Informatie zoeken per regio
- Belgiëbe
- Bulgarijebg
- Tsjechiëcz
- Denemarkendk
- Duitslandde
- Estlandee
- Ierlandie
- Griekenlandel
- Spanjees
- Frankrijkfr
- Kroatiëhr
- Italiëit
- Cypruscy
- Letlandlv
- Litouwenlt
- Luxemburglu
- Hongarijehu
- Maltamt
- Nederlandnl
- Oostenrijkat
- Polenpl
- Portugalpt
- Roemeniëro
- Sloveniësi
- Slowakijesk
- Finlandfi
- Zwedense
- Verenigd Koninkrijkuk
Algemene beschrijving
In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat het moeilijk is nauwkeurige informatie hierover te verstrekken, omdat de deelstaten (Länder) bevoegd zijn om de bijzonderheden in verband met de juridische basisopleiding te regelen. De Duitse wet inzake rechters (Deutsches Richtergesetz, DRiG) bevat alleen fundamentele regels betreffende de juridische basisopleiding. De bijzonderheden worden in de wetten van de 16 deelstaten geregeld.
Overeenkomstig de DRiG is er in Duitsland een gemeenschappelijke opleiding voor alle beoefenaren van juridische beroepen. Deze opleiding omvat twee fasen: een universitaire opleiding (Studium) en een praktische voorbereidende stage (Vorbereitungsdienst).
De exacte details zijn te vinden in §§ 5, 5a tot en met 5d, en 6, DRiG, zie de Engelse vertaling van de DRiG als bijlage.
Toegang tot de basisopleiding
Om een rechtenstudie te kunnen starten, is een bewijs van algemene maturiteit voor hoger onderwijs vereist. Scholieren ontvangen dit bewijs wanneer zij het baccalaureaat (Abitur) of een gelijkwaardig diploma behalen. De keuze van bepaalde schoolvakken heeft echter geen invloed op de inschrijving.
Vorm en inhoud van de basisopleiding
1. Universitaire opleiding
De fase van de universitaire opleiding heeft in het algemeen tot doel de studenten basiskennis bij te brengen over het burgerlijk recht, het strafrecht en het publiekrecht (met inbegrip van de historische, filosofische, sociale en economische aspecten ervan om inzicht te krijgen in het juridische en justitiële stelsel in zijn geheel). De studenten worden ook opgeleid in het analyseren van feiten, het toepassen van de wet en het vinden van rechtvaardige oplossingen in concrete zaken. De opleiding eindigt met het eerste juridische staatsexamen (Erste Juristische Staatsexamen), dat bestaat uit schriftelijke en mondelinge examens. De bevoegdheid voor het eerste juridische staatsexamen berust bij de exameninstantie van elke deelstaat (Landesjustizprüfungsamt) en de universiteit waar de kandidaat heeft gestudeerd. De exameninstanties zijn verantwoordelijk voor het afnemen van de examens.
Bij dit eerste staatsexamen moeten de kandidaten tussen vijf en zeven examens afleggen (afhankelijk van de deelstaat), die elk vijf uur duren. De examens bestaan uit fictieve zaken die gebaseerd zijn op echte rechtszaken, die de kandidaten moeten oplossen in de vorm van een juridisch advies. Vervolgens moeten zij een mondeling examen afleggen, dat (afhankelijk van de deelstaat) goed is voor 63 tot 75 % van de totale score.
2. Stage
Wanneer zij geslaagd zijn voor het eerste examen (bijna een kwart van de kandidaten slaagt niet), starten bijna alle kandidaten een voorbereidende stage, die twee jaar duurt en individueel wordt georganiseerd door de gerechtelijke instanties van de 16 deelstaten. Alle kandidaten die het eerste examen met succes hebben afgelegd, hebben recht op toelating tot de voorbereidende stage. Omdat er onvoldoende stageplaatsen zijn, met name bij de rechtbanken, moeten de kandidaten soms enige tijd wachten. Tijdens deze praktische opleiding krijgen zij een maandelijkse vergoeding van de overheid. Het doel van de voorbereidende stage is de deelnemer (stagiair, “Referendar”) kennis te laten maken met de realiteit van de verschillende juridische beroepen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de stage dezelfde is voor alle toekomstige beoefenaren van juridische beroepen (advocaten, rechters, openbare aanklagers, notarissen, juristen in overheidsdienst enz.). Ook wordt gestreefd naar een vergelijkbaar opleidingsniveau door middel van een gelijkwaardig eindexamen, het tweede staatsexamen. De stagiair moet verschillende stages doorlopen — bij een burgerlijke rechtbank, een strafrechtbank (of een parket), een advocatenkantoor, een administratieve autoriteit en een instantie naar keuze. Hoewel de opleiding hoofdzakelijk praktijkgericht is, kan niet worden ontkend dat slechts bepaalde aspecten van de praktijk aan bod komen, die echter van groot belang zijn.
Tijdens de verschillende opleidingsfasen worden stagiairs ten minste vertrouwd gemaakt met het procesrecht.
Afronding van de basisopleiding en kwalificatiesysteem
In het tweede juridische staatsexamen (Zweite Juristische Staatsexamen) worden de kennis en vaardigheden met betrekking tot het procesrecht in ruimere mate getoetst dan bij het eerste examen. In de regel vormt het opstellen van een vonnis of een tenlastelegging, op basis van een echt dossier, de kern van de schriftelijke examens. Tijdens de mondelinge examens gaat het opnieuw om zaken met een zekere focus op praktische vragen. Het tweede staatsexamen is evenmin gemakkelijk, hoewel het percentage niet-geslaagde kandidaten veel kleiner is (ongeveer 8 %). Elk jaar slagen bijna 10 000 stagiairs voor het tweede staatsexamen.
Bij het tweede staatsexamen moeten de kandidaten tussen acht en elf schriftelijke examens afleggen die elk vijf uur duren. Samen maken zij 60 tot 75 % van de eindscore uit. In de meeste deelstaten moeten de kandidaten examens afleggen waarin zij een bepaalde zaak moeten oplossen. Vaak moeten zij een vonnis opstellen. In sommige deelstaten moeten de kandidaten bij de mondelinge examens rechtsvragen beantwoorden. In andere deelstaten moeten zij ook een dossier opstellen en het resultaat ervan aan de examinatoren voorleggen. Er zijn verschillende systemen van toepassing. Anders dan bij het eerste staatsexamen staan de meeste deelstaten bij het tweede staatsexamen het gebruik van vooraf bepaalde exegesen toe.
Wie slaagt voor het tweede juridische staatsexamen, krijgt een “kwalificatie voor het rechtersambt” (Befähigung zum Richteramt). Ondanks de benaming ervan is deze kwalificatie de voorwaarde voor de uitoefening van bijna alle juridische beroepen, zoals bepaald in de wet. Nadat de kandidaat de kwalificatie voor het rechtersambt heeft behaald, kan hij solliciteren naar de functie van rechter of openbaar aanklager in de deelstaten. De voorwaarden voor de benoeming van rechters in Duitsland zijn vastgesteld in § 9 DRiG. Daarnaast stelt elke deelstaat nadere bepalingen vast (scores in beide examens, vereiste aanvullende kwalificaties, sollicitatiegesprekken of beoordelingscentra) om de beste kandidaten te selecteren.
Voor meer informatie, zie afdeling 2, §§ 5 en 6, DRiG.
Deze pagina wordt beheerd door de Europese Commissie. De informatie op deze pagina geeft niet noodzakelijk het officiële standpunt van de Europese Commissie weer. De Commissie aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens waarnaar in dit document wordt verwezen. Gelieve de juridische mededeling te raadplegen voor de auteursrechtelijke regeling voor Europese pagina's.