Alimentatie

Portugal
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Wat betekenen de begrippen "levensonderhoud" en "onderhoudsplicht" in de praktijk? Welke personen zijn jegens anderen onderhoudsplichtig?

Onder “onderhoud” wordt verstaan alles wat essentieel is voor het levensonderhoud, de huisvesting en het kleden van een persoon. Onderhoudsverplichtingen of bijdragen in het levensonderhoud omvatten ook studie en scholing van de persoon indien hij of zij minderjarig is.

Volgens de wet moeten de volgende personen, in de aangegeven volgorde, een bijdrage in het levensonderhoud betalen:

  • echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e);
  • nakomelingen;
  • bloedverwanten in opgaande lijn;
  • broers en zussen;
  • ooms en tantes zolang de persoon die wordt onderhouden, minderjarig is;
  • stiefvader en stiefmoeder van minderjarige stiefkinderen die op het moment van overlijden van de echtgeno(o)t(e) aan hun zorg waren toevertrouwd.

Naast de bovengenoemde gevallen waarin de onderhoudsverplichting bij wet wordt bepaald, kunnen onderhoudsverplichtingen ook voortkomen uit een legaat (onderhoudslegaat in een testament) of een overeenkomst.

De materiële regels inzake onderhoudsverplichtingen in het algemeen zijn neergelegd in de artikelen 2003 tot en met 2023 van het Burgerlijk Wetboek.

2 Tot welke leeftijd heeft een kind aanspraak op levensonderhoud? Zijn de regels inzake levensonderhoud verschillend voor minderjarigen en volwassenen?

Een kind kan een onderhoudsbijdrage krijgen tot hij of zij meerderjarig wordt, dus totdat hij of zij 18 jaar wordt. Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar kunnen minderjarige kinderen die trouwen, handelingsbekwaam worden verklaard.

In de regels van het materieel recht betreffende onderhoudsbijdragen wordt onderscheid gemaakt tussen bijdragen voor volwassenen en bijdragen voor kinderen: de onderhoudsbijdrage voor volwassenen omvat alleen de kosten van levensonderhoud, huisvesting en kleding terwijl de onderhoudsbijdrage voor kinderen daarnaast ook de kosten van studie en scholing omvat.

Als een kind, na meerderjarig te zijn geworden of handelingsbekwaam te zijn verklaard, besluit verder te studeren of verdere scholing te volgen, kan dat kind een vordering tot betaling van onderhoud instellen tegen de ouders. In dit geval dekt de onderhoudsbijdrage de kosten van studie en scholing in aanvulling op levensonderhoud, huisvesting en kleding. De duur van deze betalingen moet bij overeenkomst of besluit worden bepaald. In dat besluit wordt de duur van een redelijke periode voor studie en scholing vastgesteld.

In de hierboven beschreven uitzonderingssituatie waarin een volwassen kind verder onderwijs gaat volgen, omvat de onderhoudsbijdrage voor een volwassene de kosten van studie en scholing. In het bijzonder wordt in de wet aangenomen dat de onderhoudsbetaling die is vastgesteld toen het kind minderjarig was, behouden wordt wanneer een volwassen kind om een onderhoudsbijdrage verzoekt, totdat het betreffende kind de leeftijd van 25 jaar bereikt. In dit geval ligt de bewijslast bij de ouder, die moet aantonen dat de onderhoudsbetaling die is vastgesteld toen het kind minderjarig was, niet meer nodig is of te hoog is nu het kind volwassen is.

De materiële regels inzake onderhoudsbijdragen voor minderjarige kinderen, volwassen kinderen en handelingsbekwaam verklaarde kinderen zijn met name neergelegd in de artikelen 1878, 1879, 1880 en 1905 van het Burgerlijk Wetboek.

Ook de regels van burgerlijke rechtsvordering die van toepassing zijn op het vaststellen en uitvoeren van onderhoudsverplichtingen voor kinderen en volwassenen, kunnen soms van geval tot geval variëren.

Wat betreft de verschillen in de toepasselijke regels voor rechtsvordering wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen nrs. 3 en 10.

3 Moet ik om alimentatie verzoeken bij een bevoegde autoriteit of rechterlijke instantie? Wat zijn de belangrijkste onderdelen van deze procedure?

Het antwoord op deze vragen hangt af van de hieronder beschreven situaties.

Het vaststellen van een onderhoudsbijdrage voor een minderjarig kind en van een onderhoudsbijdrage tussen echtgenoten in het geval van een oorspronkelijke overeenkomst

De persoon die een onderhoudsbijdrage moet betalen en de begunstigde ervan kunnen deze bijdrage in gezamenlijk overleg vaststellen. In het geval van een onderhoudsbijdrage voor een minderjarig kind of een onderhoudsbijdrage tussen echtgenoten, kunnen partijen verzoeken dat de overeenkomst ter goedkeuring aan de rechter of de ambtenaar van de burgerlijke stand (Conservador do Registo Civil) wordt voorgelegd, afhankelijk van de vraag of de onderstaande omstandigheden van toepassing zijn.

In het geval van een echtscheidingsgeschil kan ten aanzien van de onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen desalniettemin een overeenkomst worden bereikt. In dat geval moet de overeenkomst inzake de onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen ter goedkeuring worden voorgelegd aan het gerecht waar de procedure inzake het regelen van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt gevoerd. Onder het volgende tussenkopje worden de belangrijkste elementen van deze procedure beschreven.

In het geval van echtscheiding met wederzijdse instemming wordt de ambtenaar van de burgerlijke stand verzocht de overeenkomst inzake onderhoudsbijdragen tussen echtgenoten en/of voor minderjarige kinderen goed te keuren. De ambtenaar van de burgerlijke stand is exclusief bevoegd voor deze procedures, die kunnen worden ingesteld bij het bureau van de burgerlijke stand. Wat betreft overeenkomsten over onderhoudsbijdragen voor minderjarige kinderen moet de openbaar aanklager bij het gerecht in het gebied waar het bureau van de burgerlijke stand is gevestigd waarbij de procedure wordt ingesteld, vooraf zijn of haar mening geven. Indien de overeenkomst wordt goedgekeurd, wordt de echtscheiding uitgesproken. Indien de overeenkomst niet wordt goedgekeurd, wordt de procedure inzake de echtscheiding met wederzijdse instemming doorverwezen naar het bevoegde gerecht, waarbij vervolgens een verzoek tot echtscheiding met wederzijdse instemming wordt ingediend. In dit geval is het gerecht verantwoordelijk voor het beoordelen en goedkeuren van overeenkomsten met betrekking tot onderhoudsbijdragen voor minderjarige kinderen of onderhoudsbijdragen tussen echtgenoten.

Dezelfde regels zijn van toepassing op scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van een huwelijk.

Zelfs als het niet om echtscheiding of scheiding van tafel en bed gaat, moeten de ouders de overeenkomst waarin de ouderlijke verantwoordelijkheid is geregeld, of eventuele wijzigingen daarvan, als er een dergelijke overeenkomst is, op soortgelijke wijze als hierboven beschreven ter goedkeuring voorleggen aan het bureau van de burgerlijke stand.

Het vaststellen van een onderhoudsbijdrage als er geen oorspronkelijke overeenkomst is

Onderhoudsbijdrage van ouders aan minderjarige kinderen

In het geval van een echtscheidingsgeschil wordt er verzocht om via een beschermingsprocedure inzake het regelen van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid, de onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen vast te stellen. De ouders kunnen later verzoeken om goedkeuring van de overeenkomst over de ouderlijke verantwoordelijkheid. Indien zo’n overeenkomst ontbreekt of niet wordt goedgekeurd, doet de openbaar aanklager een verzoek tot het regelen van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Deze procedure vindt voor de rechter plaats. De ouders worden opgeroepen voor een bijeenkomst, waarvoor ook het minderjarige kind en andere familieleden kunnen worden opgeroepen. Wanneer er tijdens de bijeenkomst geen overeenstemming wordt bereikt, stelt de rechter een voorlopige regeling van de ouderlijke verantwoordelijkheid vast en moeten de partijen een bemiddelingstraject doorlopen of een gespecialiseerde technische zitting bijwonen. Blijkt er dan nog steeds geen overeenstemming te kunnen worden bereikt, dan wordt aan de ouders meegedeeld dat zij memories en bewijsstukken moeten indienen. Dit wordt gevolgd door een onderzoek, behandeling voor de rechter en een beslissing.

Dezelfde regels zijn van toepassing op scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van een huwelijk.

Onderhoudsbijdragen van ouders of van anderen die verplicht zijn onderhoudsbijdragen voor minderjarige kinderen te betalen

Onderhoudsbijdragen voor minderjarige kinderen kunnen ook worden vastgesteld in het kader van een procedure ter bescherming van kinderen, indien er bijvoorbeeld specifiek met het oog hierop een vordering moet worden ingesteld tegen personen die verplicht zijn een dergelijke onderhoudsbijdrage te betalen. Deze procedures zijn ook bedoeld om een eerder vastgestelde onderhoudsbijdrage aan te passen. De procedure wordt voor de rechter gevoerd. Ze begint met een verzoekschrift, dat vergezeld moet gaan van de volgende stukken: certificaten waaruit de mate van bloed- of aanverwantschap tussen het minderjarige kind en de verweerder blijkt; een afschrift van de beslissing waarin eerder de onderhoudsbijdrage werd vastgesteld, voor zover van toepassing; een lijst van getuigen. De verweerder wordt opgeroepen. Vervolgens wordt er een bijeenkomst belegd om te proberen tot een overeenkomst tussen de partijen te komen. Als partijen hierbij niet tot een overeenkomst komen, wordt deze gevolgd door de verdediging, een onderzoek, behandeling voor de rechter en een beslissing.

Onderhoudsverplichting voor een volwassene of een handelingsbekwaam verklaard kind

De procedure inzake het vaststellen van een onderhoudsbijdrage voor een volwassene of een handelingsbekwaam verklaard kind kan bij elk bureau van de burgerlijke stand worden ingesteld, na indiening van een verzoekschrift waarin de feitelijke en wettelijke gronden worden vermeld waarop het is gebaseerd. Het verzoekschrift moet vergezeld gaan van schriftelijk bewijs en alle overige bewijselementen moeten hierin ook worden vermeld. De verweerder wordt opgeroepen. Indien de verweerder geen bezwaar maakt, is het verzoekschrift gegrond en neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand een besluit over de onderhoudsbijdrage. Maakt de verweerder wel bezwaar, dan probeert de ambtenaar van de burgerlijke stand een minnelijke schikking tussen de partijen tot stand te brengen. Indien dit onmogelijk blijkt, wordt de zaak ingeleid door de ambtenaar van de burgerlijke stand en ter behandeling aan het bevoegde gerecht voorgelegd.

Indien er al een rechtszaak is geweest waarin de onderhoudsbijdrage voor een minderjarig kind is vastgesteld, wordt het verzoekschrift voor het vaststellen van een onderhoudsbijdrage voor dit inmiddels volwassen geworden of handelingsbekwaam verklaarde kind aan de bestaande zaak toegevoegd en door dit gerecht behandeld in plaats van door het bureau van de burgerlijke stand.

Tussen echtgenoten of voormalige echtgenoten

Als er geen oorspronkelijke overeenkomst bestaat, wordt de procedure inzake het vaststellen van onderhoudsbijdragen tussen echtgenoten of voormalige echtgenoten bij het gerecht ingesteld. Het betreft hier een procedure volgens de regels voor declaratoire vorderingen, die identiek is aan de procedure die hieronder voor onderhoudsbijdragen voor volwassenen wordt beschreven.

Onderhoudsbijdrage voor volwassenen

Behoudens in de hierboven genoemde gevallen moet de procedure inzake het vaststellen van onderhoudsbijdragen voor volwassenen bij het gerecht worden ingeleid (bv. in het geval van een verzoek van een ouder om een onderhoudsbijdrage van de kinderen). Het betreft hier een procedure volgens de regels voor vorderingen strekkende tot veroordeling. De procedure vangt aan met de indiening van een inleidend verzoekschrift bij het gerecht.

In dit verzoekschrift moet de verzoekende partij de volgende gegevens opnemen: het gerecht waarbij de vordering wordt ingesteld, de partijen en hun namen, woonplaats of domicilie en, indien van toepassing, hun beroep en werkplek, de vorm van de procedure, een toelichting over de feiten en de rechtsgronden die ten grondslag liggen aan de vordering, het eigenlijke verzoek en het desbetreffende bedrag. Aan het einde van het verzoekschrift worden een lijst van getuigen en andere bewijselementen waarom is verzocht, opgenomen. Documenten die als bewijsmiddel dienen voor betaling van de eerste gerechtskosten en een volmacht moeten bij het verzoek worden gevoegd, indien de partij zich door een advocaat laat vertegenwoordigen. Als alternatief mag er een document als bewijs dat er rechtsbijstand is verleend, worden bijgevoegd.

Als er een advocaat wordt aangesteld, wordt het inleidende verzoekschrift elektronisch ingediend met behulp van een formulier dat via deze link beschikbaar is: https://citius.tribunaisnet.mj.pt/habilus/myhabilus/login.aspx, en zulks conform de aldaar toegelichte procedures en instructies. Een partij die niet door een wettelijke vertegenwoordiger wordt vertegenwoordigd, kan het verzoekschrift als volgt bij de griffie van het gerecht indienen: persoonlijk, via aangetekende brief of per fax.

De verweerder wordt opgeroepen. Als de partijen tijdens de procedure niet tot een overeenkomst komen, volgen de verplichte fasen: een onherroepelijk bevel tot het openen van de procedure, een onderzoek, de behandeling voor de rechter en een beslissing.

Afhankelijk van de hierboven vermelde gevallen, wordt de procedure inzake het bepalen van de onderhoudsbijdrage

  • door de bureaus van de burgerlijke stand, geregeld in de artikelen 5 tot en met 20 van Wetsdecreet nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 en in de artikelen 274 A tot en met 274 C van het Wetboek inzake de burgerlijke stand;
  • door de gerechten, geregeld in de artikelen 45, 46 en 47 van Wet nr. 141/2015 van 8 september (onderhoudsbijdrage voor kinderen) en in artikel 548 en de artikelen 550 e.v. (onderhoudsplichtigen), de artikelen 931 en 994 (onderhoudsbijdrage voor de echtgeno(o)t(e) bij scheiding of echtscheiding) en artikel 989 (onderhoudsbijdrage voor kinderen van kinderen of handelingsbekwaam verklaarde kinderen) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

4 Kan het verzoek worden gedaan namens een familielid (zo ja, van welke graad) of een kind?

In het geval van een onderhoudsbijdrage voor een minderjarig kind kan het verzoekschrift worden ingediend door de wettelijke vertegenwoordiger van het kind, door de openbaar aanklager, door de persoon aan wie de voogdij is toegewezen of door de directeur van de onderwijs- of zorginstelling waaraan de zorg voor de minderjarige is toevertrouwd. Eenieder mag de openbaar aanklager op de hoogte stellen van de noodzaak een onderhoudsbijdrage voor een minderjarig kind vast te stellen (artikel 45 van Wet nr. 141/2015 van 8 september 2015).

In het geval van bijdragen in het levensonderhoud voor handelingsonbekwame volwassenen kan er een vordering worden ingesteld door hun wettelijke vertegenwoordiger (artikel 16 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Anders dan in deze gevallen van handelingsonbekwaamheid het geval is, moeten vorderingen betreffende onderhoudsregelingen voor volwassenen of handelingsbekwaam verklaarde kinderen door henzelf worden ingesteld, dan wel door een wettelijke vertegenwoordiger die zij zelf hebben aangewezen of door een advocaat die zij hebben gevolmachtigd om de vordering in te stellen.

In de wet staat echter de volgende bijzondere bepaling met betrekking tot volwassen kinderen: de ouder die de grootste verantwoordelijkheid op zich neemt voor de uitgaven van volwassen of handelingsbekwaam verklaarde kinderen die niet voor zichzelf kunnen zorgen, mag eisen dat de andere ouder bijdraagt aan het onderhoud en de opleiding van het betreffende kind. Deze bijdrage kan, wanneer de rechter dit bepaalt of de ouders dit afspreken, geheel of gedeeltelijk aan de volwassen of handelingsbekwaam verklaarde kinderen worden voldaan (artikel 989 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

5 Indien ik naar de rechter wil stappen, hoe weet ik dan welke rechter bevoegd is?

Onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen

De arrondissementsrechtbank, afdeling familie- en jeugdzaken (Tribunal de Comarca, Juízo de Família e Menores) is bevoegd voor zaken met betrekking tot beschermingsprocedures om de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid te regelen en onderhoudsbijdragen voor minderjarige kinderen vast te stellen. Indien er bij de betrokken rechtbank geen afdeling familie- en jeugdzaken is, wordt de zaak in beginsel behandeld door de lokale kamer of de kamer met algemene bevoegdheid van de arrondissementsrechtbank (Tribunal de Comarca, Juízo local ou Juízo de Competência Genérica).

De onderstaande regels zijn van toepassing bij het bepalen van het territoriaal bevoegde gerecht. In beginsel is het gerecht bevoegd van de plaats waar het minderjarige kind zijn of haar woonplaats heeft op het moment dat de procedure wordt ingesteld.

Indien de woonplaats van het kind niet bekend is, is het gerecht bevoegd van de woonplaats van de houders van de ouderlijke verantwoordelijkheid.

Indien de houders van de ouderlijke verantwoordelijkheid verschillende woonplaatsen hebben, is het gerecht bevoegd van de woonplaats van de persoon aan wie de voogdij over het minderjarige kind is toegewezen of, in het geval van gezamenlijke voogdij, van de persoon bij wie het minderjarige kind woont.

Indien procedures twee of meer minderjarige kinderen betreffen die kinderen van dezelfde ouders zijn en in verschillende districten wonen, is het gerecht bevoegd van de woonplaats van het grootste aantal van die kinderen. Indien alle overige aspecten gelijk zijn, is het gerecht bevoegd waarbij het verzoekschrift tot een onderhoudsbijdrage in eerste instantie is ingediend.

Indien het minderjarige kind, op het moment waarop de procedure wordt ingesteld, niet in Portugal woont, is het gerecht bevoegd van de woonplaats van de verzoeker of de verweerder; indien ook zij in het buitenland wonen en het Portugese gerecht niet internationaal bevoegd is, wordt de zaak behandeld door de afdeling familie- en jeugdzaken van de arrondissementsrechtbank van Lissabon (Tribunal da Comarca de Lisboa, Juízo de Família e Menores), aangezien dit gerecht territoriaal bevoegd is voor de gemeente Lissabon.

Onderhoudsbijdrage voor volwassen kinderen

Elk bureau van de burgerlijke stand is bevoegd om onderhoudsvorderingen in te stellen voor volwassen kinderen. Dit geldt niet als er al een rechtszaak is geweest waarin de onderhoudsbijdrage voor een minderjarig kind is vastgesteld. In dat geval wordt het verzoekschrift voor het vaststellen van een onderhoudsbijdrage voor dit kind dat in de tussentijd volwassen is geworden of handelingsbekwaam is verklaard, aan de bestaande zaak toegevoegd en door dit gerecht behandeld.

Onderhoudsbijdrage voor echtgenoten of voormalige echtgenoten

De procedure inzake het vaststellen van onderhoudsbijdragen tussen echtgenoten of voormalige echtgenoten wordt ingeleid bij de afdeling familie- en jeugdzaken van de arrondissementsrechtbank die bevoegd is voor de woonplaats van de verweerder. Indien er bij de betrokken rechtbank geen afdeling familie- en jeugdzaken is, wordt de zaak in beginsel behandeld door de lokale kamer of de kamer met algemene bevoegdheid van de arrondissementsrechtbank.

Onderhoudsbijdrage voor volwassenen

In afwijking van de hierboven genoemde gevallen moet de procedure inzake het vaststellen van onderhoudsbijdragen voor volwassenen bij de arrondissementsrechtbank worden ingeleid, en meer bepaald bij: de civiele kamer van de rechtbank (als de waarde in het geding hoger is dan 50 000 EUR); de lokale kamer of de kamer met algemene bevoegdheid, als de arrondissementsrechtbank zo’n kamer heeft (als de waarde in het geding niet hoger is dan 50 000 EUR). Wat betreft de territoriale bevoegdheid is de rechtbank van de woonplaats van de verweerder bevoegd.

Tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen

De hieronder vermelde gerechten zijn, in het geval van laattijdige betaling, bevoegd voor de bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen.

Indien de procedure waarin de onderhoudsverplichting is vastgesteld, is behandeld door de afdeling familie- en jeugdzaken van de arrondissementsrechtbank, wordt de bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen door dat gerecht behandeld in het kader van de desbetreffende zaak waaraan het verzoek tot tenuitvoerlegging moet worden toegevoegd.

Indien de procedure waarin de onderhoudsverplichting is vastgesteld, door de civiele kamer van de arrondissementsrechtbank (Tribunal de Comarca, Juízo Central Cível) is behandeld, is de kamer voor tenuitvoerlegging (Secção de Execução) die bevoegd zou zijn als de procedure niet onder de bevoegdheid van die civiele kamer zou vallen vanwege de geldwaarde ervan, bevoegd voor het behandelen van het verzoek tot tenuitvoerlegging.

Indien er geen kamer voor tenuitvoerlegging is, is de civiele kamer van de rechtbank waar de desbetreffende declaratoire vordering wordt behandeld, bevoegd voor de bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen en wordt de tenuitvoerlegging in het kader van dezelfde procedure behandeld.

Indien de procedure waarin de onderhoudsverplichting is vastgesteld, is gevoerd bij de lokale civiele kamer of de kamer met algemene bevoegdheid van de arrondissementsrechtbank, vindt de tenuitvoerlegging plaats in het kader van deze procedure, mits de rechtbank geen kamer voor tenuitvoerlegging heeft. Indien er een kamer voor tenuitvoerlegging is (die territoriaal bevoegd is voor het gebied waarin de kamer met algemene bevoegdheid van de rechtbank of de lokale civiele kamer waar de vordering strekkende tot veroordeling wordt behandeld, is gevestigd), is deze bevoegd voor de bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen.

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen wordt het verzoek tot tenuitvoerlegging, zelfs als de tenuitvoerleggingsprocedure niet wordt gevoerd bij het gerecht waar de beslissing met kracht van gewijsde is genomen, toegevoegd aan de declaratoire procedure waarin die beslissing is genomen. Als in dit geval de kamer voor tenuitvoerlegging van de rechtbank bevoegd is, stuurt het gerecht dat uitspraak heeft gedaan, met spoed een afschrift van de uitspraak, het verzoekschrift dat aanleiding heeft gegeven tot de tenuitvoerleggingsprocedure, en de bijbehorende documenten naar de kamer voor tenuitvoerlegging.

Dezelfde regel is van toepassing in gevallen waarin er geen kamer voor tenuitvoerlegging is en de lokale civiele kamer of de kamer met algemene bevoegdheid van de rechtbank bevoegd is voor de tenuitvoerleggingsprocedure.

Indien de procedure waarin de onderhoudsverplichtingen zijn vastgesteld, niet door het gerecht, maar door het bureau van de burgerlijke stand is behandeld, geldt het volgende betreffende de territoriale bevoegdheid voor de bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen:

  • het verzoek tot tenuitvoerlegging moet worden ingediend bij het gerecht van de woonplaats van de onderhoudsplichtige; de onderhoudsgerechtigde mag echter ook kiezen voor het gerecht waar aan de verplichting moet worden voldaan, indien de onderhoudsgerechtigde zijn of haar woonplaats heeft in het stedelijke gebied van Lissabon of Porto en de onderhoudsplichtige in hetzelfde stedelijke gebied woont;
  • indien het verzoek tot tenuitvoerlegging moet worden ingediend in het gebied waar de onderhoudsplichtige woont, en deze niet in Portugal woont, maar daar wel bezittingen heeft, is het gerecht van de plaats waar die bezittingen zich bevinden bevoegd.

Met betrekking tot de materiële bevoegdheid voor de tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen op basis van de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand, zijn de onderstaande regels van toepassing.

De afdeling familie- en jeugdzaken van de arrondissementsrechtbank is bevoegd om de tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen voor echtgenoten of voormalige echtgenoten, voor minderjarige kinderen, en voor volwassen en handelingsbekwaam verklaarde kinderen voor te bereiden en hierover te beslissen. Aangezien de desbetreffende declaratoire vordering in dit geval echter niet is behandeld door de afdeling familie- en jeugdzaken, maar wel door het bureau van de burgerlijke stand, kunnen de gerechten erkennen dat de kamer voor tenuitvoerlegging van de arrondissementsrechtbank bevoegd is.

Indien er geen kamer voor tenuitvoerlegging is, is de lokale civiele kamer of de kamer met algemene bevoegdheid van de betrokken rechtbank bevoegd voor de bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen.

Opmerking:
de interpretatie van de bovengenoemde bevoegdheidsregels door de nationale gerechten is aan wijzigingen onderhevig.

6 Heb ik als verzoeker een vertegenwoordiger (bv. advocaat, centrale of lokale autoriteit enz.) nodig om de zaak bij de rechter aanhangig te maken? Zo nee, welke procedures zijn van toepassing?

In de regel is het, behalve in de beroepsfase, niet verplicht een advocaat aan te stellen voor een procedure inzake een onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen. Volwassen of handelingsbekwaam verklaarde verzoekers (bv. de voogd van het minderjarige kind) mogen zichzelf vertegenwoordigen bij het gerecht, wanneer de procedure wordt behandeld door een rechtbank van eerste aanleg. Er moet echter een advocaat aan het kind worden toegewezen wanneer de belangen van het kind en zijn of haar ouders, van de wettelijke vertegenwoordiger of van de persoon die feitelijk het gezag uitoefent, tegenstrijdig zijn, en ook wanneer een kind dat volwassen genoeg is de rechter hierom verzoekt.

Voor overige procedures met betrekking tot onderhoudsregelingen gelden de hieronder beschreven algemene beginselen.

Er moet een advocaat worden aangesteld: in zaken die vallen onder de bevoegdheid van gerechten met een waardegrens waarbij gewoon beroep kan worden ingesteld; in zaken waarin beroep altijd ontvankelijk is, ongeacht de waarde; voor beroepen en zaken die bij een hoger gerecht aanhangig zijn gemaakt.

Momenteel – in 2022 – kan gewoon beroep alleen worden ingesteld als de waarde van de zaak hoger is dan de grens vastgesteld voor het gerecht waarbij beroep wordt ingesteld en de aangevochten beslissingen ten nadele van de appellant een bedrag betreffen dat ook 50 % van die grens overschrijdt. Indien er twijfel bestaat over de waarde van de schade of het verlies, wordt er alleen naar de waarde in het geding gekeken. Op dit rechtsbeginsel bestaat een groot aantal uitzonderingen, die in de desbetreffende rechtsvoorschriften en in andere specifieke wettelijke voorschriften zijn vastgelegd. In 2022, op het moment van herziening van dit informatieblad, golden voor de gerechten de volgende grensbedragen in civiele zaken: hof van beroep (Tribunal da Relação) – 30 000 EUR; rechtbank van eerste aanleg (Tribunal de Primeira Instância) – 5 000 EUR.

Hoewel er een advocaat moet worden aangesteld, mogen advocaten in opleiding, juridische raadgevers (solicitadores) en de partijen zelf verzoeken indienen, voor zover die geen rechtsvragen bevatten.

7 Moet ik vergoedingen betalen voor het aanhangig maken van de zaak? Zo ja, hoeveel bedragen deze ongeveer? Kan ik, wanneer mijn financiële middelen ontoereikend zijn, rechtsbijstand krijgen om de kosten van de procedure te dekken?

Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de vraag of de procedure inzake het vaststellen van de onderhoudsbijdrage door de rechter of door het bureau van de burgerlijke stand is behandeld, en of de partijen al dan niet rechtsbijstand genieten. Een procedure voor de rechtbank brengt kosten met zich mee. Voor een procedure bij het bureau van de burgerlijke stand is een vergoeding verschuldigd.

Kosten in zaken die onder de bevoegdheid van de gerechten vallen

De Verordening inzake de proceskosten (Regulamento das Custas Processuais) voorziet in de betaling van kosten.

De kosten omvatten de griffierechten, de overige gerechtskosten en de kosten van de partij (artikel 529 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Vrijstellingen

Zie artikel 4, lid 1, punten i) en l), van de Verordening inzake de proceskosten.

Minderjarigen zijn vrijgesteld van proceskosten wanneer zij worden vertegenwoordigd door de openbaar aanklager of door een door het gerecht aangewezen advocaat in zaken die door het gerecht worden behandeld. Zij zijn vrijgesteld van de betaling van vergoedingen voor zaken die door een bureau van de burgerlijke stand worden behandeld.

Minderjarigen of hun wettelijke vertegenwoordigers zijn ook vrijgesteld van kosten in beroepszaken tegen door de jeugdrechter genomen beslissingen met betrekking tot een verzoek om toekenning, wijziging of beëindiging van onderhoudsbijdragen. Procedures voor de jeugdrechter waarin onderhoudsverplichtingen kunnen worden vastgesteld, zijn meestal procedures inzake onderhoudsbijdragen voor kinderen en procedures voor het regelen van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Dit zijn speciale, niet-contentieuze zaken.

Zie artikel 15, lid 1, punt f), van de Verordening inzake de proceskosten.

De partijen in procedures voor de jeugdrechter hoeven niet vooraf gerechtskosten te betalen; dit geldt ook voor de procedure waarin de onderhoudsverplichting wordt vastgesteld. In deze gevallen wordt de partij verzocht om, in plaats van de gerechtskosten vooraf te betalen, deze te voldoen binnen een periode van tien dagen nadat uitspraak is gedaan in het hoofdgeding. Dit is ook het geval als de uitspraak nog geen kracht van gewijsde heeft.

Buiten de hierboven genoemde gevallen moeten er in principe kosten worden betaald. Dat is alleen niet het geval als de partij rechtsbijstand krijgt en/of als hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008, die hieronder wordt genoemd, van toepassing is op de betrokken procedure.

Kosten

Afgezien van de hierboven genoemde uitzonderingen moeten er vóór aanvang van de procedure inzake het vaststellen van onderhoudsverplichtingen gerechtskosten worden betaald. Die gerechtskosten zijn een voorschot op de uiteindelijk verschuldigde kosten.

Deze kosten bestaan uit de griffierechten, de overige gerechtskosten en de kosten van de partij.

Proceskosten

Om de hoogte van het bedrag aan verschuldigde gerechtskosten te achterhalen, is het van essentieel belang dat men de waarde in het geding kent. De gerechtskosten worden immers berekend op basis van deze waarde, aan de hand van een van de tabellen in de bijlagen bij de Verordening inzake de proceskosten.

Het bedrag van de vordering met het oog op de toepassing van de bovenbedoelde tabellen wordt bepaald conform de artikelen 296 tot en met 310 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Voorbeelden:

  • de waarde van een vordering tot vaststelling van een definitieve onderhoudsbijdrage is gelijk aan vijfmaal het gevraagde jaargeld, d.w.z. dat de waarde van deze vordering overeenkomt met het gevraagde maandelijkse bedrag maal zestig;
  • de waarde van een voorlopige procedure inzake conservatoire maatregelen betreffende onderhoudsverplichtingen komt overeen met het gevraagde maandelijkse bedrag maal twaalf;
  • de waarde van een vordering tot echtscheiding en een vordering betreffende het regelen van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid, die, naast onderhoudsverplichtingen, ook betrekking hebben op immateriële belangen, is ten minste de grens voor het hof van beroep plus één cent (in 2022 komt deze waarde overeen met 30 000,01 EUR - artikel 44 van Wet nr. 62/2013).

Overige gerechtskosten

De hieronder vermelde regels zijn van toepassing op de overige gerechtskosten (artikel 532 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, beschikbaar via deze link: Wet nr. 41/2013 van 26 juni 2013.

Wat betreft de onkosten, vergoedingen en heffingen die voortkomen uit onderzoeken (betalingen aan deskundigen, rapportages enz.), is de regel dat elke partij de onkosten, vergoedingen en heffingen op zich neemt die door haarzelf zijn veroorzaakt.

Indien een onderzoek kennelijk onnodig of vertragend blijkt te zijn, draagt de partij die erom heeft verzocht de desbetreffende kosten, ongeacht de uitspraak over de kosten.

Indien alle partijen belang hebben bij de onderzoeken of de uitgaven, indien zij er beide een gelijk voordeel uit halen of indien het niet mogelijk is vast te stellen welke partij er belang bij heeft, worden de betreffende onkosten, vergoedingen of heffingen in gelijke mate door de partijen gedragen.

Kosten van de partij

Wat de kosten van de partij betreft, geldt de volgende regel (zie artikel 533 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering): de kosten van de partij die in het gelijk wordt gesteld, worden betaald door de partij die in het ongelijk wordt gesteld, volgens een degressieve schaal op basis van de schadelast.

De kosten van de partijen bestaan onder andere uit de vooraf betaalde gerechtskosten, de daadwerkelijk voor de partij ontstane kosten, het honorarium dat moet worden betaald aan de tenuitvoerleggingsfunctionaris en zijn of haar onkosten, en het honorarium dat moet worden betaald aan de wettelijke vertegenwoordiger en zijn of haar onkosten.

Kostenstaat

Met uitzondering van de eerder aangegeven gevallen waarin partijen zijn vrijgesteld van het vooraf betalen van gerechtskosten, stelt de griffie van de rechtbank de kostenstaat in principe pas op als de beslissing definitief is en kracht van gewijsde heeft gekregen (d.w.z. dat er geen beroep meer kan worden ingesteld). De kostenstaat wordt gebaseerd op de desbetreffende beslissing. De kostenstaat wordt aan de partijen betekend.

Indien er geen beroep of vorderingen met betrekking tot de kostenstaat meer openstaan, of indien die afgewikkeld zijn, wordt de kostenstaat gebruikt als basis voor betaling door de in het ongelijk gestelde partij van hetgeen verschuldigd is en/of als basis voor terugbetaling van het voorgeschoten bedrag aan de partij die in het gelijk is gesteld.

De kosten van de partij worden door de in het ongelijk gestelde partij rechtstreeks betaald aan de partij aan wie de kosten verschuldigd zijn. Indien de in het ongelijk gestelde partij rechtsbijstand ontvangt, worden deze bedragen door de staat aan de schuldeisende partij betaald - artikel 26 van de Verordening inzake de proceskosten.

Rechtsbijstand in zaken die onder de bevoegdheid van de gerechten vallen

Een verzoeker die niet over voldoende middelen beschikt om de kosten van de procedure te dragen, kan rechtsbijstand krijgen. Volgens de nationale wetgeving mag rechtsbijstand alleen maar worden verleend aan natuurlijke personen of rechtspersonen zonder winstoogmerk.

De rechtsbijstandsregeling is neergelegd in Wet nr. 34/2004.

Rechtsbijstand voor natuurlijke personen kan in allerlei vormen worden verleend: juridisch advies; vrijstelling van gerechtskosten en andere onkosten; gefaseerde betaling van gerechtskosten en andere onkosten; aanstelling van een wettelijke vertegenwoordiger en betaling van zijn of haar honorarium; aanstelling van een wettelijke vertegenwoordiger en gefaseerde betaling van zijn of haar honorarium; aanstelling van een tenuitvoerleggingsfunctionaris.

Het Portugese stelsel van rechtsbijstand, met alle daarin vervatte bepalingen, geldt voor alle gerechten en alle procedurevormen.

Aanvragen voor rechtsbijstand moeten met behulp van een formulier worden ingediend. Dit formulier moet persoonlijk worden afgegeven of per post worden toegezonden aan de klantenservice van het Instituut voor sociale zekerheid IP (Instituto da Segurança Social). De formulieren en instructies met betrekking tot het invullen ervan worden door die instantie verstrekt. De algemene reactietermijn is dertig dagen. Praktische informatie en formulieren zijn beschikbaar via deze link: Rechtsbijstand - seg-social.pt.

Een verzoeker die een vordering instelt, moet bij het inleidende verzoekschrift schriftelijk bewijs voegen dat de verschuldigde gerechtskosten al zijn betaald of dat er rechtsbijstand is verleend in de vorm van vrijstelling van voorafbetaling van die gerechtskosten. Als er rechtsbijstand wordt verleend in de vorm van een gefaseerde betaling van de gerechtskosten, moet bewijs hiervan worden bijgesloten, samen met bewijs van de betaling van het reeds verschuldigde bedrag (de artikelen 14 en 15 van de Verordening inzake de proceskosten).

Vergoedingen voor zaken die onder de bevoegdheid van een bureau van de burgerlijke stand vallen

Minderjarigen die worden vertegenwoordigd door de openbaar aanklager of door een door de rechter aangestelde advocaat, zijn vrijgesteld van vergoedingen voor zaken die door een bureau van de burgerlijke stand worden behandeld.

De te betalen vergoedingen voor zaken die onder de bevoegdheid van een bureau van de burgerlijke stand vallen, staan vermeld in de desbetreffende Portugese Regeling voor vergoedingen voor bureaus van de burgerlijke stand en notarissen (Regulamento Emolumentar dos Registos e Notariado).

Voorbeelden van vergoedingen in 2022 voor zaken die onder de bevoegdheid van een bureau van de burgerlijke stand vallen (zie artikel 18 van de Regeling voor vergoedingen voor bureaus van de burgerlijke stand en notarissen):

  • procedure inzake echtscheiding of scheiding van tafel en bed met wederzijdse instemming (zonder boedelscheiding), waaronder begrepen beslissingen voor het goedkeuren van afspraken over onderhoudsbijdragen tussen echtgenoten of voor minderjarige kinderen – 280 EUR;
  • procedure inzake het toekennen van een onderhoudsbijdrage voor volwassen of handelingsbekwaam verklaarde kinderen – 120 EUR;
  • procedure inzake het aanpassen van onderhoudsovereenkomsten – 100 EUR.

Deze bedragen golden in 2022, het moment waarop dit informatieblad is bijgewerkt, en kunnen worden herzien. Bijgevolg moet voor elk specifiek geval de nationale wetgeving worden geraadpleegd.

Rechtsbijstand in zaken die onder de bevoegdheid van een bureau van de burgerlijke stand vallen

Rechtsbijstand is slechts in twee situaties van toepassing op zaken die worden behandeld door een bureau van de burgerlijke stand: aanstelling van een wettelijke vertegenwoordiger en betaling van zijn of haar honorarium; aanstelling van een wettelijke vertegenwoordiger en gefaseerde betaling van zijn of haar honorarium.

Bovendien zijn bepaalde handelingen bij een bureau van de burgerlijke stand gratis voor individuele verzoekers die kunnen aantonen over onvoldoende financiële middelen te beschikken.

Het feit dat men over onvoldoende financiële middelen beschikt, kan op de volgende manieren worden aangetoond: aan de hand van een door het bevoegde bestuursorgaan afgegeven document; aan de hand van een door een openbare instelling voor maatschappelijk welzijn afgegeven verklaring in de woonplaats van de betrokkene.

In dergelijke zaken wordt voor de volgende handelingen niets in rekening gebracht: handelingen bij het bureau van de burgerlijke stand of het bevolkingsregister; procedures en verklaringen in verband hiermee; de vereiste documenten en de procedures met betrekking tot het verstrekken van die documenten; certificaten of verklaringen die voor een bepaald doel vereist zijn.

Dezelfde regel is van toepassing op zaken die onder de bevoegdheid vallen van het bureau van de burgerlijke stand waar de onderhoudsverplichting is vastgesteld.

8 Welk soort alimentatie kan door de rechter worden toegekend? Hoe wordt het bedrag van de alimentatie berekend? Kan de rechterlijke beslissing worden herzien wanneer de kosten voor levensonderhoud of de gezinssituatie wijzigen? Zo ja, hoe (bv. via een automatisch indexeringssysteem)?

In de regel zijn onderhoudsbijdragen maandelijkse geldbetalingen, tenzij er een andere methode is vastgelegd in een overeenkomst of een wettelijke bepaling of er redenen zijn die uitzonderlijke maatregelen rechtvaardigen. Als bijvoorbeeld de persoon die aan een onderhoudsverplichting moet voldoen, aantoont dat hij of zij dit niet als een toelage kan betalen, maar alleen in de vorm van zijn of haar huis en bedrijf, kan daartoe bij uitzondering een bevel worden gegeven.

Het berekenen van de onderhoudsbijdragen

De onderhoudsverplichting en de berekening van de onderhoudsbijdrage worden geregeld in de artikelen 1878, 1879, 1880 en 1905 en de artikelen 2003 tot en met 2023 van het Burgerlijk Wetboek.

De onderhoudsbijdrage wordt vastgesteld naar rato van de middelen van de onderhoudsplichtige en de behoeften van de onderhoudsgerechtigde. Bij het vaststellen van de onderhoudsbijdrage wordt ook nagegaan of de onderhoudsgerechtigde in staat is zelf in zijn of haar levensonderhoud te voorzien.

De behoeften van de onderhoudsgerechtigde zijn afhankelijk van de vraag of hij of zij een minderjarig kind, een volwassen kind dat nog studeert of onderwijs geniet, of gewoonweg een volwassene is. Dit is al vermeld in het antwoord op vraag nr. 1.

Wat betreft de middelen van de onderhoudsplichtige die in aanmerking moeten worden genomen, is het van belang de specifieke criteria te noemen die daarbij gelden, afhankelijk van de vraag of de onderhoudsbijdrage wordt vastgesteld voor minderjarige kinderen of voor voormalige echtgenoten.

Voor minderjarige kinderen vastgestelde onderhoudsbijdragen

De plicht om bij te dragen in het levensonderhoud van een minderjarig kind is een fundamentele plicht van de ouders. Die is rechtstreeks gebaseerd op artikel 36, lid 5, van de grondwet van de Portugese Republiek.

Onderhoudsbijdragen voor minderjarige kinderen moeten evenredig zijn aan de middelen van de onderhoudsplichtige.

Conform het door het Portugese Hooggerechtshof (Supremo Tribunal de Justiça) geformuleerde beginsel moet het gerecht, om het aan een minderjarig kind te betalen bedrag aan levensonderhoud te bepalen, niet alleen naar het door de onderhoudsplichtige verdiende inkomen kijken, maar ook, op allesomvattende en overkoepelende wijze, naar zijn of haar sociale status, arbeidsvermogen, de plicht om actief te streven naar een beroep waarmee hij of zij aan zijn of haar plicht kan voldoen, en naar zijn of haar volledige vermogen.

Voor voormalige echtgenoten vastgestelde onderhoudsbijdragen

Bij het vaststellen van het aan voormalige echtgenoten te betalen bedrag aan levensonderhoud moet de rechtbank rekening houden met de duur van het huwelijk, de bijdrage die is geleverd aan de financiën van het gezin, de leeftijd en gezondheid van de echtgenoten, hun beroepskwalificaties en arbeidsmogelijkheden, de tijd die ze zullen moeten besteden aan het opvoeden van de gezamenlijke kinderen, hun inkomsten en verdiensten, een nieuw huwelijk of een nieuwe samenwonende partner en, in het algemeen, alle omstandigheden die van invloed zijn op de behoeften van de echtgeno(o)t(e) die de bijdrage in het levensonderhoud ontvangt en de mogelijkheden van de onderhoudsplichtige.

De overwegende tendens in de landelijke jurisprudentie is dat de verzoekende echtgeno(o)t(e) niet het recht heeft te eisen dat de tijdens het huwelijk genoten levensstandaard in stand moet worden gehouden.

Het moment waarop de onderhoudsplicht ingaat

Een onderhoudsbijdrage die is vastgesteld middels een gerechtelijke beslissing, moet worden betaald met ingang van de datum waarop de procedure is ingesteld. Een onderhoudsbijdrage die is vastgesteld bij een overeenkomst tussen partijen en goedgekeurd bij een beslissing van het gerecht of van de ambtenaar van de burgerlijke stand, moet worden betaald met ingang van de datum waarop de onderhoudsplichtige in gebreke is. De onderhoudsplichtige is in gebreke op de datum die is vastgesteld voor betaling of, bij gebrek daaraan, wanneer wordt geëist dat hij/zij betaalt. Onverminderd de bovengenoemde gevallen, bevat de Portugese wetgeving geen bepalingen over het achteraf vaststellen van een onderhoudsbijdrage.

Wijzigingen in vastgestelde onderhoudsverplichtingen

Indien zich een verandering in de omstandigheden voordoet nadat een onderhoudsverplichting is vastgesteld, kan de onderhoudsverplichting worden gewijzigd of beëindigd.

Indien er geen bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen aanhangig is, is het verzoekschrift voor het wijzigen of beëindigen van de onderhoudsverplichting ondergeschikt aan de vordering strekkende tot veroordeling. Is er wel een bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen aanhangig, dan wordt het verzoekschrift voor het wijzigen of beëindigen van de onderhoudsverplichting aan deze procedure toegevoegd.

De onderhoudsplichtige mag verzoeken dat de onderhoudsbijdrage wordt verlaagd of beëindigd indien er bijvoorbeeld sprake is van een vermindering van zijn of haar financiële middelen of van een verbetering in de middelen van de onderhoudsgerechtigde, of indien de onderhoudsgerechtigde meerderjarig wordt of in staat is om in het eigen levensonderhoud bij te dragen.

De onderhoudsgerechtigde mag verzoeken dat de onderhoudsbijdrage wordt verhoogd, bijvoorbeeld als zijn of haar economische situatie verslechtert, zijn of haar gezinsomstandigheden veranderen, zijn of haar behoeften toenemen, of de kosten van levensonderhoud toenemen en het betalen voor deze toename door de onderhoudsplichtige kan en zou moeten worden ondersteund (bv. omdat zijn of haar salaris ook is toegenomen).

Automatische aanpassing

Gezien de stijgende kosten van levensonderhoud kan er in de beslissing waarbij de onderhoudsbijdrage wordt vastgesteld, worden bepaald dat het betrokken bedrag regelmatig (meestal jaarlijks) automatisch wordt aangepast.

Deze aanpassing kan worden gebaseerd op de stijging van de inflatie, zoals jaarlijks gepubliceerd door het Nationale Instituut voor de statistiek (Instituto Nacional de Estatística), of van een bepaald door het gerecht vastgesteld rentepercentage. De aanpassing kan echter ook bestaan uit een vaste jaarlijkse toename met een bepaald bedrag, zoals vastgesteld in de beslissing.

De rechter is verantwoordelijk voor het vaststellen van deze automatische aanpassing en kiest, geheel naar eigen oordeel, de passende middelen om dit te realiseren. De automatische aanpassing kan ook worden geregeld in een goedgekeurde overeenkomst tussen de partijen.

Voorlopige onderhoudsbijdrage

Naast een definitieve onderhoudsbijdrage kan er ook een voorlopige onderhoudsbijdrage worden vastgesteld.

Indien er nog geen definitieve onderhoudsbijdrage is vastgesteld, kan het gerecht, op verzoek van de onderhoudsgerechtigde of ambtshalve, indien de onderhoudsgerechtigde minderjarig is, een voorlopige onderhoudsbijdrage toekennen die naar het oordeel van het gerecht wordt vastgesteld. Voorlopige onderhoudsbijdragen worden nooit terugbetaald. Deze bijdrage moet worden betaald zolang de hoofdvordering betreffende het vaststellen van de definitieve onderhoudsbijdrage aanhangig is. Een definitieve onderhoudsbijdrage moet worden betaald zodra deze is vastgesteld.

Indien er bij de rechter een vordering tot echtscheiding aanhangig is, kan de rechter een voorlopige onderhoudsbijdrage vaststellen voor een van de echtgenoten of de kinderen terwijl de procedure loopt. Zolang er een vordering betreffende het regelen van de ouderlijke verantwoordelijkheid aanhangig is, kan de rechter ook een voorlopige onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen vaststellen. In de bovengenoemde zaken kan er in het kader van een incidentele vordering een voorlopige onderhoudsbijdrage worden vastgesteld.

Eventueel kan er ook een voorlopige onderhoudsbijdrage worden vastgesteld in een procedure inzake conservatoire maatregelen die wordt toegevoegd aan de hoofdvordering betreffende de vaststelling van de definitieve onderhoudsbijdrage.

9 Hoe en aan wie wordt de alimentatie betaald?

Onderhoudsbijdragen worden betaald onder de voorwaarden en aan de persoon zoals aangegeven in de gerechtelijke beslissing of in de door het gerecht goedgekeurde overeenkomst tussen de partijen.

In de regel, indien de begunstigde een niet-handelingsonbekwame volwassene of een handelingsbekwaam verklaard minderjarig kind is, wordt de onderhoudsbijdrage rechtstreeks aan hem of haar betaald.

Is hij of zij een handelingsonbekwame volwassene, dan wordt de onderhoudsbijdrage betaald aan de partij die de wettelijke verplichting heeft om de financiële rechten van de begunstigde namens de begunstigde uit te oefenen (voogd, curator of door een gerecht aangestelde bewindvoerder); zelfs een instelling kan de onderhoudsbijdrage in ontvangst nemen.

Indien de begunstigde minderjarig is, wordt de onderhoudsbijdrage betaald aan de persoon die de voogdij heeft. Dit kan een van de ouders zijn, een ander gezinslid, een derde (pleeggezin) of de directeur van een instelling waaraan de minderjarige is toevertrouwd.

De wet schrijft geen vaste betaalwijzen voor en de partijen kunnen onderling overeenkomen hoe de betaling zal worden verricht. Indien er geen overeenkomst is, beslissen de gerechten over de meest praktische en goedkoopste wijze voor de persoon die de onderhoudsbijdrage betaalt of de persoon die deze ontvangt.

In het algemeen wordt de maandelijkse onderhoudsbijdrage contant betaald en moet deze betaling aan het begin van de maand waarop zij betrekking heeft, aan de onderhoudsgerechtigde worden verricht.

Het tijdstip en de plaats van betaling worden vermeld in de overeenkomst of de beslissing waarbij de onderhoudsbijdrage wordt vastgesteld. Zo niet, dan zijn de standaardregels van het Portugese Burgerlijk Wetboek van toepassing. In beginsel is in deze regels vastgesteld dat, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald:

  • onderhoudsbijdragen die in geld worden voldaan, moeten worden betaald op de plaats waar de onderhoudsgerechtigde zijn of haar woonplaats heeft op het moment dat de betaling verschuldigd is;
  • de onderhoudsgerechtigde, aangezien de betalingstermijnen overeenkomen met de maanden van de Gregoriaanse kalender, op enig moment vanaf de eerste dag van de betrokken maand betaling mag verlangen.

De meest gebruikelijke betaalwijzen zijn bankoverschrijving, storten op een bij een bank geopende rekening, het verzenden van een betaalopdracht per post of cheque, of het persoonlijk overhandigen van contant geld.

10 Hoe kan een persoon (de onderhoudsplichtige) die niet vrijwillig betaalt, tot betaling worden gedwongen?

Indien de onderhoudsplichtige in gebreke blijft, kan de onderhoudsgerechtigde gebruikmaken van civiel- en strafrechtelijke dwangmaatregelen.

Gedwongen tenuitvoerlegging in civiele zaken

Een incidentele vordering voorafgaand aan tenuitvoerlegging

Wat betreft onderhoudsverplichtingen jegens minderjarigen die zijn vastgesteld in het kader van een vordering betreffende onderhoudsverplichtingen of de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid, biedt de wet de onderhoudsgerechtigde de mogelijkheid om vóór de tenuitvoerlegging een incidentele vordering in te stellen.

De gerechtigde op onderhoud verschuldigd aan minderjarige kinderen kan een incidentele vordering voorafgaand aan tenuitvoerlegging instellen conform artikel 48 van de Algemene Regeling voor de civiele voogdijprocedure (Regime Geral do Processo Tutelar Cível), mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: niet-betaling of een achterstand bij de betaling van de onderhoudsbijdrage; de onderhoudsplichtige ontvangt regelmatige inkomsten uit arbeid, huurinkomsten, een pensioen, uitkeringen, provisies, percentages, vergoedingen, bonussen, bijdragen of soortgelijke inkomsten.

De vordering wordt toegevoegd aan de procedure inzake het regelen van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid of inzake het vaststellen van de onderhoudsbijdrage voor het kind, die door de rechter wordt behandeld. De onderhoudsplichtige ontvangt binnen tien dagen nadat de onderhoudsbijdrage betaald had moeten worden, een kennisgeving waarin wordt gevraagd tot betaling over te gaan. Indien de onderhoudsplichtige nalaat schriftelijk bewijs van betaling te verstrekken, worden de te betalen onderhoudsbijdragen maandelijks ingehouden op zijn of haar loon, salaris, pensioen, uitkering of andere inkomsten die hij of zij ontvangt. Hiertoe worden de instanties die verantwoordelijk zijn voor de betreffende betalingen, ervan in kennis gesteld dat zij het betreffende bedrag maandelijks moeten inhouden en dit rechtstreeks moeten storten op de door de onderhoudsgerechtigde opgegeven bankrekening. De ingehouden bedragen dekken ook de verschuldigde onderhoudsbijdragen.

Na in kennis te zijn gesteld, krijgen alle personen of entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het verwerken of betalen van de bovengenoemde inkomsten, automatisch de rol van erkend bewaarder van de ingehouden onderhoudsbijdragen. Indien zij nalaten het desbetreffende bedrag in te houden, zal er tegen hen dan ook een tenuitvoerleggingsprocedure in het kader van de lopende procedure worden ingesteld.

De ingehouden bedragen dekken niet de onderhoudsbijdrage die had moeten worden betaald voordat de onderhoudsplichtige de in het kader van de incidentele vordering gedane kennisgeving inzake het verrichten van betaling ontving. Te betalen onderhoudsbijdragen waarvan de betaaltermijn nog niet is verstreken, worden hierdoor echter wel gedekt. Voor het innen van verschuldigde onderhoudsbijdragen die dateren van vóór die kennisgeving, zal de onderhoudsgerechtigde een vordering tot tenuitvoerlegging moeten instellen. Als de onderhoudsbijdrage aan minderjarigen moet worden betaald, weerhoudt niets de onderhoudsgerechtigde er dan ook van om tegelijkertijd zowel een incidentele vordering voorafgaand aan tenuitvoerlegging in te stellen (voor de betaling van bedragen waarvan de vervaldatum nog niet is verstreken) als een bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen (voor de betaling van bedragen waarvan de vervaldatum wel al is verstreken).

Een incidentele vordering voorafgaand aan tenuitvoerlegging is geen vereiste om tot tenuitvoerlegging te kunnen overgaan. Het is gewoon een alternatief voor tenuitvoerlegging. Verweer is niet toegestaan. De onderhoudsgerechtigde beschikt daarentegen over minder vergaande dwangmaatregelen dan bij een tenuitvoerleggingsprocedure, aangezien hij of zij alleen mag verzoeken om inhoudingen op salaris, loon, pensioen, uitkeringen of soortgelijke periodieke inkomsten (hij mag in dit kader niet verzoeken dat er beslag wordt gelegd op goederen, tegoeden of schuldvorderingen).

Indien de onderhoudsbijdrage bedoeld is voor minderjarigen, kan de onderhoudsgerechtigde eventueel ook de bijzondere procedure inzake onderhoudsverplichtingen instellen, zoals neergelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zo kan de onderhoudsgerechtigde door middel van één vordering de reeds verschuldigde en de nog te betalen bedragen volledig invorderen. In het kader van een vordering tot tenuitvoerlegging kan de onderhoudsgerechtigde verdergaande dwangmaatregelen gebruiken, zoals beslaglegging en de bewaargeving van inkomsten. De nadere voorschriften inzake dergelijke vorderingen worden hieronder uiteengezet.

Incidentele vordering wegens niet-naleving

In het geval van een onderhoudsbijdrage voor een minderjarig kind die is vastgesteld in het kader van een vordering betreffende het regelen van de ouderlijke verantwoordelijkheid, kan de onderhoudsgerechtigde op grond van de wet ook kiezen voor een incidentele vordering wegens niet-naleving, zoals beschreven in artikel 41 van de Algemene Regeling voor de civiele voogdijprocedure.

Deze vordering houdt in dat de onderhoudsgerechtigde de rechter verzoekt om de nodige dwangmaatregelen te gelasten met het oog op de naleving van de verplichtingen en om de nalatige partij een boete op te leggen. Indien het verzoek aan de procedure is toegevoegd, gaat het gerecht over tot het dagvaarden van de ouders voor een bijeenkomst of verzoekt het de verweerder om binnen vijf dagen een verweerschrift in te dienen.

De ouders kunnen overeenkomen de vastgestelde regeling aan te passen. Bij gebrek aan een overeenkomst neemt de rechter een voorlopige beslissing over het verzoek en verwijst hij of zij de partijen naar bemiddeling of een gespecialiseerde technische hoorzitting. Blijkt er dan nog steeds geen overeenstemming te kunnen worden bereikt, dan wordt aan de ouders meegedeeld dat zij memories moeten indienen. Dit wordt gevolgd door een onderzoek, behandeling voor de rechter en een beslissing over de incidentele vordering.

Speciale tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen

In het geval van achterstallige onderhoudsbijdragen kan de onderhoudsgerechtigde een bijzondere vordering tot tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen instellen, conform het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze regel is van toepassing ongeacht of de onderhoudsbijdrage moet worden betaald aan minderjarige kinderen of aan volwassenen, en ongeacht of deze definitief dan wel voorlopig is.

Tijdens een bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen kan de verzoeker verzoeken om toewijzing van een deel van de bedragen, salarissen of pensioenen die de andere partij ontvangt, of om de bewaargeving van inkomsten van de onderhoudsplichtige.

Deze toewijzing of bewaargeving staat los van beslaglegging en heeft als doel de betaling te dekken van zowel achterstallige bedragen als van bedragen waarvan de vervaldatum nog niet is verstreken.

Als de verzoeker om toewijzing van bedragen, salarissen of pensioenen verzoekt, wordt de instantie die verantwoordelijk is voor het betalen daarvan of voor het verwerken van de desbetreffende salarisadministratie, ervan op de hoogte gesteld dat het toegewezen gedeelte rechtstreeks aan de verzoeker moet worden betaald. Het toegewezen bedrag moet maandelijks worden gestort op de bankrekening van de verzoeker. Deze moet het betreffende rekeningnummer in het inleidende verzoekschrift vermelden.

Indien de verzoeker verzoekt om bewaargeving van inkomsten, moet hij of zij aangeven om welke goederen het gaat, en gelast de tenuitvoerleggingsfunctionaris dat de goederen waarvan wordt aangenomen dat die toereikend zijn om te voldoen aan de achterstallige onderhoudsverplichtingen en de onderhoudsverplichtingen waarvan de vervaldatum nog moet verstrijken, in bewaring worden gegeven. De verweerder kan in dit kader worden gehoord.

Als na de bewaargeving blijkt dat de in bewaring gegeven inkomsten onvoldoende zijn, mag de verzoeker andere goederen opgeven. Blijkt echter dat de inkomsten te hoog zijn, dan is de verzoeker verplicht het overtollige bedrag terug te betalen aan de verweerder, naar mate en zodra dit overtollige bedrag wordt ontvangen. De verweerder kan ook verzoeken dat de bewaargeving wordt beperkt tot een gedeelte van de goederen of overgaat naar andere goederen.

Het toegewezen bedrag of de waarde van de in bewaring gegeven inkomsten zou voldoende moeten zijn ter dekking van achterstallige betalingen, de rente op betalingsachterstand indien de onderhoudsgerechtigde daarom verzoekt, betalingen waarvan de vervaldatum nog moet verstrijken, en automatische indexeringen indien die zijn vastgesteld.

De onderhoudsgerechtigde mag dan nog altijd verzoeken om beslaglegging op de goederen van de onderhoudsplichtige. Deze beslaglegging kan gericht zijn op roerende en onroerende zaken, banktegoeden, schuldvorderingen, handelsvestigingen of aandelen.

In het geval van verkoop van de goederen waarop beslag is gelegd om een schuld in verband met de onderhoudsverplichting af te betalen, mag terugbetaling van het restant aan de onderhoudsplichtige pas worden bevolen op het moment dat de betaling van onderhoudsbijdragen waarvan de vervaldatum nog moet verstrijken, in naar het oordeel van de rechter passende mate zeker is gesteld, tenzij er een zekerheid of een andere geschikte garantie wordt gesteld.

De onderhoudsplichtige mag pas worden opgeroepen, nadat de beslaglegging/de toewijzing/het inkomensbeslag heeft plaatsgevonden. Verweer door de onderhoudsplichtige tegen de tenuitvoerlegging of beslaglegging schort de tenuitvoerlegging niet op.

In het geval van een verzoek tot wijziging of beëindiging van de betaling van onderhoudsbijdragen terwijl de bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen aanhangig is, wordt het verzoek tot wijziging of beëindiging aan de tenuitvoerleggingsprocedure toegevoegd.

Europese executoriale titel

In het geval van niet-naleving van een overeenkomst over onderhoudsverplichtingen die voortkomt uit een voor administratieve instanties verleden authentiek instrument, of een door deze instanties erkend instrument, in een niet door het Haagse Protocol van 2007 gebonden lidstaat, kan de onderhoudsgerechtigde zich beroepen op Verordening (EG) nr. 805/2004 van 21 april 2004, waarin een Europese executoriale titel wordt vastgesteld (artikel 4, lid 3, punt b), van de bovengenoemde verordening en artikel 68, lid 2, van Verordening (EG) nr. 4/2009 van 18 december 2008).

Strafrechtelijke dwangmaatregelen

Artikel 250 van het Wetboek van Strafrecht stelt het schenden van onderhoudsverplichtingen strafbaar en stelt hierop een gevangenisstraf van één maand tot twee jaar of een boete van maximaal 240 maal het dagtarief, afhankelijk van de in dit wetboek neergelegde gevallen.

Strafprocedures zijn niet mogelijk zonder indiening van een aanklacht.

Als er vervolgens wel aan de verplichting wordt voldaan, kan het gerecht het gedeelte van de straf dat nog niet is uitgezeten of betaald, geheel of gedeeltelijk annuleren of kwijtschelden.

11 Beschrijf kort alle met betrekking tot de tenuitvoerlegging geldende beperkingen, met name de voorschriften ter bescherming van de onderhoudsplichtige en inzake verval- of verjaringstermijnen.

De regels die van toepassing zijn op de inbeslagneming van goederen of rechten, alsmede de grenzen daarvan en de gronden voor verweer, zijn neergelegd in de artikelen 735 tot en met 783 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

In beginsel is tenuitvoerlegging mogelijk op alle voor beslag vatbare goederen van de onderhoudsplichtige die krachtens het materiële recht in aanmerking komen voor tenuitvoerlegging. Beslaglegging wordt beperkt tot de vermogensbestanddelen die nodig zijn voor de voldoening van de schuld waarop de tenuitvoerlegging ziet en van de voorzienbare kosten van tenuitvoerlegging.

Voorts voorziet de wet in grenzen voor beslaglegging en in verjaringstermijnen voor onderhoudsverplichtingen (zie hieronder).

Grenzen inzake beslaglegging

Er zijn bepaalde soorten goederen waarop in geen geval beslag mag worden gelegd (absoluut niet voor beslag vatbare goederen), terwijl op andere goederen alleen onder bepaalde omstandigheden beslag mag worden gelegd (relatief niet voor beslag vatbare goederen) en op weer andere slechts gedeeltelijk beslag mag worden gelegd (gedeeltelijk voor beslag vatbare goederen).

Absoluut niet voor beslag vatbare goederen

Naast goederen die ingevolge speciale voorschriften vrij zijn van beslag, zijn de volgende goederen absoluut niet vatbaar voor beslag:

  • onvervreemdbare goederen of rechten;
  • activa die eigendom zijn van de staat en van andere publiekrechtelijke rechtspersonen;
  • voorwerpen waarbij de beslaglegging zou indruisen tegen de goede zeden of vanuit economisch oogpunt niet zinvol zou zijn omdat ze een geringe marktwaarde hebben;
  • voorwerpen die specifiek bestemd zijn voor openbare erediensten;
  • graven, en
  • hulpmiddelen en voorwerpen die van essentieel belang zijn voor mindervaliden en voor het behandelen van zieken.

Relatief niet voor beslag vatbare goederen

De volgende goederen zijn “relatief niet voor beslag vatbare goederen”:

  • tenzij de tenuitvoerleggingsprocedure betrekking heeft op de betaling van een door een zakelijke zekerheid gewaarborgde schuld, zijn activa van de staat en andere publiekrechtelijke rechtspersonen, activa van entiteiten die houder zijn van concessies voor openbare werken of openbare diensten en activa van rechtspersonen van openbaar nut waaraan specifieke taken van openbaar belang zijn toegewezen, niet vatbaar voor beslag;
  • de gereedschappen en voorwerpen van de onderhoudsplichtige die essentieel zijn voor de beroepsuitoefening of voor een beroepsopleiding zijn evenmin vatbaar voor beslag, tenzij de onderhoudsplichtige aangeeft dat er beslag op mag worden gelegd, de tenuitvoerlegging betrekking heeft op de betaling van de aankoopprijs of de kosten van het herstellen ervan, of er beslag op wordt gelegd als onderdeel van een handelsonderneming;
  • goederen die onmisbaar zijn voor het huishouden in de woning van de onderhoudsplichtige, zijn evenmin vatbaar voor beslag, tenzij de tenuitvoerlegging de betaling betreft van die voorwerpen of de kosten van het herstel ervan.

Op contanten of banktegoeden die voortvloeien uit de vereffening van niet voor beslag vatbare schuldvorderingen, kan er geen beslag worden gelegd; daarvoor gelden dezelfde voorwaarden als voor de oorspronkelijke schuldvorderingen.

De bovengenoemde regels over het absoluut en relatief vatbaar zijn voor beslag gelden ook voor de inning van vorderingen betreffende levensonderhoud.

Wat betreft de goederen waarop gedeeltelijk beslag kan worden gelegd, is het bedrag waarop beslag kan worden gelegd bij onderhoudsvorderingen in de regel hoger dan bij andere vorderingen, zoals hieronder wordt toegelicht.

Gedeeltelijk voor beslag vatbaar vermogen

Niet vatbaar voor beslag is: twee derde van het nettosalaris, het loon, de als ouderdomspensioen of andere sociale uitkering ontvangen periodieke betalingen dan wel van andere verzekeringsuitkeringen, schadeloosstellingen als gevolg van ongevallen, lijfrenten of andere betalingen ter waarborging van het levensonderhoud van de onderhoudsplichtige.

Voor deze vrijstelling van beslaglegging geldt een bovengrens, namelijk driemaal het nationale minimumloon op het moment van de beslaglegging, en een benedengrens, namelijk, wanneer de onderhoudsplichtige geen andere inkomsten heeft, eenmaal het nationale minimumloon. Wanneer de vordering een onderhoudsverplichting betreft, is het bedrag dat niet voor beslag vatbaar is, equivalent aan een volledig, premievrij pensioen.

Bij het leggen van beslag op geld of banktegoeden is het bedrag dat overeenstemt met het nationale minimumloon of, in het geval van onderhoudsverplichtingen, het bedrag dat overeenstemt met het premievrije basispensioen, niet vatbaar voor beslag.

Het niet voor beslag vatbaar zijn van salarissen, lonen of periodieke betalingen kan niet worden gecombineerd met het niet voor beslag vatbaar zijn van geld of banktegoeden.

Indien de bovengenoemde regels inzake beslaglegging niet worden nageleefd, kan de onderhoudsplichtige bezwaar maken tegen de beslaglegging.

Verjaringstermijnen

De regels betreffende de verjaring van onderhoudsvorderingen zijn neergelegd in de artikelen 303, 310, 313, 314, 320 en 323 van het Burgerlijk Wetboek.

Het Portugese Burgerlijk Wetboek kent een verjaringstermijn van vijf jaar voor achterstallige betalingen inzake onderhoudsverplichtingen (artikel 310, punt f), van het Burgerlijk Wetboek). Het recht op deze betalingen inzake onderhoudsverplichtingen verjaart dus vijf jaar na de vervaldatum van deze betalingen. Een dagvaarding tot betaling van onderhoudsbijdragen stuit de verjaring. De onderhoudsplichtige op zijn of haar beurt kan na het verstrijken van de verjaringstermijn afzien van de verjaring. Een vermoeden van verjaring kan worden weerlegd door een uitdrukkelijke of stilzwijgende erkenning. Het gerecht kan de verjaring niet ambtshalve opwerpen; de verjaring moet worden ingeroepen om effect te sorteren.

Waar het onderhoudsbijdragen voor minderjarige kinderen betreft, gaat de verjaringstermijn niet in en verstrijkt deze niet zolang het kind geen vertegenwoordiger heeft. Zelfs als het minderjarige kind een vertegenwoordiger heeft, eindigt de verjaringstermijn niet eerder dan één jaar na de datum waarop het kind meerderjarig is geworden.

In het Portugese Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is niet voorzien in een verjaringstermijn die belet dat de onderhoudsgerechtigde een vordering tot tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen instelt. Verjaarde onderhoudsbijdragen kunnen derhalve het voorwerp zijn van tenuitvoerlegging. De verjaring zal dan niet ambtshalve worden opgeworpen door het gerecht. De verjaring geldt dus slechts indien de onderhoudsplichtige zich hierop beroept; hij of zij kan op die basis bezwaar maken tegen de tenuitvoerlegging.

Verweer tegen beslaglegging

De hieronder vermelde regels zijn opgenomen in de artikelen 784 en 785 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De algemene termijn voor het instellen van verweer tegen beslaglegging is tien dagen na betekening van de beslaglegging aan de onderhoudsplichtige. De algemene termijn voor het instellen van verweer tegen tenuitvoerlegging is twintig dagen na betekening aan de onderhoudsplichtige.

In het geval van een bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen vindt betekening van de tenuitvoerlegging aan de onderhoudsplichtige pas plaats nadat de beslaglegging, toewijzing of bewaargeving van inkomsten heeft plaatsgevonden. Samen met de betekening wordt de onderhoudsplichtige ervan op de hoogte gesteld dat de beslaglegging al heeft plaatsgevonden.

In het geval van een incidentele vordering voorafgaand aan tenuitvoerlegging bij de jeugdrechter wordt de kennisgeving aan de onderhoudsplichtige gedaan voordat het bevel tot bewaargeving van inkomsten wordt gegeven; daartegen is er echter geen verweer mogelijk. Hij of zij mag alleen een schriftelijk bewijs van betaling verstrekken.

12 Zijn er organisaties of autoriteiten die mij kunnen helpen bij de invordering van alimentatie?

In het geval van onderhoudsbijdragen voor een minderjarig kind heeft de openbaar aanklager het recht de desbetreffende vordering betreffende het vaststellen van de onderhoudsbijdrage in te stellen. Eenieder mag de openbaar aanklager op de hoogte stellen van de noodzaak een onderhoudsbijdrage voor een minderjarig kind vast te stellen of te wijzigen. Bij elk gerecht is er daartoe een voor het publiek toegankelijke adviesdienst.

13 Kunnen organisaties (overheids- of privéorganisaties) een voorschot op (een deel van) het alimentatiebedrag betalen in de plaats van de onderhoudsplichtige?

Ja, in het geval van onderhoudsbijdragen voor minderjarige kinderen. Dit is het Garantiefonds voor onderhoudsbijdragen aan minderjarigen (Fundo de Garantia de Alimentos Devidos a Menores, hierna het “fonds” genoemd). Dit fonds wordt beheerd door het Instituut voor financieel beheer van de sociale zekerheid IP (Instituto de Gestão Financeira da Segurança Social).

De garantie betreffende aan minderjarigen verschuldigde onderhoudsbijdragen is geregeld bij Wet nr. 164/99.

Het fonds is verantwoordelijk voor het zekerstellen, tot op zekere hoogte, van onderhoudsbetalingen voor minderjarigen. De betaling wordt gedaan op bevel van het bevoegde gerecht.

Voorwaarden

Om een beroep te kunnen doen op dat fonds, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

  • de minderjarige moet in Portugal wonen;
  • de onderhoudsbijdragen moeten zijn vastgesteld bij een gerechtelijke beslissing (de beslissingen waarmee de ambtenaar van de burgerlijke stand onderhoudsverplichtingen vaststelt in zaken die onder zijn bevoegdheid vallen, hebben dezelfde gevolgen als gerechtelijke beslissingen);
  • de onderhoudsplichtige moet in gebreke zijn gebleven;
  • de incidentele vordering voorafgaand aan tenuitvoerlegging zoals vastgesteld in artikel 48 van de Algemene Regeling voor de civiele voogdijprocedure moet al eerder in werking zijn gesteld (volgens de nationale rechtspraak, die op dit punt nog in ontwikkeling is, kan aan deze voorwaarde ook worden voldaan via een incidentele vordering wegens niet-naleving van een onderhoudsverplichting, zoals vastgesteld in artikel 41 van de Algemene Regeling voor de civiele voogdijprocedure, dan wel via de bijzondere tenuitvoerleggingsprocedure inzake onderhoudsverplichtingen);
  • de bruto-inkomsten van het minderjarige kind mogen niet hoger zijn dan het geïndexeerde referentiebedrag inzake sociale bijstand (IAS - Indexante dos Apoios Sociais);
  • het minderjarige kind mag niet profiteren van het feit dat zijn of haar voogd inkomsten heeft die hoger zijn dan het IAS-bedrag (dit is het geval als de inkomsten per hoofd van het huishouden van de minderjarige niet hoger zijn dan het IAS-bedrag).

In 2022 (op het moment van het bijwerken van dit informatieblad) was het IAS-bedrag 443,20 EUR. Het IAS-bedrag wordt in beginsel jaarlijks aangepast; de desbetreffende nationale wetgeving moet altijd worden geraadpleegd om te bepalen welk IAS-bedrag van toepassing is.

Betaalgrenzen

Als aantoonbaar aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan, garandeert de staat de betaling van maandelijkse onderhoudsbijdragen binnen de hieronder genoemde grens.

De toegekende maandelijkse onderhoudsbijdragen mogen voor iedere onderhoudsplichtige niet hoger zijn dan 1 IAS, ongeacht het aantal minderjarige kinderen.

Binnen deze grens moet het bedrag van de door het fonds te garanderen betalingen door het gerecht worden vastgesteld. Bij het vaststellen van dit bedrag houdt het gerecht rekening met de economische draagkracht van het betrokken huishouden, het bedrag van de onderhoudsverplichting die is vastgesteld en de specifieke behoeften van het minderjarige kind.

Het fonds garandeert geen achterstallige betalingen. Door het fonds gegarandeerde betalingen zijn verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop de gegarandeerde waarde bij een gerechtelijke beslissing is vastgesteld.

De betaling wordt gegarandeerd totdat de onderhoudsplichtige daadwerkelijk aan zijn of haar verplichting voldoet.

De betalingen door het fonds stoppen wanneer het minderjarige kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Minderjarige kinderen in publieke of private sociale instellingen zonder winstoogmerk die worden gefinancierd door de staat, privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen of rechtspersonen van openbaar nut, en minderjarige kinderen in vormende voogdij-instellingen en detentiecentra hebben geen recht op door het fonds gegarandeerde onderhoudsbetalingen.

Verwerking

Verzoeken tot vaststelling van de door het fonds te betalen bedragen moeten bij de rechter worden ingediend in het kader van een procedure wegens niet-naleving. Een dergelijk verzoek moet worden ingediend door de openbaar aanklager of de onderhoudsgerechtigde.

De rechter gelast een onderzoek naar de behoeften van het minderjarige kind en neemt vervolgens een beslissing over de door het fonds te verrichten betalingen binnen de hierboven aangegeven grenzen.

In gevallen waarin het betalen van de onderhoudsbijdrage een spoedeisend karakter heeft, kan de rechter een voorlopige onderhoudsbijdrage vaststellen die door het fonds moet worden gegarandeerd totdat er een definitieve beslissing wordt genomen.

De onderhoudsgerechtigde moet elk jaar aantonen nog te voldoen aan de voorwaarden voor garantie van de betalingen door het fonds, anders eindigt deze garantie.

Wanneer de niet-naleving is beëindigd of de situatie van het minderjarige kind is veranderd, moet de wettelijke vertegenwoordiger van het kind of de persoon aan wie de voogdij is toegewezen, het gerecht of het fonds daarvan op de hoogte brengen.

Wat betreft het van de onderhoudsplichtige vorderen van betalingen, treedt het fonds tot het door het fonds betaalde bedrag in de plaats van het minderjarige kind.

14 Indien ik mij in deze lidstaat bevind en de onderhoudsplichtige zijn/haar verblijfplaats in een ander land heeft:

14.1 Kan ik in deze lidstaat hulp krijgen van een autoriteit of een privéorganisatie?

Indien de onderhoudsgerechtigde zich in Portugal bevindt en hij of zij de onderhoudsbijdragen wil laten betalen in een andere lidstaat van de Europese Unie, moet hij of zij een verzoekschrift indienen bij het Directoraat-generaal voor gerechtelijke administratie (Direcção Geral da Administração da Justiça); dit is een overheidsorgaan. De nationale wetgeving heeft op dat gebied geen taken toegewezen aan een private organisatie.

Het Directoraat-generaal voor gerechtelijke administratie is de Portugese centrale autoriteit in het kader van de toepassing van Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (hierna de “verordening” genoemd).

Deze verordening maakt het grensoverschrijdend innen van onderhoudsbijdragen mogelijk. Zij is van toepassing op beslissingen die zijn gegeven in lidstaten van de Europese Unie (“lidstaat”) en op beslissingen die zijn gegeven in staten die geen lidstaat zijn van de Europese Unie (“derde staat”). De verordening is niet alleen van toepassing op beslissingen waarbij onderhoudsverplichtingen worden vastgesteld en die na de inwerkingtreding op 18 juni 2011 zijn gegeven, maar ook op beslissingen van eerdere datum. Zij heeft betrekking op de inning van: achterstallige bijdragen en bijdragen waarvan de vervaldatum nog moet verstrijken, in de betrokken beslissing vastgestelde automatische aanpassingen en vertragingsrente. Krachtens de verordening mag levensonderhoud dat is vastgesteld bij gerechtelijk bevel of krachtens een beslissing van een andere bevoegde instantie, worden geïnd.

Het verzoekschrift voor het innen van levensonderhoud in een andere lidstaat wordt bij het Directoraat-generaal voor gerechtelijke administratie ingediend door de aan de verordening gehechte formulieren in te vullen en te bezorgen. De onderhoudsgerechtigde moet bepaalde documenten en informatie bij de formulieren voegen zoals, indien van toepassing: een afschrift van de uitspraak of de beslissing waarin de definitieve onderhoudsbijdrage wordt vastgesteld, samen met een verklaring dat de uitspraak/beslissing kracht van gewijsde heeft gekregen (d.w.z. niet meer vatbaar is voor beroep, wat moet blijken uit het formulier in bijlage I bij de verordening); een document waaruit blijkt dat de betrokkene in aanmerking komt of is gekomen voor rechtsbijstand of een kosteloze procedure; bankgegevens voor het storten van de geïnde bedragen; geboorteakten van minderjarige kinderen; bewijzen dat volwassen kinderen schoolgaand zijn; de aan de centrale autoriteit verleende volmacht; een lijst met de verschuldigde bedragen.

Het (de) in te vullen formulier(en) en inlichtingen over de door de onderhoudsgerechtigde bij te voegen documenten en informatie zijn te vinden in instructies die te verkrijgen zijn bij het Directoraat-generaal voor gerechtelijke administratie. De contactgegevens van deze instantie worden vermeld in het antwoord op vraag nr. 14.2.

De soorten procedures die kunnen worden aangevraagd bij het Directoraat-generaal voor gerechtelijke administratie, worden behandeld in het antwoord op vraag nr. 15.2.

14.2 Zo ja, hoe kan ik contact opnemen met die autoriteit of privéorganisatie?

De contactgegevens van de Portugese centrale autoriteit zijn:

Direção-Geral da Administração da Justiça

Av. D. João II, 1.08.01 D/E

1990-097 LISBOA - PORTUGAL

Telefoon: (+351) 21 790 65 00

E-mail: correio.dsjcji@dgaj.mj.pt

Website: http://www.dgaj.mj.pt/

Talenkennis: Portugees, Spaans, Frans en Engels.

15 Indien ik mij in een ander land bevind en de onderhoudsplichtige zich in deze lidstaat bevindt:

15.1 Kan ik mij in deze lidstaat rechtstreeks wenden tot een autoriteit of een privéorganisatie?

Als centrale autoriteit in de zin van de bovengenoemde Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 biedt het Directoraat-generaal voor gerechtelijke administratie de bijstand die is beschreven in het antwoord op vraag nr. 14.1.

Indien de onderhoudsgerechtigde zich in een andere lidstaat bevindt en een verzoek wil indienen voor toepassing van een in de verordening vastgestelde procedure, moet hij of zij dit verzoek indienen bij de centrale autoriteit die is aangesteld door de lidstaat waar hij of zij zich bevindt. Deze centrale autoriteit stuurt op haar beurt het verzoek door naar de Portugese centrale autoriteit, die de taak heeft het voor te leggen aan de bevoegde nationale rechter voor het betreffende geval, indien van toepassing.

15.2 Zo ja, hoe kan ik contact opnemen met die autoriteit of privéorganisatie en welk soort bijstand kan ik krijgen?

Een verzoeker die zich in een andere lidstaat bevindt, moet de mogelijkheid hebben om via de centrale autoriteit van de lidstaat waar hij of zij zich bevindt, contact op te nemen met het Directoraat-generaal voor gerechtelijke administratie.

De hieronder vermelde steun kan worden verleend.

Voor het innen van levensonderhoud dat is vastgesteld bij een in een andere lidstaat gegeven beslissing, bevat de verordening drie verschillende afdelingen met regels:

i) regels die van toepassing zijn op beslissingen die zijn gegeven in een lidstaat die is gebonden door het Haagse Protocol van 2007 (hetgeen het geval is voor Portugal);

ii) regels die van toepassing zijn op beslissingen die zijn gegeven in een lidstaat die niet is gebonden door het Haagse Protocol van 2007;

iii) regels die van toepassing zijn op in alle lidstaten gegeven beslissingen.

Voor beslissingen in de zin van punt i) geldt het volgende:

  • zij worden in de aangezochte lidstaat erkend, zonder mogelijkheid om tegen de erkenning ervan op te komen;
  • zij profiteren van de afschaffing van het exequatur; zij zijn onmiddellijk uitvoerbaar in de aangezochte lidstaat;
  • zij stellen de onderhoudsgerechtigde in staat gebruik te maken van de conservatoire maatregelen die zijn vastgesteld in de wetgeving van de aangezochte lidstaat.

Voor beslissingen in de zin van punt ii) geldt het volgende:

  • zij worden in de aangezochte lidstaat erkend, tenzij is bewezen dat er sprake is van een van de in de verordening vastgestelde gronden voor weigering van erkenning;
  • zij kunnen, indien zij uitvoerbaar zijn in de lidstaat van oorsprong, door de onderhoudsgerechtigde worden voorgelegd aan het gerecht of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat met het verzoek de uitvoerbaarheid ervan te erkennen volgens de in de verordening vastgestelde procedure;
  • de erkenning van de uitvoerbaarheid kan worden beperkt tot een deel van de beslissing.

Voor beslissingen in de zin van punt iii) geldt het volgende:

  • zij kunnen bij voorraad uitvoerbaar zijn indien de lidstaat van oorsprong aangeeft dat een beroep tegen de beslissing geen opschortende werking heeft;
  • een onderhoudsgerechtigde die zich in de aangezochte lidstaat beroept op de beslissing, moet de authenticiteit ervan aantonen door de in de verordening vastgestelde formulieren in te vullen en de desbetreffende voorwaarden in acht te nemen;
  • zo nodig moet de onderhoudsgerechtigde een vertaling van de beslissing bijvoegen;
  • de tenuitvoerlegging van de beslissing vindt plaats volgens het recht van de aangezochte lidstaat;
  • toetsing van de beslissing met betrekking tot de prestaties van de aangezochte lidstaat is in geen geval toegestaan;
  • de kosten in verband met de toepassing van de verordening worden niet met voorrang boven de onderhoudsuitkeringen verhaald.

De procedures die ter beschikking staan van de onderhoudsgerechtigden, worden beschreven in artikel 56 van de verordening. In sommige gevallen betreffen deze procedures niet alleen beslissingen van de lidstaten, maar ook beslissingen van derde staten.

De onderhoudsgerechtigde mag met name:

  • bij een lidstaat verzoeken om de erkenning en uitvoerbaarverklaring van een beslissing die in een andere staat is gegeven;
  • een vordering instellen betreffende het vaststellen van onderhoudsverplichtingen in de aangezochte lidstaat;
  • deze vordering combineren met een verzoek tot het vaststellen van afstamming;
  • een vordering betreffende het vaststellen van een onderhoudsverplichting instellen in de aangezochte lidstaat indien het onmogelijk blijkt te zijn erkenning of tenuitvoerlegging te verkrijgen van een beslissing die is gegeven in een andere staat;
  • om wijziging verzoeken van een beslissing die is gegeven in de aangezochte lidstaat;
  • om wijziging verzoeken van een beslissing die is gegeven in een andere staat dan de aangezochte lidstaat.

Op deze procedures zijn het recht en de bevoegdheidsregels van de aangezochte lidstaat van toepassing, behoudens andersluidende bepalingen in de verordening. In dergelijke gevallen wordt de onderhoudsgerechtigde geholpen en vertegenwoordigd door de centrale autoriteit of een andere overheidsinstantie, een ander orgaan of een andere persoon die is aangesteld door de aangezochte lidstaat.

16 Is deze lidstaat gebonden door het Haagse Protocol van 2007?

Ja, Portugal is gebonden door het Haagse Protocol van 2007. Derhalve zijn de volgende bepalingen van Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 van toepassing op in Portugal gegeven uitspraken over onderhoudsverplichtingen: de artikelen 8, 13 en 17 tot en met 22.

17 Indien deze lidstaat niet is gebonden door het Haagse Protocol van 2007, welk rechtsstelsel zal er dan overeenkomstig zijn regels van internationaal privaatrecht worden toegepast op de alimentatievordering? Wat zijn de desbetreffende regels van internationaal privaatrecht?

Gezien het bevestigende antwoord op de vorige vraag, hoeft deze vraag niet te worden beantwoord.

18 Welke regels gelden er met betrekking tot de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende zaken in de EU (conform de structuur van hoofdstuk V van de verordening inzake onderhoudsverplichtingen)?

Het Portugese nationale recht (Wet nr. 34/2004) bevat regels inzake rechtsbijstand die vergelijkbaar zijn met de bepalingen van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008.

De volgende natuurlijke personen hebben recht op rechtsbijstand, mits zij kunnen aantonen dat zij niet over voldoende financiële middelen beschikken:

  • burgers van Portugal en van de Europese Unie;
  • buitenlanders en staatlozen met een geldige verblijfsvergunning in een lidstaat van de Europese Unie;
  • buitenlanders zonder geldige verblijfsvergunning in een lidstaat van de Europese Unie – indien de wet in hun land van oorsprong hetzelfde recht verleent aan Portugese burgers;
  • personen die hun woonplaats of gewone verblijfplaats hebben in een lidstaat van de Europese Unie niet zijnde de lidstaat waar de zaak zal worden behandeld (grensoverschrijdende geschillen).

In de nationale wetgeving vastgestelde criteria voor het beoordelen van de financiële draagkracht van natuurlijke personen:

  • verzoekers wier huishouden met het oog op rechtsbijstand een relevant inkomen heeft dat gelijk is aan of lager is dan driekwart van het referentiebedrag inzake sociale bijstand, kunnen objectief gezien niet worden aangemerkt als niet over voldoende financiële middelen beschikkend voor het voeren van een procedure; en krijgen een tenuitvoerleggingsfunctionaris en gratis juridische hulp toegewezen;
  • verzoekers wier huishouden met het oog op rechtsbijstand een relevant inkomen heeft dat hoger is dan drie kwart van het geïndexeerde referentiebedrag inzake sociale bijstand en dat gelijk is aan of lager is dan tweeënhalf maal dat bedrag, zijn in staat de kosten van juridisch advies te dragen waarvoor voorafgaand een vergoeding moet worden betaald, maar zijn niet in staat onmiddellijk de kosten te voldoen van procedures en hebben daarom recht op rechtsbijstand in de vorm van een gefaseerde betaling en de toewijzing van een tenuitvoerleggingsfunctionaris;
  • verzoekers wier huishouden met het oog op rechtsbijstand een relevant inkomen heeft van meer dan tweeënhalf maal het geïndexeerde referentiebedrag inzake sociale bijstand, worden niet aangemerkt als niet over voldoende financiële middelen beschikkend;
  • het met het oog op rechtsbijstand relevante inkomen is het bedrag dat wordt verkregen door het verschil tussen de waarde van het volledige netto-inkomen van het huishouden en het bedrag van desbetreffende aftrek voor rechtsbijstand (de criteria voor het berekenen van deze bedragen zijn vastgesteld in de wetgeving);
  • personen die wonen in het huishouden van de verzoeker om rechtsbijstand, worden geacht deel uit te maken van hetzelfde huishouden;
  • indien de verzoeker of een lid van het huishouden van de verzoeker banktegoeden en op een gereguleerde markt verhandelbare effecten heeft waarvan de waarde hoger is dan 24 maal het geïndexeerde referentiebedrag inzake sociale bijstand, wordt de verzoeker geacht over voldoende financiële middelen te beschikken, ongeacht de waarde van het relevante inkomen van het huishouden met het oog op rechtsbijstand;
  • de verzoeker mag bij wijze van uitzondering en met goede redenen verzoeken dat bij het beoordelen van de vraag of de verzoeker al dan niet over voldoende financiële middelen beschikt, alleen maar rekening wordt gehouden met de inkomsten, het vermogen en de eigen vaste lasten van de verzoeker of van bepaalde leden van zijn of haar huishouden;
  • in het geval van een geschil met een of meer leden van het huishouden, wordt bij het bepalen van de financiële draagkracht alleen maar gekeken naar de inkomsten, het vermogen en de vaste lasten van de verzoeker of, desgevraagd, van de verzoeker en bepaalde leden van zijn of haar huishouden, indien de betreffende verzoeker hierom verzoekt;
  • indien het hoofd van de sociale dienst dat bevoegd is om te beslissen over de toekenning van rechtsbijstand, in een concreet geval tot het inzicht komt dat toepassing van de criteria uit de vorige alinea’s ertoe zou leiden dat aan de betrokkene duidelijk de toegang tot de wet en de gerechten zou worden ontzegd, kan hij of zij een gemotiveerde beslissing nemen waarin wordt afgeweken van de bovengenoemde criteria.

Juridisch advies stelt de betrokken partij in staat een advocaat te raadplegen teneinde technische informatie te verkrijgen over een bepaald geschil alvorens naar de rechter te stappen of een beslissing aan te vechten.

Rechtsbijstand kan in de volgende vormen worden verleend:

  • vrijstelling van de gerechtskosten en andere procedurekosten;
  • gefaseerde betaling van gerechtskosten en andere procedurekosten;
  • aanstelling van een wettelijke vertegenwoordiger en betaling van zijn of haar honorarium;
  • aanstelling van een wettelijke vertegenwoordiger en gefaseerde betaling van zijn of haar honorarium;
  • aanstelling van een tenuitvoerleggingsfunctionaris voor het uitvoeren van tenuitvoerleggingsmaatregelen (bv. beslaglegging).

Rechtsbijstand dekt de specifieke kosten in verband met de grensoverschrijdende aard van het geschil.

Wanneer een burger uit een andere lidstaat een verzoek om rechtsbijstand indient met betrekking tot een vordering waarvoor de Portugese gerechten bevoegd zijn, omvat de bijstand derhalve de kosten van vertaling, vertolking alsook de reiskosten van personen die voor het gerecht moeten verschijnen indien hun aanwezigheid vereist is en/of het gerecht van oordeel is dat ze niet op een andere wijze kunnen worden gehoord.

Wanneer een Portugese burger een verzoek om rechtsbijstand indient teneinde een vordering in te stellen waarvoor de gerechten van een andere lidstaat bevoegd zijn, omvat de bijstand de kosten die in de precontentieuze fase zijn gemaakt, totdat de vordering is ingesteld in een andere lidstaat, alsook de kosten van het vertalen van de verzoeken en andere documenten.

Indien de ontvanger van rechtsbijstand het proces verliest, zijn de regels voor het terugbetalen van de door de in het gelijk gestelde partij betaalde voorschotten en kosten dezelfde voor alle hierboven vermelde categorieën van individuele begunstigden, zonder dat daartussen enig onderscheid wordt gemaakt.

Er bestaan echter regels in het nationale recht die voorzien in minder uitgebreide rechtsbijstand dan die welke is vastgesteld in hoofdstuk V van de verordening, en bijgevolg moeten deze nationale regels worden aangevuld met de voorschriften van de verordening.

In Portugal zijn minderjarigen vrijgesteld van betaling van een honorarium als ze worden vertegenwoordigd door de openbaar aanklager of door een door het gerecht toegewezen advocaat.

Minderjarigen of hun wettelijke vertegenwoordigers zijn ook vrijgesteld van kosten in beroepszaken tegen door de jeugdrechter genomen beslissingen met betrekking tot een verzoek om toekenning, wijziging of beëindiging van onderhoudsbijdragen.

Bij procedures voor de jeugdrechter en bij vorderingen betreffende de status van personen zijn de partijen vrijgesteld van voorafgaande betaling van de gerechtskosten. Volgens de nationale wetgeving wordt een persoon meerderjarig op het moment dat hij of zij de leeftijd van achttien jaar bereikt.

In procedures die bij de Portugese gerechten worden ingesteld en waarop de verordening van toepassing is, mag evenwel geen voorafgaande betaling van gerechtskosten worden verlangd. Dit is het geval ongeacht of die procedures betrekking hebben op minderjarige kinderen of volwassenen, ongeacht de vorm van de procedure, en ongeacht of een onderhoudsvordering wordt ingesteld samen met een vordering betreffende de status van personen (artikel 44 van de verordening).

Indien de verzoeker in een dergelijke procedure niet in aanmerking komt voor rechtsbijstand of een kosteloze procedure, kan aan het einde van de procedure worden gevraagd de gerechtskosten te betalen. Bovendien moet de in artikel 56 van de verordening vastgestelde procedure inzake de verplichting van ouders om te voorzien in het levensonderhoud voor een kind van jonger dan 21 jaar (artikel 46 van de verordening) geheel gratis zijn

De bovengenoemde regels van de verordening hebben rechtstreekse werking en verruimen in Portugal het toepassingsgebied van de nationale regels voor rechtsbijstand.

19 Welke maatregelen heeft deze lidstaat genomen om de uitvoering van de taken die zijn beschreven in artikel 51 van de verordening inzake onderhoudsverplichtingen te waarborgen?

Overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 voorziet het Directoraat-generaal voor gerechtelijke administratie, als de Portugese centrale autoriteit, in bijstand of ondersteuning bij de in de verordening vastgestelde procedures en moet deze instantie daartoe alle passende maatregelen nemen.

Het directoraat-generaal heeft met name de volgende taken:

  • verzoeken verzenden en ontvangen;
  • procedures bij het bevoegde gerecht instellen of het mogelijk maken dat deze worden ingesteld;
  • waar de omstandigheden dat vereisen, rechtsbijstand bieden of mogelijk maken;
  • de onderhoudsplichtige helpen traceren;
  • relevante informatie helpen verkrijgen over het inkomen en het vermogen van de onderhoudsplichtige;
  • indien passend door de gebruikmaking van bemiddeling, verzoening of soortgelijke methoden streven naar een minnelijke schikking met het oog op de vrijwillige betaling van een onderhoudsbijdrage;
  • de doorlopende tenuitvoerlegging van beslissingen inzake onderhoudsbijdragen, met inbegrip van achterstallige bedragen, vergemakkelijken;
  • de inning en de snelle overmaking van betalingen van onderhoudsbijdragen vergemakkelijken;
  • het verkrijgen van schriftelijk of ander bewijs mogelijk maken;
  • bijstand verlenen bij de vaststelling van de afstamming wanneer dat nodig is voor de inning van onderhoudsbijdragen;
  • een procedure instellen betreffende de voorlopige maatregelen die nodig zijn om de uitkomst van een aanhangig verzoek om onderhoudsbijdragen veilig te stellen, of om mogelijk maken dat een dergelijke procedure wordt ingesteld;
  • de betekening van documenten mogelijk maken.

Om deze doelstellingen te verwezenlijken heeft de Portugese staat, en met name het Directoraat-generaal voor gerechtelijke administratie, als centrale autoriteit, de volgende maatregelen getroffen:

  • uitbreiding van het aantal juridische en administratieve medewerkers dat verzoeken die uit hoofde van de verordening worden ingediend, ontvangt en verzendt;
  • aanstelling van een gezinsbemiddelaar;
  • opzetten van een rubriek op de website van het directoraat-generaal die uitsluitend is gewijd aan internationale justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken, met informatie over onderhoudsverplichtingen, instructies over de benodigde documenten en formulieren voor het instellen van de in de verordening vastgestelde procedures en over het invullen van een standaardformulier waarin achterstallige bedragen worden vermeld;
  • toezending, op verzoek, van het verzoekschrift voor rechtsbijstand aan de daarvoor bevoegde instanties;
  • doorsturen van verzoekschriften naar de bevoegde nationale gerechten;
  • vertaling van documenten die vereist zijn voor het instellen van vorderingen als Portugal de aangezochte staat is;
  • verzoeken om informatie en bewijs bij de nationale politie, overheidsinstanties, de belastingdienst en de dienst voor immigratie en grenscontrole met betrekking tot de verblijfplaats en de goederen van de onderhoudsplichtige;
  • wat betreft verzoening wordt de onderhoudsplichtige, wanneer deze wordt gedagvaard of wordt gevraagd om contact op te nemen met de centrale autoriteit, gewezen op het verzoek betreffende het vaststellen, aanpassen of innen van onderhoudsbijdragen en op de mogelijke scenario’s, met name de scenario’s die het gunstigst zijn voor beide partijen, teneinde vrijwillige betaling aan te moedigen.

Opmerking

Het contactpunt, de rechtbanken of andere entiteiten en instanties zijn niet gebonden door de in dit informatieblad opgenomen gegevens. Ook de geldende wetteksten moeten worden geraadpleegd. Deze wetteksten worden regelmatig bijgewerkt en de interpretatie ervan in de jurisprudentie blijft zich verder ontwikkelen.

 

Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.

Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.

Your-Europe

Laatste update: 15/01/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.