Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen

Zweden

Inhoud aangereikt door
Zweden

BEVOEGDE GERECHTEN/AUTORITEITEN ZOEKEN

Met onderstaande zoekfunctie kunt u rechtbanken/autoriteiten vinden die voor een bepaald Europees rechtsinstrument bevoegd zijn. Hoewel we er alles aan hebben gedaan om de resultaten betrouwbaar te maken, kunnen we onvolkomenheden niet uitsluiten.

Zweden

Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen


*verplichte invoer

Artikel 50, lid 1, onder a) — gerechten die bevoegd zijn om het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen uit te vaardigen

Een verzoek om een bevel tot beslag op bankrekeningen moet worden ingediend bij de districtsrechtbank (tingsrätt).

Klik op onderstaande link voor een lijst van alle bevoegde instanties in verband met dit artikel.
Lijst van bevoegde instanties

Artikel 50, lid 1, onder b) — instantie waarbij rekeninginformatie kan worden opgevraagd

De informatie-instantie is de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie (Kronofogdemyndigheten).

Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie

Postbus 1050

SE-172 72 Sundbyberg

Telefoon: +46 771-73 73 00

Voor oproepen vanuit het buitenland: +46 8 564 851 50

Fax: +46 8 29 2614

E-mail: kontakt@kronofogden.se

Artikel 50, lid 1, onder c) — wijze waarop rekeninginformatie kan worden opgevraagd

Op verzoek van de informatie-instantie zijn de banken verplicht bekend te maken of de schuldenaar bij hen een rekening aanhoudt, d.w.z. de in artikel 14, lid 5, onder a), vastgestelde methode. Dat is vastgesteld in artikel 4 van de wet inzake bevelen tot beslag op bankrekeningen in de EU (2016:757).

Artikel 50, lid 1, onder d) — gerechten waarbij hoger beroep kan worden ingesteld tegen een weigering om het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen uit te vaardigen

Het hoger beroep tegen een door een districtsrechtbank gegeven beslissing wordt behandeld door het hof van beroep (hovrätten). Arresten van de hoven van beroep worden getoetst door het hooggerechtshof (högsta domstolen). Het rechtsmiddel moet echter worden ingesteld bij het gerecht dat de bestreden beslissingen heeft gegeven.

Klik op onderstaande link voor een lijst van alle bevoegde instanties in verband met dit artikel.
Lijst van bevoegde instanties

Artikel 50, lid 1, onder e) — instanties die bevoegd zijn om het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen en andere stukken te ontvangen, te verzenden en te betekenen of ter kennis te brengen

De bevoegde instantie is de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie.

Klik op onderstaande link voor een lijst van alle bevoegde instanties in verband met dit artikel.
Lijst van bevoegde instanties

Artikel 50, lid 1, onder f) — instanties die bevoegd zijn om het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen ten uitvoer te leggen

De uitvoerende instantie is de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie.

Artikel 50, lid 1, onder g) — de mate waarin conservatoir beslag kan worden gelegd op gezamenlijke rekeningen en rekeningen van derden

Er kan beslag worden gelegd op roerende vermogensbestanddelen wanneer de betrokken vermogensbestanddelen duidelijk toebehoren aan de schuldenaar (hoofdstuk 4, artikel 17, van het wetboek inzake invordering van schulden (1981:774); zie hoofdstuk 16, artikel 13). Dat geldt ook voor tegoeden op gezamenlijke rekeningen en rekeningen van derden. Bij bankrekeningen die gezamenlijk worden aangehouden door twee personen, wordt in de regel aangenomen dat elke persoon eigenaar is van de helft van de tegoeden op de betrokken bankrekening, voor zover niets anders is bepaald. De vraag of de vermogensbestanddelen aan de schuldenaar toebehoren, wordt geval per geval beoordeeld op basis van de omstandigheden van de zaak.

Artikel 50, lid 1, onder h) — regels die van toepassing zijn op bedragen die niet voor beslag vatbaar zijn

De regels inzake niet voor beslag vatbare bedragen zijn vastgesteld in hoofdstuk 5 van het wetboek inzake invordering van schulden (1981:774). Het kan daarbij gaan om contant geld, bankdeposito's, andere vorderingen en goederen die de schuldenaar nodig heeft om te voorzien in zijn levensonderhoud en die hem toereikende inkomsten verschaffen ter dekking van zijn relevante uitgaven; behalve in uitzonderlijke gevallen geldt die bescherming echter slechts voor een periode van maximaal een maand. De regels inzake niet voor beslag vatbare bedragen moeten door de tenuitvoerleggingsinstantie ambtshalve worden toegepast, d.w.z. dat de schuldenaar ze niet uitdrukkelijk hoeft in te roepen.

Artikel 50, lid 1, onder i) — de vergoeding die banken in rekening mogen brengen voor de uitvoering van een gelijkwaardig nationaal bevel of voor het verstrekken van rekeninginformatie en welke partij gehouden is deze vergoeding te voldoen

Naar Zweeds recht mogen de banken geen vergoeding aanrekenen voor de uitvoering van een beslag of een gelijkwaardige beschermingsmaatregel; zij mogen evenmin een vergoeding in rekening brengen voor het verstrekken van rekeninginformatie aan de informatie‑instantie.

Artikel 50, lid 1, onder j) – het tarief van of de regeling betreffende de vergoedingen die worden berekend door de instanties of andere entiteiten welke bij de verwerking of de tenuitvoerlegging van het bevel tot conservatoir beslag zijn betrokken

De regels betreffende de vergoedingen voor tenuitvoerlegging zijn vastgesteld in de verordening inzake de aan de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie verschuldigde vergoedingen (1992:1094). In tenuitvoerleggingsprocedures worden de behandelingskosten vergoed in de vorm van een basisvergoeding, een voorbereidingsvergoeding, een verkoopvergoeding en een speciale vergoeding. De basisvergoeding bedraagt 600 SEK. Voor de tenuitvoerlegging van een op grond van de EU-verordening betreffende beslag op bankrekeningen gegeven beslissing inzake een beslagleggingsbevel, wordt alleen de basisvergoeding van 600 SEK in rekening gebracht.

Wanneer er gegevens moeten worden verzameld, kan er ook een vergoeding van 300 SEK in rekening worden gebracht door de instantie voor gegevensverzameling (de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie).

Artikel 50, lid 1, onder k) — in voorkomend geval de rangorde van gelijkwaardige nationale bevelen

Er bestaat geen rangorde met betrekking tot Zweedse beslissingen inzake beslagleggingsbevelen.

Artikel 50, lid 1, onder l) — gerechten of tenuitvoerleggingsinstanties die bevoegd zijn met betrekking tot een rechtsmiddel

Het gerecht dat bevoegd is om te beslissen over een verzoek om een rechtsmiddel in de zin van artikel 33, lid 1, is het gerecht dat de beslissing inzake het beslagleggingsbevel heeft gegeven (artikel 9, eerste alinea, van de wet inzake bevelen tot beslag op bankrekeningen in de EU (2016:757)).

De Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie is bevoegd om te beslissen over een verzoek om een rechtsmiddel in de zin van artikel 34, lid 1 (artikel 10 van de wet inzake bevelen tot beslag op bankrekeningen in de EU (2016:757)).

Het gerecht dat bevoegd is om te beslissen over een verzoek om een rechtsmiddel in de zin van artikel 34, lid 2, is de districtsrechtbank die overeenkomstig hoofdstuk 18, artikel 1, van het wetboek inzake invordering van schulden het hoger beroep tegen besluiten van de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie behandelt (artikel 10, eerste alinea, van de wet inzake bevelen tot beslag op bankrekeningen in de EU (2016:757)). In hoofdstuk 18, artikel 1, van het wetboek inzake invordering van schulden wordt verwezen naar hoofdstuk 17, artikel 1, van de verordening inzake invordering van schulden (1981:981). Conform hoofdstuk 17, artikel 1, van de verordening inzake invordering van schulden wordt hieronder verwezen naar de bevoegde districtsrechtbanken. Onder 'verweerder' wordt verstaan de schuldenaar.

Indien de schuldenaar zijn gewone verblijfplaats niet in Zweden heeft, is de districtsrechtbank van Nacka bevoegd om te beslissen over een verzoek om een rechtsmiddel in de zin van artikel 34, lid 2.

Klik op onderstaande link voor een lijst van alle bevoegde instanties in verband met dit artikel.
Lijst van bevoegde instanties

Artikel 50, lid 1, onder m) — gerechten waarbij een hoger beroep moet worden ingesteld en, in voorkomend geval, de termijn voor het instellen van een hoger beroep

Het hoger beroep tegen een rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 33 en artikel 35, leden 1 en 3, wordt behandeld door het hof van beroep en het hooggerechtshof. Het hoger beroep moet echter worden ingesteld bij het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gegeven. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen drie weken na de dag waarop de bestreden beslissing werd gegeven. De regels inzake hoger beroep zijn vastgesteld in de hoofdstukken 49 en 52 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

Het hoger beroep tegen een besluit van de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie op grond van artikel 34, lid 1, of artikel 35, leden 3 en 4, wordt ingesteld bij de bevoegde districtsrechtbank. Onder 'verweerder' wordt verstaan de schuldenaar.

Indien de schuldenaar zijn gewone verblijfplaats niet in Zweden heeft, is de districtsrechtbank van Nacka bevoegd om het besluit van de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie te onderzoeken. Het hoger beroep moet echter worden ingesteld bij de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen drie weken na de dag waarop de verzoeker in kennis werd gesteld van het besluit. De regels inzake hoger beroep tegen besluiten van de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie zijn vastgesteld in hoofdstuk 18 van het wetboek inzake invordering van schulden (1981:774) en hoofdstuk 17 van de verordening inzake invordering van schulden (1981:981).

Het hoger beroep tegen een door een districtsrechtbank gegeven beslissing als bedoeld in artikel 34, lid 2, wordt behandeld door het hof van beroep. Indien het gaat om een arrest van een hof van beroep, wordt het hoger beroep behandeld door het hooggerechtshof. Het hoger beroep moet echter worden ingesteld bij het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gegeven. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen drie weken na de datum van de beslissing indien de beslissing impliceert dat de zaak is afgehandeld, indien de beslissing is gegeven op een zitting of indien een verklaring is afgelegd op een zitting over de datum waarop de beslissing ter kennis zal worden gebracht. Anders bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep drie weken vanaf de datum waarop de verzoeker in kennis is gesteld van de beslissing. De regels inzake hoger beroep zijn vastgesteld in de artikelen 38-41 van de wet inzake gerechtelijke aangelegenheden (1996:242).

Klik op onderstaande link voor een lijst van alle bevoegde instanties in verband met dit artikel.
Lijst van bevoegde instanties

Artikel 50, lid 1, onder n) — gerechtskosten

De regels betreffende gerechtskosten zijn vastgesteld in de verordening inzake algemene gerechtskosten (1987:452). De vergoeding voor een verzoek om een bevel tot beslag op bankrekeningen bedraagt 2 800 SEK.

De vergoeding moet worden betaald op het ogenblik dat het verzoek bij het gerecht wordt ingediend.

Artikel 50, lid 1, onder o) — de talen aanvaard voor de vertaling van stukken

Engels.

Laatste update: 03/04/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.