Alimentatie

België
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Wat betekenen de begrippen "levensonderhoud" en "onderhoudsplicht" in de praktijk? Welke personen zijn jegens anderen onderhoudsplichtig?

Een “onderhoudsplicht” kan worden gedefinieerd als een wettelijk aan een persoon opgelegde verplichting om een andere persoon die niet in zijn of haar levensonderhoud kan voorzien en met wie hij of zij is verbonden door een “bijzondere familieband”, bij te staan in het levensonderhoud. Het begrip “onderhoud” heeft niet alleen betrekking op voeding, maar op alles wat noodzakelijk is om te leven, waaronder naast voedsel ook kleding, huisvesting en medische zorg.

De onderhoudsplicht is gebaseerd op een bloed- of aanverwantschap (verwantschap als gevolg van een huwelijk) of op een daarvoor in de plaats komende verplichting wanneer deze band is verbroken. De onderhoudsplicht bestaat tussen bepaalde bloed- en aanverwanten, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden. De plicht is in zekere zin gestoeld op een verplichting tot “solidariteit”, die in bepaalde gevallen dwingender kan zijn dan normaal het geval is.

  • ouders jegens hun kinderen
    Hierbij kunnen twee typen onderhoudsplicht worden onderscheiden:
    • een bredere onderhoudsplicht die inhoudt dat de vader en moeder, naar evenredigheid van hun middelen, verplicht zijn om de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van en het toezicht op hun kinderen. Indien de opvoeding en de opleiding nog niet voltooid zijn, blijft de verplichting bestaan totdat het kind meerderjarig wordt. De verplichting bestaat ongeacht de middelen van de ouders en de behoeften van het kind. Het betreft hier een bredere onderhoudsplicht in die zin dat de onderhoudsplicht, naast het levensonderhoud van het kind, ook de opvoeding en de opleiding van het kind, enz., omvat (artikel 203 van het Belgische Burgerlijk Wetboek).
    • een onderhoudsplicht op basis van ouderschap die is gekoppeld aan de behoeften van het kind, ongeacht de leeftijd van het kind en de middelen van de ouders (artikelen 205, 207, 208 en 353-14 van het Burgerlijk Wetboek).
  • kinderen jegens hun ouders
    De onderhoudsplicht die van toepassing is op ouders jegens hun kinderen is wederkerig (artikelen 205, 207 en 353-14 van het Burgerlijk Wetboek). Kinderen hebben derhalve een onderhoudsplicht jegens hun vader en moeder als deze niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien (d.w.z. “behoeftig” zijn).
  • echtgenoten
    De onderhoudsplicht tussen echtgenoten is gebaseerd op de plicht om elkaar hulp en bijstand te verlenen en op de plicht om bij te dragen in de lasten van het huwelijk zoals voorzien in het Burgerlijk Wetboek (artikelen 213 en 221 van het Burgerlijk Wetboek). Deze plichten, die samenhangen met de eveneens op de echtgenoten rustende verplichting tot samenwoning, zijn wederkerig. Als deze plichten niet worden vervuld kan een gerechtelijke procedure aanhangig worden gemaakt, in de vorm van een onderhoudsprocedure of een procedure voor de toekenning van middelen, om de betaling van equivalente geldsommen af te dwingen (artikelen 213, 221 en 223 van het Burgerlijk Wetboek) – zie ook het antwoord op vraag 10.
  • gescheiden echtgenoten jegens de voormalige echtgeno(o)t(e)
    Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen typen echtscheidingen, echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting of echtscheiding met onderlinge toestemming:
    • echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting: als de echtgenoten geen overeenstemming hebben weten te bereiken over de uitkering tot levensonderhoud (artikel 301, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek), kan de rechtbank, in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of bij een latere beslissing, op verzoek van de “behoeftige” echtgeno(o)t(e) de andere echtgenoot gelasten om een uitkering tot levensonderhoud te betalen (artikel 301, lid 2, eerste alinea van het Burgerlijk Wetboek).
      De rechtbank kan het verzoek om een uitkering weigeren indien de verweerder bewijst dat de verzoeker een zware fout heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt (artikel 301, lid 2, tweede alinea van het Burgerlijk Wetboek).
      De onderhoudsuitkering mag niet hoger liggen dan een derde van het inkomen van de uitkeringsplichtige echtgenoot (artikel 301, lid 3, derde alinea van het Burgerlijk Wetboek).
    • echtscheiding met onderlinge toestemming: de echtgenoten zijn niet verplicht om tijdens de procedure en/of na de echtscheiding overeenstemming te bereiken over een uitkering tot levensonderhoud voor een van de echtgenoten. Indien zij zulks besluiten, kunnen de hoogte en de regelingen voor de betaling en afdwinging van de uitkering tot onderhoud vrijelijk worden vastgesteld, evenals de indexering en eventuele gronden voor de aanpassing ervan (artikel 1288, lid 4, eerste alinea van het Belgische Gerechtelijk Wetboek). Tenzij de partijen uitdrukkelijk het tegenovergestelde zijn overeengekomen, kan de bevoegde rechter, op verzoek van een van de partijen, de na het echtscheidingsvonnis overeengekomen uitkering later verhogen, verminderen of afschaffen (artikel 1288, punt 3 van het Gerechtelijk Wetboek), althans wanneer de hoogte van de uitkering niet langer passend is vanwege nieuwe omstandigheden buiten de wil van de partijen. De onderhoudsuitkering kan niet worden geïndexeerd, tenzij indexering uitdrukkelijk wordt gespecificeerd.
  • overige
    In welke omstandigheden?
    De onderhoudsplicht bestaat tussen bloedverwanten in rechte lijn, zowel in de opgaande als in neergaande lijn (ouders/kinderen, kinderen/ouders, maar ook kleinkinderen/grootouders en omgekeerd – artikelen 205 en 207 van het Burgerlijk Wetboek).
    Tussen aanverwanten zijn er twee mogelijke scenario’s:
    • langstlevende echtgenoten zijn binnen bepaalde grenzen onderhoudsplichtig ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden echtgenoot van wie ze niet de vader of de moeder zijn (artikel 203, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek);
    • schoonzonen en schoondochters zijn levensonderhoud verschuldigd aan hun schoonouders en omgekeerd. Deze verplichting houdt op te bestaan wanneer de schoonvader of de schoonmoeder hertrouwt, of wanneer de echtgeno(o)t(e) die de aanverwantschap heeft doen ontstaan) en de kinderen die uit zijn huwelijk met de andere echtgenoot zijn geboren, overleden zijn (artikelen 206 en 207 van het Burgerlijk Wetboek).

In bepaalde omstandigheden is de onderhoudsuitkering voor de langstlevende echtgeno(o)t(e) of de bloedverwanten in de opgaande lijn van de overledene opeisbaar uit de nalatenschap van de overleden echtgeno(o)t(e) (artikel 205bis van het Burgerlijk Wetboek).

Een kind van wie de afstamming van vaderszijde niet vaststaat, kan van de man die gedurende het wettelijk tijdvak van de verwekking met zijn moeder gemeenschap heeft gehad een uitkering tot levensonderhoud, opvoeding en opleiding vorderen (artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek).

Indien de verstandhouding tussen wettelijk samenwonenden ernstig verstoord is, kan een partij in het kader van te nemen voorlopige maatregelen bij de rechtbank alimentatie vorderen. Hetzelfde geldt in het kader van de voorlopige maatregelen bij beëindiging van de wettelijke samenwoning (artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek).

2 Tot welke leeftijd heeft een kind aanspraak op levensonderhoud? Zijn de regels inzake levensonderhoud verschillend voor minderjarigen en volwassenen?

Normaliter eindigt de onderhoudsplicht wanneer het kind meerderjarig wordt of (rechts)handelingsbekwaam wordt. De onderhoudsplicht kan echter doorlopen indien de opvoeding en opleiding van het kind nog niet is voltooid (artikelen 203 en 336 van het Burgerlijk Wetboek).

3 Moet ik om alimentatie verzoeken bij een bevoegde autoriteit of rechterlijke instantie? Wat zijn de belangrijkste onderdelen van deze procedure?

De onderhoudsplichtige kan vrijwillig in het levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde voorzien. In het geval van een geschil of betwisting of stopzetting van betaling moet er een rechtsvordering worden ingesteld.

Bij een echtscheiding vanwege onherstelbare ontwrichting kan een bijkomende alimentatievordering worden ingesteld bij de voor echtscheiding bevoegde rechtbank, in het proces dat leidt tot de echtscheiding of via indiening van aparte vorderingen (artikel 1254, lid 1, vijfde alinea en artikel 1254, lid 5 van het Gerechtelijk Wetboek).

Buiten echtscheidingsprocedures is het de vrederechter die kennis neemt van en beslist over alimentatievorderingen (artikel 591, punt 7 van het Gerechtelijk Wetboek), behalve in procedures waarin alimentatie wordt gevorderd zonder verklaring van ouderschap. Zie vraag 5.

Sinds 1 september 2014 vallen alle vorderingen die verband houden met de onderhoudsplicht, met uitzondering van die welke betrekking hebben op het leefloon (uitkering onder voorwaarde van maatschappelijke integratie), onder de jurisdictie van de familierechtbank (artikel 572bis, punt 7 van het Gerechtelijk Wetboek), waaronder alimentatieprocedures zonder verklaring van ouderschap.

4 Kan het verzoek worden gedaan namens een familielid (zo ja, van welke graad) of een kind?

De vordering komt de persoon die recht op alimentatie heeft persoonlijk toe (zie met name artikel 337 van het Burgerlijk Wetboek). De vordering wordt door de eiser persoonlijk of door zijn of haar advocaat bij de rechtbank ingesteld (zie met name de artikelen 1253ter, 1254 en 1320 van het Gerechtelijk Wetboek).

Als de persoon niet handelingsbekwaam is, treedt zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger (vader, moeder, voogd, andere wettelijke vertegenwoordiger) namens hem of haar op.

5 Indien ik naar de rechter wil stappen, hoe weet ik dan welke rechter bevoegd is?

De vrederechter heeft algemene jurisdictie voor geschillen over onderhoudsplicht (artikel 591, punt 7 van het Gerechtelijk Wetboek), maar er zijn uitzonderingen. In die omstandigheden moet de gerechtelijke actie worden ingesteld bij de rechtbank die jurisdictie heeft in de woonplaats van de eiser, met uitzondering van vorderingen die strekken tot de verlaging of de opheffing van de onderhoudsuitkering (artikel 626 van het Gerechtelijk Wetboek).

De voorzitter van de familierechtbank (artikel 338 van het Burgerlijk Wetboek) is bevoegd voor procedures die door een kind aanhangig zijn gemaakt tegen een persoon die gedurende het wettelijk tijdvak van de verwekking met zijn moeder gemeenschap heeft gehad (artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek).

Behalve in geval van dringende voorlopige maatregelen, vallen geschillen over het ouderlijk gezag onder de jurisdictie van de familierechtbank (artikel 387bis van het Burgerlijk Wetboek) van de woonplaats van de ouders, voogden of personen met voogdij over het kind (artikel 44 van de Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade).

In geval van een conflict tussen echtgenoten vóór de echtscheidingsprocedure kunnen vorderingen worden ingesteld bij de vrederechter (artikel 594, punt 19 van het Gerechtelijk Wetboek) voor de laatste wettelijke verblijfplaats van de echtgenoten (artikel 628, punt 2 van het Gerechtelijk Wetboek).

Zodra een verzoek tot echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting is ingediend, is de voorzitter van de familierechtbank bevoegd(artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek), totdat het huwelijk is ontbonden. De goedkeuring van de door de partijen bereikte overeenkomsten over levensonderhoud valt echter onder de verantwoordelijkheid van de rechtbank die de merites van de zaak heeft beoordeeld (artikel 1256, eerste alinea van het Gerechtelijk Wetboek).

Na het definitieve echtscheidingsvonnis zijn de vrederechter en de familierechtbank bevoegd. De voorzitter van de familierechtbank behoudt zijn of haar bevoegdheidvoor voorlopige maatregelen in dringende zaken (artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek).

Sinds 1 september 2014 vallen alle vorderingen die verband houden met de onderhoudsplicht, met uitzondering van die welke betrekking hebben op het leefloon (uitkering onder voorwaarde van maatschappelijke integratie), onder de bevoegdheidvan de familierechtbank (artikel 572bis, punt 7 van het Gerechtelijk Wetboek).

Sinds 1 september 2014 worden vorderingen tussen partijen die hetzij gehuwd zijn of zijn geweest, hetzij wettelijk samenwonenden zijn of zijn geweest, alsook vorderingen aangaande gemeenschappelijke kinderen van partijen of aangaande kinderen waarvan de afstamming slechts ten aanzien van één van de ouders is vastgesteld, in beginsel ingesteld bij de rechtbank waarbij een vordering reeds aanhangig is gemaakt (zie artikel 629bis, lid 1 van het Gerechtelijk Wetboek). Voor vorderingen betreffende onderhoudsplichten voor een minderjarig kind is de bevoegde rechtbank de rechtbank van de woonplaats van de minderjarige (of, bij ontstentenis daarvan, van de gewone verblijfplaats van de minderjarige). Indien de partijen verscheidene gemeenschappelijke kinderen hebben, is de familierechtbank waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt bevoegd (artikel 629bis, lid 2 van het Gerechtelijk Wetboek). Als de vorderingen betrekking hebben op onderhoudsplichten van andere onderhoudsplichtigen, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij de familierechtbank van de woonplaats van de verweerder of van de laatste wettelijke woon- of verblijfplaats van de echtgenoten of samenwonenden (artikel 629bis, lid 4 van het Gerechtelijk Wetboek).

6 Heb ik als verzoeker een vertegenwoordiger (bv. advocaat, centrale of lokale autoriteit enz.) nodig om de zaak bij de rechter aanhangig te maken? Zo nee, welke procedures zijn van toepassing?

Zie het antwoord op vraag 4. Afhankelijk van de aanhangig gemaakte procedure, wordt de vordering ingeleid bij dagvaarding door een deurwaarder of bij verzoekschrift. Aanhangigmaking via een advocaat is niet verplicht.

7 Moet ik vergoedingen betalen voor het aanhangig maken van de zaak? Zo ja, hoeveel bedragen deze ongeveer? Kan ik, wanneer mijn financiële middelen ontoereikend zijn, rechtsbijstand krijgen om de kosten van de procedure te dekken?

Aan de gerechtelijke procedure zijn kosten verbonden. Het is niet mogelijk om hier de totale kosten te vermelden; deze hangen af van het soort vordering dat wordt ingesteld, de gerechtskosten en de kosten voor de verdediging in rechte wanneer een advocaat wordt ingeschakeld. Wat de vergoeding van de proceskosten bij wege van rechtsbijstand betreft, zijn de gewone regels van toepassing (zie Rechtsbijstand – België).

8 Welk soort alimentatie kan door de rechter worden toegekend? Hoe wordt het bedrag van de alimentatie berekend? Kan de rechterlijke beslissing worden herzien wanneer de kosten voor levensonderhoud of de gezinssituatie wijzigen? Zo ja, hoe (bv. via een automatisch indexeringssysteem)?

  • Vorm van de alimentatie

De alimentatie bestaat uit een uitkering tot levensonderhoud. In bepaalde gevallen kan deze uitkering worden vervangen door een kapitaal (eenmalig bedrag) (artikel 301, lid 8 van het Burgerlijk Wetboek). In uitzonderlijke gevallen kan de alimentatie in natura worden uitgekeerd (artikel 210 van het Burgerlijk Wetboek).

  • Vaststelling en indexering van de alimentatie

Er bestaat geen schaal. Levensonderhoud wordt slechts toegekend naar verhouding van de behoeften van de eiser en de financiële omstandigheden van de persoon die het levensonderhoud is verschuldigd (artikelen 208 en 209 van het Burgerlijk Wetboek).

De onderhoudsplicht van vaders en moeders (artikel 203 van het Burgerlijk Wetboek) wordt bepaald naar evenredigheid van hun middelen en moet de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van en het toezicht (totdat de opleiding is voltooid) op de kinderen omvatten. Deze uitkering bestaat uit een forfaitaire maandelijkse bijdrage aan de ouder die met de zorg voor het kind is belast.

De vader en moeder kunnen elk namens zichzelf van de andere ouder een bijdrage in de kosten voor huisvesting, levensonderhoud, enz. vorderen (artikel 203bis, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek).

Het bedrag van de uitkering die moet worden betaald door de persoon die gedurende het wettelijk tijdvak van de verwekking met de moeder van het kind gemeenschap heeft gehad, wordt bepaald met inachtneming van de behoeften van het kind en de middelen, mogelijkheden en maatschappelijke situatie van de uitkeringsplichtige (artikelen 336, 339 en 203bis van het Burgerlijk Wetboek).

De wet staat echtgenoten die een echtscheidingsprocedure doorlopen uitdrukkelijk toe om te allen tijde overeenstemming te bereiken over de toekenning van een onderhoudsuitkering, de hoogte daarvan en de regelingen voor herziening van het overeengekomen bedrag (artikel 301, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, en artikel 1256, eerste alinea en artikel 1288, punt 4 van het Gerechtelijk Wetboek). De rechtbank die de zaak behandelt kan echter weigeren om een dergelijke overeenkomst goed te keuren indien deze duidelijk in strijd is met het belang van het kind (artikel 1256, tweede alinea, en artikel 1290, tweede en vijfde alinea van het Gerechtelijk Wetboek).

In geval van een gerechtelijke schikking moet de rechtbank die in concreto een beslissing neemt over de hoogte van de onderhoudsuitkering, echter criteria en limieten voor de berekening toepassen. De onderhoudsuitkering moet in beginsel ten minste de “behoeften” van de begunstigde dekken(artikel 301, lid 3, eerste alinea van het Burgerlijk Wetboek).

In elk geval mag de onderhoudsuitkering niet hoger liggen dan een derde van het inkomen van de uitkeringsplichtige echtgeno(o)t(e) (artikel 301, lid 3, laatste zin van het Burgerlijk Wetboek). De duur van de onderhoudsplicht wordt beperkt tot de duur van het huwelijk. In buitengewone omstandigheden kan de duur van de onderhoudsplicht door de rechtbank worden verlengd (artikel 301, lid 4 van het Burgerlijk Wetboek).

Indexering vindt automatisch plaats in geval van echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting en ouderlijke bijdragen aan het levensonderhoud. In beginsel is de referentie-index het indexcijfer van de consumptieprijzen, maar de wet staat rechtbanken toe om een ander systeem van aanpassing van de uitkering aan de kosten van levensonderhoud toe te passen (artikel 301, lid 6, eerste alinea en artikel 203quater, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek) en de partijen kunnen daar in onderling overleg van afwijken (artikel 203quater, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek).

De wet staat toe dat de onderhoudsuitkering op verzoek van een van de partijen wordt verhoogd, verlaagd of afgeschaft op basis van de algemene gronden als bedoeld in de eerste alinea van artikel 301, lid 7 van het Burgerlijk Wetboek en de eerste alinea van artikel 1293 van het Gerechtelijk Wetboek.

9 Hoe en aan wie wordt de alimentatie betaald?

De alimentatie wordt betaald aan de onderhoudsgerechtigde of zijn of haar vertegenwoordiger in de vorm van een maandelijkse uitkering. In bepaalde gevallen kan de alimentatie ook worden uitbetaald in de vorm van een kapitaal (zie het antwoord op vraag 8).

10 Hoe kan een persoon (de onderhoudsplichtige) die niet vrijwillig betaalt, tot betaling worden gedwongen?

Een onderhoudsgerechtigde met een betalingsbevel kan zijn of haar vordering laten afdwingen. Afhankelijk van bepaalde omstandigheden kan uitvoerend beslag worden gelegd op roerende of onroerende zaken van een onderhoudsplichtige die verzuimt de beslissing tot vaststelling van de onderhoudsuitkering na te leven (artikel 1494 van het Gerechtelijk Wetboek). Een bevel tot uitvoerend beslag kan ook worden uitgevaardigd voor een derde, zoals de werkgever van de onderhoudsplichtige (artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek). Voorts kan iedere onderhoudsgerechtigde die nog niet in het bezit is van een uitvoerende titel (betalingsbevel) in bepaalde omstandigheden door de rechter conservatoir beslag laten leggen om zijn of haar recht op toekomstige onderhoudsuitkeringen veilig te stellen (artikel 1413 van het Gerechtelijk Wetboek).

Daarnaast is er een vereenvoudigd uitvoeringsmechanisme, de zogeheten sommendelegatie, waarbij de onderhoudsgerechtigde gemachtigd is om binnen bepaalde grenzen rechtstreeks de inkomsten van de onderhoudsplichtige of andere door derden verschuldigde geldsommen te ontvangen. Sommendelegatie is van toepassing op de wettelijke onderhoudsplicht tussen echtgenoten of ex-echtgenoten (artikelen 220, lid 3, 221, 223 en 301, lid 11 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek), op verplichtingen tot het levensonderhoud, de opvoeding en de opleiding van kinderen – met inbegrip van de procedure tussen de vader en de moeder zoals voorzien in artikel 203bis van het Burgerlijk Wetboek – en op de wettelijke onderhoudsplicht tussen bloedverwanten in opgaande en neergaande lijn (artikel 203ter van het Burgerlijk Wetboek).

Tot slot bevat het Belgische Strafwetboek een artikel betreffende verlating van familie (artikel 391bis), op grond waarvan eenieder die door de rechtbank is veroordeeld tot betaling van een onderhoudsuitkering en meer dan twee maanden bewust in gebreke is gebleven, strafrechtelijk kan worden vervolgd.

11 Beschrijf kort alle met betrekking tot de tenuitvoerlegging geldende beperkingen, met name de voorschriften ter bescherming van de onderhoudsplichtige en inzake verval- of verjaringstermijnen.

Artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat uitkeringen voor levensonderhoud na vijf jaar verjaren.

Alle door de rechtbank toegewezen uitkeringen voor levensonderhoud verjaren na verloop van tien jaar (artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek).

De verjaring loopt niet tussen echtgenoten tijdens het huwelijk (artikel 2253) en wordt onderbroken door de betekening van een gerechtelijke dagvaarding, een betalingsbevel of beslag (artikelen 2244 en 2248) en door het indienen van rechtsvorderingen door de onderhoudsgerechtigde en een betaling door de onderhoudsplichtige.

In beginsel zijn schuldenaren krachtens de artikelen 7 en 8 van de Hypotheekwet van 16 december 1851 met betrekking tot hun gehele vermogen verplicht om hun verplichtingen na te komen.

Volgens artikel 1408 van het Gerechtelijk Wetboek zijn bepaalde tastbare persoonlijke goederen die de schuldenaar en zijn of haar gezin nodig heeft in zijn of haar dagelijkse leven, de uitoefening van zijn of haar beroep of de voortzetting van een studie of beroepsopleiding van de schuldenaar of van hem of haar afhankelijke kinderen die onder hetzelfde dak wonen vrijgesteld van vorderingen door crediteuren.

Ingevolge 1409, lid 1 van het Gerechtelijk Wetboek zijn inkomsten uit arbeid en andere activiteiten gedeeltelijk vrijgesteld van overdracht en beslag.

Artikel 1412 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt niettemin, ten eerste, dat de regels inzake immuniteit voor beslag niet kunnen worden toegepast tegen een onderhoudsgerechtigde en, ten tweede, dat die onderhoudsgerechtigde absolute voorrang heeft boven andere crediteuren van de onderhoudsplichtige. Indien overdracht wordt gevorderd tegen een persoon van wie de schulden reeds zijn toegewezen of op wiens schulden reeds beslag is gelegd, kan de rechtbank echter de totale positie van de onderhoudsplichtige en de behoeften van de onderhoudsgerechtigde in overweging nemen, met name met betrekking tot het onderhoud, en de geldsommen die zijn overgedragen of waarop beslag is gelegd gelijkelijk tussen hen verdelen (artikel 1390bis, vijfde alinea van het Gerechtelijk Wetboek).

Insolvabele onderhoudsplichtigen komen in aanmerking voor collectieve schuldvereffening (artikelen 1675/2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek). In dat verband kan de rechtbank besluiten, indien passend, om de schulden kwijt te schelden, met inbegrip van achterstallige onderhoudsuitkeringen, maar niet onderhoudsschulden.

Beslag kan ook worden gelegd om de betaling van de nog te vervallen onderhoudstermijnen te waarborgen (artikel 1494, tweede alinea van het Gerechtelijk Wetboek).

12 Zijn er organisaties of autoriteiten die mij kunnen helpen bij de invordering van alimentatie?

Als onderhoudsgerechtigden er ondanks bovengenoemde rechtsmiddelen niet in slagen om de betaling van de uitkering te verkrijgen, kunnen ze een aanvraag indienen bij de Dienst voor alimentatievorderingen (van de Federale Overheidsdienst Financiën), die belast is met het uitbetalen van voorschotten op een of meerdere specifieke onderhoudstermijnen en het innen en invorderen van de uitgekeerde voorschotten en het saldo van achterstallige onderhoudsuitkeringen van onderhoudsplichtigen.

13 Kunnen organisaties (overheids- of privéorganisaties) een voorschot op (een deel van) het alimentatiebedrag betalen in de plaats van de onderhoudsplichtige?

De Dienst voor alimentatievorderingen kan optreden voor onderhoudsplichtigen en de onderhoudsuitkering of een deel daarvan namens hen betalen. De Dienst vereist van onderhoudsplichtigen dat ze de onderhoudsuitkeringen en de achterstallige betalingen tegelijkertijd voldoen. Als de onderhoudsplichtige de uitkeringen niet vrijwillig aan de Dienst betaalt, worden ze ingevorderd. In dat laatste geval kan het resultaat uiteraard niet worden gegarandeerd. Dat is afhankelijk van de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige.

14 Indien ik mij in deze lidstaat bevind en de onderhoudsplichtige zijn/haar verblijfplaats in een ander land heeft:

14.1 Kan ik in deze lidstaat hulp krijgen van een autoriteit of een privéorganisatie?

De centrale autoriteit die is aangewezen uit hoofde van het Verdrag van New York van 20 juni 1956 inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud, Verordening (EG) nr. 4/2009 van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen, en het Verdrag van Den Haag van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden, is de:

Federale Overheidsdienst Justitie
Dienst internationale samenwerking in burgerlijke zaken
Waterloolaan 115
1000 Brussel

14.2 Zo ja, hoe kan ik contact opnemen met die autoriteit of privéorganisatie?

De eiser of zijn of haar juridisch adviseur kan per post, telefonisch (+32 (0)2 542 65 11), per fax (+32 (0)2 542 70 06) of per e-mail (aliments@just.fgov.be of alimentatie@just.fgov.be) contact opnemen met deze dienst .

15 Indien ik mij in een ander land bevind en de onderhoudsplichtige zich in deze lidstaat bevindt:

15.1 Kan ik mij in deze lidstaat rechtstreeks wenden tot een autoriteit of een privéorganisatie?

Eisers die in een ander land dan België verblijven, moeten contact opnemen met de centrale autoriteit van dat land die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van bovengenoemde verdragen of de verordening. Ze kunnen niet rechtstreeks contact opnemen met een Belgische instantie of autoriteit.

15.2 Zo ja, hoe kan ik contact opnemen met die autoriteit of privéorganisatie en welk soort bijstand kan ik krijgen?

Het antwoord is negatief (zie hierboven).

16 Is deze lidstaat gebonden door het Haagse Protocol van 2007?

Ja.

17 Indien deze lidstaat niet is gebonden door het Haagse Protocol van 2007, welk rechtsstelsel zal er dan overeenkomstig zijn regels van internationaal privaatrecht worden toegepast op de alimentatievordering? Wat zijn de desbetreffende regels van internationaal privaatrecht?

18 Welke regels gelden er met betrekking tot de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende zaken in de EU (conform de structuur van hoofdstuk V van de verordening inzake onderhoudsverplichtingen)?

Wanneer de centrale autoriteit een vordering ontvangt, verwijst deze autoriteit, na de locatie van de onderhoudsplichtige en/of zijn of haar bezittingen in België te hebben geverifieerd, de zaak door naar het Bureau voor juridische bijstand met territoriale jurisdictie in de zaak. Wanneer via de centrale autoriteit een vordering tot kinderalimentatie wordt ingesteld, zal rechtsbijstand worden verleend zonder toetsing van de middelen van de begunstigde. De bijstand bestrijkt de advocaat- en procedurekosten.

In andere gevallen dienen eisers die rechtsbijstand nodig hebben zich te wenden tot de centrale autoriteit, in overeenstemming met Richtlijn 2002/8/EG.

19 Welke maatregelen heeft deze lidstaat genomen om de uitvoering van de taken die zijn beschreven in artikel 51 van de verordening inzake onderhoudsverplichtingen te waarborgen?

De hoofdtaak van de centrale autoriteit is om informatie te verstrekken over de werking van de verordening, zowel in het eigen systeem als in het systeem van de aangezochte lidstaat. De centrale autoriteit beschikt over middelen om de onderhoudsplichtige of onderhoudsgerechtigde rechtstreeks of onrechtstreeks op te sporen en informatie te verkrijgen over het inkomen en/of het vermogen van de onderhoudsplichtige of onderhoudsgerechtigde.

In samenhang met de gerechtelijke procedure wordt geprobeerd een minnelijke schikking te bereiken door de uitwisseling van standpunten tussen de twee partijen, en meer in het bijzonder met de aangezochte partij, tijdens de zittingen van de gerechtelijke autoriteiten. Indien nodig geeft de centrale autoriteit follow-up om de voortgezette tenuitvoerlegging van het onderhoudsbesluit te bevorderen.

De centrale autoriteit kan bijstand verlenen bij het verzamelen van schriftelijk bewijs en bij de kennisgeving en betekening van documenten door informatie te verstrekken over de toepasselijke bepalingen van het nationale recht en de regels voor de tenuitvoerlegging van de van kracht zijnde internationale instrumenten.

Om het welslagen van de aanhangige onderhoudsvordering te waarborgen, kunnen de nodige voorlopige maatregelen worden getroffen op grond van de door de centrale autoriteit aan de vertegenwoordiger van de eiser bij de Belgische rechtbanken verleende bevoegdheid.

Indien nodig kan de centrale autoriteit de aangezochte partij informatie verstrekken over de te volgen procedures bij het vaststellen van het ouderschap met betrekking tot de putatieve vader.

 

Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.

Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.

Your-Europe

Laatste update: 17/12/2020

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.