De gevolgen van COVID‑19 voor burgerlijke en insolventiezaken

Slowakije
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Gevolgen van Covid-19 voor civiele procedures

1.1 Termijnen in civiele procedures

Wettelijke termijnen, tenuitvoerleggingsprocedures, wettelijke rentevoeten

Wet nr. 62/2020 inzake buitengewone maatregelen in verband met de uitbraak van COVID-19 en inzake maatregelen op het gebied van justitie (hierna de “COVID-wet” genoemd) is op 19 januari 2021 gewijzigd. Bij deze wet zijn beperkende maatregelen en andere maatregelen ingevoerd die een wettelijke grondslag vereisen.

Krachtens het gewijzigde artikel 8 van de COVID-wet zijn de (wettelijke) termijnen in het privaatrecht tijdelijk opgeschort (tot en met 28 februari 2021) of zijn dergelijke termijnen in specifieke gevallen ongeldig.

Overeenkomstig artikel 2 van de COVID-wet geldt hetzelfde voor procedurele termijnen die door de procespartijen in acht moeten worden genomen. Indien de termijn niet kan worden verlengd wegens een bedreiging van het leven, de gezondheid, de veiligheid, de vrijheid of wegens gevaar voor aanzienlijke schade, kan de rechtbank beslissen deze bepaling niet toe te passen en de toepasselijke termijn te handhaven.

De bepalingen inzake wettelijke rentevoeten zijn niet gewijzigd.

De beperkende bepalingen van de COVID-wet zullen slechts gedurende een beperkte tijd van toepassing zijn (tot en met 28 februari 2021).

1.2 Rechterlijke organisatie en rechterlijke macht

Ingevolge artikel 3 van de COVID-wet mogen er alleen in een beperkt aantal gevallen zittingen worden gehouden in de rechtbank en mag er voorts alleen publiek aanwezig zijn in uitzonderlijke omstandigheden of noodsituaties. Wanneer een zitting achter gesloten deuren wordt gehouden, is het wettelijk verplicht om een geluidsopname van de zitting beschikbaar te stellen; de geluidsopname moet zo snel mogelijk na de zitting toegankelijk zijn.

De gewijzigde wet bevat nieuwe richtsnoeren voor rechtbanken die door het ministerie van Justitie zijn uitgevaardigd (bijgewerkt op 3 november 2020) en die de rechtbanken verplichten om:

  • zittingen te houden voor zover nodig overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), van de COVID-wet, d.w.z. zittingen te houden volgens de passende procedure (in alle gevallen);
  • zich bij zittingen te houden aan de uitvoeringsbesluiten van de volksgezondheidsautoriteit/regionale volksgezondheidsautoriteiten;
  • toe te zien op de naleving van de gezondheidsvoorschriften, zoals het gebruik van handontsmettingsmiddel en mondkapjes;
  • ernaar te streven videoconferentie-apparatuur of andere middelen voor communicatie op afstand te gebruiken conform artikel 3 van de COVID-wet.

1.3 Justitiële samenwerking in de EU

De COVID-wet heeft geen specifieke beperkingen ingevoerd op het gebied van grensoverschrijdende justitiële samenwerking in burgerlijke zaken; in dergelijke gevallen gelden er echter algemene beperkingen.

De centrale autoriteiten kunnen thuiswerken invoeren, maar hun normale werking moet gewaarborgd zijn en verzoeken moeten tijdig worden behandeld.

Bij gebrek aan een beveiligde elektronische methode voor de betekening of kennisgeving van stukken, is het gebruik van e-mails alleen in bepaalde gevallen wettelijk toegestaan. Bovendien houdt het gebruik van e-mails een veiligheidsrisico in en het risico dat gevoelige persoonsgegevens uitlekken. Ook het verkrijgen van een bewijs van afgifte/betekening of kennisgeving van stukken is problematisch. Slowakije zou een uniforme aanpak op EU-niveau verwelkomen waarbij wordt voldaan aan de criteria voor grensoverschrijdende justitiële samenwerking.

Algemene verzoeken/vragen kunnen per e-mail worden toegezonden:

2 Insolventiegerelateerde maatregelen die zijn genomen of gepland in de lidstaten na de uitbraak van de pandemie

2.1 Concrete insolventiemaatregelen en daarmee samenhangende maatregelen die van invloed zijn op contracten

2.1.1 Opschorting in geval van insolventie

2.1.1.1 Opschorting van de verplichting om faillissement aan te vragen (schuldenaars)

Wet nr. 62/2020 inzake buitengewone maatregelen in verband met de uitbraak van COVID-19 en inzake maatregelen op het gebied van de justitie (hierna de “COVID-wet” genoemd) is op 27 maart van kracht geworden. Ingevolge artikel 4 van de COVID-wet is de termijn voor een faillissementsaanvraag door een schuldenaar verlengd van 30 dagen naar 60 dagen. Dit is uitsluitend van toepassing in geval van een balanstest omdat de schuldenaar uitsluitend op deze basis het faillissement mag aanvragen.

De beperkende bepalingen van de COVID-wet gelden slechts voor een beperkte tijd ([tot en met] 30 april 2020), maar zij kunnen in de toekomst worden verlengd (voor een wijziging van de wet is de instemming van de regering en het parlement vereist).

De COVID-wet is gewijzigd en aangevuld met het instrument voor tijdelijke bescherming van ondernemers (artikel 8 e.v. van de COVID-wet), zulks met ingang van 12 mei 2020.

De tijdelijke bescherming heeft tot doel een in de tijd beperkt kader voor maatregelen te creëren ter ondersteuning van een doeltreffend beheer van de negatieve gevolgen die de verspreiding van COVID-19, een gevaarlijke en besmettelijke ziekte, heeft voor ondernemingen.

Ondernemers die schuldenaar zijn, zijn alleen niet verplicht het faillissement aan te vragen indien zij om tijdelijke bescherming hebben verzocht en indien een rechtbank tijdelijke bescherming heeft verleend. Volgens artikel 17, lid 2, van de COVID-wet zijn ondernemers die tijdelijke bescherming genieten, tijdens de periode van tijdelijke bescherming niet verplicht het faillissement aan te vragen met betrekking tot hun vermogen; dit geldt ook voor personen die namens ondernemers het faillissement moeten aanvragen. Schuldenaars kunnen echter alleen tijdelijke bescherming aanvragen indien zij op 12 maart 2020 niet insolvent waren, er op de datum van de aanvraag geen gronden voor ontbinding zijn en de gevolgen van de faillietverklaring of de herstructureringsvergunning niet op hen van toepassing zijn.

Aanvankelijk zou tijdelijke bescherming worden verleend tot 1 oktober 2020 (artikel 18 van de COVID-wet), maar de duur van de tijdelijke bescherming is bij regeringsbesluit verlengd tot en met 31 december 2020.

Het wetsontwerp zal soortgelijke bepalingen bevatten en zal, na goedkeuring ervan door de Nationale Raad van de Slowaakse Republiek, op 1 januari 2021 van kracht worden.

2.1.1.2 Bescherming van schuldenaars tegen faillissementsaanvragen van schuldeisers

Bescherming door opschorting van de door schuldeisers ingeleide faillissementsprocedure kan alleen worden verleend aan schuldenaren (ondernemers) die tijdelijke bescherming genieten (ingevoerd met ingang van 12 mei 2020). Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de COVID-wet wordt de procedure betreffende een na 12 maart 2020 ingediende aanvraag van een schuldeiser tot faillietverklaring met betrekking tot het vermogen van een ondernemer die tijdelijke bescherming geniet, opgeschort; dit geldt ook voor vorderingen van schuldeisers die tijdens de periode van tijdelijke bescherming worden ingediend. Insolventieprocedures die zijn ingeleid op basis van een na 12 maart 2020 ingediende aanvraag van de schuldeiser worden eveneens opgeschort.

In het wetsontwerp wordt bepaald dat er tijdens de periode van tijdelijke bescherming geen beslissing kan worden genomen over de inleiding van een faillissementsprocedure tegen een ondernemer die tijdelijke bescherming geniet.

2.1.2 Opschorting van de tenuitvoerlegging van vorderingen en opschorting van contractbeëindiging

2.1.2.1 Algemene / specifieke moratoria voor de tenuitvoerlegging van vorderingen / tenuitvoerlegging van bepaalde soorten vorderingen

Ingevolge de artikelen 6 en 7 van de COVID-wet zijn de tenuitvoerlegging van pand- en hypotheekrechten en gerechtelijke verkopen tijdelijk verboden (tot en met 31 mei).

Slowaakse ondernemers van wie het bedrijf in gevaar is als gevolg van de COVID-19-maatregelen kunnen een rechterlijke beslissing aanvragen die soortgelijke gevolgen heeft als een tijdelijk moratorium in herstructureringsprocedures (hieronder staat een gedetailleerde opsomming van deze gevolgen). Ondernemers (natuurlijke of rechtspersonen die hun woonplaats of statutaire zetel in Slowakije hebben) die niet insolvabel zijn, hun bedrijf niet illegaal exploiteren en tegen wie geen tenuitvoerleggingsprocedure is ingeleid vóór 12 maart 2020, kunnen een tijdelijk moratorium aanvragen met behulp van het daartoe bestemde formulier (vennootschappen en partnerschappen moeten dit formulier elektronisch indienen; voor natuurlijke personen geldt deze verplichting niet). Het moratorium gaat in op het moment dat de rechtbank een beslissing geeft waarbij het moratorium wordt toegestaan. Dergelijke beslissingen kunnen bij de rechtbank worden aangevochten (door iedereen), wat kan leiden tot de beëindiging van het moratorium. Het moratorium is beperkt in de tijd - het loopt maximaal tot 1 oktober 2020 (tenzij het eerder wordt beëindigd).

De tijdelijke bescherming loopt tot en met 31 december 2020.

Dit nieuwe type moratorium heeft gevolgen die vergelijkbaar zijn met die van een moratorium in herstructureringsprocedures:

  • de verplichting van een schuldenaar of zijn management om een insolventieprocedure aan te vragen in geval van insolventie, wordt opgeschort;
  • schuldeisers mogen de insolventie van hun schuldenaar niet aanvragen;
  • tenuitvoerleggingsprocedures die na 13 maart zijn ingeleid, worden opgeschort;
  • pandrechten op ondernemingen of delen van ondernemingen kunnen niet ten uitvoer worden gelegd;
  • er zijn beperkingen met betrekking tot verrekening;
  • de mogelijkheid om contracten te beëindigen, wordt opgeschort.

Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de COVID-wet worden na 12 maart 2020 ingeleide tenuitvoerleggingsprocedures tegen onder tijdelijke bescherming vallende ondernemers teneinde een vordering in verband met hun bedrijfsactiviteit te voldoen, opgeschort voor de duur van de tijdelijke bescherming.

De COVID-wet voorziet ook in een buitengewoon uitstel van tenuitvoerlegging op verzoek van de schuldenaar (artikel 3a), maar slechts tot 1 december 2020.

In het wetsontwerp (dat op 1 januari 2021 in werking treedt) wordt bepaald dat ook wanneer de tenuitvoerlegging niet wordt opgeschort, de tenuitvoerlegging tijdens de periode van tijdelijke bescherming geen gevolgen mag hebben voor de onderneming, de roerende goederen, de rechten of andere vermogensbestanddelen van de onderneming van de ondernemer die tijdelijke bescherming geniet, behalve wanneer de tenuitvoerlegging betrekking heeft op de terugvordering van onrechtmatige staatssteun.

2.1.2.2 Opschorting van contractbeëindiging (algemene / specifieke contracten)

Volgens artikel 17, lid 5, van de COVID-wet mag de tegenpartij, nadat [aan een contractpartij] tijdelijke bescherming is verleend, het contract niet opzeggen, zich niet terugtrekken uit het contract of de uitvoering ervan niet weigeren wegens vertraging bij de ondernemer die tijdelijke bescherming geniet, voor zover de vertraging is ontstaan tussen 12 maart 2020 en de datum van inwerkingtreding van de wet en zij het gevolg is van de besmettelijke ziekte COVID-19; dit geldt niet indien de tegenpartij de werking van de onderneming rechtstreeks in gevaar brengt. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de tegenpartij om het contract op te zeggen, zich uit het contract terug te trekken of de uitvoering van het contract te weigeren wegens vertraging bij de uitvoering door de ondernemer die tijdelijke bescherming geniet na de inwerkingtreding van deze wet.

Krachtens het wetsontwerp wordt ook de mogelijkheid om contracten op te zeggen, opgeschort.

2.2 Civiel recht, inclusief voor insolventierechtbanken geldende opschortingen en opschortingen van procedures

Krachtens artikel 1 van de COVID-wet zijn de (wettelijke) termijnen in het privaatrecht tijdelijk opgeschort of zijn dergelijke termijnen in specifieke gevallen ongeldig.

Overeenkomstig artikel 2 van de COVID-wet geldt hetzelfde voor procedurele termijnen die door de procespartijen in acht moeten worden genomen. Indien de termijn niet kan worden verlengd wegens een bedreiging van het leven, de gezondheid, de veiligheid, de vrijheid of wegens gevaar voor aanzienlijke schade, kan de rechtbank beslissen deze bepaling niet toe te passen en de toepasselijke termijn te handhaven.

Beide maatregelen waren slechts van toepassing tot en met 30 april.

In de COVID-wet wordt bepaald dat de rechtbanken in een noodtoestand alleen zittingen, hoofdzittingen en openbare hoorzittingen houden wanneer dat noodzakelijk is. De bescherming van de volksgezondheid tijdens deze periode rechtvaardigt de uitsluiting van het publiek uit zittingen, hoofdzittingen en openbare zittingen (artikel 3).

2.3 Overige insolventiemaatregelen (die welke betrekking hebben op terugvorderingsacties, reorganisatieplannen, informele overeenkomsten en eventueel andere)

Wanneer een ondernemer tijdelijke bescherming geniet, wordt de termijn voor de betwisting van rechtshandelingen opgeschort voor de duur van de tijdelijke bescherming. Dit voorkomt discriminatie ten gunste van schuldenaren.

2.4 Gerelateerde maatregelen anders dan insolventiemaatregelen (uitstel van betaling, bankleningen, sociale zekerheid, ziektekostenverzekering, bedrijfssubsidies)

  • Financiële steun aan ondernemers die natuurlijke personen zijn en aan kleine en middelgrote ondernemingen (mogelijke leninggaranties of betaling van rente op leningen), Wet nr. 75/2020;
  • uitstel van betaling van hypothecaire leningen voor consumenten (negen maanden) uit hoofde van Wet nr. 75/2020;
  • uitstel van betaling van leningen voor kleine en middelgrote ondernemingen en ondernemers die natuurlijke personen zijn (negen maanden) uit hoofde van Wet nr. 75/2020;
  • uitstel van betaling van ziektekosten-, socialezekerheids- en pensioenbijdragen voor sommige werkgevers en ondernemers die natuurlijke personen zijn (afhankelijk van een daling van de inkomsten als gevolg van COVID-19-maatregelen) uit hoofde van Wet nr. 68/2020;
  • verlenging van de termijn voor de indiening van een belastingaangifte uit hoofde van Wet nr. 67/2020.
Laatste update: 26/10/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.