- 1 Gelden er krachtens het recht van deze lidstaat bijzondere regels die uit economische, familiale of sociale overwegingen beperkingen opleggen die de erfopvolging betreffende zich in die lidstaat bevindende bepaalde onroerende goederen, ondernemingen of andere bijzondere categorieën goederen, betreffen of raken?
- 2 Zijn deze bijzondere regels overeenkomstig het recht van die lidstaat van toepassing op de erfopvolging betreffende die bestanddelen, ongeacht het op de erfopvolging toepasselijke recht?
- 3 Voorziet het recht van deze lidstaat in speciale procedures die de naleving van de bovenbedoelde bijzondere regels moeten waarborgen?
1 Gelden er krachtens het recht van deze lidstaat bijzondere regels die uit economische, familiale of sociale overwegingen beperkingen opleggen die de erfopvolging betreffende zich in die lidstaat bevindende bepaalde onroerende goederen, ondernemingen of andere bijzondere categorieën goederen, betreffen of raken?
Ja, er zijn specifieke categorieën activa waarop een bijzondere regeling van toepassing is, overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring. Slowakije heeft de Commissie van deze categorieën activa in kennis gesteld, alsook van de wetgeving die ten tijde van de kennisgeving van kracht was. In dit document wordt de thans geldende regelgeving beschreven.
De bepalingen inzake bijzondere regelingen zijn ingedeeld overeenkomstig de activacategorie die onder de erfopvolging valt:
A – landbouw- en bosgrond:
Artikel 23 van wet nr. 180/1995 inzake bepaalde maatregelen voor de regeling van eigendomsrechten op land, zoals gewijzigd
1) Tenzij in deze wet anders is bepaald, mag een rechtshandeling of rechterlijke uitspraak over de regeling van mede‑eigendom of een rechterlijke uitspraak over de erfopvolging, door de opdeling van het in artikel 21, lid 1, genoemde land, niet leiden tot percelen landbouwgrond kleiner dan 2 000 m2 of percelen bosgrond kleiner dan 5 000 m2.
2) Als de begunstigden de erfopvolging van het in artikel 21, lid 1, genoemde land niet overeenkomstig de voorwaarden van punt 1 regelen, of als de rechtbank vanwege die voorwaarden niet het erfdeel van iedere begunstigde kan bepalen, beslist de rechtbank dat het land toevalt aan de begunstigden die het beste in staat zijn het te beheren. De rechtbank doet tevens uitspraak over de plicht van de begunstigde om een regeling te treffen met de andere begunstigden.
4) De begunstigden moeten de in punt 3 genoemde schriftelijke verklaring opstellen en kunnen die niet intrekken.
6) De verjaringstermijn voor vorderingen van begunstigden die voortvloeien uit de overeenkomstig de punten 2 en 3 getroffen erfopvolgingsregeling bedraagt tien jaar. Om voor dergelijke vorderingen zekerheid te bedingen, wordt bij de registratie van het eigendom van de schuldenaar ten behoeve van de schuldeiser op deze grond een pandrecht gevestigd; een houder van een ouder pandrecht geniet geen voorrang. De schuldeiser heeft een voorkeursrecht op het land waarop het pandrecht is gevestigd.
7) Indien de rechtbank heeft besloten tot een regeling voor mede-eigenaarschap, gelden de voorwaarden in de punten 2 tot en met 5 tevens voor deze regeling.
B – verenigingen van grondbezitters:
Artikel 8 van wet nr. 97/2013 inzake verenigingen van grondbezitters, zoals gewijzigd
1) In deze wet wordt onder “gemeenschappelijk onroerend eigendom” één enkel onroerend goed verstaan dat uit meerdere afzonderlijke percelen bestaat. Gemeenschappelijk onroerend eigendom is ondeelbaar, met uitzondering van de in punt 2 genoemde gevallen (N.B.: erfopvolging valt niet onder dat punt, dus er geldt geen vrijstelling). Het gezamenlijk eigendom van gemeenschappelijk onroerend goed kan niet worden ontbonden en geregeld op grond van de algemene bepalingen voor het ontbinden en regelen van mede-eigenaarschap (conform het Burgerlijk Wetboek).
C – huur van een appartement en overgang van het aandeel van een lid in een wooncoöperatie:
De artikelen 706-707 van wet nr. 40/1964 van het Burgerlijk Wetboek (Občiansky zákonník)
Omdat de overgang van een huurovereenkomst niet onder de erfopvolging valt, verstrekt de notaris op verzoek alleen een bevestiging van de betrokken begunstigden voor de toepassing van artikel 706 van het Burgerlijk Wetboek. Een ledenaandeel daarentegen is een activum en valt derhalve onder de erfopvolging overeenkomstig de aanspraken van de begunstigden.
Artikel 706 van het Burgerlijk Wetboek:
1) Wanneer de huurder overlijdt en de echtgeno(o)t(e) geen medehuurder is van het appartement, worden de kinderen, kleinkinderen, ouders, broers en zussen, schoonzoon en schoondochter die op de dag waarop de erflater overleed, met hem of haar een huishouden vormden, indien zij niet zelf over een appartement beschikken, de huurders (medehuurders). Personen die zorgden voor de gezamenlijke huishouding van de overleden huurder of van hem of haar afhankelijk waren, worden eveneens huurders (medehuurders), op voorwaarde zij ten minste drie jaar een gezamenlijke huishouding met de erflater hebben gevoerd en niet over een eigen appartement beschikken.
2) …
3) Indien de huurder van een appartement in een wooncoöperatie overlijdt en de echtgeno(o)t(e) geen medehuurder van het appartement is, gaat het lidmaatschap van de coöperatie en de huur van het appartement bij het overlijden van de huurder over op de begunstigde die het ledenaandeel heeft geërfd.
Artikel 707 van het Burgerlijk Wetboek:
1) Indien één van de echtgenoten als medehuurder van een appartement overlijdt, wordt de overlevende echtgeno(o)t(e) de enige huurder.
2) Indien het daarbij een appartement in een wooncoöperatie betreft, vervalt het medehuurderschap van de echtgenoten bij het overlijden van één van hen. Indien het appartement in een wooncoöperatie tijdens het huwelijk in eigendom is gekomen, blijft de overlevende echtgeno(o)t(e) lid van de coöperatie en is zij of hij eigenaar van het ledenaandeel; in de erfopvolgingsprocedure houdt de rechtbank rekening met dit feit. Indien een echtgeno(o)t(e) overlijdt die het eigendom van het appartement reeds voor het huwelijk had verworven, gaat het lidmaatschap van de coöperatie en de huur van het appartement in de coöperatie bij het overlijden van de echtgeno(o)t(e) over op de begunstigde die het ledenaandeel heeft geërfd. Als er sprake is van meerdere huurovereenkomsten, kan het lidmaatschap van de overledene op meerdere begunstigden overgaan.
3) Indien één van de medehuurders overlijdt, gaan zijn of haar rechtsaanspraken over op de andere medehuurders.
D – eigendomsbelang in een besloten vennootschap:
De artikelen 116-117 van wet nr. 513/1991, zoals gewijzigd – indien de erflater na 1 januari 1992 is overleden
Artikel 116 van het Wetboek van Koophandel (Obchodný zákonník):
1) …
2) Een eigendomsbelang is overerfbaar. Indien het geen onderneming met één vennoot betreft, kan de akte van oprichting de erfopvolging van een eigendomsbelang uitsluiten. Een begunstigde die niet de enige vennoot is, kan om intrekking van zijn of haar deelneming verzoeken, indien van de begunstigde niet redelijkerwijs verlangd kan worden vennoot te zijn …
Artikel 117 van het Wetboek van Koophandel:
1) Alleen bij toewijzing of overdracht van een eigendomsbelang aan de begunstigde van de vennoot of een rechtsopvolger is verdeling ervan mogelijk. Voor de verdeling van een eigendomsbelang is de goedkeuring van de algemene vergadering vereist.
2) De akte van oprichting kan de verdeling van een eigendomsbelang uitsluiten.
3) Bij het verdelen van een eigendomsbelang moet het in artikel 109, lid 1, genoemde investeringsbedrag worden aangehouden (de waarde van de investering van een vennoot moet ten minste 750 EUR bedragen).
E – het salaris van de overledene:
Artikel 35 van wet nr. 311/2001, de arbeidswet (Zákonník práce), zoals gewijzigd
De geldelijke rechten van een werknemer vervallen niet bij zijn of haar dood, tenzij in specifieke wetgeving anders is bepaald. De loonaanspraken van de werknemer gaan, tot viermaal het gemiddelde maandloon, rechtstreeks over op de echtgeno(o)t(e), kinderen en ouders, indien deze ten tijde van het overlijden van de werknemer deel uitmaakten van zijn of haar huishouding. Bij afwezigheid van dergelijke personen vallen de loonaanspraken onder de erfopvolging.
F – pensioenen:
1) Artikel 21 van wet nr. 650/2004 inzake aanvullende pensioenregelingen, zoals gewijzigd
De actuele waarde van de persoonlijke pensioenrekening van een deelnemer die een tijdelijk ouderdomspensioen of een tijdelijk aanvullend anciënniteitspensioen ontvangt, valt onder de erfopvolging, indien de overleden deelnemer die een tijdelijk ouderdomspensioen of een tijdelijk aanvullend anciënniteitspensioen ontvangt, in de pensioenovereenkomst geen andere natuurlijke of rechtspersoon als begunstigde had aangewezen aan wie de actuele waarde van de persoonlijke rekening moet worden uitbetaald.
2) Artikelen 40-40a van wet nr. 43/2004 inzake regelingen voor ouderdomspensioenen, zoals gewijzigd
Artikel 40
1) Bij het overlijden van een deelnemer aan een ouderdomspensioenregeling heeft de door de deelnemer in de pensioenovereenkomst genoemde begunstigde recht op uitbetaling van een bedrag dat overeenkomt met de actuele waarde van de persoonlijke pensioenrekening van de overledene op de datum waarop het pensioenfonds kennis kreeg van het overlijden van de deelnemer, met aftrek van de door het socialeverzekeringsfonds (Sociálna poisťovňa) verlangde verplichte premies die namens de overledene ten onrechte zijn overgemaakt, en met aftrek van de kosten die het pensioenfonds redelijkerwijs heeft moeten maken voor de uitbetaling van dit bedrag in contanten of voor het overmaken ervan naar een land dat niet tot de eurozone behoort, en plus de verplichte uitkeringen die het socialeverzekeringsfonds nog moet overmaken. Indien de deelnemer in de pensioenovereenkomst geen enkele begunstigde heeft genoemd, of als er geen begunstigden zijn, vallen deze activa onder de erfopvolging.
2) De begunstigde heeft geen recht op uitbetaling van het in punt 1 genoemde bedrag, indien een rechtbank in een definitieve uitspraak vaststelt dat deze persoon de dood van de pensioendeelnemer moedwillig heeft veroorzaakt.
Artikel 40a
1) Bij het overlijden van een ontvanger van een levenslange pensioenuitkering heeft de door de ontvanger in de pensioenverzekeringsovereenkomst genoemde begunstigde recht op uitbetaling van een bedrag uit hoofde van artikel 32, lid 2, of van een afkoopsom uit hoofde van artikel 46g, lid 5, per de datum waarop de verzekeraar kennis heeft gekregen van het overlijden van de ontvanger. Indien de ontvanger in de pensioenverzekeringsovereenkomst geen enkele begunstigde heeft genoemd, of als er geen begunstigden zijn, valt het in de eerste zin bedoelde bedrag onder de erfopvolging.
2) De in punt 1 bedoelde begunstigde heeft geen recht op uitbetaling van het bedrag uit hoofde van artikel 32, lid 2, of van een afkoopsom uit hoofde van artikel 46g, lid 5, indien een rechtbank in een definitieve uitspraak vaststelt dat deze persoon de dood van de ontvanger moedwillig heeft veroorzaakt.
Artikel 118 van wet nr. 461/2003 inzake sociale zekerheid, zoals gewijzigd
1) Indien een natuurlijke persoon die voldeed aan de voorwaarden voor het recht op een uitkering, overlijdt na dit recht op een uitkering en de uitbetaling daarvan te hebben opgeëist, gaat het recht van deze persoon op de bedragen die op de dag van overlijden aan hem of haar verschuldigd waren, over op achtereenvolgens de echtgeno(o)t(e), de kinderen en de ouders.
2) Indien een natuurlijke persoon die voldeed aan de voorwaarden voor het recht op een uitkering wegens ziekte, een toelage wegens letsel, revalidatie of omscholing, een faillissementsuitkering of een werkloosheidsuitkering, overlijdt alvorens het recht op deze uitkeringen te hebben opgeëist, gaat het recht van deze persoon op de bedragen die op de dag van overlijden aan hem of haar verschuldigd waren, over op achtereenvolgens de echtgeno(o)t(e), de kinderen en de ouders.
3) Indien voorafgaand aan de dood van een natuurlijke persoon die voldeed aan de voorwaarden voor het recht op een uitkering en de uitbetaling daarvan, een uitkering is toegekend, worden de per de datum van overlijden van deze persoon nog uitstaande verschuldigde bedragen uitbetaald aan de in punt 1 genoemde natuurlijke personen (eerste zin).
4) De aanspraken die overgaan op de in de punten 1 tot en met 3 genoemde natuurlijke personen vallen niet onder de erfopvolging; bij afwezigheid van deze natuurlijke personen vallen de aanspraken onder de erfopvolging.
5) Bij afwezigheid van natuurlijke personen die de rechten op de uitkeringen in de punten 1 tot en met 4 kunnen verwerven, vallen de uitkeringen als andere inkomsten toe aan het fonds dat deze anders had moeten uitbetalen.
2 Zijn deze bijzondere regels overeenkomstig het recht van die lidstaat van toepassing op de erfopvolging betreffende die bestanddelen, ongeacht het op de erfopvolging toepasselijke recht?
Ja. De erflater maakt of zelf gebruik van het recht om personen aan te wijzen die na zijn of haar dood in plaats van de wettelijk begunstigden de activa zullen verkrijgen (bv. een aanvullende pensioenovereenkomst), of het betreft een bepaalde categorie activa waarvoor wettelijk is bepaald hoe die na het overlijden van de erflater moet worden afgehandeld (bv. maatregelen voor de regeling van eigendomsrechten op land of socialezekerheidsuitkeringen).
3 Voorziet het recht van deze lidstaat in speciale procedures die de naleving van de bovenbedoelde bijzondere regels moeten waarborgen?
Als de erfopvolgingsprocedure in het geval van onroerend goed voorbijgaat aan de voorschriften die bij de eerste vraag uiteen zijn gezet, gaat de instantie die verantwoordelijk is voor het bijhouden van het kadaster, niet over tot inschrijving van de nieuw verworven eigendomstitel.
Bij erfopvolgingsprocedures in Slowakije worden de voorschriften bij de eerste vraag op last van de rechtbank toegepast door de notaris die de erfopvolgingsprocedure afwikkelt. Deze procedure mondt uit in een erfrechtverklaring; partijen die menen dat die verklaring tegen de geldende speciale regelingen indruist, kunnen beroep aantekenen.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.