellectuele en morele rijpheid van het kind; het is duidelijk dat bij de ondervraging rekening moet worden gehouden met de leeftijd en het intellectuele niveau van het kind.

Wanneer kinderen worden ondervraagd over omstandigheden waarvan de herinnering vanwege hun leeftijd een ongunstige invloed zou kunnen hebben op hun psychologische en morele ontwikkeling, moet het verhoor met bijzondere zorg worden gevoerd en moet de inhoud ervan zodanig worden behandeld dat herhaling van het verhoor in een verdere procedure niet nodig is.

De autoriteit voor de sociale en juridische bescherming van kinderen of elke andere persoon die ervaring heeft met jeugdeducatie en die een bijdrage kan leveren aan het zorgvuldig voeren van het verhoor, wordt uitgenodigd om het verhoor bij te wonen. Ouders kunnen ook worden uitgenodigd als hun aanwezigheid kan bijdragen tot de zorgvuldige uitvoering van het verhoor.

In de regel worden kinderen verhoord in speciale verhoorruimten, die worden geacht een vriendelijke en huiselijke sfeer te creëren, waardoor er gemakkelijker contact met het kind kan worden gelegd. Verhoren worden gevoerd door speciaal opgeleide politiefunctionarissen. Aan kinderen jonger dan 18 jaar mogen alleen via een politieautoriteit vragen worden gesteld, zodat zij beschermd zijn tegen ongepaste vragen die worden gesteld door personen die geen speciale opleiding hebben genoten.

In verdere procedures kunnen kinderen alleen opnieuw worden ondervraagd indien dat nodig is. Op grond van een rechterlijke beslissing kan in een gerechtelijke procedure bewijs worden voorgelegd door het oplezen van notulen of door video- of geluidsopnamen van het verhoor met videoconferentie-apparatuur af te spelen.

Met betrekking tot personen onder de 18 jaar wordt in de wetgeving ook de nadruk gelegd op de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer. In het wetboek van strafvordering is bepaald dat in verband met een strafbaar feit niemand op enigerlei wijze informatie openbaar mag maken aan de hand waarvan de identiteit kan worden vastgesteld van de benadeelde partij (het slachtoffer) die jonger is dan 18 jaar. Het is ook verboden beelden, video- of audiobestanden of andere informatie over het verloop van de gerechtelijke procedure of een openbare terechtzitting openbaar te maken aan de hand waarvan de identiteit van de benadeelde partij (het slachtoffer) kan worden vastgesteld. Uit definitieve beslissingen die openbaar worden gemaakt in de publieke media moeten de voorna(a)m(en), de achternaam en het woonadres van de benadeelde partij worden verwijderd. Rekening houdend met de persoon van de benadeelde partij en met de aard van het gepleegde strafbare feit, kan de voorzitter van de kamer verdere beperkingen vaststellen met betrekking tot de bekendmaking van een definitieve veroordeling, teneinde een passende bescherming van de belangen van de benadeelde partij te waarborgen. Schendingen van deze verplichtingen worden vervolgd.

4. Adoptie

Adoptie kan worden omschreven als het aanvaarden van het kind van een ander als het eigen kind, waardoor adoptie zich onderscheidt van andere juridische begrippen die het ouderschap bepalen. Adoptie mag alleen plaatsvinden na een rechterlijke beslissing.

Het burgerlijk wetboek (wet 89/2012) bevat de volgende voorwaarden voor adoptie:

  • adoptie is niet mogelijk tussen verwanten in rechte bloedverwantschap en tussen broers en zussen (behalve bij draagmoederschap);
  • er moet een passend leeftijdsverschil (normaal ten minste 16 jaar) zijn tussen de adoptant en het geadopteerde kind;
  • de toestemming van het kind (indien ouder dan 12 jaar) of de voogd in het geval van jongere kinderen is vereist;
  • de adoptieregels maken de adoptie mogelijk van minderjarigen die nog niet volledig handelingsbekwaam zijn;
  • de toestemming van de ouders moet persoonlijk aan de rechtbank worden meegedeeld. De toestemming kan worden ingetrokken tot drie maanden na de dag waarop zij is gegeven (in bepaalde gevallen is latere intrekking mogelijk). Ouderlijke toestemming is niet vereist wanneer de verblijfplaats van de ouder(s) onbekend is, wanneer is voldaan aan de voorwaarden voor het beperken van hun handelingsbekwaamheid, en ook wanneer zij geen belangstelling tonen voor het kind of wanneer hun ouderlijke rechten en plichten (waaronder het recht op instemming met de adoptie van het kind) door een rechtbank zijn ontnomen;
  • gezag over het kind voorafgaand aan de adoptie. Alleen op grond van een rechterlijke beslissing ingestelde voogdij wordt relevant geacht, in welk geval de rechter de voogdij pas kan gelasten na drie maanden vanaf de dag waarop een ouder met adoptie heeft ingestemd. Het gerecht beslist pas over de overdracht van het kind aan het gezag van de adoptant vóór de adoptie nadat een onderzoek is uitgevoerd naar de wederzijdse geschiktheid voor het kind en de adoptant;
  • adoptiebeslissing door de rechtbank. Daarnaast moet de rechter nagaan of de relatie tussen de adoptant en de geadopteerde overeenkomt met die van een ouder en een kind, of ten minste of er een grondslag voor een dergelijke relatie bestaat. De adoptie van het kind moet in overeenstemming zijn met zijn rechten.

De gevolgen van de adoptie zijn:

  • de voorheen bestaande betrekkingen tussen het kind en zijn biologische familie verdwijnen, terwijl er nieuwe statusbetrekkingen ontstaan tussen de geadopteerde en de adoptant en diens familieleden. Op grond van de adoptiebeslissing van de rechtbank wordt de adoptant vermeld in akten van de burgerlijke stand;
  • de geadopteerde verwerft de status van kind van zijn adoptant of adoptanten; de geadopteerde en de adoptant(en) hebben dezelfde rechten en plichten als de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de natuurlijke ouder-kindrelatie;
  • in geval van wijziging van de familienaam kan de geadopteerde een samengestelde achternaam hebben.
Laatste update: 26/07/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.