- 1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?
- 2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?
- 3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?
- 4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?
- 5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?
- 6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?
- 7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?
- 8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?
- 9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?
- 10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?
- 11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?
- 12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?
- 13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?
- 14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?
- 15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?
- 16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?
- 17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?
Informatie zoeken per regio
- Belgiëbe
- Bulgarijebg
- Tsjechiëcz
- Denemarkendk
- Duitslandde
- Estlandee
- Ierlandie
- Griekenlandel
- Spanjees
- Frankrijkfr
- Kroatiëhr
- Italiëit
- Cypruscy
- Letlandlv
- Litouwenlt
- Luxemburglu
- Hongarijehu
- Maltamt
- Nederlandnl
- Oostenrijkat
- Polenpl
- Portugalpt
- Roemeniëro
- Sloveniësi
- Slowakijesk
- Finlandfi
- Zwedense
- Verenigd Koninkrijkuk
1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?
De insolventieprocedure, ook “vergadering van schuldeisers” (concurso de acreedores) genaamd, is van toepassing op zowel civiele schuldeisers als handelaren, ongeacht of het natuurlijke of rechtspersonen betreft. De procedure is geregeld in de herschikte tekst van de insolventiewet (Ley Concursal), goedgekeurd bij koninklijk wetgevend decreet 1/2020 van 5 mei 2020. Deze herschikte tekst geeft tevens een verklarend overzicht van de wijzigingen en bijzonderheden van de insolventieprocedure voor natuurlijke personen die bij wet 25/2015 in het faillissementsrecht zijn ingevoerd om de schuldenaar in staat te stellen zich te bevrijden van schulden die tijdens de procedure niet zijn vereffend.
Elke schuldenaar kan insolvent worden verklaard, of het nu gaat om een natuurlijke persoon (waaronder minderjarige en handelingsonbekwame personen), een rechtspersoon, een ondernemer of een consument, hoewel de wet een aantal voorschriften bevat met betrekking tot het type schuldenaar, met name in geval van handelsondernemingen en consumenten.
Rechtspersonen kunnen insolvent worden verklaard, ook als ze in liquidatie verkeren. Het is irrelevant of ze deel uitmaken van een groep ondernemingen, aangezien een of meer van de ondernemingen van de groep insolvent kunnen worden verklaard, maar niet de groep als zodanig.
Een insolventieprocedure kan worden ingeleid met betrekking tot een erfenis, mits deze niet onvoorwaardelijk is aanvaard.
Overheidsinstanties die deel uitmaken van de territoriale organisatie van de staat, openbare lichamen en andere publiekrechtelijke lichamen kunnen niet insolvent worden verklaard.
2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?
2.1 Voorwaarden voor het inleiden van een insolventieprocedure
In de wet zijn bepaalde subjectieve en objectieve voorwaarden vastgesteld waaraan moet worden voldaan om een insolventieprocedure in te leiden.
A) Subjectieve voorwaarde: elke schuldenaar kan insolvent worden verklaard, of het nu gaat om een natuurlijke persoon, een rechtspersoon, een ondernemer of een consument, hoewel de wet een aantal voorschriften bevat met betrekking tot het type schuldenaar, met name in geval van handelsondernemingen en consumenten.
Overheidsinstanties die deel uitmaken van de territoriale organisatie van de staat, openbare lichamen en andere publiekrechtelijke lichamen kunnen niet insolvent worden verklaard.
B) Objectieve voorwaarde: de insolventie van de schuldenaar, gedefinieerd als het onvermogen van de schuldenaar om regelmatig zijn schulden te voldoen.
2.2 Partijen die om inleiding van de procedure kunnen verzoeken
De voorwaarden voor indiening verschillen, afhankelijk van de vraag of de insolventieprocedure wordt aangevraagd door de schuldenaar of door de schuldeisers.
Indien de insolventieprocedure wordt aangevraagd door de schuldenaar (vrijwillige procedure, concurso voluntario), moet deze voor de rechtbank aantonen dat hij insolvent is of op korte termijn insolvent dreigt te raken, met andere woorden dat hij niet in staat is om regelmatig zijn schulden te voldoen. Indien de schuldenaar reeds insolvent is, is hij verplicht een insolventieprocedure aan te vragen binnen twee maanden nadat hij kennis krijgt of had moeten krijgen van zijn insolventie.
Volgens de wet kan de schuldenaar echter binnen dit tijdsbestek van twee maanden de rechtbank ervan in kennis stellen dat hij met de schuldeisers in onderhandeling is over herfinanciering van de schuld. In dit geval wordt de termijn gedurende de onderhandelingen opgeschort en kunnen de schuldeisers drie maanden lang geen afzonderlijke executieprocedure inleiden ten aanzien van de activa die de schuldenaar voor zijn activiteiten nodig heeft. Nadat deze termijn is verstreken moeten schuldenaren, indien zij niet met de schuldeisers tot overeenstemming komen, binnen één maand een insolventieprocedure aanvragen.
Bij de aanvraag moeten de schuldenaren bepaalde documenten overleggen, zoals een verslag over hun economische activiteiten, een inventaris van de activa, een lijst van schuldeisers met vermelding van kredietgaranties, een lijst van werknemers, en hun boekhouding, indien zij verplicht zijn een boekhouding te voeren.
Schuldenaren, die natuurlijke of rechtspersonen kunnen zijn, moeten een insolventieprocedure aanvragen wanneer zij in een situatie van insolventie verkeren, die wordt gedefinieerd als het onvermogen van een persoon om regelmatig zijn schulden te voldoen. Indien de insolventie imminent is (d.w.z. nog niet is ingetreden, maar wel wordt verwacht), hebben schuldenaren alleen het recht een insolventverklaring aan te vragen.
De indiening van de aanvraag bij de handelsrechtbank (juzgado de lo mercantil) moet voldoen aan bepaalde verplichte vereisten van de artikelen 6 en 7 van de insolventiewet, te weten een verslag over de financiële en juridische geschiedenis van de schuldenaar; vermelding of hij aan economische activiteiten deelneemt; als hij een rechtspersoon is, moet hij zijn aandeelhouders, bewindvoerders of vereffenaars en de externe accountant vermelden; inventaris van activa en rechten, met de desbetreffende gegevens om deze te identificeren; een alfabetische lijst van schuldeisers, met vermelding van hun adres en het bedrag en de vervaldatum van de schuldvorderingen, en de bestaande garanties; waar van toepassing, een lijst van werknemers; indien de schuldenaar verplicht is een boekhouding te voeren, moet hij de boeken overleggen; indien hij deel uitmaakt van een groep ondernemingen, moet hij daarvan melding maken en de geconsolideerde jaarrekening van de groep indienen.
Schuldenaren zijn verplicht om samen te werken met de rechter die de insolventieprocedure behandelt en met de bewindvoerders, niet alleen in de passieve zin van voldoen aan de eisen die aan hen worden gesteld, maar ook in de actieve zin van meedelen van alles wat van belang is. Deze verplichting houdt ook de verplichting in om te verschijnen (voor de rechter en voor de bewindvoerders), mee te werken en informatie te verstrekken. Deze verplichtingen gelden voor schuldenaren die natuurlijke personen zijn en voor personen die de facto of de jure directeur van een rechtspersoon zijn, ongeacht of dit hun huidige functie is of dat zij deze functie in de twee voorgaande jaren hebben vervuld. Niet-nakoming van deze verplichting leidt tot het vermoeden van opzettelijk wangedrag of grove nalatigheid in de zin van de verwijtbaarheid van de insolventie (in gevallen waarop het onderdeel over verwijtbaarheid van toepassing is; dat wil zeggen, door de goedkeuring van een nadelige regeling of de inleiding van een liquidatieprocedure).
De schuldenaar kan voor de insolventie verantwoordelijk worden verklaard en worden bestraft. Een insolventieprocedure heeft onder meer tot doel de oorzaken van de insolventie te analyseren en, met name, na te gaan of het gedrag van de schuldenaar of van andere personen die rechtstreeks of op accessoire wijze met hem zijn verbonden, de insolventie mede heeft veroorzaakt of heeft verergerd. Daartoe moeten de desbetreffende verplichtingen worden verduidelijkt aan de hand van de tabel met straffen die is opgenomen in de artikelen 455 en 456 van de insolventiewet.
2.3 Inleiding van de procedure en tijdstip waarop de procedure ingaat
De rechter onderzoekt de overgelegde documenten en als de insolventie of imminente insolventie gerechtvaardigd is, verklaart hij de schuldenaar insolvent op dezelfde dag als de aanvraag of de volgende dag. Indien de overgelegde documenten onvolledig zijn, kan de rechter één enkele termijn van vijf dagen toekennen om deze aan te vullen.
Een insolventieprocedure kan ook worden aangevraagd door een van de schuldeisers, in welk geval sprake is van een verplichte procedure (concurso necesario). Schuldeisers die een insolventverklaring aanvragen, moeten aantonen dat de schuldenaar insolvent is en bewijs overleggen van een executoriale titel tegen de schuldenaar waaruit blijkt dat er niet voldoende activa beschikbaar zijn om de schulden te betalen, of bepaalde feiten aantonen die tot het vermoeden van insolventie leiden. Daarbij kan het gaan om het feit dat de schuldenaar in het algemeen zijn schulden niet meer voldoet, grootschalige beslaglegging op activa van de schuldenaar, overhaaste verhulling of liquidatie van activa of niet-voldoening van bepaalde schulden (belastingen, sociale premies, schuldvorderingen van werknemers).
Indien een insolventieprocedure wordt aangevraagd door een schuldeiser, wordt de schuldenaar gedagvaard en kan hij de insolventverklaring betwisten. In dergelijke gevallen belegt de rechter een zitting waar de partijen bewijs naar voren kunnen brengen met bepaalde beperkingen, en moet hij beslissen of de schuldenaar al dan niet insolvent is en, waar van toepassing, de schuldenaar insolvent verklaren. Er wordt ook een procedure ingeleid indien de schuldenaar de insolventverklaring aanvaardt, deze niet betwist of niet ter zitting verschijnt.
Schuldenaren die natuurlijke personen zijn en wier geschatte schulden maximaal vijf miljoen euro bedragen, kunnen in geval van actuele of imminente insolventie een procedure aanvragen om tot een buitengerechtelijke betalingsregeling te komen. Rechtspersonen die aan de vereisten van artikel 631 van de insolventiewet voldoen, kunnen eveneens een dergelijke procedure aanvragen.
Het besluit tot inleiding van een insolventieprocedure gaat in zodra het is gegeven, ook wanneer beroep wordt ingesteld.
2.4 Publicatie van de insolventverklaring
De insolventverklaring wordt bij voorkeur gepubliceerd door middel van elektronische media, en een uittreksel van het besluit wordt gepubliceerd in het Spaanse staatsblad (Boletín Oficial del Estado). De rechter kan echter opdracht tot publicatie in meer media geven, indien hij dit nodig acht.
2.5 Voorlopige maatregelen
Op verzoek van de persoon die de insolventieprocedure heeft aangevraagd en, indien van toepassing, na het stellen van zekerheid voor potentiële schulden, kan de rechter nadat hij de aanvraag heeft toegewezen, de nodige maatregelen treffen om te voorkomen dat de activa van de schuldenaar worden vervreemd, op de wijze zoals bepaald in het algemene procesrecht.
3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?
3.1 Activa die deel uitmaken van de insolvente boedel
Alle activa en rechten die de schuldenaar bezit op het moment van insolventverklaring maken deel uit van de insolvente boedel of de “bij de procedure betrokken activa”. Dit geldt ook voor alle activa en rechten die de schuldenaar verwerft of die worden teruggevorderd in de loop van de procedure. Hiervan uitgezonderd zijn activa die volgens de wet onbeslagbaar zijn.
Schuldeisers met voorkeursrechten op schepen of vliegtuigen kunnen deze activa van de insolvente boedel afscheiden door de maatregelen te treffen die volgens de sectorale wetgeving zijn toegestaan.
In geval van insolventieprocedures met schuldenaren die natuurlijke personen zijn en zijn gehuwd, maken hun afgescheiden activa deel uit van de bij de procedure betrokken activa. Indien zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, worden ook de gemeenschappelijke activa opgenomen als deze nodig zijn om aan de verplichtingen van de schuldenaar te voldoen.
Tijdens een insolventieprocedure hoeft de schuldenaar zijn activiteiten niet te onderbreken en kan hij zijn bedrijfsvoering voortzetten volgens de regeling die is overeengekomen voor goedkeuring of opschorting van zijn bevoegdheden. In geval van toezicht op de bevoegdheden van de schuldenaar is in het algemeen toestemming van de bewindvoerders nodig voor het beheren of vervreemden van activa. Voor bepaalde handelingen van algemene aard kan toestemming worden verkregen indien zij deel uitmaken van de normale bedrijfsactiviteiten. In beginsel kunnen activa pas zonder toestemming van de rechter worden bezwaard om de insolvente onderneming te financieren, nadat het akkoord met de schuldeisers is goedgekeurd of de liquidatieprocedure is ingeleid. In het volgende onderdeel worden de regelingen voor opschorting van of toezicht op de bevoegdheden van de schuldenaar uiteengezet.
De helft van de financiering uit nieuwe kasopbrengsten in het kader van een herfinancieringsproces wordt als een schuldvordering op de insolvente boedel beschouwd.
4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?
4.1 De bevoegdheden van de schuldenaar
In beginsel is het uitgangspunt het onderscheid tussen een vrijwillige procedure en een verplichte procedure (artikel 29). In het eerste geval blijft de schuldenaar zijn activa beheren en erover beschikken en staat hij onder toezicht van de bewindvoerder, wiens toestemming of instemming hij nodig heeft. Bij een verplichte procedure wordt de bevoegdheid van de schuldenaar om zijn activa te beheren en erover te beschikken, opgeschort en treedt de bewindvoerder in de plaats van de schuldenaar. Het doel van de regeling is niet om de schuldenaar te straffen, maar om de activa te beschermen en de resultaten van de procedure te waarborgen.
Het criterium is echter voortzetting van de economische activiteiten van de schuldenaar, waarvoor de bewindvoerder volgens artikel 111 een reeks activiteiten kan vaststellen die vanwege hun aard en bedrag zijn vrijgesteld van de nodige controle. Het systeem is flexibel, aangezien de rechter bij gemotiveerde beslissing opschorting van bevoegdheden kan gelasten in geval van een vrijwillige procedure, en louter toezicht in het kader van een toestemmings- of instemmingsregeling in geval van een verplichte procedure. Daarmee geeft hij aan welke risico’s hij hoopt te vermijden en welke voordelen hij hoopt te behalen.
Daarnaast kan de oorspronkelijke regeling voor beperking of uitwisseling van bevoegdheden op verzoek van de bewindvoerder later worden gewijzigd, ook bij gemotiveerde beslissing en na de schuldenaar te hebben gehoord (de wijziging geschiedt niet automatisch). Aan deze wijziging moet dezelfde publiciteit worden gegeven als aan de insolventverklaring.
Nadat de procedure is beëindigd, eindigt ook de beperking van de bevoegdheden. Anders blijft de beperking bestaan totdat het akkoord met de schuldeisers wordt goedgekeurd. In het akkoord kunnen maatregelen worden vastgesteld die de bevoegdheden van de schuldenaar beperken of uitsluiten. Als de insolventieprocedure eindigt in liquidatie, houdt de opening van deze fase in dat de bevoegdheden van de schuldenaar worden opgeschort.
De insolventiewet heeft in het algemeen tot doel de bij de insolventieprocedure betrokken activa van de schuldenaar in stand te houden. In bepaalde gevallen is het echter mogelijk om tijdens de insolventieprocedure activa van de schuldenaar te verkopen met toestemming van de rechter, die in sommige gevallen niet is vereist. Verkoop van productie-eenheden tijdens de insolventieprocedure is ook mogelijk, op de wijze zoals bepaald in de artikelen 215 e.v. van de insolventiewet.
Als uitzondering op de algemene regel van voortzetting van de activiteiten van de schuldenaar kunnen op verzoek van de bewindvoerder, en nadat de schuldenaar en de werknemersvertegenwoordigers zijn gehoord, de kantoren van de schuldenaar worden gesloten of zijn activiteiten worden opgeschort. Wanneer dit de collectieve beëindiging, opschorting of wijziging van arbeidsovereenkomsten met zich meebrengt, moet de rechter handelen volgens bijzondere regels.
De wet voorziet ook in specifieke verplichtingen ten aanzien van de boekhouding van de schuldenaar. De gevolgen van de insolventieprocedure voor de bestuursorganen van insolvente rechtspersonen worden afzonderlijk geregeld.
4.2 Benoeming en bevoegdheden van bewindvoerders
De bewindvoerder is een onmisbare persoon of instantie die de rechter bijstaat en belast is met het beheer van de insolventieprocedure. Nadat de insolventieprocedure is ingeleid, gelast de rechter de inleiding van de tweede fase van de procedure. Deze omvat alles wat betrekking heeft op de benoeming, status, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bewindvoerder.
De bewindvoerder wordt gekozen uit de natuurlijke en rechtspersonen die vrijwillig zijn ingeschreven in het openbare insolventieregister (Registro Público Concursal), overeenkomstig de bij wet vastgestelde voorwaarden. In dit verband wordt een onderscheid gemaakt tussen kleine, middelgrote en grote insolventieprocedures. De eerste benoeming uit de lijst vindt plaats door loting en daarna bij toerbeurt, behalve in het geval van grote procedures, waarbij de rechter de bewindvoerder kan benoemen die hij het meest geschikt acht, onder vermelding van de gronden en volgens de wettelijke criteria. In het geval van een insolventieprocedure waarbij kredietinstellingen betrokken zijn, benoemt de rechter de bewindvoerder uit de personen die zijn voorgesteld door het fonds voor de ordelijke herstructurering van de banken (Fondo de Reestructuración Ordenada Bancaria). De rechter benoemt bewindvoerders uit de personen die zijn voorgesteld door de nationale beurscommissie (Comisión Nacional del Mercado de Valores) als het gaat om een procedure waarbij instellingen zijn betrokken die aan haar toezicht zijn onderworpen, of door het verzekeringsgarantiefonds (Consorcio de Compensación de Seguros) in geval van verzekeringsmaatschappijen.
Normaal gesproken wordt slechts één bewindvoerder benoemd. Bij wijze van uitzondering kan de insolventierechter in insolventieprocedures om redenen van openbaar belang die dit rechtvaardigen, een schuldeiser die een overheidsinstantie is of een schuldeiser die een publiekrechtelijk lichaam is dat met die overheidsinstantie is verbonden of daaraan verantwoording is verschuldigd, als tweede bewindvoerder benoemen.
De artikelen 57 e.v. van de insolventiewet bevatten een gedetailleerde regeling van de rechtspositie van de bewindvoerder, die is belast met de uitvoering van taken van procedurele aard, taken met betrekking tot de schuldenaar of zijn bestuursorganen, taken betreffende arbeidszaken, taken met betrekking tot rechten van schuldeisers, rapportage- en evaluatietaken, taken met betrekking tot de tegeldemaking of liquidatie van activa, en secretariële taken. De belangrijkste taak is het indienen van het in artikel 292 bedoelde verslag, onder bijvoeging van een voorstel voor de inventaris van de activa en de lijst van schuldeisers.
De beloning van bewindvoerders wordt door de rechter vastgesteld volgens de in koninklijk besluit 1860/2004 van 6 september 2004 vastgestelde beloningsschaal.
De benoemde bewindvoerder moet de functie aanvaarden en kan door de rechter worden afgewezen of ontslagen wanneer daar gegronde redenen voor zijn. Bewindvoerders kunnen ook gemachtigde assistenten benoemen om hen bij te staan in de uitoefening van hun taak.
4.3 De insolventierechter
De bevoegdheid om insolventieprocedures te behandelen, behoort tot het handelsrecht als gespecialiseerde tak van het civiele recht. De rechter spreekt de insolventie uit en leidt de procedure. Artikel 86 ter van organieke wet 6/1985 van 1 juli 1985 inzake de rechterlijke organisatie (Ley Orgánica del Poder Judicial) bevat een lijst van bevoegdheden van rechters in handelszaken, waaronder met name onderwerpen op het gebied van insolventieprocedures.
In de insolventverklaring, of reeds daarvoor als voorzorgsmaatregel, kan de rechter de fundamentele rechten van de schuldenaar beperken. Bij deze beperkingen kan het gaan om: a) onderschepping van postale en telefonische communicatie; b) de verplichting om op zijn adres te wonen, met de mogelijkheid van huisarrest; en c) binnentreding en doorzoeking van de woning. Indien de schuldenaar een rechtspersoon is, kunnen deze maatregelen ook worden genomen met betrekking tot alle of enkele van zijn huidige directeuren of vereffenaars, en degenen die de functie in de twee voorgaande jaren hebben uitgeoefend.
Bij de artikelen 52 en 53 van de insolventiewet zijn aan de insolventierechter “exclusieve en uitsluitende” bevoegdheden toegekend in verband met een reeks aangelegenheden die in het algemeen betrekking hebben op alle procedures die zijn gericht op of die rechtstreeks verband houden met de activa van de schuldenaar. De rechter is tevens bevoegd om beslissingen te nemen over collectieve schorsing van arbeidsovereenkomsten wanneer de werkgever insolvent wordt verklaard en om aansprakelijkheidsprocedures tegen de directeuren of vereffenaars van de insolvente onderneming te behandelen.
Wat prejudiciële beslissingen betreft, en alleen in het kader van het insolventieproces, strekken de bevoegdheden van de rechter zich ook uit tot administratieve en sociale aangelegenheden die rechtstreeks verband houden met de insolventieprocedure.
De insolventiewet bevat regels inzake internationale en territoriale jurisdictie en specifieke regels inzake de te volgen procedure. Deze regels hebben voorrang op die welke zijn vastgesteld in de algemene procedurele bepalingen.
5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?
Nadat een insolventieprocedure is ingeleid, kunnen schuldvorderingen of schulden van de schuldenaar niet meer worden verrekend. Verrekening is echter wel toegestaan indien voorafgaand aan de insolventverklaring aan de daarvoor geldende vereisten is voldaan, ook wanneer het besluit op een later tijdstip wordt gegeven. Deze vereisten zijn, in algemene zin, vastgesteld in artikel 1196 van het burgerlijk wetboek (Código Civil) (wederkerigheid van de schuldvorderingen, uniformiteit van de schulden, en verschuldigdheid en opeisbaarheid).
Insolventieprocedures met een internationaal element zijn vrijgesteld van deze regel indien het op de wederkerige schuldvordering van de schuldenaar toepasselijke recht dit toestaat in situaties van insolventie.
6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?
6.1 Gevolgen voor overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is
De gevolgen van insolventieprocedures voor overeenkomsten van de schuldenaar met derden zijn geregeld in de artikelen 156 e.v. van de insolventiewet. Het daarin bepaalde heeft gevolgen voor overeenkomsten die op het moment van de insolventverklaring nog niet zijn uitgevoerd. Het onderwerp wordt benaderd met betrekking tot bilaterale overeenkomsten, aangezien unilaterale overeenkomsten bepalen dat schuldvorderingen van derden-schuldeisers die zijn erkend of waarvoor een vordering tot erkenning is ingediend, worden opgenomen in de bij de procedure betrokken activa, zoals tot uitdrukking gebracht in artikel 157. Met overheidsinstanties gesloten overeenkomsten worden geregeld in het bijzondere bestuursrecht.
Als algemeen beginsel is in artikel 156 bepaald dat de insolventverklaring op zich geen gevolgen heeft voor overeenkomsten met wederkerige verplichtingen die nog niet zijn uitgevoerd door de schuldenaar of door de andere partij. De verplichtingen van de schuldenaar worden ten laste van de insolvente boedel gebracht. Vergoedingen in verband met beëindiging worden eveneens beschouwd als een schuldvordering op de insolvente boedel.
Ter versterking van de geldigheid van deze overeenkomsten is in de wet bepaald dat alle clausules volgens welke de overeenkomst enkel op grond van de insolventverklaring van een van de partijen kan worden ontbonden of beëindigd, als ongeldig worden beschouwd.
Indien dit in het belang van de insolventieprocedure is, kan de bewindvoerder (in geval van opschorting) of de schuldenaar (in geval van toezicht) verzoeken om beëindiging van de overeenkomst door de insolventierechter. In dergelijke gevallen moet de rechter de schuldenaar, de bewindvoerder en de andere partij bij de overeenkomst oproepen om voor de rechtbank te verschijnen. Indien de voor de rechtbank verschijnende partijen tot overeenstemming komen, zal de rechter de overeenkomst bij beschikking beëindigen. Wordt geen overeenstemming bereikt, dan wordt het geschil behandeld in het kader van een incidentele insolventieprocedure en beslist de rechter over alles wat te maken heeft met terugbetaling van betalingen en schadevergoedingen. Deze worden ten laste van de insolvente boedel gebracht en kunnen vanzelfsprekend significant zijn wanneer het bedrag aanzienlijk is.
6.2 Beëindiging wegens contractbreuk
Een insolventverklaring heeft geen gevolgen voor de beëindiging van bilaterale overeenkomsten wegens niet-nakoming door een van beide partijen. In geval van duurovereenkomsten kan ook tot beëindiging worden overgegaan indien de contractbreuk plaatsvond voorafgaand aan de insolventverklaring. Maar zelfs indien er redenen voor beëindiging zijn, kan de rechter met inachtneming van de belangen van de insolventieprocedure gelasten dat de overeenkomst wordt nagekomen. De verschuldigde of door de schuldenaar te verrichten betalingen worden ten laste van de insolvente boedel gebracht.
Vorderingen tot beëindiging van een overeenkomst moeten worden ingesteld bij de insolventierechter, in het kader van een incidentele insolventieprocedure. Zodra het verzoek is ingewilligd (en de overeenkomst dus is beëindigd), vervallen alle uitstaande schulden. Indien de inbreuk door de schuldenaar heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de insolventverklaring, omvat de insolventieprocedure met betrekking tot de opeisbare schulden ook de schuldvorderingen van schuldeisers die aan hun contractuele verplichtingen hebben voldaan. Heeft de inbreuk na de insolventverklaring plaatsgevonden, dan worden de schuldvorderingen van de partijen die aan hun verplichtingen hebben voldaan, ten laste van de insolvente boedel gebracht. De schuldvorderingen omvatten ook alle schadevergoedingen.
In de artikelen 169 e.v. van de insolventiewet zijn achtereenvolgens de gevolgen voor arbeidsovereenkomsten en de gevolgen voor overeenkomsten met het hogere management geregeld.
7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?
7.1 Verbod op nieuwe vorderingen tot verkrijging van een verklaring van recht
Rechters in burgerlijke zaken en arbeidszaken kunnen geen vorderingen ontvankelijk verklaren die door de insolventierechter moeten worden behandeld (hoofdzakelijk die welke tegen de activa van de schuldenaar zijn gericht).
Indien door een fout een dergelijke vordering ontvankelijk is verklaard, wordt de beëindiging van alle procedures gelast en zijn alle ingestelde vorderingen nietig. Rechters in handelszaken mogen ook geen vorderingen ontvankelijk verklaren die na de inleiding van de insolventieprocedure en tot de afronding ervan zijn ingesteld indien deze vorderingen betrekking hebben op schuldvorderingen in verband met zakelijke verplichtingen tegenover de directeuren van insolvente kapitaalvennootschappen die hun verplichtingen niet zijn nagekomen als er redenen voor liquidatie zijn.
7.2 Gevolgen van de insolventverklaring voor executie- en incassoprocedures ten aanzien van de activa van de schuldenaar
De algemene regel is dat nadat de insolventieprocedure is ingeleid, geen individuele, gerechtelijke of buitengerechtelijke executieprocedures mogen worden gestart en administratieve en belastinginningsprocedures ten aanzien van de activa van de schuldenaar niet mogen worden voortgezet. Indien dit verbod wordt geschonden, is de sanctie dat de vordering nietig wordt verklaard. De regel kent twee uitzonderingen waarbij de executie mag worden voortgezet ondanks de insolventverklaring en tot aan de goedkeuring van het liquidatieplan: a) bestuursrechtelijke executieprocedures waarbij een beslagleggingsbevel is gegeven; en b) arbeidsgerelateerde executieprocedures met betrekking tot beslaglegging op aan de schuldenaar toebehorende activa voorafgaand aan de insolventverklaring, en mits de in beslag genomen activa niet nodig zijn voor de voortzetting van het bedrijf van de schuldenaar of voor zijn beroepsactiviteit.
Met betrekking tot lopende executieprocedures bepaalt artikel 55, lid 2, dat aanhangige vorderingen moeten worden opgeschort vanaf de datum van insolventverklaring, hoewel de overeenkomstige schuldvorderingen in de insolventieprocedure kunnen worden behandeld.
Er gelden bijzondere regels voor uitwinning van zekerheden. Deze zijn opgenomen in het volgende onderdeel, waarin wordt ingegaan op de gevolgen voor bepaalde schuldvorderingen.
8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?
8.1 Gevolgen voor procedures tot verkrijging van een verklaring van recht die aanhangig zijn op het moment van insolventverklaring
Op het moment van insolventverklaring aanhangige procedures tot verkrijging van een verklaring van recht waarbij de schuldenaar betrokken is, worden voortgezet tot aan de definitieve uitspraak. Procedures ten aanzien van rechtspersonen die schadevergoeding van hun directeur, vereffenaar of accountant vorderen, worden echter bij de insolventieprocedure gevoegd en volgens de gebruikelijke procedurele bepalingen voortgezet.
Arbitrageprocedures: arbitrageovereenkomsten waarbij de schuldenaar betrokken is, worden tijdens de insolventieprocedure ongeldig (artikel 52). Daarom is het verboden om na de insolventverklaring een arbitrageprocedure in te leiden. Lopende procedures worden voortgezet totdat het arbitrale vonnis onherroepelijk is geworden.
8.2 Het recht van de schuldenaar om vorderingen in te stellen
De wet bepaalt dat de schuldenaar vorderingen mag instellen volgens de bevoegdheden die hij heeft behouden. Indien de schuldenaar onder bewind staat, heeft de bewindvoerder in het algemeen het recht om vorderingen van niet-persoonlijke aard in te stellen. Staat de schuldenaar onder toezicht, dan heeft hij het recht om met deugdelijke toestemming van de bewindvoerder vorderingen in te stellen indien de vorderingen gevolgen hebben voor de activa van de schuldenaar. In geval van toezicht kan de rechter de bewindvoerder toestemming geven een vordering in te stellen indien deze laatste van mening is dat dit wenselijk is in het belang van de insolventieprocedure en de schuldenaar het zelf niet doet.
9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?
9.1 Deelname van schuldeisers aan insolventieprocedures
Schuldeisers kunnen de rechter om inleiding van een insolventieprocedure verzoeken en de schuldenaar kan het verzoek betwisten, in welk geval een zitting wordt gehouden en de rechter bij beschikking uitspraak doet. Indien de rechter een insolventieprocedure inleidt, wordt deze als “verplicht” beschouwd. Dit betekent normaliter dat de schuldenaar het recht van beheer en beschikking over zijn vermogen verliest en dat de bewindvoerder in zijn plaats treedt.
Na de inleiding kunnen de schuldeisers binnen één maand na publicatie van de beschikking in het Spaanse staatsblad hun schuldvorderingen bekendmaken en informeert de bewindvoerder elk van de in de documenten van de schuldenaar vermelde schuldeisers over de verantwoordelijkheid om hun schuldvorderingen mee te delen. Voor schuldeisers met woonplaats in het buitenland geldt dezelfde termijn. Deze mededeling moet schriftelijk worden gedaan en aan de bewindvoerder worden gericht, en moet de volgende gegevens bevatten: vermelding van de schuldvordering met de nodige informatie over het bedrag, de data waarop de schuldvordering is ontstaan en opeisbaar werd, de kenmerken en de verwachte classificatie. Indien een bijzonder voorkeursrecht wordt ingeroepen, moeten de activa of tegen betaling verworven rechten en hun registratiegegevens worden vermeld. Ook de bewijsstukken moeten worden bijgevoegd. Deze mededelingen kunnen elektronisch worden gedaan.
De bewindvoerder beslist voor elke schuldvordering over het al dan niet opnemen daarvan in een bij zijn verslag te voegen lijst van schuldeisers, alsook over het bedrag van de vordering en de classificatie ervan. Schuldeisers die ontevreden zijn over de classificatie of het bedrag van de schuldvordering en schuldeisers die niet zijn opgenomen, kunnen het verslag binnen een termijn van tien dagen betwisten door een verzoek om een incidentele insolventieprocedure in te dienen, waarop de rechter uitspraak doet. Alvorens het verslag in te dienen (in de tien dagen voor de indiening ervan), stuurt de bewindvoerder aan de schuldeisers wier adres bekend is een elektronische mededeling met informatie over de voorlopige lijst van schuldeisers en de inventaris. Schuldeisers die ontevreden zijn, kunnen bij de bewindvoerder een schriftelijk verzoek indienen om fouten te rectificeren of om andere nodige informatie te verstrekken.
Schuldeisers nemen ook deel aan de akkoordfase en de liquidatiefase. In de akkoordfase kunnen zij een akkoordvoorstel indienen en kunnen zij tevens aangeven of zij instemmen met het door de schuldenaar ingediende voorstel voor een vervroegd akkoord. In ieder geval worden zij opgeroepen voor een vergadering van schuldeisers waar het akkoord wordt besproken en over goedkeuring ervan wordt gestemd. Daarvoor is de aanwezigheid van de in artikel 124 van de insolventiewet bepaalde meerderheden vereist. Deze procedure kan ook schriftelijk plaatsvinden wanneer er meer dan driehonderd schuldeisers zijn.
Sommige schuldeisers (degenen die de vergadering niet bijwonen of degenen wier stemrecht hun op een onwettige manier is ontnomen) kunnen de goedkeuring van het akkoord betwisten, en na goedkeuring kunnen de schuldeisers om niet-naleving van het akkoord verzoeken.
In de liquidatiefase kunnen schuldeisers opmerkingen indienen over het door de bewindvoerder voorgelegde liquidatieplan en over het definitieve verslag, alvorens de insolventieprocedure voor beëindigd wordt verklaard.
In de classificatiefase hebben de schuldeisers de status van partij en kunnen zij opmerkingen indienen over het verslag van de bewindvoerder en het standpunt van het openbaar ministerie, hoewel zij volgens de wet geen onafhankelijke classificatievorderingen kunnen indienen.
Ten slotte kunnen schuldeisers in bepaalde gevallen met betrekking tot de beëindiging van de insolventieprocedure ook opmerkingen indienen waarin zij de beëindiging betwisten.
10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?
10.1 Vervreemding van activa van de insolvente boedel in de initiële fase
Aangezien insolventieprocedures de activiteiten van de schuldenaar niet opschorten, kan de schuldenaar ook nadat de insolventie is uitgesproken over zijn activa beschikken overeenkomstig de vastgestelde toezichtregeling: indien hij onder toezicht staat, is hij gebonden aan de toestemming of instemming van de bewindvoerder en indien hij onder bewind staat, is de bewindvoerder verantwoordelijk voor zijn activa.
Totdat het akkoord is goedgekeurd of de liquidatiefase begint, kunnen de activa van de insolvente boedel in beginsel alleen worden vervreemd of bezwaard met toestemming van de rechter. Dit geldt niet voor: a) de verkoop van activa die de bewindvoerder onmisbaar acht om de levensvatbaarheid van de onderneming of de voor de procedure vereiste liquiditeiten te waarborgen; b) de verkoop van activa die niet nodig zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de schuldenaar, met de garantie dat de prijs in grote lijnen overeenkomt met de waarde die in de inventaris aan het activum is toegekend; en c) vervreemding van activa die essentieel zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de schuldenaar.
In dit laatste geval kan de bewindvoerder, wanneer de schuldenaar het recht van beheer en beschikking over zijn vermogen niet is ontnomen, van tevoren bepalen welke aan de bedrijfs- of handelsactiviteiten van de onderneming inherente handelingen of activiteiten de schuldenaar zelf mag uitvoeren, afhankelijk van de aard en het bedrag ervan. De schuldenaar kan deze handelingen ook uitvoeren vanaf het moment van insolventverklaring totdat de bewindvoerder aantreedt.
10.2 Vervreemding van activa van de insolvente boedel in de liquidatiefase
Er zijn twee hoofdfasen in het liquidatieproces:
a) afwikkeling van de liquidatie overeenkomstig een door de bewindvoerder opgesteld plan, waarover de schuldenaar, de schuldeisers en de werknemersvertegenwoordigers opmerkingen kunnen indienen en dat door de rechter moet worden goedgekeurd. De wet is erop gericht om, waar mogelijk, de onderneming te beschermen en bevat daartoe bijzondere regels voor de verkoop van productie-eenheden. Het plan kan worden aangevochten voor de rechter, en de liquidatie moet worden uitgevoerd volgens de bepalingen van het plan. Indien het plan niet wordt goedgekeurd, voorziet de wet in standaardregels;
b) betaling van schuldeisers, met dien verstande dat met de betaling ook kan worden begonnen wanneer de liquidatie nog niet is beëindigd.
Er moet evenwel op worden gewezen dat niet alle liquidatieactiviteiten in deze fase van de procedure plaatsvinden. Bepaalde activa kunnen tijdens de initiële fase te gelde worden gemaakt voor andere doeleinden dan betaling van schuldeisers, zoals in de volgende gevallen: bij de procedure betrokken activa kunnen worden beschermd met als doel de economische activiteiten van de schuldenaar voort te zetten; schuldeisers met voorkeursrechten voor schepen of vliegtuigen kunnen deze activa afscheiden van de insolvente boedel als een van de maatregelen waartoe zij gerechtigd zijn op grond van bijzondere wetgeving; en ten slotte kunnen bepaalde voorafgaand aan de insolventieprocedure door individuele preferente schuldeisers ingeleide executieprocedures worden voortgezet, evenals bestuursrechtelijke executieprocedures indien het beslagleggingsbevel is gegeven voordat de insolventie werd uitgesproken.
Bij de verkoop van activa tijdens de liquidatie bestaat in beginsel de nodige vrijheid, overeenkomstig de bepalingen van het door de rechter goedgekeurde liquidatieplan. De bewindvoerder kan ook een gespecialiseerde entiteit inschakelen om bepaalde activa te verkopen, over het algemeen ten laste van zijn eigen beloning. De bij wet 9/2015 van 25 mei 2015 doorgevoerde hervorming voorziet echter in dwingende regels, met name met betrekking tot activa en rechten waaraan preferente schuldvorderingen zijn verbonden. In zaken die in het plan niet aan bod komen, worden de regels inzake vervreemding van activa in het kader van individuele executiemaatregelen in civiele procedures toegepast. De activa worden doorgaans verkocht via rechtstreekse verkoop, met bepaalde publiciteitsgaranties afhankelijk van de aard van het actief in kwestie. Inbetalinggeving ter volledige of gedeeltelijke betaling van niet-publieke schuldeisers is eveneens toegestaan.
De wet bevat specifieke regels voor de verkoop van productie-eenheden gedurende de verschillende fasen van de insolventieprocedure (geleid door het beginsel van bescherming van de onderneming), zodat met één enkele verkoopovereenkomst alle activa worden overgedragen en met bijzondere regels voor de overdracht van de verplichtingen van de activiteit in kwestie.
In beginsel behelst de verkoop van productie-eenheden de overdracht van alle overeenkomsten die instrumenteel verbonden zijn met de activiteit, maar niet de overname van schulden van vóór de insolventieprocedure, tenzij de kopers met de schuldenaar zijn verbonden of de arbeidsrechtelijke regels inzake bedrijfsopvolging van toepassing zijn. In dergelijke gevallen kan de rechter beslissen dat de koper de achterstallige lonen of vergoedingen van vóór de verkoop niet hoeft over te nemen en dat deze worden betaald uit het salarisgarantiefonds (Fondo de Garantía Salarial). Om het voortbestaan van de onderneming te waarborgen, kunnen de nieuwe koper en de werknemers overeenkomsten sluiten tot wijziging van de collectieve arbeidsvoorwaarden.
11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?
Nadat de insolventieprocedure is ingeleid, worden de schuldvorderingen van alle schuldeisers, zowel concurrent als preferent, en ongeacht hun nationaliteit en woonplaats, opgenomen onder de schulden van de schuldenaar. Het doel hiervan is om op basis van de beginselen van par condicio creditorum en naleving van de “dividendwetgeving” (ley del dividendo) alle schuldvorderingen gelijk te behandelen in het kader van de geverifieerde insolventie van de schuldenaar teneinde al zijn schulden te vereffenen.
Een eerste essentieel onderscheid is dat tussen insolventieschuldeisers en schuldeisers die niet bij de insolventieprocedure zijn betrokken: boedelschuldeisers.
De schuldvorderingen op de insolvente boedel zijn in artikel 242 van de insolventiewet vermeld met een beperkte lijst, hetgeen inhoudt dat niet opgenomen schuldvorderingen als insolventievorderingen worden beschouwd. In beginsel, en in de grote meerderheid van de gevallen, gaat het hierbij om schuldvorderingen die na de insolventverklaring zijn ontstaan als gevolg van de procedure of van de voortzetting van de activiteiten van de schuldenaar, of om schuldvorderingen die ontstaan als gevolg van niet-contractuele aansprakelijkheid. Er zijn echter ook andere zaken opgenomen, zoals loonvorderingen over de laatste dertig gewerkte dagen voorafgaand aan de insolventverklaring en voor een bedrag dat niet hoger is dan tweemaal het minimaal gegarandeerde interprofessionele loon, en onderhoudsvorderingen van de schuldenaar of degenen ten aanzien van wie hij een wettelijke onderhoudsplicht heeft.
In andere gevallen vloeien deze schuldvorderingen voort uit besluiten tijdens de procedure, bijvoorbeeld bij het bepalen van de gevolgen van actio pauliana of als gevolg van de beëindiging van overeenkomsten.
De helft van het bedrag van de schuldvorderingen uit de nieuwe kasopbrengsten in het kader van een herfinancieringsovereenkomst kan eveneens als schuldvorderingen op de insolvente boedel worden beschouwd.
In geval van liquidatieprocedures zijn schuldvorderingen die aan de schuldenaar zijn toegekend in het kader van een akkoord en overeenkomstig de bepalingen, ook schuldvorderingen op de insolvente boedel.
Schuldvorderingen op de insolvente boedel zijn vooraf aftrekbaar, dat wil zeggen dat ze zijn bevoorrecht boven alle andere schuldvorderingen en dat ze niet worden beïnvloed door de opschorting van renteopbouw.
Salarisvorderingen over de laatste dertig gewerkte dagen moeten onmiddellijk worden betaald. De rest van de schuldvorderingen op de insolvente boedel wordt betaald wanneer zij opeisbaar worden, maar de bewindvoerder kan deze regel wijzigen indien dit vereist is in het belang van de insolventieprocedure en indien de beschikbare activa toereikend zijn om alle schuldvorderingen op de insolvente boedel te betalen.
De wet bevat echter specifieke voorschriften (artikel 473) voor gevallen waarin de activa van de schuldenaar vermoedelijk niet toereikend zijn om de schuldvorderingen op de insolvente boedel te betalen. In dergelijke gevallen zal de insolventieprocedure verplicht worden beëindigd. Als de bewindvoerder dit verwacht, moet hij de rechter daarvan in kennis stellen en overgaan tot betaling van de schuldvorderingen op de insolvente boedel overeenkomstig een specifieke volgorde.
12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?
Na de inleiding kunnen de schuldeisers binnen één maand na publicatie van de beschikking in het Spaanse staatsblad hun schuldvorderingen bekendmaken en informeert de bewindvoerder elk van de in de documenten van de schuldenaar vermelde schuldeisers over de verantwoordelijkheid om hun schuldvorderingen mee te delen. Hiervoor bestaat geen specifiek formulier. Voor schuldeisers met woonplaats in het buitenland geldt dezelfde termijn, hoewel de bepalingen van de artikelen 53 en 55 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures van toepassing zijn.
De mededeling van de schuldvordering moet schriftelijk worden gedaan en aan de bewindvoerder worden gericht. De mededeling moet de volgende gegevens bevatten: vermelding van de schuldvordering met de nodige informatie over het bedrag, de data waarop de schuldvordering is ontstaan en opeisbaar werd, de kenmerken en de verwachte classificatie. Indien een bijzonder voorkeursrecht wordt ingeroepen, moeten de activa of tegen betaling verworven rechten en hun registratiegegevens worden vermeld. Ook de bewijsstukken moeten worden bijgevoegd. Deze mededelingen kunnen elektronisch worden gedaan.
De bewindvoerder beslist voor elke schuldvordering over het al dan niet opnemen daarvan in een bij zijn verslag te voegen lijst van schuldeisers, alsook over het bedrag van de vordering en de classificatie ervan. Schuldeisers die ontevreden zijn over de classificatie of het bedrag van de schuldvordering en schuldeisers die niet zijn opgenomen, kunnen het verslag binnen een termijn van tien dagen betwisten door een verzoek om een incidentele insolventieprocedure in te dienen, waarop de rechter uitspraak doet. Alvorens het verslag in te dienen (in de tien dagen voor de indiening ervan), stuurt de bewindvoerder aan de schuldeisers wier adres bekend is een elektronische mededeling met informatie over de voorlopige lijst van schuldeisers en de inventaris. Schuldeisers die ontevreden zijn, kunnen bij de bewindvoerder een schriftelijk verzoek indienen om fouten te rectificeren of om andere nodige informatie te verstrekken.
Indien schuldeisers hun schuldvorderingen niet tijdig meedelen, kunnen ze alsnog in de lijst worden opgenomen door de bewindvoerder of door de rechter wanneer deze een beslissing neemt over betwistingen van de lijst van schuldeisers, maar hebben ze een achtergestelde status. De volgende schuldvorderingen worden echter niet achtergesteld om deze redenen en worden dienovereenkomstig geclassificeerd: de in artikel 86, lid 3, vermelde schuldvorderingen, schuldvorderingen die voortvloeien uit de documenten van de schuldenaar, schuldvorderingen die zijn vastgelegd in een executoriale titel, schuldvorderingen die zijn gedekt door zekerheden die zijn ingeschreven in een openbaar register, schuldvorderingen die op een andere manier zijn geregistreerd in een insolventieprocedure of in een andere juridische procedure, en schuldvorderingen die door de overheidsdiensten moeten worden geverifieerd.
Schuldvorderingen die ook niet aan deze criteria voor opname in de lijst voldoen en na de uiterste datum zijn meegedeeld, worden onder geen beding betaald in de insolventieprocedure.
13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?
Insolventievorderingen worden volgens de wet in drie categorieën ingedeeld (artikel 269): preferente, concurrente en achtergestelde schuldvorderingen. Preferente schuldvorderingen worden overeenkomstig artikel 287 onderverdeeld in bijzondere en algemene schuldvorderingen en vervolgens in verschillende klassen. De classificatie van schuldvorderingen in de insolventiewet vindt automatisch plaats. De categorie concurrente schuldvorderingen is een restcategorie, en omvat alle schuldvorderingen die niet in een van de twee andere categorieën (preferent of achtergesteld) vallen.
A) Schuldvorderingen met bijzondere preferentie (artikel 270) omvatten:
1. schuldvorderingen die zijn gedekt door een hypotheek, zekerheidseigendom of een wettelijk pandrecht op gehypothekeerde of verpande activa of rechten;
2. schuldvorderingen die zijn gedekt door verpanding van de inkomsten uit bezwaard eigendom;
3. leningen op vaste activa, waaronder de schuldvorderingen van werknemers op de door hen vervaardigde voorwerpen terwijl deze eigendom zijn of in het bezit zijn van de schuldenaar;
4. schuldvorderingen ten aanzien van financiëleleasebetalingen of koop op afbetaling van roerende of onroerende activa, ten gunste van de lessors of verkopers en, indien van toepassing, de financiers, op activa die worden geleased of verkocht met eigendomsvoorbehoud, met een verbod op vervreemding of met een ontbindende voorwaarde in geval van niet-betaling;
5. schuldvorderingen die zijn gegarandeerd met effecten die in girale vorm worden weergegeven, op de bezwaarde effecten;
6. schuldvorderingen die zijn zekergesteld door een in openbare documenten gevestigd pandrecht, op verpande activa of rechten die in bezit zijn van de schuldeiser of een derde.
Bijzondere preferentie heeft alleen gevolgen voor het deel van de schuldvordering dat niet hoger is dan de waarde van de respectieve garantie die in de lijst van schuldeisers is opgenomen. Het bedrag van de schuldvordering boven het bedrag dat als bijzonder preferent wordt erkend, wordt geclassificeerd naargelang van de aard ervan.
B) Schuldvorderingen met algemene preferentie (artikel 280) omvatten:
1. loonvorderingen zonder bijzondere preferentie, voor het bedrag dat het resultaat is van de vermenigvuldiging van driemaal het minimaal gegarandeerde interprofessionele loon met het aantal dagen achterstallig loon; vergoedingen in verband met de beëindiging van contracten, voor het bedrag dat overeenkomt met het wettelijke minimum dat wordt berekend op basis van ten hoogste driemaal het minimaal gegarandeerde interprofessionele loon; vergoedingen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten waarop voorafgaand aan de insolventverklaring recht bestond;
2. de bedragen die overeenkomen met de ingehouden belastingen en socialezekerheidsbijdragen die de schuldenaar verschuldigd is overeenkomstig een wettelijke verplichting;
3. schuldvorderingen van natuurlijke personen die voortvloeien uit freelancewerk en schuldvorderingen van auteurs voor de overdracht van de exploitatierechten op werken die worden beschermd door intellectuele-eigendomsrechten, waarop in de zes maanden voorafgaand aan de insolventverklaring recht bestond;
4. belastingvorderingen en andere publiekrechtelijke schuldvorderingen, alsook schuldvorderingen op het gebied van de sociale zekerheid die geen bijzondere preferentie genieten. Dit voorkeursrecht kan worden uitgeoefend tot 50 % van respectievelijk alle schuldvorderingen van de belastingdienst en alle schuldvorderingen van de socialezekerheidsorganen;
5. schuldvorderingen voor niet-contractuele civielrechtelijke aansprakelijkheid;
6. schuldvorderingen die voortvloeien uit nieuwe kasopbrengsten in het kader van een herfinancieringsovereenkomst die aan de voorwaarden van artikel 71, lid 6, voldoet en van een bedrag dat niet wordt erkend als schuldvordering op de insolvente boedel;
7. tot 50 % van het bedrag van de schuldvorderingen van de schuldeiser die de insolventieprocedure heeft aangevraagd en die niet als achtergesteld worden beschouwd.
C) Achtergestelde schuldvorderingen zijn opgenomen in artikel 281:
1. schuldvorderingen die niet tijdig zijn meegedeeld, behalve vorderingen die moeten worden erkend of vorderingen die verplicht zijn als gevolg van een rechterlijke beslissing;
2. schuldvorderingen die op basis van een contractuele overeenkomst zijn achtergesteld;
3. schuldvorderingen wegens verhogingen en rente;
4. schuldvorderingen wegens boeten en sancties;
5. schuldvorderingen van personen die een bijzondere relatie met de schuldenaar hebben overeenkomstig voornoemde wet;
6. schuldvorderingen die voortvloeien uit actio pauliana ten gunste van een persoon die bij de betwiste handeling te kwader trouw heeft gehandeld;
7. schuldvorderingen die voortvloeien uit overeenkomsten met wederkerige verplichtingen of, in het geval van vernieuwing, in de in het bepaalde voorziene omstandigheden.
13.1 Betaling van schuldvorderingen
De betaling van schuldvorderingen met bijzondere preferentie wordt ten laste van de bij de procedure betrokken activa en rechten gebracht, ongeacht of zij aan individuele of collectieve executie zijn onderworpen. Er gelden speciale regels voor deze schuldvorderingen, op grond waarvan de bewindvoerder gerechtigd is ze uit de insolvente boedel te betalen zonder specifieke activa te gelde te maken en de bezwaringen vrij te geven. Het is ook mogelijk om de activa te verkopen en het pandrecht te laten voortbestaan, waarbij de koper de verplichtingen van de schuldenaar overneemt. Wat betreft de verkoop van deze activa schrijft de insolventiewet specifieke regels voor in de artikelen 429 e.v.
Schuldvorderingen met algemene preferentie worden overeenkomstig hun volgorde op pro-ratabasis binnen elke categorie betaald. Daarna worden de concurrente schuldvorderingen betaald, hoewel de volgorde van betaling op verzoek van de bewindvoerder onder bepaalde voorwaarden door de rechter kan worden gewijzigd. Concurrente schuldvorderingen worden op pro-ratabasis betaald overeenkomstig de liquiditeit van de activa van de insolvente boedel.
Achtergestelde schuldvorderingen worden het laatst betaald, en overeenkomstig de in artikel 309 bepaalde volgorde.
14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?
14.1 Reorganisatieprocedure
“Reorganisatieprocedure” kan naar twee verschillende situaties verwijzen: het schuldeisersakkoord als oplossing in een insolventieprocedure, en de mogelijkheid voor de schuldenaar om een insolventieprocedure te vermijden door middel van een schuldsanerings- of herstructureringsovereenkomst met zijn schuldeisers. Beide situaties worden geregeld in de insolventiewet.
A) Schuldeisersakkoord
Na de initiële fase van de insolventieprocedure, wanneer de bij de procedure betrokken activa en passiva definitief zijn vastgesteld, zijn er twee mogelijke oplossingen: schuldeisersakkoord of liquidatie. Een schuldeisersakkoord heeft voorrang, aangezien de wet bepaalt dat de akkoordfase altijd moet worden ingeleid, tenzij de schuldenaar om een liquidatieprocedure heeft verzocht.
Zowel de schuldenaar als de schuldeisers die meer dan één vijfde van zijn schulden vertegenwoordigen, kunnen na afloop van de initiële fase een akkoordvoorstel indienen. Ook de schuldenaar heeft het recht een voorstel voor een vervroegd akkoord in te dienen, hoewel sommige schuldenaren van deze mogelijkheid zijn uitgesloten (te weten schuldenaren die zijn veroordeeld voor bepaalde misdrijven en degenen die geen jaarrekening deponeren hoewel zij daartoe verplicht zijn).
Het voorstel voor een vervroegd akkoord is erop gericht dat de schuldenaar en zijn schuldeisers snel en zonder alle fasen van de insolventieprocedure te doorlopen, tot een akkoord komen. Om het voorstel te behandelen, moet een bepaald percentage van de schuldeisers ermee instemmen. Nadat het voorstel is ingediend, wordt het door de bewindvoerder geëvalueerd en kunnen de overige schuldeisers ermee instemmen. Indien zij de vereiste meerderheden behalen, zal de rechter het ingediende voorstel goedkeuren.
De normale behandeling van de akkoordfase begint met een rechterlijke beslissing waarmee de initiële fase wordt beëindigd. In de beslissing stelt de rechter een datum vast voor de vergadering van schuldeisers; de procedure kan echter schriftelijk plaatsvinden wanneer er meer dan driehonderd schuldeisers zijn. Op dat moment gaat voor de schuldenaar en de schuldeisers een termijn in om hun akkoordvoorstellen in te dienen, die een minimale basisinhoud moeten hebben. Indien zij aan alle voorwaarden voldoen, zal de rechter de voorstellen aanvaarden en worden deze ter evaluatie naar de bewindvoerder gestuurd.
De vergadering van schuldeisers wordt voorgezeten door de rechter en kan pas als rechtsgeldig bijeengeroepen worden beschouwd als de aanwezige schuldeisers meer dan de helft van de concurrente schuldvorderingen vertegenwoordigen. De schuldenaar en de bewindvoerder zijn verplicht de vergadering bij te wonen. Op de vergadering worden de akkoordvoorstellen besproken en in stemming gebracht. Om te worden goedgekeurd, moeten ze de in artikel 124 van de wet bepaalde meerderheden verwerven, afhankelijk van hun inhoud. Vervolgens doet de rechter een uitspraak waarin het door de vergadering aangenomen voorstel wordt goedgekeurd. Daaraan voorafgaand is er een procedure voor de bewindvoerder en de schuldeisers die niet aanwezig waren of wier rechten om het voorstel te betwisten hun waren ontnomen.
Het akkoord wordt van kracht op de datum van de rechterlijke beslissing waarin het is goedgekeurd. Op dat moment lopen de effecten van de insolventieprocedure ten einde en worden ze vervangen door die welke in het akkoord zijn vastgesteld. Ook de taak van de bewindvoerder wordt beëindigd. Het akkoord bindt de schuldenaar en de concurrente en achtergestelde schuldeisers, alsook de preferente schuldeisers die voor hebben gestemd. Het kan ook de preferente schuldeisers binden afhankelijk van de bij de goedkeuring behaalde meerderheden. Nadat het akkoord is uitgevoerd, zal de rechter dit bekendmaken en de beëindiging van de insolventieprocedure gelasten.
Indien het akkoord niet wordt nageleefd, kan elke schuldeiser de rechter vragen om een verklaring van niet-naleving.
B) Schuldherschikking door middel van herfinancieringsovereenkomsten ter voorkoming van een insolventieprocedure
De ervaring die sinds de publicatie van de insolventiewet is opgedaan, heeft aan het licht gebracht dat insolventieprocedures tekortschieten als middel om bedrijfscontinuïteit te waarborgen op basis van de overeengekomen oplossing. In de aanbeveling van de Commissie van 12 maart 2014 betreffende een nieuwe visie op faillissementen en insolventie van bedrijven worden de lidstaten daarom opgeroepen maatregelen te treffen om insolventieprocedures te vermijden door middel van schuldherfinancieringsovereenkomsten tussen de schuldenaar en de schuldeisers. In de meest recente herzieningen van de insolventiewet heeft de Spaanse wetgever vier soorten maatregelen op dit gebied geïntroduceerd: a) invoering van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing waarbij de schuldenaar de rechter in handelszaken ervan in kennis stelt dat hij onderhandelingen met zijn schuldeisers is begonnen om tot een herfinancieringsovereenkomst te komen, hetgeen de verplichting tot het aanvragen van een insolventieprocedure opschort en de schorsing van individuele executiemaatregelen in bepaalde gevallen en gedurende een bepaalde periode mogelijk maakt; b) invoering van beschermingsmechanismen om herfinancieringsovereenkomsten te beschermen tegen actio pauliana; c) invoering van een officiële goedkeuringsprocedure voor herfinancieringsovereenkomsten teneinde de effecten ervan te versterken; en d) stimuleringsmaatregelen voor de omzetting van schulden in aandelenkapitaal. Dit onderdeel is gericht op de regelgeving inzake gerechtelijke goedkeuring van herfinancieringsovereenkomsten, zoals opgenomen in de vierde aanvullende bepaling van de insolventiewet.
Alleen herfinancieringsovereenkomsten die zijn ondertekend door schuldeisers die ten minste 51 % van de financiële verplichtingen vertegenwoordigen, kunnen door de rechter worden goedgekeurd. De wet bevat specifieke regels voor de berekening van de percentages van financiële verplichtingen en syndicaatsleningen.
Het proces behelst de indiening door de schuldenaar of de schuldeisers van een aanvraag die vergezeld gaat van een verklaring van de accountant waarin de deelname van de in elk afzonderlijk geval vereiste meerderheden wordt bevestigd, overeenkomstig het gewenste beschermingsniveau, met een minimum van 51 % van de financiële verplichtingen. De rechter onderzoekt de aanvraag en zal, als deze wordt aanvaard, bij beschikking individuele executiemaatregelen gedurende de goedkeuringsprocedure schorsen.
Nadat de goedkeuringsbeschikking is gepubliceerd, gaat een termijn van 15 dagen in waarbinnen tegenstemmende financiële schuldeisers deze kunnen betwisten. De enige gronden voor betwisting zijn niet-naleving van de vormvereisten of het onevenredige karakter van het offer dat wordt gevraagd. Betwistingen worden behandeld in een incidentele insolventieprocedure waarbij de schuldenaar en de overige schuldeisers die partij zijn bij de overeenkomst zijn betrokken, en er wordt een niet voor beroep vatbaar besluit gegeven. Bovendien wordt uitdrukkelijk bepaald dat met betrekking tot de effecten van de door de rechter goedgekeurde overeenkomst, die gelden vanaf de dag na publicatie van het besluit in het Spaanse staatsblad, de rechter opdracht kan geven tot nietigverklaring van beslagleggingen die zijn uitgevoerd door middel van individuele executieprocedures betreffende schulden waarvoor de herfinancieringsovereenkomst gevolgen heeft.
De effecten van gerechtelijke goedkeuring zijn niet beperkt tot het uitbreiden, in een breuk met het beginsel van relativiteit van overeenkomsten, van de effecten van de overeengekomen uitbreiding. Het algemene effect is bescherming tegen actio pauliana, maar de uitbreiding van de effecten tot tegenstemmende schuldeisers zal afhangen van het goedkeuringspercentage. Samengevat: a) de bescherming van schuldeisers met onderpand wordt opgeheven; b) de effecten van de overeenkomst worden bijgesteld op basis van de meerderheden die bij goedkeuring ervan zijn behaald en met betrekking tot de vraag of de schuldvordering daadwerkelijk door het onderpand wordt gedekt.
Schuldeisers met financiële schuldvorderingen die de overeenkomst niet hebben ondertekend maar wel door de gerechtelijke goedkeuring worden getroffen, behouden hun rechten tegenover degenen die hoofdelijk aansprakelijk zijn met de schuldenaar en tegenover borgen of garanten, die zich niet kunnen beroepen op de aanvaarding van de herfinancieringsovereenkomst of de effecten van de gerechtelijke goedkeuring. Met betrekking tot financiële schuldeisers die de overeenkomst wel hebben ondertekend, is het behouden van de effecten daarvan voor borgen of garanten afhankelijk van hetgeen in hun respectieve rechtsbetrekkingen is overeengekomen.
Elke schuldeiser, ongeacht of hij de overeenkomst heeft ondertekend, kan de rechter die haar heeft goedgekeurd om een verklaring van niet-naleving verzoeken in het kader van een incidentele insolventieprocedure. Tegen de beslissing kan geen beroep worden aangetekend. Indien wordt vastgesteld dat er sprake is van niet-naleving, kunnen de schuldeisers een insolventieprocedure aanvragen of individuele executieprocedures inleiden.
Indien rechten op zakelijke zekerheden geldend worden gemaakt met betrekking tot schuldvorderingen waarvoor de overeenkomst gevolgen heeft, en tenzij anders overeengekomen, kan de schuldeiser onder bepaalde voorwaarden beslag leggen op de bedragen.
14.2 Vrijstelling van onbetaalde schuldvorderingen voor schuldenaren die natuurlijke personen zijn
Via het nieuwe artikel 178 bis van wet 25/2015 van 28 juli 2015 is het zogenaamde “tweede kans”-mechanisme in de insolventiewet ingevoerd.
Volgens deze bepaling zijn natuurlijke personen vrijgesteld van de algemene regel van artikel 178, lid 2, die bepaalt dat in geval van beëindiging van een insolventieprocedure wegens liquidatie of wegens ontoereikendheid van de bij de procedure betrokken activa schuldenaren die natuurlijke personen zijn, verantwoordelijk zijn voor de betaling van de resterende schuldvorderingen.
Om van deze vrijstelling gebruik te kunnen maken, moet de schuldenaar te goeder trouw hebben gehandeld en dus voldoen aan de volgende eisen:
1. de insolventie is niet verwijtbaar verklaard;
2. de schuldenaar is niet in een definitief vonnis veroordeeld voor een vermogensdelict, fraude of witteboordencriminaliteit, vervalsing, fiscale delicten en delicten tegen de socialezekerheidsorganen of ten nadele van de rechten van werknemers in de tien jaar voorafgaand aan de insolventverklaring;
3. de schuldenaar heeft ter voldoening aan de vereisten van artikel 231 een buitengerechtelijke betalingsregeling gesloten of heeft die althans trachten te sluiten;
4. de schuldenaar heeft de schuldvorderingen op de insolvente boedel en de preferente insolventievorderingen volledig vereffend en heeft, indien hij niet heeft getracht om tot een voorafgaande buitengerechtelijke betalingsregeling te komen, ten minste 25 % van het bedrag van de concurrente insolventievorderingen voldaan;
5. als alternatief voor het vorige punt:
i) stemt de schuldenaar in met een betalingsregeling;
ii) hij is niet tekortgeschoten in de naleving van de verplichting om samen te werken met de rechter en de bewindvoerder;
iii) hij heeft in de voorafgaande tien jaar geen gebruik gemaakt van deze vrijstelling;
iv) hij heeft in de vier jaar voorafgaand aan de insolventverklaring geen aangeboden functie afgewezen die past bij zijn vaardigheden;
v) hij aanvaardt in het verzoek om vrijstelling van onbetaalde schuldvorderingen uitdrukkelijk dat zijn beroep op de vrijstelling voor een periode van vijf jaar wordt geregistreerd in het speciale deel van het openbare insolventieregister.
Om deze vrijstelling te verlenen, moet op verzoek van de schuldenaar een procedure worden ingeleid waaraan wordt deelgenomen door de bewindvoerder en de schuldeisers die partij zijn bij de vordering. De schuldenaar moet een betalingsregeling indienen voor de schuldvorderingen die niet onder de vrijstelling vallen, waaraan binnen een termijn van maximaal vijf jaar moeten worden voldaan.
Nadat de termijn voor naleving van de betalingsregeling is verstreken zonder dat de vrijstelling is ingetrokken, zal de insolventierechter op verzoek van de schuldenaar een besluit geven waarin definitief vrijstelling wordt verleend van schuldvorderingen die tijdens de insolventieprocedure niet zijn betaald. Ook kan de rechter, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval en naar aanleiding van een zitting met de schuldeisers, opdracht geven tot definitieve vrijstelling van de onbetaalde schuldvorderingen van schuldenaren die de betalingsregeling niet volledig hebben nageleefd, maar die gedurende de termijn van vijf jaar na de voorlopige verlening van de vrijstelling ten minste de helft van de ontvangen (en niet als onbeslagbaar beschouwde) inkomsten of één vierde van die inkomsten wanneer de schuldenaar voldoet aan de omstandigheden als bedoeld in de wetgeving inzake de bescherming van hypotheeknemers met onvoldoende middelen, met betrekking tot het gezinsinkomen en bijzonder kwetsbare gezinsomstandigheden, aan de regeling hebben toegewezen.
De vrijstelling heeft gevolgen voor alle op de datum van beëindiging van de insolventieprocedure uitstaande concurrente en achtergestelde schuldvorderingen, behalve op publiekrechtelijke en onderhoudsvorderingen. Met betrekking tot schuldvorderingen met bijzondere preferentie heeft de vrijstelling alleen gevolgen voor het deel van deze schuldvorderingen dat niet vereffend kon worden door uitwinning van zekerheden.
De vrijstelling kan op verzoek van een schuldeiser worden ingetrokken indien gedurende de vijf jaar na de verlening ervan wordt vastgesteld dat de schuldenaar inkomsten, activa of rechten heeft verzwegen.
Intrekking kan ook worden aangevraagd indien gedurende de termijn die voor de naleving van de betalingsregeling is vastgesteld: a) de schuldenaar in een van de omstandigheden verkeert die overeenkomstig de bepalingen van artikel 178 bis, lid 3, de vrijstelling van onbetaalde schuldvorderingen verhinderen; b) waar van toepassing, de verplichting om niet-vrijgestelde schulden te betalen, niet wordt nagekomen overeenkomstig de inhoud van de betalingsregeling; of c) de financiële situatie van de schuldenaar door een erfenis, legaat of schenking, of door kansspelen, zodanig verbetert dat hij alle uitstaande schulden zou kunnen betalen zonder afbreuk te doen aan zijn onderhoudsverplichtingen.
Indien de rechter opdracht tot intrekking van de vrijstelling geeft, kunnen de schuldeisers ten volle gebruikmaken van hun recht stappen tegen de schuldenaar te ondernemen om schuldvorderingen in te vorderen die bij beëindiging van de insolventieprocedure nog niet zijn betaald.
14.3 Beëindiging van de insolventieprocedure
De redenen voor beëindiging van een insolventieprocedure zijn vermeld in artikel 465 van de insolventiewet. In principe wordt een insolventieprocedure beëindigd om de volgende redenen:
a) de insolventverklaring wordt ingetrokken door de provinciale rechtbank (Audiencia Provincial);
b) bevestigd wordt dat het akkoord is nageleefd;
c) vastgesteld wordt dat de bij de procedure betrokken activa ontoereikend zijn om de schuldvorderingen op de insolvente boedel te betalen;
d) de betaling van alle erkende schuldvorderingen of de volledige voldoening van de schuldeisers met andere middelen wordt vastgesteld;
e) na afloop van de initiële fase zien alle schuldeisers af van voortzetting van de procedure of trekken alle schuldeisers zich uit de procedure terug.
De beëindiging moet worden goedgekeurd door de rechter en de wet voorziet in een procedure waarbij de betrokken partijen de beëindiging kunnen betwisten. De wet bevat bijzondere bepalingen voor gevallen waarin de insolventieprocedure wordt beëindigd wegens ontoereikendheid van de activa van de schuldenaar als het gaat om het betalen van de schuldvorderingen op de insolvente boedel. Dit kan worden vastgesteld bij de aanvraag van een procedure door de schuldenaar zelf, in welk geval de rechter in dezelfde beslissing en op hetzelfde moment verklaart dat de insolventieprocedure is ingeleid en beëindigd.
Wanneer de insolventieprocedure voor beëindigd wordt verklaard, worden alle beperkingen van de bevoegdheden van de schuldenaar opgeheven. Indien de schuldenaar een natuurlijke persoon is, voorziet de wet in bijzondere regels waaraan de schuldenaar moet voldoen om te worden vrijgesteld van betaling van schuldvorderingen die tijdens de insolventieprocedure niet zijn vereffend. De vereisten voor deze vrijstelling zijn vermeld in de artikelen 486 e.v. De schuldenaar moet te goeder trouw hebben gehandeld en moet aan bepaalde verplichtingen voldoen. De schuldenaar moet deze vrijstelling zelf aanvragen en zowel de bewindvoerder als de schuldeisers kunnen bezwaar maken. De vrijstelling kan in bepaalde gevallen worden ingetrokken, bijvoorbeeld wanneer de financiële positie van de schuldenaar verbetert of wanneer de schuldenaar zich niet houdt aan de betalingsregeling waartoe hij zich heeft verbonden om de niet onder de vrijstelling vallende schulden te voldoen.
15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?
In geval van beëindiging van de insolventieprocedure van rechtspersonen wegens liquidatie verliezen zij hun rechtspersoonlijkheid.
Indien beëindiging plaatsvindt doordat het akkoord is uitgevoerd, zijn de schuldvorderingen van de schuldeisers betaald overeenkomstig de bepalingen van het akkoord. Preferentiële schuldeisers die het schuldeisersakkoord niet hebben ondertekend, kunnen onder bepaalde omstandigheden de individuele executieprocedure voortzetten of een nieuwe procedure inleiden.
Tijdens de uitvoering van het schuldeisersakkoord kan de schuldenaar zijn rechtspersoonlijkheid ook verliezen door een structuurwijziging die resulteert in een overname van de schulden door een nieuwe vennootschap of een overnemende vennootschap.
Als het gaat om schuldenaren die natuurlijke personen zijn, kunnen de schuldeisers in geval van beëindiging van de insolventieprocedure wegens liquidatie of ontoereikendheid van de activa individuele executiemaatregelen tegen de schuldenaar inleiden, tenzij deze is vrijgesteld van onbetaalde schuldvorderingen op de wijze zoals bepaald in artikel 178 bis.
15.1 Heropening van de insolventieprocedure
Indien een schuldenaar-natuurlijke persoon insolvent wordt verklaard binnen vijf jaar na beëindiging van een eerdere insolventieprocedure wegens liquidatie of ontoereikendheid van de activa, wordt dit beschouwd als heropening van de eerdere procedure.
In geval van schuldenaren-rechtspersonen wordt de heropening van een wegens liquidatie of ontoereikendheid van de activa beëindigde insolventieprocedure gelast door dezelfde rechtbank die de eerste procedure heeft afgewikkeld, behandeld in dezelfde procedure en beperkt tot de eerstvolgende fase van liquidatie van activa en rechten.
In het jaar volgend op de datum van de beslissing waarmee de insolventieprocedure wegens ontoereikendheid van de activa werd beëindigd, kunnen de schuldeisers verzoeken om heropening van de procedure ten behoeve van het inleiden van invorderingsmaatregelen. De in te leiden specifieke maatregelen worden dan in het verzoek vermeld of er wordt een schriftelijke mededeling gedaan van de relevante feiten die ertoe kunnen leiden dat de insolventie als verwijtbaar wordt geclassificeerd, tenzij in de beëindigde insolventieprocedure een besluit inzake classificatie is gegeven.
16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?
Volgens artikel 242 van de insolventiewet zijn alle noodzakelijke gerechtskosten voor het aanvragen en uitvoeren van een insolventieprocedure schuldvorderingen op de insolvente boedel. Daarbij gaat het met name om alle schuldvorderingen die voortvloeien uit gerechtskosten en noodzakelijke kosten voor de aanvraag en het besluit tot inleiding van een insolventieprocedure, de vaststelling van voorlopige maatregelen, de publicatie van de besluiten waarin deze wet voorziet, en de aanwezigheid en vertegenwoordiging van de schuldenaar en de bewindvoerder gedurende de insolventieprocedure en de incidentele procedure, wanneer hun deelname wettelijk verplicht of in het belang van de insolvente boedel is, totdat het akkoord van kracht wordt, of anders tot de beëindiging van de insolventieprocedure, behalve voor schuldvorderingen die voortvloeien uit beroepen die zijn ingesteld tegen besluiten van de rechtbank wanneer zij geheel of gedeeltelijk zijn afgewezen met een expliciete veroordeling in de kosten.
Andere kosten die als schuldvorderingen op de insolvente boedel zijn opgenomen, volgens artikel 242, lid 3, zijn de gerechtskosten en kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid en vertegenwoordiging van de schuldenaar, de bewindvoerder of de legitieme schuldeisers in procedures die, in het belang van de insolvente boedel, worden voortgezet of ingeleid overeenkomstig de inhoud van deze wet, behalve de bepalingen betreffende zaken met betrekking tot intrekking, aanvaarding, vereffening of afzonderlijk verweer van de schuldenaar en, indien van toepassing, tot aan de daarin vastgestelde kwantitatieve limieten.
In geval van beëindiging van een insolventieprocedure wegens ontoereikendheid van de insolvente boedel worden schuldvorderingen voor gerechtskosten en onkosten betaald vóór de overige schuldvorderingen op de insolvente boedel, met uitzondering van onderhoudsvorderingen en schuldvorderingen van werknemers (artikel 473).
De beloning van de bewindvoerder is een schuldvordering op de insolvente boedel en wordt door de rechter bepaald overeenkomstig een wettelijk goedgekeurde beloningsschaal. Op dit moment is de bij koninklijk besluit 1860/2004 van 6 september 2004 goedgekeurde beloningsschaal nog steeds geldig. Artikel 84 bevat bijzondere regels voor de bepaling en het effect ervan.
De wet voorziet in de mogelijkheid gemachtigde assistenten te benoemen om de bewindvoerder bij te staan en hun beloning komt voor rekening van deze laatste.
17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?
De regeling inzake actio pauliana in insolventieprocedures is opgenomen in de artikelen 226 e.v. van de insolventiewet. Deze bepalingen zijn verschillende malen gewijzigd, hoofdzakelijk in verband met de aard van het “beschermingsmechanisme” van de herfinancieringsovereenkomsten.
Artikel 226 bevat het wettelijke stelsel voor terugvorderingsmaatregelen, dat is gebaseerd op een algemene clausule waarin alle door de schuldenaar uitgevoerde handelingen die “schade toebrengen aan bij de procedure betrokken activa” als “herroepbaar” worden aangemerkt, ongeacht of er sprake was van een “intentie om te misleiden”. Om de rechtsgevolgen van actio pauliana te waarborgen, is een specifieke termijn vastgesteld: twee jaar vanaf de datum van de insolventverklaring.
A) Herroepingstermijn
In de wet is gekozen voor het vaststellen van een specifieke herroepingstermijn: twee jaar vanaf de datum van de insolventverklaring.
B) Het concept “vermogensschade”
Handelingen die door de schuldenaar tijdens de “verdachte periode” zijn uitgevoerd, zijn herroepbaar indien zij schade toebrengen aan de bij de procedure betrokken activa. Vermogensschade moet genoegzaam worden aangetoond door de partij die zich daarover beklaagt. Gezien evenwel de moeilijkheden die het bewijzen van nadelige handelingen normaliter met zich meebrengt, vergemakkelijkt de insolventiewet het instellen van vorderingen door een reeks vermoedens vast te stellen. Net als in andere onderdelen van de wet kunnen de vermoedens weerlegbaar of onweerlegbaar zijn. Samengevat: a) vermogensschade wordt in twee gevallen geacht onweerlegbaar te zijn: i) als het gaat om de vrije beschikking over activa, behalve schenkingen voor gebruik, en ii) als het gaat om betalingen en andere handelingen waarbij verplichtingen worden afgewikkeld die na de insolventverklaring opeisbaar zijn, tenzij er zekerheden zijn gesteld, in welk geval het vermoeden bewijs van het tegendeel toelaat; b) vermogensschade wordt in drie gevallen geacht weerlegbaar te zijn: i) als het gaat om vervreemding van activa tegen betaling aan personen die een bijzondere relatie met de schuldenaar hebben, ii) als het gaat om het bezwaren van eigendom ten behoeve van reeds bestaande verplichtingen of ten behoeve van nieuwe verplichtingen die ter vervanging van de eerdere zijn aangegaan, en iii) betalingen of andere handelingen waarbij verplichtingen worden afgewikkeld die door zekerheden zijn gedekt en die opeisbaar zijn na de insolventverklaring.
C) Procedure
Het recht om in insolventieprocedures een vordering wegens actio pauliana in te stellen, komt toe aan de bewindvoerder. Om schuldeisers tegen inactiviteit van bewindvoerders te beschermen, voorziet de wet echter in een subsidiair of secundair recht voor schuldeisers die de bewindvoerder schriftelijk hebben verzocht een vordering wegens actio pauliana in te stellen, indien de vordering niet binnen twee maanden na de datum van het verzoek door de bewindvoerder is ingesteld. De wet bevat regels die moeten waarborgen dat bewindvoerders hun taak om vervreemding van bij de procedure betrokken activa te voorkomen, daadwerkelijk uitvoeren. Bij vorderingen tegen herfinancieringsovereenkomsten komt het recht uitsluitend toe aan de bewindvoerder, met uitsluiting van subsidiaire rechten.
Ter bescherming van de herfinancieringsovereenkomsten zijn bijzondere regels ingevoerd die voortvloeien uit recente wetswijzigingen. Daarin zijn beschermingsmechanismen opgenomen die verhinderen dat tegen deze overeenkomsten (goedgekeurd onder bepaalde omstandigheden) vorderingen wegens actio pauliana worden ingesteld (artikel 604 van de insolventiewet).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.