Informatie zoeken per regio
Rechtsbronnen
Internationale rechtsbronnen
Het Groothertogdom Luxemburg is gebonden door internationale, multilaterale of bilaterale verdragen. Deze verdragen leggen niet alleen de Luxemburgse staat verplichtingen op in zijn betrekkingen met andere staten, maar sommige verdragen zijn ook rechtsbronnen voor individuele burgers (op basis van de Europese verdragen kunnen de burgers van de Europese Unie zich bijvoorbeeld rechtstreeks op het vrij verkeer beroepen).
Internationale verdragen
Dit zijn de internationale verdragen en akkoorden die het Groothertogdom Luxemburg met vreemde staten heeft gesloten. Voorbeelden hiervan zijn het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat is ondertekend te Rome op 4 november 1950, en de Benelux-verdragen, die zijn ondertekend in Den Haag op 3 februari 1958 en 17 juni 2008 en die bindend zijn voor België, Nederland en Luxemburg.
Unierecht
Het Unierecht omvat de eigenlijke Europese verdragen en het afgeleid recht dat is opgenomen in de handelingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap en de Europese Unie, namelijk richtlijnen, besluiten, verordeningen, adviezen en aanbevelingen.
Nationale rechtsbronnen
Rechtsregels op grondwettelijk niveau
De Grondwet van het Groothertogdom Luxemburg is op 17 oktober 1868 afgekondigd. Het in 1868 ingevoerde grondwettelijk stelsel lijkt sterk op dat van de Belgische Grondwet van 1831. Ondanks vele kleine verschillen kunnen de handboeken over Belgisch grondwettelijk recht zonder voorbehoud worden geraadpleegd wat de algemene beginselen betreft. Hoewel de Grondwet sedert haar afkondiging al vaak werd gewijzigd, stemt de huidige Grondwet nog steeds in grote mate overeen met de in 1868 afgekondigde tekst.
De Luxemburgse Grondwet is een grondwet van het strikte type, dat wil zeggen dat zij slechts kan worden gewijzigd volgens een bijzondere procedure, die complexer is dan de gewone wetgevingsprocedure. Voor een grondwetswijziging moeten in de Kamer van Afgevaardigden (Chambre des Députés; het parlement) twee opeenvolgende stemmingen worden gehouden. Een tweederdemeerderheid van de stemmen van de kamerleden is vereist. Er mag niet bij volmacht worden gestemd. Tussen de twee stemmingen moet er een termijn van ten minste drie maanden verlopen.
Indien binnen een termijn van twee maanden na de eerste stemming meer dan een kwart van de kamerleden of vijfentwintigduizend kiezers hierom verzoeken, wordt er een referendum gehouden over het voorstel dat bij de eerste stemming in de Kamer van Afgevaardigden is aangenomen. In dat geval wordt er geen tweede stemming in de Kamer van Afgevaardigden gehouden en de wijziging is slechts aangenomen als zij de meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen achter zich krijgt.
Rechtsregels op wettelijk niveau
Een wet is een rechtsregel die door de Kamer van Afgevaardigden is aangenomen en door de Groothertog is afgekondigd. De Luxemburgse wetgever beslist soeverein over de richting die aan het bestuursrecht moet worden gegeven, behoudens wanneer die vrijheid door een grondwettelijke bepaling of een internationale rechtsregel is beperkt.
Rechtsregels op reglementair niveau
Het spreekt voor zich dat wetten niet alle kwesties tot in het kleinste detail kunnen regelen. Voorts is het niet opportuun dat altijd de vrij ingewikkelde wetgevingsprocedure moet worden gevolgd, bijvoorbeeld voor materies waar de regelgeving frequent wordt gewijzigd.
Bij groothertogelijk reglement (règlement grand-ducal) wordt uitvoering gegeven aan de wet. De Luxemburgse Grondwet belast de Groothertog immers met de taak om “de nodige reglementen en besluiten voor de uitvoering van wetten op te stellen.”
Wat zijn in voorkomend geval de andere rechtsbronnen en welke waarde hebben ze?
Rechtspraak
De erkenning van jurisprudentie als rechtsbron is niet vanzelfsprekend. Het Luxemburgse recht kent immers niet de “regel van het precedent”, die in de Angelsaksische rechtsstelsels van toepassing is, en de rechters zijn doorgaans niet gebonden door rechterlijke uitspraken in andere zaken, ook al gaat het om volledig vergelijkbare zaken. Voorts is het de rechters verboden algemeen geldende uitspraken te doen: hun uitspraak moet zich altijd beperken tot de concrete zaak die hun is voorgelegd.
In praktijk hebben vonnissen en arresten die in soortgelijke zaken zijn geveld desalniettemin een onmiskenbare invloed in een geding. Wanneer een wettelijke bepaling voor interpretatie vatbaar is, is de macht van de rechter ontegensprekelijk groter, omdat hij het recht dan kan kneden door het uit te leggen.
- Internationale rechtspraak
Het Groothertogdom Luxemburg erkent het rechtstreekse gezag van verschillende internationale gerechten, waaronder het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg.
- Europese rechtspraak
Krachtens artikel 267 VWEU is de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie bindend voor de nationale rechterlijke instanties wanneer het bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak doet. Aan de hand van een prejudiciële verwijzing kunnen nationale rechters, alvorens uitspraak te doen, het Hof van Justitie verzoeken om een oplossing van de problemen die zich voordoen bij de toepassing van bepalingen van het Unierecht waarop individuele burgers zich beroepen.
- Nationale rechtspraak
Als algemene regel geldt dat de rechterlijke beslissingen die in burgerlijke en handelszaken worden gegeven slechts betrekkelijk gezag van gewijsde hebben: deze beslissingen zijn bindend voor de partijen die bij het geding betrokken zijn, maar hebben geen gevolgen voor de opbouw van het recht.
Dit geldt ook voor de meeste beslissingen van de administratieve rechtbanken. De uitzondering hierop zijn de vonnissen van de Administratieve Rechtbank (Tribunal administratif) of de arresten van het Administratief Hof (Cour administrative) in beroepsprocedures tegen een reglement. In dat geval heeft het vonnis of het arrest algemene draagwijdte en wordt het gepubliceerd in de Mémorial, het publicatieblad van het Groothertogdom Luxemburg.
De arresten van het Grondwettelijk Hof (Cour constitutionnelle) hebben ook algemene draagwijdte en worden in de Mémorial gepubliceerd.
Algemene rechtsbeginselen
Bij de rechtsregels die door de rechters worden geformuleerd moet in het bijzonder worden gewezen op de categorie algemene rechtsbeginselen, die gedefinieerd worden als “verplichte rechtsregels voor het bestuur en waarvan het bestaan op praetoriaanse wijze door de rechter wordt beschermd”.
Normenhiërarchie
In de interne rechtsorde bestaat er een hiërarchie tussen de rechtsbronnen. De Grondwet is de hoogste rechtsbron, gevolgd door de wetten en de reglementen.
Omdat hierover in de Grondwet niets is bepaald, is de verhouding tussen het internationale recht en het Luxemburgse recht volledig in de rechtspraak vastgelegd.
De Luxemburgse rechtspraak dienaangaande is zich vanaf het begin van de jaren vijftig beginnen te ontwikkelen toen eerst het Hof van Cassatie (Cour de cassation) en vervolgens de Raad van State (Conseil d’Etat) komaf hebben gemaakt met het tot dan toe verdedigde standpunt dat de rechter de conformiteit van de wetten met internationale verdragen niet kon controleren vanwege de scheiding der machten.
Volgens het relevante arrest van de Raad van State van 1951 “is een internationaal verdrag dat ingevolge een goedkeuringswet in de nationale wetgeving is opgenomen, een wet die in wezen superieur is omdat zij een hogere oorsprong heeft dan de wil van een intern orgaan. Hieruit volgt dat in geval van conflict tussen de bepalingen van een internationaal verdrag en die van een latere nationale wet, de internationale wet voorrang moet krijgen op de nationale wet” (Raad van State, 28 juli 1951, Pas. lux. t. XV, blz. 263).
Dit arrest is zeer ruim geformuleerd, aangezien het zonder voorbehoud bevestigt dat de internationale rechtsregel voorrang heeft op de wil van alle interne organen. De Luxemburgse rechtbanken hebben echter nooit uitdrukkelijk verklaard dat internationale normen voorrang hebben op de Grondwet.
Opgemerkt zij daarentegen dat de grondwetgevende vergadering bij de grondwetswijziging van 1956 uitdrukkelijk de volgende ontwerptekst van de regering heeft afgewezen: “de regels van het internationale recht maken deel uit van de nationale rechtsorde. Zij hebben voorrang op de wetten en op alle andere nationale bepalingen”. In de commentaar op deze regeling was duidelijk vermeld dat deze formulering ook op de bepalingen van de Grondwet betrekking had.
De Raad van State heeft deze voorrang echter impliciet erkend in een advies van 26 mei 1992 over het ontwerp van de wet tot goedkeuring van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Daarin heeft hij als argument aangevoerd dat “niet uit het oog mag worden verloren dat volgens de hiërarchie van de rechtsregels het internationale recht primeert op het nationale recht en dat de rechters in geval van conflict het verdrag voorrang moeten geven op het nationale recht. Omdat het van belang is contradicties tussen het nationale recht en het internationale recht te voorkomen, vraagt de Raad van State met aandrang dat er zo snel mogelijk een grondwetswijziging wordt doorgevoerd om een dergelijke onverenigbaarheid te verhinderen”. Het Groothertogdom Luxemburg lijkt dus resoluut de weg van het internationalisme te zijn ingeslagen.
Deze stand van zaken is ongetwijfeld een technisch gevolg van het feit dat er in Luxemburg geen controle van de grondwettigheid van wetten bestaat. Het Grondwettelijk Hof toetst wetten aan de Grondwet, maar het mag geen uitspraak doen over de vraag of een wet tot goedkeuring van een internationaal verdrag conform met de Grondwet is.
In de Luxemburgse rechtsorde kunnen wetten die met de Grondwet strijdig zijn door het Grondwettelijk Hof ongrondwettig worden verklaard. Een zaak kan bij het Grondwettelijk Hof aanhangig worden gemaakt door de gewone of administratieve (Luxemburgse) rechtbanken wanneer een partij in het kader van een procedure als argument aanvoert dat een wet ongrondwettig is. Een zaak kan niet rechtstreeks bij het Grondwettelijk Hof aanhangig worden gemaakt.
Tegen reglementen en besluiten die onwettig zijn kan een beroep tot nietigverklaring worden ingesteld bij de Administratieve Rechtbank met mogelijkheid van hoger beroep bij het Administratief Hof. Een beroep tot nietigverklaring is slechts ontvankelijk indien het wordt ingesteld binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de publicatie van het reglement of het besluit. Komt de wettigheid van een reglement of een besluit na het verstrijken van deze termijn ter sprake voor een gewone of administratieve rechtbank, dan kan deze instantie beslissen de wet te laten primeren op het reglement of het besluit, maar anders dan bij een rechtstreeks beroep dat binnen een termijn van drie maanden na de publicatie wordt ingesteld, heeft die uitspraak geen algemeen gezag van gewijsde.
Hoe treden rechtsregels in supranationale instrumenten in werking op het nationale grondgebied?
Internationale verdragen
De Luxemburgse Grondwet is bijzonder beknopt wat de procedure voor de goedkeuring van internationale verdragen betreft, aangezien zij alleen bepaalt dat “verdragen pas gevolgen sorteren nadat zij bij wet zijn goedgekeurd en gepubliceerd zijn op de wijze waarop wetten worden gepubliceerd”.
Het Groothertogdom Luxemburg is een land met een monistische traditie, dat wil zeggen dat het verdrag zelf net als een nationale rechtsregel van het Groothertogdom Luxemburg van toepassing is, zonder dat het in een of andere vorm moet worden omgezet.
De inhoud van de goedkeuringswet is dan ook zeer summier en beperkt zich meestal tot een enkel artikel waarbij verdrag x of y “wordt goedgekeurd”. Deze wet heeft geen enkele normatieve inhoud. De goedkeuringswet keurt goed, maar zet niet om: de enige bedoeling is de regering machtigen tot ratificatie van het verdrag.
Een goedkeuringswet wordt door het parlement aangenomen volgens de gewone procedure. De stemming vindt normaal gezien plaats bij gewone meerderheid, tenzij het verdrag een delegatie van bevoegdheden behelst (zie hieronder). Bij de grondwetswijziging van 1956 is in de Luxemburgse Grondwet een uitdrukkelijke bepaling opgenomen waardoor bevoegdheden bij verdrag aan internationale organisaties kunnen worden overgedragen. In artikel 49 bis van de Grondwet wordt bepaald dat “de uitoefening van bevoegdheden die de Grondwet aan de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht toekent, tijdelijk bij verdrag aan instellingen van internationaal recht kunnen worden overgedragen”. In artikel 37, tweede alinea, van de Grondwet wordt echter bepaald dat verdragen van dat type door de Kamer van Afgevaardigden met een versterkte meerderheid moeten worden goedgekeurd.
Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, heeft de aanneming van een goedkeuringswet niet tot gevolg dat een verdrag in de Luxemburgse rechtsorde in werking treedt. De goedkeuringswet is een conditio sine qua non maar de inwerkingtreding van het verdrag vindt echter pas na de ratificatie plaats. In Luxemburg is het immers zo dat zelfs na goedkeuring door de Kamer van Afgevaardigden de uitvoerende macht alle bevoegdheid behoudt om de tekst te ratificeren; de rechters hebben geen controle op de uitoefening van deze bevoegdheid.
De inwerkingtreding van een verdrag in de Luxemburgse rechtsorde is over het algemeen afhankelijk van drie voorwaarden. Ten eerste moet de Groothertog het verdrag geratificeerd hebben, ten tweede moet het verdrag op internationaal niveau in werking zijn getreden, en ten derde moet de tekst van het verdrag integraal in de Mémorial zijn gepubliceerd op dezelfde wijze als een wet.
Opgemerkt zij dat de publicatie van een verdrag (opgelegd door artikel 37 van de Grondwet) en de publicatie van de wet tot goedkeuring van dat verdrag twee verschillende vereisten zijn. In de meeste gevallen worden beide voorwaarden tezelfdertijd vervuld doordat de tekst van het verdrag onmiddellijk na die van de goedkeuringswet in de Mémorial wordt gepubliceerd. Maar deze twee handelingen mogen niet met elkaar worden verward. De publicatie van het verdrag kan op een ander tijdstip plaatsvinden omdat het geen integrerend onderdeel van de goedkeuringswet is.
Unierecht
De Luxemburgse Grondwet bevat geen enkele specifieke bepaling in verband met de omzetting van de afgeleide Europese rechtsregels in de Luxemburgse rechtsorde.
Het gebruikelijke instrument voor de tenuitvoerlegging van Europese richtlijnen is een wet die door de Kamer van Afgevaardigden bij gewone meerderheid wordt aangenomen.
De regel is dus dat de Europese richtlijnen door middel van een wet in Luxemburgs recht worden omgezet. Betreft de richtlijn een materie die reeds door een niet-tegenstrijdige Luxemburgse wet is geregeld, dan hoeft er evenwel geen formele wet te worden aangenomen. In dat geval kan de omzetting gebeuren door middel van een groothertogelijk reglement, dat door de regering wordt aangenomen in de uitoefening van haar algemene uitvoeringsbevoegdheid uit hoofde van de artikelen 33 en 36 van de Grondwet. In voorkomend geval voert de Groothertog formeel gezien de Luxemburgse wet uit, ook al is de inhoud van het reglement in werkelijkheid door de Europese richtlijn geïnspireerd.
Evenmin hoeft er een wet te worden aangenomen indien de door de richtlijn geharmoniseerde materie is opgenomen in een machtigingswet waarmee het parlement de regering de bevoegdheid toekent om materies die normaal gezien bij wet moeten worden geregeld, bij gewoon reglement te regelen.
Sinds 1915 neemt de Kamer van Afgevaardigden jaarlijks dergelijke “machtigingswetten” aan. Op die manier beschikt de regering over uitgebreide reglementaire bevoegdheden op economisch en financieel gebied, die haar zelfs zonder een uitdrukkelijke verwijzing naar Europa ongetwijfeld in staat zouden stellen vele Europese richtlijnen om te zetten.
Vandaag is de omzetting van Europese richtlijnen echter geregeld door een specifieke machtigingswet van 9 augustus 1971, die is gewijzigd bij wet van 8 augustus 1980. Deze wet machtigt de regering tot uitvoering en bekrachtiging van de richtlijnen van de Europese Unie op economisch, technisch en sociaal gebied en op het gebied van land- en bosbouw en vervoer. In afwijking van de gewone reglementaire procedure moet de parlementaire commissie van de Kamer van Afgevaardigden met deze groothertogelijke reglementen instemmen.
Zowel in de wetgevingsprocedure als in de procedure voor de aanneming van groothertogelijke reglementen moet de regering haar ontwerptekst ter advies aan de Raad van State en de beroepskamers (Chambres professionnelles) voorleggen. Anders dan in de wetgevingsprocedure hoeft de regering in het kader van de reglementaire procedure geen advies in te winnen indien zij zich erop kan beroepen dat de geplande maatregel spoedeisend is. Bij de omzetting van een Europese richtlijn door middel van een groothertogelijk reglement mag de regering echter geen gebruik maken van deze mogelijkheid. Krachtens de machtigingswet van 9 augustus 1971 moeten de raadpleging van de Raad van State en de instemming van de parlementaire commissie van de Kamer van Afgevaardigden immers deel uitmaken van de gewone reglementaire procedure.
Zowel in het ene als in het andere geval wordt de tekst van het groothertogelijk reglement door de ministerraad goedgekeurd, vervolgens door de bevoegde minister ondertekend en ten slotte, met het oog op de afkondiging, voorgelegd aan de Groothertog. Het groothertogelijk reglement treedt in werking na publicatie ervan in de Mémorial.
Hoe treden de nationale rechtsregels in werking?
In het Groothertogdom Luxemburg treden de wetten en reglementen pas in werking na publicatie ervan in de Mémorial, Journal officiel du Grand-Duché de Luxembourg (publicatieblad van het Groothertogdom Luxemburg).
Autoriteiten die bevoegd zijn voor de aanneming van rechtsregels
Internationale rechtsregels
In de Luxemburgse Grondwet wordt bepaald dat “de verdragen door de Groothertog worden gesloten”. Hieraan wordt echter toegevoegd dat “de verdragen pas gevolgen sorteren nadat zij bij wet zijn goedgekeurd en gepubliceerd zijn op de wijze waarop wetten worden gepubliceerd”.
Opgemerkt zij dat goedkeuring vereist is voor alle internationale verdragen, ongeacht het onderwerp, en dat deze goedkeuring bij wet moet gebeuren. Deze laatste precisering is in 1956 ingevoerd op uitdrukkelijk verzoek van de Raad van State die van oordeel was dat “deze instemming onlosmakelijk verbonden is met de procedure om wetten goed te keuren, omdat de Grondwet slechts één procedure erkent die op alle wilsuitingen van de Kamer van Afgevaardigden van toepassing is, ongeacht de betrokken materie”.
Nationale rechtsregels
In het wetgevingsstelsel van het Groothertogdom Luxemburg kan zowel de Kamer van Afgevaardigden als de regering een wetgevend initiatief nemen.
Het initiatiefrecht van de regering wordt "regeringsinitiatief" genoemd en de uitoefening ervan geschiedt via de indiening van "wetsontwerpen".
Het initiatiefrecht van de Kamer van Afgevaardigden wordt "parlementair initiatief" genoemd en de uitoefening ervan geschiedt via de indiening van "wetsvoorstellen".
Vervolgens worden deze wetsontwerpen en wetsvoorstellen ter advies voorgelegd aan de betrokken instanties (beroepskamers), en bovenal ook aan de Raad van State. Na ontvangst van het advies van de Raad van State wordt het wetsontwerp of het wetsvoorstel teruggestuurd naar de Kamer van Afgevaardigden.
Hoe worden rechtsregels aangenomen?
Wetten
De Kamer van Afgevaardigden is een eenkamerparlement.
Om het met het eenkamerstelsel gepaard gaande risico op impulsieve voorstellen te verzachten, wordt in de Luxemburgse Grondwet bepaald dat er over elk wetsontwerp in beginsel twee maal moet worden gestemd. Tussen beide stemmingen moet er een termijn van ten minste drie maanden verlopen.
In de Grondwet wordt echter bepaald dat van het vereiste van een tweede stemming (“tweede grondwettelijke stemming” genoemd) kan worden afgeweken “indien de Kamer van Afgevaardigden met instemming van de Raad van State in een openbare zitting anders beslist”.
De Raad van State oefent hier een zeer originele functie uit, die lijkt op de rol van de tweede wetgevende kamer in andere staten (en in het bijzonder op de rol van de House of Lords in Engeland). De Raad van State komt een eerste maal tussenbeide vóór de parlementaire debatten. Krachtens de Grondwet moet de Raad van State advies uitbrengen over alle wetsontwerpen en –voorstellen. Vervolgens komt de Raad van State een tweede keer tussenbeide na de eerste stemming in de Kamer van Afgevaardigden om in een openbare zitting te beslissen of hij al dan niet vrijstelling verleent van de tweede stemming.
In de praktijk worden de meeste wetten van de tweede stemming vrijgesteld. De Raad van State volgt een beleid waarbij hij in bijna alle gevallen vrijstelling verleent en deze slechts in zeer ernstige gevallen weigert. Eventuele belemmeringen voor het verlenen van vrijstelling worden doorgaans in de voorbereidende fase weggewerkt.
Beklemtoond zij voorts dat de Raad van State niet over een werkelijk vetorecht beschikt, wat een bevoegdheid is die moeilijk verenigbaar zou zijn met het feit dat de Raad van State een niet‑verkozen orgaan is. De leden van de Raad van State worden immers door de Groothertog benoemd. Is er een vacature, dan worden de vervangers bij toerbeurt benoemd, de eerste rechtstreeks door de Groothertog, de tweede uit een lijst van drie kandidaten voorgesteld door de Kamer van Afgevaardigden, en de derde uit een lijst van drie kandidaten voorgesteld door de Raad van State. De Raad van State kan niet meer dan de stemming van een wet met twee maanden vertragen en op die manier de wetgever verplichten wat langer na te denken.
De Groothertog komt niet alleen aan het begin van de wetgevende procedure tussen (voor de wetsontwerpen), maar ook na de definitieve goedkeuring van de wettekst door de Kamer van Afgevaardigden. In de Luxemburgse Grondwet wordt bepaald dat “de Groothertog de wetten afkondigt binnen een termijn van drie maanden na de stemming van de Kamer van Afgevaardigden.”
Groothertogelijke reglementen
Overeenkomstig artikel 2 van de wet van 12 juli 1996 houdende wijziging van de Raad van State kan een voorstel voor een reglement waarmee uitvoering wordt gegeven aan een wet of verdrag slechts aan de Groothertog worden voorgelegd nadat het advies van de Raad van State is ingewonnen.
De regering kan evenwel van deze algemene regel afwijken in spoedeisende gevallen (die door de Groothertog worden beoordeeld op basis van een met redenen omkleed verslag van de initiatiefnemende minister) en zich aldus onttrekken aan de verplichting om advies in te winnen bij de Raad van State. Het is echter de bedoeling dat deze spoedprocedure slechts in uitzonderlijke gevallen wordt toegepast.
Indien in een wet formeel wordt bepaald dat de reglementen ter uitvoering van die wet ter advies moeten worden voorgelegd aan de Raad van State mag er in geen geval gebruik worden gemaakt van de spoedprocedure. Dat geldt tevens voor amendementen op een voorstel voor een reglement waarover de Raad van State reeds een eerste advies heeft uitgebracht.
Net zoals bij de goedkeuring van wetten brengt de Raad van State over de voorstellen voor een reglement advies uit in de vorm van een met redenen omkleed verslag waarin algemene beschouwingen, een analyse van de tekst van het voorstel en, in voorkomend geval, een tegenvoorstel vervat zijn.
De analyse van de Raad van State heeft betrekking op enerzijds de inhoud en vorm van het voorstel voor een reglement en anderzijds de overeenstemming ervan met een hogere rechtsregel.
Juridische gegevensbanken
Légilux is de juridische portal van de regering van het Groothertogdom Luxemburg op internet.
De site verleent toegang tot de Luxemburgse wetgeving, waaronder zowel oorspronkelijke teksten uit Mémorial A als gecoördineerde teksten die grotendeels in wetboeken en wettenverzamelingen vervat zijn.
De site bestaat uit drie hoofdrubrieken:
- de rubriek wetgeving omvat de publicaties betreffende de Luxemburgse wetgeving, diverse andere publicaties en ook gecoördineerde teksten;
- de administratieve rubriek omvat de zogenaamde "administratieve publicaties". Het betreft hoofdzakelijk Mémorial B en de Annuaire officiel d’administration et de législation (Staatsalmanak met informatie over bestuur en wetgeving);
- De rubriek vennootschappen, Mémorial C, is sinds 1 juni 2016 vervangen door een lijst van publicaties die beschikbaar zijn op de website van het handelsregister. De archieven van Mémorial C, van 1996 tot de laatste Mémorial C, gepubliceerd op 27 juli 2016, zullen beschikbaar blijven voor raadpleging in de rubriek vennootschappen.
Is de toegang tot de gegevensbanken kosteloos?
Ja, de toegang tot de gegevensbanken is kosteloos.
Links
Raad van State (Conseil d'Etat)
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.