

Informatie zoeken per regio
Artikel 745 quater van het burgerlijk wetboek voorziet in bijzondere regels voor het geval dat de eigendom van bepaalde goederen is verdeeld tussen enerzijds de afstammelingen van de vooroverleden echtgenoot die de blote eigendom krijgen en anderzijds de langstlevende echtgenoot die het vruchtgebruik krijgt.
In principe kan de langstlevende echtgenoot of een van de blote eigenaars vragen dat het vruchtgebruik geheel of ten dele wordt omgezet, d.w.z. dat het mogelijk is om het aandeel van de ander in de blote eigendom of het vruchtgebruik te kopen.
Voor sommige goederen wordt er echter afgeweken van deze regel:
Artikel 745 octies van het burgerlijk wetboek voorziet, ten behoeve van de wettelijk samenwonende, in een soortgelijke bescherming voor het onroerend goed dat het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en voor het daarin aanwezige huisraad.
Bovendien voorziet artikel 915 bis van het burgerlijk wetboek in een wettelijk erfdeel voor de langstlevende echtgenoot en wordt daarin bepaald dat dit erfdeel in elk geval van toepassing is op het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning diende en op het daarin aanwezige huisraad.
Wanneer een nalatenschap voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, heeft ieder van de erfgenamen in de rechte nederdalende lijn, het recht van overname naar schatting van de roerende en onroerende goederen die behoren tot het landbouwbedrijf (artikel 1, eerste alinea, van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit).
Ingeval de nalatenschap niet voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, maar wel onroerende goederen die behoorden tot het landbouwbedrijf van de erflater en wanneer een van de erfgenamen in de rechte nederdalende lijn thans exploitant is van deze goederen in het kader van zijn eigen landbouwbedrijf, dan kan deze laatste eveneens naar schatting deze goederen overnemen, onverminderd de bepalingen van het burgerlijk wetboek die de rechten van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende vastleggen (artikel 1, derde alinea, van de wet van 29 augustus 1988).
Tot slot wordt in artikel 4 van de wet van 16 mei 1900 tot erfregeling van de kleine nalatenschappen bepaald dat, wanneer, voor het geheel of voor een deel, een nalatenschap onroerende goederen bevat, waarvan het kadastraal inkomen in het geheel 1 565 EUR niet overtreft (artikel 1 van de wet) en onverminderd de rechten die artikel 1446 van het burgerlijk wetboek toekent aan de langstlevende echtgenoot, ieder van de erfgenamen in de rechte lijn en, in voorkomend geval, de noch uit de echt noch van tafel en bed gescheiden langstlevende echtgenoot het recht heeft tot overname, naar schatting, hetzij van de woning, bij het overlijden, door de decujus, zijn echtgenoot of een van zijn afstammelingen betrokken, benevens de stoffering, hetzij van het huis, de meubelen, alsmede van de gronden die de bewoner van het huis persoonlijk en voor eigen rekening in gebruik had, het landbouwmaterieel en de dieren tot de bebouwing dienende of de goederen, de grondstoffen, de beroepsvoorwerpen en andere hulpmiddelen die aan het handels-, ambachts-, of nijverheidsbedrijf zijn verbonden.
Deze bepalingen zijn dwingend, maar de wet specificeert niet uitdrukkelijk of ze moeten worden toegepast ongeacht het recht dat van toepassing is.
Er bestaan verschillende procedures om deze rechten te waarborgen:
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.