

Informatie zoeken per regio
De gevallen waarin een huwelijk kan worden ontbonden, zijn omschreven in het deel van het burgerlijk wetboek dat betrekking heeft op het familierecht en in afdeling P van de notariswet. Het deel van het burgerlijk wetboek dat betrekking heeft op het familierecht vormt het wettelijk kader van het huwelijk.
In Letland kan een huwelijk worden ontbonden door een rechter of een notaris (notārs). Een rechter kan een huwelijk ontbinden op verzoek van een van de echtgenoten of van beide echtgenoten. Een notaris kan een huwelijk ontbinden als de echtgenoten het eens zijn over de ontbinding van het huwelijk en ze geen gemeenschappelijk minderjarig kind en gemeenschappelijk vermogen hebben of, wanneer de echtgenoten wel een gemeenschappelijk minderjarig kind of een gemeenschappelijk vermogen hebben, als ze schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor het kind en over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen.
Daarom is een van de voorwaarden voor echtscheiding via een notaris dat de echtgenoten het eens zijn over wie het ouderlijk gezag krijgt over de kinderen die binnen het huwelijk zijn geboren, over de alimentatie voor die kinderen en over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen.
Voor echtscheiding via de rechter is het nodig dat de rechter tot de conclusie komt dat het huwelijk is ontwricht. Een huwelijk wordt geacht te zijn ontwricht als de echtgenoten niet meer samenwonen en ook niet te verwachten valt dat dat weer gaat gebeuren.
Voorwaarde voor echtscheiding via een notaris is dat de echtgenoten het eens zijn over wie het gezag krijgt over de kinderen die binnen het huwelijk zijn geboren en over de alimentatie voor die kinderen en over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen. Als de echtgenoten hierover geen overeenstemming kunnen bereiken, beslist de rechter hierover bij de behandeling van het echtscheidingsverzoek.
Ontbinding van het huwelijk door een notaris
Een huwelijk kan door een notaris worden ontbonden als het is ontwricht en de notaris een verzoek om ontbinding van het huwelijk heeft ontvangen dat door beide echtgenoten is ondertekend. Wanneer de echtgenoten een gemeenschappelijk minderjarig kind of een gemeenschappelijk vermogen hebben, moet bij het echtscheidingsverzoek een schriftelijke overeenkomst zijn gevoegd waarin het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor het kind en de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen zijn geregeld.
Ontbinding van het huwelijk door de rechter
Wanneer de echtgenoten het niet eens zijn over de ontbinding van het huwelijk, kan het huwelijk bij rechterlijke uitspraak worden ontbonden als aan een van de onderstaande voorwaarden is voldaan.
De echtgenoten leven ten minste drie jaar gescheiden: de echtgenoten leven gescheiden van elkaar, voeren geen gezamenlijke huishouding en een van hen weigert resoluut om opnieuw een gezamenlijke huishouding te gaan voeren en maakt huwelijkse samenwoning bijgevolg onmogelijk. Van het niet voeren van een gezamenlijke huishouding kan zelfs sprake zijn als de echtgenoten in dezelfde woning wonen.
Wanneer de echtgenoten minder dan drie jaar gescheiden leven, kan de rechter het huwelijk alleen ontbinden als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
de reden van de ontwrichting van het huwelijk is fysiek, seksueel, psychisch of economisch geweld van een van de echtgenoten tegen de echtgenoot die om ontbinding van het huwelijk vraagt of diens kind uit een ander huwelijk of een gemeenschappelijk kind;
de ene echtgenoot stemt in met het echtscheidingsverzoek van de andere;
een van de echtgenoten is met iemand anders gaan samenleven en binnen die relatie is een kind geboren of verwekt.
Wanneer de rechter van oordeel is dat de huwelijksband ondanks deze omstandigheden kan worden hersteld, kan de scheidingsprocedure voor maximaal zes maanden worden geschorst om de echtgenoten de gelegenheid te geven tot verzoening.
Wanneer een van de echtgenoten op andere dan de drie bovengenoemde gronden een echtscheidingsverzoek indient voordat de echtgenoten drie jaar gescheiden hebben geleefd, kan de rechter het huwelijk niet ontbinden en moet hij de behandeling van de zaak uitstellen om de echtgenoten de gelegenheid te geven zich te verzoenen.
Het huwelijk van echtgenoten die minder dan drie jaar gescheiden hebben geleefd, kan alleen door een notaris worden ontbonden als beide echtgenoten het eens zijn over de ontbinding van het huwelijk en bij de notaris een scheidingsverzoek hebben ingediend overeenkomstig de in de notariswet omschreven procedure.
Zelfs als een huwelijk ontwricht is, kan de rechter in uitzonderlijke gevallen besluiten om het huwelijk niet te ontbinden omdat ontbinding van het huwelijk indruist tegen de belangen van een gemeenschappelijk minderjarig kind.
Zodra een rechterlijke beslissing tot ontbinding van een huwelijk in kracht van gewijsde is gegaan of een notaris een verklaring van echtscheiding heeft afgegeven, vervallen de wederzijdse rechten en plichten die de gewezen echtgenoten op grond van hun huwelijksrelatie hadden. Uit de echtscheiding kunnen voor de gewezen echtgenoten echter nieuwe rechten en plichten voortvloeien. Zodra het huwelijk is ontbonden, kunnen de gewezen echtgenoten een nieuw huwelijk aangaan.
Het burgerlijk wetboek bepaalt dat een echtgenoot die na voltrekking van het huwelijk de naam van de partner aanneemt, deze naam na ontbinding van het huwelijk behoudt. Op een daartoe strekkend verzoek kan de rechter of een notaris hem echter de toestemming geven om weer de eigen familienaam te voeren.
De rechter kan de echtgenoot aan wie de ontwrichting van het huwelijk kan worden toegerekend, op verzoek van de andere echtgenoot echter verbieden om diens familienaam te voeren, mits dit niet in strijd is met de belangen van eventuele kinderen.
Een notaris kan een huwelijk ontbinden als de echtgenoten vooraf schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen en als die overeenkomst bij het scheidingsverzoek is gevoegd.
Wanneer een huwelijk bij rechterlijke uitspraak wordt ontbonden, kunnen de echtgenoten zelf beslissen over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen. Wanneer de echtgenoten het niet eens kunnen worden, beslist de rechter over de vorderingen die ze jegens elkaar hebben. Hij doet dat overeenkomstig de bepalingen van het burgerlijk wetboek en eventuele huwelijkse voorwaarden. Ingevolge het burgerlijk wetboek kan het huwelijksvermogen op twee wijzen worden geregeld: op grond van het wettelijke stelsel of op grond van een huwelijkscontract. In de toepasselijke wettelijke bepalingen en het huwelijkscontract is geregeld hoe het vermogen bij echtscheiding wordt verdeeld.
In het kader van het wettelijke stelsel behoudt elke echtgenoot het vermogen dat hij bij het huwelijk heeft ingebracht of tijdens het huwelijk heeft verworven. Alles wat de echtgenoten tijdens het huwelijk samen hebben verworven, of wat door een van de echtgenoten is verworven met gemeenschappelijke middelen, wordt geacht deel uit te maken van het gemeenschappelijke vermogen. Verondersteld wordt dat het gemeenschappelijke vermogen aan elk van beide echtgenoten voor de helft toebehoort, tenzij een van de echtgenoten kan bewijzen dat een andere verdeling moet worden toegepast.
Wanneer het huwelijksvermogen is geregeld in een huwelijkscontract, kan het contract voorzien in huwelijkse voorwaarden of gemeenschap van goederen en wordt het vermogen bij scheiding verdeeld overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.
Bij echtscheidingszaken kunnen geschillen in verband met rechten en plichten die voortvloeien uit de bovenbeschreven familierechtelijke betrekkingen niet afzonderlijk worden behandeld. Dit geldt in het bijzonder voor geschillen in verband met rechten en plichten die voortvloeien uit de rechtsbetrekkingen tussen ouders en kinderen.
In het geval van een notariële ontbinding van een huwelijk moeten de echtgenoten het niet alleen eens zijn over de echtscheiding zelf, maar ook over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor eventuele minderjarige kinderen. Vandaar dat in het geval dat de echtgenoten een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben, het scheidingsverzoek vergezeld moet gaan van een schriftelijke overeenkomst over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie.
Wanneer het huwelijk door de rechter wordt ontbonden en de echtgenoten een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben, moeten ze het eens worden over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor dat kind. Wanneer op deze punten geen overeenstemming bestaat, moeten de vorderingen samen met het echtscheidingsverzoek worden ingediend, anders kan de rechter de echtscheiding niet uitspreken.
Gevolgen van de echtscheiding voor de ouderlijke verantwoordelijkheid
De verplichting van een ouder om zorg te dragen voor zijn kind vervalt niet op het moment dat het kind niet langer bij hem woont.
Ook wanneer de ouders gescheiden leven, blijven zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Maar de zorg- en toezichtplicht jegens het kind berust bij de ouder bij wie het kind woont.
Beslissingen die van aanzienlijke invloed op de ontwikkeling van het kind kunnen zijn, moeten door de ouders gezamenlijk worden genomen. Eventuele geschillen tussen de ouders worden behandeld door de rechtbank voor minderjarigen en wezen (bāriņtiesa), tenzij de wet anders bepaalt.
Het gezamenlijk gezag van de ouders eindigt als het ouderlijk gezag bij overeenkomst tussen de ouders of bij uitspraak van de rechter aan een van hen wordt toegewezen.
Wanneer een kind onder het gezag van slechts een van de ouders staat, heeft die ouder alle rechten en plichten die daaruit voortvloeien. De andere ouder heeft een omgangsrecht (recht om contact en een persoonlijke relatie met het kind te onderhouden).
Gevolgen van de echtscheiding voor de onderhoudsplicht
Over kinderalimentatie moet tijdens de echtscheidingsprocedure worden beslist. De ouders zijn verplicht om naar vermogen in het onderhoud van hun kind te voorzien. De verplichting om een kind te onderhouden rust bij de vader en de moeder totdat het kind voor zichzelf kan zorgen. Die verplichting vervalt niet op het moment dat het kind gescheiden van de rest van het gezin gaat wonen of als het kind niet langer bij een of beide ouders woont. Bij de ontbinding van het huwelijk kunnen de ouders zelf afspraken maken over de kinderalimentatie. Als ze het niet eens worden, beslist de rechter hierover tijdens de echtscheidingsprocedure.
Ingevolge het burgerlijk wetboek kan de voormalige echtgenoot tijdens de echtscheidingsprocedure en zelfs daarna nog van de andere echtgenoot vorderen dat deze naar vermogen bijdraagt in zijn levensonderhoud, en wel in die mate dat de vorderende echtgenoot er niet op achteruitgaat in levensstandaard. De verplichting om ervoor te zorgen dat de voormalige echtgenoot er niet in levensstandaard op achteruitgaat, vervalt in de volgende gevallen:
Het begrip "scheiding van tafel en bed" bestaat niet in het Letse rechtsstelsel.
Het begrip "scheiding van tafel en bed" bestaat niet in het Letse rechtsstelsel.
Het begrip "scheiding van tafel en bed" bestaat niet in het Letse rechtsstelsel.
Een huwelijk kan nietig worden verklaard als het in strijd met de wet is gesloten. Vanaf het moment dat de rechterlijke nietigverklaring in kracht van gewijsde gaat, wordt het huwelijk geacht nooit te hebben bestaan. Een huwelijk kan ook na echtscheiding nog nietig worden verklaard.
Een huwelijk kan slechts in de volgende bij de wet bepaalde gevallen nietig worden verklaard:
In al deze gevallen kan een belanghebbende of de openbare aanklager te allen tijde en zonder beperking een verzoek om nietigverklaring indienen. Wanneer het huwelijk door overlijden of echtscheiding is beëindigd, kan een verzoek om nietigverklaring alleen worden ingediend door personen van wie door het huwelijk rechten zijn geschonden. Een verzoek om nietigverklaring kan niet worden ingediend als beide echtgenoten zijn overleden.
Een echtgenoot van wie het huwelijk nietig is verklaard, gaat weer de eigen familienaam voeren. Wanneer een van de echtgenoten zich bij de voltrekking van het huwelijk niet bewust was van de nietigheid ervan, kan hij de rechter verzoeken om de familienaam van de voormalige echtgenoot te mogen blijven voeren.
Wanneer een van de echtgenoten zich bij de voltrekking van het huwelijk bewust was van de mogelijke nietigheid ervan, heeft de andere echtgenoot niet alleen recht op voldoende alimentatie om de eerdere levensstandaard te behouden, maar ook op vergoeding van immateriële schade.
De omstandigheden waaronder de voormalige echtgenoot is vrijgesteld van de verplichting om ervoor te zorgen dat de andere echtgenoot er niet in levensstandaard op achteruitgaat, zijn bij nietigverklaring van het huwelijk dezelfde als bij echtscheiding (zie vraag 3.4).
Wat de verdeling van het vermogen na nietigverklaring van het huwelijk betreft, behoudt elke echtgenoot het vermogen dat hij heeft ingebracht en tijdens de samenwoning heeft verworven. Gezamenlijk verworven vermogen wordt gelijkelijk tussen de voormalige echtgenoten verdeeld.
Wanneer geen van de echtgenoten zich bij de voltrekking van het huwelijk bewust was van de mogelijke nietigheid ervan, wordt het vermogen verdeeld overeenkomstig de bepalingen van het burgerlijk wetboek waarin de verdeling van tijdens een rechtmatig huwelijk verworven goederen is geregeld. Wanneer slechts een van de echtgenoten zich niet bewust was van de nietigheid van het huwelijk, gelden bedoelde bepalingen alleen voor die echtgenoot.
Notariële ontbinding van een huwelijk is slechts mogelijk op gezamenlijk verzoek van de echtgenoten. De procedure voor notariële ontbinding is neergelegd in afdeling P van de notariswet. Ontbinding van het huwelijk gebeurt door een notaris wanneer de echtgenoten het eens zijn over de echtscheiding en ze geen gemeenschappelijk minderjarig kind en gemeenschappelijk vermogen hebben of, in gevallen waarin de echtgenoten wel een gemeenschappelijk minderjarig kind of een gemeenschappelijk vermogen hebben, als ze schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor het kind en de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen.
Ontbinding van het huwelijk door een notaris
Wanneer een huwelijk door een notaris moet worden ontbonden, is er geen specifieke territoriale bevoegdheid: de echtgenoten kunnen hun verzoek indienen bij elke notaris in het land. Dit geldt niet voor grensoverschrijdende zaken. De bevoegdheid voor grensoverschrijdende zaken is geregeld in Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad. Wanneer een grensoverschrijdende echtscheidingszaak volgens Europese of internationale wetgeving niet onder de Letse jurisdictie valt, kan de scheidingsprocedure niet door een notaris worden ingeleid en moet de aangezochte notaris dit meedelen aan de echtgenoten.
In grensoverschrijdende zaken wordt het toepasselijke recht bepaald overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed.
Een bij een notaris ingediend echtscheidingsverzoek moet de volgende gegevens bevatten:
Het verzoek moet vergezeld gaan van de originele huwelijksakte, een door de burgerlijke stand afgegeven afschrift of uittreksel daarvan of een door de burgerlijke stand afgegeven huwelijksverklaring.
Wanneer de echtgenoten een gemeenschappelijk minderjarig kind of een gemeenschappelijk vermogen hebben, moet bij het echtscheidingsverzoek een schriftelijke overeenkomst zijn gevoegd waarin het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor het kind en de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen zijn geregeld.
Ontbinding van het huwelijk door de rechter
Een verzoek om echtscheiding of nietigverklaring van een huwelijk moet worden ingediend bij het bevoegde districts- of gemeentelijk gerecht (rajona (pilsētas) tiesa). Bevoegd is in de regel de rechtbank van de officiële woonplaats van de verweerder of, bij ontstentenis daarvan, diens feitelijke woonplaats. In de volgende gevallen kan het verzoek ook bij de rechtbank van de officiële woonplaats van de eiser of, bij ontstentenis daarvan, diens feitelijke woonplaats worden ingediend:
De regels betreffende de bevoegdheid inzake echtscheidingszaken, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van een huwelijk die van toepassing zijn als een van de echtgenoten zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft of onderdaan van een andere lidstaat is, zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.
Zodra is vastgesteld welke lidstaat bevoegd is, geldt de nationale civiele procedure van die lidstaat.
Ook in een aantal voor Letland bindende bilaterale verdragen met niet-EU-landen inzake rechtsbijstand en rechtsbetrekkingen zijn bevoegdheidsregels betreffende echtscheidingszaken neergelegd.
Ingevolge artikel 128 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering moet een verzoekschrift de volgende gegevens bevatten:
Ingevolge artikel 2351 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering moet een echtscheidingsverzoek ook de volgende gegevens bevatten:
Het verzoekschrift moet worden ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger. In zaken waarin een verzoek om echtscheiding of nietigverklaring wordt behandeld, moet de vertegenwoordiger van een partij uitdrukkelijk door die partij zijn gemachtigd om namens hem op te treden. Een dergelijke machtiging strekt zich uit tot alle aan het verzoek gerelateerde vorderingen.
Bij het verzoekschrift moeten de volgende stukken zijn gevoegd:
In het algemeen verleent de staat rechtsbijstand wanneer een persoon over onvoldoende inkomen beschikt om zich in rechte te verdedigen of van het ene op het andere moment in een (financiële) situatie is terechtgekomen (bijvoorbeeld door een natuurramp of andere omstandigheden die niet aan hem zijn toe te rekenen) waardoor hij daar financieel niet toe in staat is, of wanneer hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van overheidssteun, waardoor hij, objectief gezien, evenmin in staat is om in rechte voor zijn belangen op te komen. Rechtsbijstand wordt toegekend overeenkomstig de wet op de rechtsbijstand (Valsts nodrošinātās juridiskās palīdzības likums).
In het algemeen worden in het kader van de rechtsbijstandregeling de kosten van het opstellen van processtukken, van juridisch advies en vertegenwoordiging bij de rechtbank, en van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak vergoed.
Letland verleent ook rechtsbijstand op grond van Verordening (EG) nr. 2201/2003.
Zaken worden in eerste aanleg behandeld door een districts- of gemeentelijk gerecht (rajona (pilsētas) tiesa). Tegen een beslissing in eerste aanleg kan hoger beroep bij een regionaal gerecht (apgabaltiesa) en cassatieberoep (kasācija) worden ingesteld.
Bij echtscheiding via een notaris kan de waarheidsgetrouwheid van volgens de wet gecertificeerde stukken niet worden betwist. Daartoe moet een afzonderlijke vordering worden ingesteld.
Tegen een notaris die zijn taken niet naar behoren heeft uitgevoerd of die weigert om zijn taken uit te voeren, kan een klacht worden ingediend bij het regionaal gerecht dat toezicht houdt op de werkzaamheden van die notaris. De klacht moet binnen een maand worden ingediend, te rekenen vanaf de dag van de betwiste handeling of weigering.
Een beslissing tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk die in een andere lidstaat is gegeven, wordt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad in Letland erkend. Deze verordening stelt dat een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing in andere lidstaten moet worden erkend, zonder dat daartoe een bijzondere procedure is vereist.
Wanneer een belanghebbende partij een beslissing tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk die in een andere lidstaat is gegeven, in Letland wil laten erkennen, moet hij, overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad vastgestelde procedures, een verzoek om een beslissing houdende erkenning (atzīšana) of erkenning en tenuitvoerlegging (atzīšana un izpildīšana) van de buitenlandse beslissing indienen bij het districts- of gemeentelijk gerecht van de plaats waar die beslissing ten uitvoer moet worden gelegd of van de officiële woonplaats van de verweerder dan wel, bij ontstentenis daarvan, diens feitelijke woonplaats.
Een beslissing houdende erkenning, of erkenning en tenuitvoerlegging, van een beslissing van een buitenlandse rechter, wordt gegeven door een alleenzittende rechter op basis van een daartoe strekkend verzoekschrift en bijbehorende stukken. Dit gebeurt binnen tien dagen na indiening van het verzoekschrift en zonder oproeping van de partijen. De rechter kan de erkenning van de beslissing alleen weigeren op een van de in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad genoemde gronden:
Krachtens artikel 638 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering moet een verzoek om een beslissing houdende erkenning van een uitspraak de volgende gegevens bevatten:
Ingevolge artikel 37 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad moet een verzoek om een beslissing houdende erkenning van een door een gerecht van een andere lidstaat gegeven beslissing, vergezeld gaan van de volgende stukken:
Ingevolge Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad kan een belanghebbende partij op twee manieren verzoeken om niet-erkenning in Letland van een in andere lidstaat gegeven beslissing tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk.
Ten eerste kan elke belanghebbende ingevolge artikel 21 van die verordening bij de rechter een verzoek om een beslissing houdende niet-erkenning in Letland van een in een andere lidstaat gegeven beslissing indienen.
Ten tweede, zelfs nadat een persoon al een verzoek tot erkenning van een beslissing heeft ingediend en dit verzoek door het districts- of gemeentelijke gerecht is ingewilligd, kan de verweerder de erkenning in Letland nog aanvechten. Daartoe moet de verweerder een bezwaarschrift indienen bij het districts- of gemeentelijke gerecht dat het verzoek heeft ingewilligd. Conform artikel 33 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad is de beslissing van een districts- of gemeentelijk gerecht houdende erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing vatbaar voor hoger beroep bij een regionaal gerecht. Daartoe moet eerst een bezwaarschrift (blakus sūdzība) worden ingediend bij het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gegeven, waarna het bezwaarschrift moet worden toegezonden aan het bevoegde regionale gerecht. Tegen de beslissing van het regionale gerecht kan door de verweerder (of verzoeker) beroep worden ingesteld bij de Senaat van het Hooggerechtshof (Augstākās tiesas Senāts). Daartoe moet eerst een bezwaarschrift worden ingediend bij het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gegeven, waarna het bezwaarschrift moet worden toegezonden aan de afdeling Civiele Zaken van de Senaat van het Hooggerechtshof.
De verweerder kan zich slechts op een van de in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad genoemde gronden verzetten tegen de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing (zie vraag 14).
Het toepasselijke recht wordt bepaald op grond van Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (verordening "Rome III")
http://www.llrx.com/features/latvia.htm English
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.