Op civielrechtelijk vlak blijven lopende procedures en procedures die voor het eind van de overgangsperiode zijn ingeleid, onder het EU-recht vallen. Zoals overeengekomen met het VK, wordt alle informatie op dat gebied in verband met het Verenigd Koninkrijk tot eind 2024 op het e-justitieportaal bijgehouden.

Bewijsverkrijging

Engeland en Wales
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 De bewijslast

1.1 Wat zijn de rechtsregels betreffende de bewijslast?

Voor het vervullen van de bewijslast geldt als algemene regel dat die last in burgerlijke zaken bij de partij ligt die het feit aanvoert en dat die partij dus tegenover de rechter (of de jury) moet aantonen dat het aangevoerde feit naar alle waarschijnlijkheid juist is. De bewijslast ligt bij beide partijen, behalve wanneer het aangevoerde feit zo evident is dat de eiser die last niet heeft vervuld; in dat geval kan de rechter de zaak vervolgen zonder de andere partij lastig te vallen.

In de praktijk betekent dit dat de rechtbank heeft vastgesteld dat de gebeurtenis naar alle waarschijnlijkheid inderdaad heeft plaatsgevonden. Daarbij geldt evenwel dat hoe zeldzamer het voorval, des te zwaarder de bewijslast, zoals toegelicht door Lord Hoffman in Secretary of State for the Home Department vs Rehman[1].

[1] [2001] UKHL 47.

1.2 Bestaan er rechtsregels krachtens welke bepaalde feiten niet hoeven te worden bewezen? In welke gevallen? Kan bij deze vermoedens een tegenbewijs worden geleverd?

Feiten die worden toegegeven, of feiten die evident zijn of niet relevant zijn voor de zaak, hoeven niet te worden bewezen.

In de wet zijn verschillende wettelijke vermoedens vastgesteld die door tegenbewijs omver geworpen kunnen worden. Dit zijn onder meer vermoedens betreffende de wettigheid van een kind, de geldigheid van een huwelijk, de geestelijke gezondheid van een persoon en het overlijden van iemand die is verdwenen. Weliswaar wordt het onschuldbeginsel gehanteerd, maar in een burgerlijke procedure is een strafrechtelijke veroordeling toelaatbaar als bewijs dat een partij een overtreding heeft begaan (en moet die partij derhalve aantonen dat zij onschuldig is).

Er bestaat een vermoeden van onachtzaamheid wanneer een eiser bewijst schade te hebben ondervonden vanuit een bron die onder de exclusieve controle stond van de verweerder, en dat het ongeval van het type was dat doorgaans voortkomt uit onachtzaamheid[1]. Er doet zich een soortgelijk vermoeden voor wanneer aan een persoon goederen zijn toevertrouwd en die goederen zijn vernietigd of anderszins verloren zijn gegaan. In beide gevallen staat het de verweerder vrij om tegenbewijs te leveren.

Soms wordt de bewijslast omgekeerd. Dat geldt bijvoorbeeld in discriminatiezaken onder het arbeidsrecht. Zodra een geval van kennelijke discriminatie wordt aangedragen, verschuift de bewijslast naar de andere partij; die moet nu aantonen dat er géén sprake was van discriminatie. Dit beginsel komt voort uit de Europese antidiscriminatiewetgeving en maakt nu deel uit van de Equality Act 2010.

In een aantal burgerlijke zaken, ten slotte, veelal in verband met arbo-wetgeving, speelt het beginsel van risicoaansprakelijkheid een rol. Volgens dat beginsel is de werkgever, indien het ongeval zich inderdaad heeft voorgedaan, op grond van zijn zorgplicht aansprakelijk.

[1] [2001] UKHL 47.

[2] Het beginsel van res ipsa loquitor, ofwel het geval spreekt voor zich.

1.3 In welke mate moet de rechtbank overtuigd zijn van een feit om zijn oordeel erop te mogen baseren?

In burgerlijke zaken wordt iets geacht te zijn bewezen als het “naar alle waarschijnlijkheid” het geval is. Anders gezegd, de rechtbank zal een feit als vastgesteld beschouwen als het naar zijn oordeel waarschijnlijker is dat het zich wel dan dat het zich niet heeft voorgedaan. Zoals hierboven opgemerkt, wordt deze norm in de praktijk flexibel toegepast: om op basis van waarschijnlijkheid ernstige feiten vast te stellen, zoals bv. fraude, is overtuigender bewijs nodig, aangezien dergelijke feiten doorgaans minder aannemelijk worden geacht.

Deze toets wordt in twee specifieke gevallen aangepast. In een zaak waarin er weliswaar geen dwingende oorzaak is, maar wel sprake is van concurrerende oorzaken, kan de rechter oordelen dat de oorzaak niet is bewezen[1]. Verder ligt in een verzoek om een uitspraak na korte behandeling[2] de lat erg laag, en geeft de rechtbank een beslissing zonder dat daarvoor een volledig onderzoek of kruisverhoor nodig is.

[1] Dit verschijnsel is onderzocht in Rhesa Shipping [1985] 1WLR.

[2] Wordt in het Technology and Construction Court vaak gebruikt om een scheidsrechterlijke uitspraak tot het betalen van een geldbedrag ten uitvoer te leggen.

2 Het verkrijgen van bewijs

2.1 Kan bewijsverkrijging enkel op verzoek van een partij plaatsvinden of kan de rechter in bepaalde gevallen eigener beweging bewijs verkrijgen?

In een burgerlijke procedure wordt bewijs[1] verkregen door middel van de bekendmaking van relevante stukken door de partijen en de verklaringen van getuigen en deskundigen. Het bewijs moet voor de rechter worden gebracht.

De voorschriften variëren per geval.

  • Bekendmaking

De partijen in een burgerlijke procedure zijn verplicht om bekend te maken[2], voor zover de rechtbank hun dat opdraagt, welke documenten zij bezitten of onder zich hebben, en om de andere partijen inzage te bieden in die stukken. De rechtbank zal normaal gesproken een “standaard bekendmaking” gelasten. In zo’n geval zijn de partijen ertoe verplicht zich redelijkerwijs in te spannen om te zoeken naar stukken die de zaak van een partij hetzij ondersteunen of ondermijnen, zonder dat zij zich daarvoor tot de rechtbank hoeven te wenden. Voor andere soorten bekendmaking moet een partij eerst toestemming vragen van de rechtbank. De rechtbank kan ook een bevel uitvaardigen tot het behoud van bewijs en eigendommen.

  • Getuigen (“witnesses of fact”)

Partijen hebben geen toestemming van de rechtbank nodig om ter onderbouwing van hun zaak bewijs van getuigen aan te voeren. Als een partij bewijs van een getuige wil inroepen, dan moet zij dat bewijs indienen in de vorm van een door de getuige ondertekende getuigenverklaring en die getuige oproepen om tijdens de terechtzitting mondeling te getuigen. Als een partij voorafgaand aan de terechtzitting geen getuigenverklaring of samenvatting indient, dan kan zij die getuige niet oproepen zonder toestemming van de rechtbank. Bovendien heeft de rechtbank vérstrekkende bevoegdheden wat betreft het toestaan van bewijsmateriaal. Zij kan bewijs bijvoorbeeld weigeren, ook al zou dat anders toelaatbaar zijn geweest, en het kruisverhoor van getuigen beperken.

Een partij kan de rechtbank ook vragen ermee in te stemmen dat de getuige zijn bewijs levert in een verklaring onder ede die voorafgaand aan de zitting is afgenomen door een door de rechtbank aangestelde functionaris[3].

De rol van de rechter bestaat er hoofdzakelijk in het door de partijen aangevoerde bewijs te beoordelen; de rechter zal zelf niet in een onafhankelijke hoedanigheid feiten verzamelen.

  • Getuigen-deskundigen

Een partij kan zich slechts beroepen op deskundigenbewijs[4] als de rechtbank daarvoor toestemming heeft gegeven. De rechtbank kan bepalen over welke kwesties deskundigenbewijs mag worden gegeven, alsmede de vorm waarin dat bewijs wordt gegeven en de vergoeding die de deskundige daarvoor krijgt.

Willen meerdere partijen omtrent een bepaalde kwestie deskundigenbewijs indienen, dan kan de rechtbank voorschrijven dat het bewijs door slechts één deskundige moet worden geleverd die van beide partijen gezamenlijk instructies ontvangt, en niet door een afzonderlijke deskundige per partij. De rechtbank kan dat op eigen initiatief voorschrijven, zonder instemming van de partijen.

De rechtbank zal niet op eigen initiatief de partijen gelasten deskundigenbewijs aan te voeren. De rechtbank kan echter wel zelf een deskundige aanwijzen die haar als “beoordelaar” bijstaat in verband met een specifieke kwestie. De rechtbank kan deze beoordelaar opdragen een verslag op te stellen (waarvan elke partij een afschrift ontvangt) en de terechtzitting bij te wonen teneinde de rechtbank te kunnen adviseren.

Krachtens Deel 35 van de Civil Procedures Rules (CPR, de regels voor burgerlijke rechtsvordering in Engeland en Wales) mag deskundigenbewijs door meerdere deskundigen in dezelfde discipline tegelijkertijd worden geleverd. Onder dergelijke omstandigheden zullen de partijen de deskundigen ondervragen, waarop de rechter een samenvatting geeft van het standpunt en de deskundigen vraagt of zij dat onderschrijven.

[1] Zie CPR, Deel 32

[2] Zie CPR, Deel 31

[3] Zie CPR, Deel 34.8

[4] Zie CPR, Deel 35

2.2 Als een verzoek tot leveren van bewijs is toegewezen, welke stappen volgen dan?

  • Bekendmaking

Na een bevel tot bekendmaking moet iedere partij aan de andere partijen een overzicht betekenen van relevante stukken die zij onder zich of in haar bezit heeft of heeft gehad. De andere partijen kunnen die stukken vervolgens inzien en er afschriften van opvragen als zij dat wensen. Voor een afschrift kunnen kosten in rekening worden gebracht.

  • Getuigen (“witnesses of fact”)

De rechtbank gelast de partijen om van iedere getuige op wiens bewijs zij zich willen beroepen, voorafgaand aan de terechtzitting een ondertekende getuigenverklaring in te dienen. Die verklaring mag de getuige zelf opstellen, maar wordt in de praktijk vaak opgesteld door de advocaat voor de partij namens welke de getuige getuigt. De getuigenverklaring moet het volledige bewijs van de getuige omvatten, zo mogelijk in de woorden van die getuige zelf.

Als een partij is opgedragen een getuigenverklaring in te dienen, maar er niet in slaagt zo’n verklaring te verkrijgen, kan zij de rechtbank vragen of zij in plaats daarvan een zg. witness summary mag indienen, die het bewijs vermeldt dat de getuige naar verwachting zal geven dan wel de zaken waarover de partij die getuige wil ondervragen.

Als de rechtbank gelast dat een getuige zijn bewijs onder ede moet leveren, dan levert die getuige zijn bewijs mondeling tegenover een door de rechtbank aangestelde functionaris. Het verhoor wordt verricht als ware het een terechtzitting, met alle gelegenheid voor kruisverhoor van de getuige, en het bewijs wordt ook op schrift gesteld.

  • Getuigen-deskundigen

Indien de rechtbank toestemming geeft voor het horen van getuigen-deskundigen, dan stellen de partijen instructies op voor die getuige-deskundige(n). Als de partijen een gezamenlijke deskundige aandragen, maar het niet over die instructies eens kunnen worden, dan mogen zij deze deskundige ieder afzonderlijk instrueren. De deskundige, die een absolute verplichting heeft jegens de rechtbank en niet jegens de partij of partijen van wie hij aanwijzingen ontvangt, stelt een schriftelijk verslag op. Vervolgens kan een partij schriftelijke vragen voorleggen aan een deskundige die door de partijen gezamenlijk of door de andere partij geïnstrueerd is. Zijn er afzonderlijke deskundigen, dan kan de rechtbank voorschrijven dat de deskundigen met elkaar in overleg treden om vast te stellen in hoeverre hun standpunten afwijken of overeenkomen. Getuigen-deskundigen mogen een vergoeding vragen voor hun diensten, die doorgaans wordt betaald door de partij of partijen van wie zij instructies ontvangen.

2.3 In welke gevallen kan de rechter een bewijsaanbod afwijzen?

Wanneer een partij een verzoek doet tot het aanvoeren of verkrijgen van bewijs, zal de rechtbank voldoende reden moeten zien om aan te nemen dat het beoogde bewijs relevant en toelaatbaar is. Bij het vaststellen van de wijze waarop zij haar bevoegdheden zal uitoefenen, moet de rechtbank er ook naar streven om zaken rechtvaardig te behandelen, wat onder meer betekent dat zij onnodige onkosten moet voorkomen en zaken moet behandelen op een billijke en voortvarende wijze die bovendien in verhouding staat tot het belang, de complexiteit en de waarde van de vordering. Deze afweging kan de rechtbank doen beslissen om een verzoek af te wijzen of om op eigen initiatief een bevel uit te vaardigen (bv. dat de partijen niet elk een afzonderlijke deskundige, maar gezamenlijk één deskundige moeten aanstellen).

2.4 Wat zijn de verschillende bewijsmiddelen?

Feiten kunnen worden bewezen door middel van bewijsmateriaal, door vermoedens en gevolgtrekkingen op grond van bewijs, en door de rechter wanneer die in juridische zin kennis neemt van de feiten (zie hierboven). De soorten bewijs die in een burgerlijke procedure kunnen worden ingeroepen, zijn getuigenverklaringen, documentair bewijs en reëel bewijs. Documentair bewijs kan bestaan uit stukken, computerbestanden, foto’s en audiovisuele opnamen. Reëel bewijs bestaat uit andere materiële zaken die relevant zijn voor het geschil en aan de rechtbank worden voorgelegd, zoals de producten die het voorwerp vormen van een geschil inzake de intellectuele eigendom. Ook wanneer een rechter in verband met een schouw de plaats van een ongeval of een andere relevante locatie bezoekt, geldt dat als reëel bewijs.

2.5 Wat zijn de methodes om bewijs te verkrijgen van getuigen en zijn deze verschillend van de middelen om bewijs te verkrijgen van deskundigen? Wat zijn de regels betreffende het overleggen van schriftelijk bewijs en deskundigenrapporten/-adviezen?

In beginsel leggen getuigen hun verklaring mondeling af tijdens een terechtzitting. Zoals hierboven vermeld echter moet iedere partij ook een getuigenverklaring indienen voor iedere getuige die zij wil oproepen. Tijdens de terechtzitting wordt de getuige verzocht te bevestigen dat zijn verklaring juist en overeenkomstig de waarheid is. Vervolgens geldt die verklaring als het bewijs van die getuige ten behoeve van de partij die hem heeft opgeroepen. Is er slechts een samenvattende verklaring ingediend (de “witness summary”), dan moet de getuige die mondeling nader toelichten.

Getuigen-deskundigen verstrekken hun bewijs in de vorm van een schriftelijk verslag, tenzij de rechtbank anderszins beveelt. In dat verslag moet de deskundige zijn conclusies opnemen, alsmede de feiten en aannamen waarop die gebaseerd zijn, en de essentie van zijn aanwijzingen. De rechtbank beslist of een deskundige ook ter terechtzitting moet verschijnen om mondeling te getuigen. Een door de rechtbank benoemde beoordelaar hoeft niet mondeling te getuigen.

2.6 Hebben bepaalde bewijsmiddelen meer bewijskracht dan andere?

De rechtbank kan in hoge mate zelf beslissen in hoeverre bepaald bewijsmateriaal geloofwaardig is en hoe zwaar het dient te wegen. Het staat een partij vrij om een buiten de rechtbank gegeven verklaring aan te voeren als bewijs van de daarin gestelde feiten (“verklaring van horen zeggen”)[1]. Dat betekent dat een partij een brief kan aanvoeren als bewijs van de inhoud daarvan, of een verklaring van een getuige over de getuigenis van een andere zegsman. Bewijs van horen zeggen legt vaak echter wel minder gewicht in de schaal dan een rechtstreekse getuigenis, zeker als die andere zegsman ook zelf had kunnen worden opgeroepen om te getuigen.

Bepaalde stukken en gegevens worden als authentiek aanvaard. Gegevens van ondernemingen en publieke instanties bijvoorbeeld worden als authentiek aanvaard, indien ze door een functionaris van die onderneming of instantie voor echt zijn verklaard. Verder gelden bepaalde soorten officiële akten (wetgeving, gemeentelijke verordeningen, bevelen, verdragen en gerechtelijke stukken) in gedrukte vorm of in een als eensluidend gewaarmerkt afschrift als authentiek, zonder dat nader bewijs vereist is.

[1]Zie Deel 33 van de CPR en de bijbehorende handleiding (Practice Direction).

2.7 Zijn voor het bewijzen van bepaalde feiten bepaalde bewijsmiddelen verplicht?

Aangezien bepaalde transacties (zoals een testament, of de verkoop van grond) schriftelijk moeten worden verricht, moeten zij ook aan de hand van documentair bewijs worden bewezen.

2.8 Zijn getuigen wettelijk verplicht te getuigen?

In het algemeen geldt dat getuigen die in staat zijn om een getuigenis af te leggen, gedwongen kunnen worden dat te doen. Als een partij zich wil verzekeren van de aanwezigheid van een getuige ter terechtzitting, moet hij een dagvaarding opstellen waarin die getuige wordt gelast de zitting bij te wonen om te getuigen. Als de dagvaarding eenmaal door de rechtbank is uitgegeven en naar behoren is betekend, is de getuige verplicht er gevolg aan te geven tot het einde van de hoorzitting.

Indien de rechtbank gelast dat een getuigenis onder ede moet worden afgenomen, maar de getuige niet ter zitting aanwezig is of weigert om rechtmatige vragen te beantwoorden, kan de partij die de verklaring onder ede verlangt, verzoeken dat de getuige wordt gelast alsnog de zitting bij te wonen of vragen te beantwoorden.

2.9 In welke gevallen kan een getuige zich beroepen op het verschoningsrecht?

De algemene regel dat een getuige kan worden verplicht een getuigenis af te leggen, is niet van toepassing op de Britse koningin, buitenlandse staatshoofden en leden van hun huishouden, buitenlandse diplomaten en consulaire functionarissen, vertegenwoordigers van bepaalde internationale organisaties, en rechters en juryleden (voor zover het de werkzaamheden betreft die zij in die hoedanigheden verrichten). In een burgerlijke procedure kunnen de echtgenoten of familieleden van de partijen worden gedwongen een getuigenis af te leggen.

Evenwel mogen getuigen die normaal gesproken kunnen worden gedwongen om een getuigenis af te leggen, op grond van het verschoningsrecht weigeren inzage te verlenen in bepaalde stukken en bepaalde vragen te beantwoorden. De voornaamste soorten verschoningsrecht zijn het professioneel verschoningsrecht (dat van toepassing is op communicatie in verband met het verstrekken van of verzoeken om juridisch advies of het verkrijgen van bewijs in een rechtszaak), het verschoningsrecht “without prejudice” (dat van toepassing is op de communicatie tussen partijen in het kader van een oprechte poging om tot een compromis te komen, zoals een schikkingsaanbod) en het recht niet mee te werken aan de eigen veroordeling (wat betekent dat een getuige niet mag worden gedwongen te getuigen wanneer er een reëel gevaar bestaat dat die getuige of zijn/haar echtgeno(o)t(e) daardoor in het Verenigd Koninkrijk strafrechtelijk zou worden aangeklaagd of beboet). Getuigen kunnen afstand doen van hun verschoningsrecht.

Bewijs mag ook geheim worden gehouden als het verstrekken ervan in strijd zou zijn met het openbaar belang. Bewijs dat geheim mag worden gehouden is onder meer bewijsmateriaal dat verband houdt met de nationale veiligheid, diplomatieke betrekkingen, het functioneren van de centrale overheid, het welzijn van kinderen, onderzoek naar misdaad en de bescherming van informanten. Bovendien hoeven journalisten hun bronnen niet bekend te maken, tenzij die bekendmaking noodzakelijk zou zijn in het belang van de rechtspleging of de nationale veiligheid of tenzij daarmee ordeverstoringen of criminaliteit kunnen worden voorkomen.

Bankfunctionarissen kunnen niet worden gedwongen om bankrekeninggegevens vrij te geven of verklaringen te doen omtrent de inhoud daarvan, tenzij de rechtbank bijzondere redenen heeft om zulks te gelasten. De rechtbank kan echter wel afdwingen dat een persoon inzage krijgt in transacties op een rekening of afschriften daarvan ontvangt.

2.10 Kan een persoon die weigert te getuigen, daartoe worden gedwongen? Kan hij worden gestraft?

Een getuige die, na als getuige te zijn gedagvaard, niet ter zitting verschijnt of weigert om een getuigenis af te leggen, kan worden veroordeeld wegens minachting van de rechtbank en een vrijheidsstraf worden opgelegd (wanneer het een procedure in het High Court betreft) of een boete worden opgelegd (in een County Court-procedure).

2.11 Zijn er personen van wie geen getuigenis kan worden verkregen?

Iedere volwassene kan getuigen in een burgerlijke procedure, behalve wanneer hij, bijvoorbeeld als gevolg van een geestelijke stoornis, de aard van de eed die hij als getuige moet afleggen niet zou begrijpen of geen rationele getuigenis zou kunnen afleggen. Wanneer een minderjarige getuige de aard van de eed niet begrijpt, kan zijn getuigenis toch toelaatbaar zijn, maar uitsluitend als die minderjarige naar het oordeel van de rechtbank wel begrijpt dat hij de waarheid moet spreken en “voldoende begrip heeft om het verhoor te rechtvaardigen”.

2.12 Wat is de rol van de rechter en van de partijen bij het horen van een getuige? Onder welke voorwaarden kan een getuige worden gehoord via nieuwe technologieën zoals videoconferencing?

De rol van de rechter en de partijen

Van oudsher worden getuigen ter terechtzitting gehoord aan de hand van niet-leidende vragen door de raadsman van de partij die hen heeft opgeroepen. Ook een getuigenverklaring geldt nu echter als een dergelijke getuigenis, tenzij de rechtbank anderszins bepaalt. Vervolgens kan de getuige worden verhoord door de raadsman voor de wederpartij, die daarbij leidende vragen mag stellen. Ook getuigen-deskundigen die ter terechtzitting mondeling getuigenis afleggen, kunnen aan een kruisverhoor worden onderworpen, maar een door de rechtbank benoemde beoordelaar niet. De rechter kan zelf ook vragen stellen aan de getuigen, veelal om duidelijkheid te verkrijgen over hun reeds gegeven antwoorden op de vragen van een raadsman.

Bewijs via een videoverbinding

Bewijs mag uitsluitend via een videoverbinding worden verstrekt, als de rechter daarmee instemt. Bij de overweging of deze wijze van bewijsvoering kan worden toegestaan, zal de rechter rekening houden met het gemak dat een videoverbinding met zich meebrengt (vooral als een getuige in slechte gezondheid is of in het buitenland verblijft), met de kosten van de videoverbinding of de kostenbesparing die het gebruik ervan oplevert en met de gevolgen voor de eerlijkheid van de procedure (waaronder de beperktere mate waarin de rechter de getuigen kan controleren en beoordelen).

3 De waardering van het bewijs

3.1 Gelden voor de rechter beperkingen om tot zijn oordeel te komen op basis van onrechtmatig verkregen bewijs?

Als via de post of een telecommunicatiesysteem verzonden communicatie (zoals telefoongesprekken, faxberichten en e-mails) op onrechtmatige wijze zijn onderschept, kan de inhoud van die communicatie niet als bewijs dienen in een gerechtelijke procedure. Voor het overige is bewijs over het algemeen toelaatbaar, zelfs als het niet op gepaste wijze is verkregen. De rechter is evenwel bevoegd bewijsmateriaal uit te sluiten dat anders wel toelaatbaar zou zijn. De rechter zal daarbij een afweging maken tussen het belang van het bewijsmateriaal en de ernst van de onbehoorlijke verkrijging daarvan. Als de omstandigheden het uitsluiten van bewijs niet rechtvaardigen, kan de rechter de partij die onbehoorlijk heeft gehandeld alsnog op een andere wijze bestraffen, bijvoorbeeld door haar te veroordelen in de kosten.

3.2 Geldt ook de verklaring van een partij als bewijs?

Een memorie (ofwel het officiële document waarin een partij haar zaak uiteenzet) kan als bewijs dienen in een tussentijdse zitting, maar niet ter terechtzitting.

Een getuigenverklaring van een partij bij de procedure is als bewijs in dezelfde mate toelaatbaar als een verklaring van een bron die geen partij is.

Links

Ministry of Justice

Civil Procedure Rules

Laatste update: 08/09/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.