Informatie zoeken per regio
- Belgiëbe
- Bulgarijebg
- Tsjechiëcz
- Denemarkendk
- Duitslandde
- Estlandee
- Ierlandie
- Griekenlandel
- Spanjees
- Frankrijkfr
- Kroatiëhr
- Italiëit
- Cypruscy
- Letlandlv
- Litouwenlt
- Luxemburglu
- Hongarijehu
- Maltamt
- Nederlandnl
- Oostenrijkat
- Polenpl
- Portugalpt
- Roemeniëro
- Sloveniësi
- Slowakijesk
- Finlandfi
- Zwedense
- Verenigd Koninkrijkuk
1 De bewijslast
Een recht wordt door een rechter erkend na overlegging van bewijs van de vermeende feiten. Daarvoor wordt een procedure doorlopen waarvan de stappen en termijnen wettelijk zijn geregeld.
Van de partijen die deelnemen aan de procedure, wordt verwacht dat zij bewijs overleggen voor de feiten die zij aanvoeren en waarop hun vorderingen zijn gebaseerd. Dat betekent dat de eiser bewijs van de feiten voegt bij zijn verzoek en dat de verweerder feiten aanvoert die de rechtsgeldigheid van in het verzoek van de eiser opgenomen feiten voorkomt, tenietdoet of verzwakt.
De nadelige gevolgen van een gebrek aan bewijs zijn voor de partij op wie de bewijslast rust. Dat betekent dat de rechter de vorderingen zal afwijzen als op het moment van de uitspraak of vergelijkbare beslissing de partij de door haar aangevoerde feiten niet heeft bewezen. In zijn beoordeling of een partij wel of niet voldoende bewijs heeft geleverd voor een bepaald feit, houdt de rechter rekening met het gemak waarmee die partij dat feit kan bewijzen.
Het is essentieel dat iedere persoon die gerechtelijke stappen wil nemen, vooraf goed nagaat in hoeverre hij de door hem aangevoerde feiten kan bewijzen, om geen tijd en geld (in de vorm van juridische kosten) te verspillen mocht hij daartoe niet in staat zijn. Hij zal daarvoor enigszins bekend moeten zijn, al is het maar in zeer algemene zin, met de regels voor de bewijslast in procedures.
1.1 Wat zijn de rechtsregels betreffende de bewijslast?
De bewijslast is in de Spaanse wetgeving geregeld in de hoofdstukken V en VI van titel I, deel II (artikelen 281 tot en met 386), van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Ley de Enjuiciamiento Civil) (Wet 1/2000 van 7 januari 2000). Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevat algemene opmerkingen over bewijs in afdeling XI van de inleiding (de technische term is "preambule") die van belang kunnen zijn voor wie wil weten hoe de Spaanse wetgever aankijkt tegen de bewijslast in procedures.
Sommige procedures kennen speciale regels voor bewijsverkrijging die afwijken van de algemene regels, zoals procedures voor minderjarigen of gezinnen. Bewijs kan ook worden verkregen in het gerecht van tweede aanleg (Juzgado de Segunda Instancia). Gewoonlijk gaat het daarbij om bewijs dat niet kon worden verkregen in het gerecht van eerste aanleg (Juzgado de Primera Instancia) om redenen die niet zijn toe te schrijven aan de eiser.
1.2 Bestaan er rechtsregels krachtens welke bepaalde feiten niet hoeven te worden bewezen? In welke gevallen? Kan bij deze vermoedens een tegenbewijs worden geleverd?
Van oudsher wordt er in de theorie een onderscheid gemaakt tussen bewijs van feiten en bewijs van recht, maar in de praktijk is het recht niet iets wat moeten worden bewezen, omdat de rechter geacht wordt dat te kennen. Een uitzondering betreft buitenlands recht, waarvoor wel bewijs nodig kan zijn. Bewijs van buitenlands recht is geregeld bij de Wet inzake internationale juridische samenwerking in burgerlijke zaken (Ley de cooperación jurídica internacional en materia civil), die bepaalt dat de rechter rapporten over een kwestie in verband met buitenlands recht kan verlangen, gewoonlijk via de Spaanse centrale autoriteit. Als buitenlands recht niet wordt bewezen, is toepassing van Spaans recht toegestaan, hoewel de rechter alleen in uitzonderlijke situaties gebruik zal maken van deze bevoegdheid.
Het is niet nodig bewijs te leveren voor feiten die algeheel en algemeen bekend zijn of feiten waarover de partijen het eens zijn, behalve in gevallen waarin het voorwerp van de procedure buiten de macht van de partijen ligt, d.w.z. procedures over de rechtsbevoegdheid van personen, afstamming, huwelijk en minderjarigen.
Krachtens de in de wet vastgestelde vermoedens is de partij die het voordeel van het vermoeden geniet, vrijgesteld van bewijslast voor het vermoede feit. In het geval van zulke vermoedens wordt bewijs van het tegendeel toegelaten, tenzij de wet dat uitdrukkelijk verbiedt. In de wet vastgestelde vermoedens betreffen de gemeenschap van goederen en geld verkregen door een of beide echtgenoten na hun huwelijk, behalve als kan worden bewezen dat zij uitsluitend toebehoren aan een van beide echtgenoten, het vermoeden dat echtgenoten samenwonen en het vermoeden dat een vermiste persoon in leven was tot het moment van de overlijdensverklaring.
Als de verweerder niet antwoordt op het verzoek en niet verschijnt, betekent dat in principe niet dat de eisende partij is ontheven van de last de ondersteunende feiten voor zijn vorderingen te bewijzen. Er zijn echter uitzonderingsgevallen waarin het ontbreken van bezwaren van de verweerder bij de rechter tot het oordeel leidt dat de vorderingen van de eiser moeten worden toegewezen. Dit geldt bijvoorbeeld het geval van procedures over kleine vorderingen en procedures over uitzetting wegens betalingsachterstand.
1.3 In welke mate moet de rechtbank overtuigd zijn van een feit om zijn oordeel erop te mogen baseren?
De feiten die de partijen aanvoeren in hun vordering en verweer, moeten worden bewezen, en de rechter baseert zich in zijn beoordeling op de omstandigheden van de zaak, rekening houdend met alle verkregen bewijzen en de aard daarvan (zo heeft een authentieke akte niet dezelfde waarde als een verklaring van een partij). De beoordeling van het bewijs en de motivering van de rechter voor bepaalde conclusies worden opgenomen in de uitspraak. Naast direct bewijs is er ook indirect bewijs; indirect bewijs wil zeggen dat, als een feit eenmaal is toegelaten of volledig is bewezen, de rechter kan uitgaan van het vermoeden dat een ander feit waar is als er een duidelijk, rechtstreeks verband is tussen beide feiten. De rechter is gehouden in zijn beslissing de redenering achter het door hem vastgestelde verband tussen de feiten op te nemen.
2 Het verkrijgen van bewijs
2.1 Kan bewijsverkrijging enkel op verzoek van een partij plaatsvinden of kan de rechter in bepaalde gevallen eigener beweging bewijs verkrijgen?
Civiele procedures zijn onderworpen aan het beginsel dat de rechter alleen uitspraak doet in kwesties die aan hem worden voorgelegd (principio dispositivo), zodat de partijen zijn gehouden de rechter het bewijs te verstrekken dat zij willen aanvoeren tijdens de procedure. De rechter kan evenwel ambtshalve beslissen dat bepaald bewijs alleen kan worden verkregen in de bij wet bepaalde gevallen. Daarom kan de rechter tijdens de voorbereidende zitting in een gewone civiele procedure, als hij het door de partijen verstrekte bewijs onvoldoende acht om duidelijkheid te krijgen over de betwiste feiten, de aandacht van de partijen vestigen op het feit waarvoor mogelijk te weinig bewijs bestaat, en hun laten weten welk bewijs zij kunnen aandragen
In procedures over de rechtsbevoegdheid van personen, afstamming, huwelijk en minderjarigen kan de rechter, ongeacht het bewijs dat wordt verlangd door de partijen of het Openbaar Ministerie, naar eigen goeddunken bewijs verkrijgen dat hij nodig acht voor zijn beslissing in de procedure, afhankelijk van de aard van die procedure.
2.2 Als een verzoek tot leveren van bewijs is toegewezen, welke stappen volgen dan?
In mondelinge procedures (vorderingen tot 6 000 EUR) gaat de rechter na overlegging en toelating van bewijs tijdens de zitting over tot het verkrijgen van bewijs in de eigenlijke procedure.
In gewone procedures (vorderingen boven 6 000 EUR) wordt na toelating van bewijs tijdens de voorbereidende zitting (die tevens dient om procedurele kwesties op te lossen) een datum vastgesteld voor de procedure en wordt de bewijsverkrijging tot dan uitgesteld. De partijen worden opgeroepen om verklaringen af te leggen, de getuigen die de partijen zelf niet voor de rechter konden laten verschijnen, worden opgeroepen, deskundigen worden opgeroepen als er bij de partijen behoefte is aan een toelichting of uitleg bij de uitgebrachte adviezen, en er wordt contact opgenomen met instellingen die in bezit zijn van documenten die de partijen niet bij de vordering en het verweer konden voegen, mits de partijen de betrokken adresgegevens hebben vermeld. Bewijs dat niet tijdens de procedure hoeft te worden verkregen (zoals het bezoeken van bepaalde plaatsen), wordt vóór de procedure verkregen. Als het enige bewijs dat is toegelaten tijdens de voorbereidende zitting bestaat uit documenten en die documenten niet zijn betwist, of als er een deskundigenrapport is opgesteld en geen van de partijen heeft gevraagd om de aanwezigheid van de deskundige tijdens de voorbereidende zitting, geeft de rechter zijn oordeel na de voorbereidende zitting, zonder een datum te hoeven vaststellen voor een procedure.
De algemene regel is dat bewijs wordt verkregen door de rechter of rechtbank die ook de zaak behandelt, ook als de getuige niet in het desbetreffende arrondissement woont en naar de rechtbank moet reizen op de in de oproep vermelde dag (zij het met het recht de bijbehorende vergoeding te vorderen van de partij die om zijn verklaring heeft gevraagd, zoals vastgesteld door de griffier, en onverlet het recht van die partij de vergoeding te vorderen van de wederpartij als deze wordt verwezen in de juridische kosten). Alleen in buitengewone gevallen, bijvoorbeeld als de afstand bijzonder groot is, kan worden verzocht om rechtshulp teneinde de verklaring af te laten nemen door de rechter in het arrondissement waar de getuige woont. In dat geval gaat er een schriftelijk verzoek naar de andere rechtbank (op nationaal niveau) of wordt gebruikgemaakt van een in het kader van de internationale justitiële samenwerking ingesteld mechanisme, afhankelijk van waar de verklaring wordt afgenomen. In laatstgenoemd geval dienen de partijen de te stellen vragen schriftelijk in. Bij gebruik van videoconferentie, een techniek die steeds meer ingang vindt, is het niet nodig de vragen vooraf te formuleren. Het volstaat dan een verzoek in te dienen bij de rechtbank van de plaats waar de videoconferentie moet plaatsvinden.
2.3 In welke gevallen kan de rechter een bewijsaanbod afwijzen?
Bewijs van onbetwistbare feiten of bewijs dat niet ter zake dient voor het voorwerp van de procedure, wordt niet toegelaten, evenmin als bewijs dat volgens redelijke en welbepaalde regels en criteria niet zal helpen om duidelijkheid te krijgen over de betwiste feiten. In geen enkel geval laat de rechter bewijs toe dat onrechtmatig is verkregen, dat in strijd is met de grondrechten of waarvoor de hulp van de rechtbank nodig is om documenten te verkrijgen die de partijen ter beschikking staan.
In het algemeen moet het bewijs worden verstrekt in de mondelinge procedure of tijdens de voorbereidende zitting. Bewijs dat te laat wordt verstrekt, wordt niet toegelaten.
In procedures over rechtsbevoegdheid, gezinsleden en minderjarigen kunnen nieuwe feiten worden ingebracht na de vordering en het verweer, met name bij het gerecht van tweede aanleg in het geval van instelling van beroep tegen de uitspraak of betwisting van het beroep. In zulke gevallen kan nieuw bewijs worden ingediend, mits de termijn voor het geven van de beslissing nog niet loopt. In andere procedures, als zich na het verstrijken van de termijn voor indiening van argumenten een belangrijk nieuw feit voordoet, kunnen de partijen dat schriftelijk kenbaar maken aan de rechter en tevens een verzoek indienen tot het leveren van bewijs indien de wederpartij het feit niet als waar erkent.
2.4 Wat zijn de verschillende bewijsmiddelen?
De bewijsmiddelen die zijn toegestaan in procedures, zijn: verhoor van de partijen, authentieke akten, onderhandse akten, deskundigenoordelen, rechterlijke toetsing, getuigenverhoor en middelen voor de weergave van woorden, geluiden en beelden, evenals instrumenten voor het opslaan, ophalen en weergeven van woorden, gegevens, getallen en wiskundige bewerkingen uitgevoerd voor boekhoudkundige of andere voor de procedure relevante doeleinden.
2.5 Wat zijn de methodes om bewijs te verkrijgen van getuigen en zijn deze verschillend van de middelen om bewijs te verkrijgen van deskundigen? Wat zijn de regels betreffende het overleggen van schriftelijk bewijs en deskundigenrapporten/-adviezen?
GETUIGENVERKLARING: het is niet nodig getuigen te noemen in de vordering of het verweer, aangezien in mondelinge procedures elke partij op de dag van de zitting moet verschijnen met de personen die getuigen in de procedure. De partijen verzoeken de rechtbank de getuigen die zijzelf niet kunnen laten verschijnen, op te roepen en hen te gelasten binnen drie dagen na ontvangst van de oproep te verschijnen. In gewone procedures wordt de identiteit van getuigen vastgesteld tijdens de voorbereidende zitting; daarin wordt ingegaan op procedurele kwesties en worden de betwiste feiten van de zaak bepaald en het daarmee verband houdende bewijs ingediend en toegelaten.
Een getuigenverklaring is altijd mondeling en wordt afgenomen op de dag van de procedure (evenals de nodig geachte toelichtingen van deskundigen). Er is echter één uitzondering op deze regel, en die geldt wanneer rechtspersonen of overheidsinstanties informatie over belangrijke feiten van de procedure moeten verstrekken, zonder dat het nodig is natuurlijke personen individueel te horen. In dat geval legt de rechtspersoon of instantie geen mondelinge verklaring af, maar ontvangt deze een lijst met vragen die de partijen beantwoord willen zien en die de rechter als relevant beoordeelt. De vragen worden schriftelijk beantwoord.
DESKUNDIGENVERKLARING: deskundigen dienen hun oordeel altijd schriftelijk in. Na het deskundigenoordeel te hebben ingediend en dat van de wederpartij te hebben gelezen, besluiten de partijen of het wel of niet nodig is dat de deskundige tijdens de procedure aanwezig is om een toelichting of uitleg te geven.
Als de partijen gebruik willen maken van een of meer deskundigenverklaringen, dienen zij het deskundigenoordeel samen met hun vordering of verweer in, tenzij dat niet mogelijk is, in welk geval zij vermelden van welke oordelen zij gebruik willen maken. Verder dienen zij de oordelen in zodra die beschikbaar zijn, maar in elk geval uiterlijk vijf dagen voor aanvang van de voorbereidende zitting in gewone procedures of vijf dagen voor de zitting in mondelinge procedures. De partijen kunnen evenwel bij het indienen van hun vordering of verweer verzoeken om aanstelling van een gerechtsdeskundige, in welk geval de expertise later komt (gewoonlijk in de periode tussen de voorbereidende zitting en de procedure, maar voldoende op tijd om de partijen de gelegenheid te geven het oordeel te bestuderen).
De getuige-deskundige is een figuur tussen de getuige en de deskundige en kan als getuige informatie verstrekken over technische kwesties in verband met de procedure. Doorgaans zijn getuige-deskundigen de opsteller van rapporten die samen met de vordering of het verweer worden ingediend als bewijsstuk, niet als deskundigenverklaring.
2.6 Hebben bepaalde bewijsmiddelen meer bewijskracht dan andere?
Ja. Authentieke akten vormen volledig bewijs van het feit, de handeling of de stand van zaken die zij beschrijven, van de datum waarop zij tot stand zijn gebracht en van de identiteit van de notarissen en personen die daarbij waren betrokken. Bij betwisting van de echtheid wordt de overgelegde akte geverifieerd en vergeleken met de minuut, waar die zich ook bevindt. De hierna genoemde documenten vormen echter volledig bewijs zonder verificatie of collatie, behalve bij bewijs van het tegendeel of in het geval van vergelijking van handschriften (indien mogelijk): oude authentieke akten zonder protocol van de notaris en ieder authentieke akte waarvan de minuut ontbreekt of waarvoor geen gegevens voorhanden zijn voor controle of vergelijking.
Onderhandse akten vormen eveneens volledig bewijs in procedures als zij niet worden betwist door de partij voor wie zij nadelig zijn. Bij betwisting van een onderhandse akte kan de indienende partij vragen om een handschriftvergelijking of om een andere manier om de echtheid aan te tonen. Als het niet mogelijk is de echtheid van de onderhandse akte aan te tonen, wordt het document beoordeeld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid die ook worden gehanteerd voor de beoordeling van het overige bewijs dat wordt verkregen. Als na betwisting de echtheid van de akte is vastgesteld, kan het zijn dat de betwistende partij niet alleen aansprakelijk is voor de betrokken kosten maar ook dat haar een boete wordt opgelegd.
Als tot slot uit het overige bewijs niet het tegendeel blijkt, beschouwt de rechter als waar alle feiten die een partij als zodanig heeft erkend in de verklaringen, voor zover die partij er persoonlijk bij betrokken was en de vaststelling als waar voor haar alleen maar nadelen heeft.
2.7 Zijn voor het bewijzen van bepaalde feiten bepaalde bewijsmiddelen verplicht?
In beginsel is er geen regel die voorschrijft welk bewijs moet worden gebruikt om bepaalde feiten te bewijzen. Het ligt echter voor de hand dat bijvoorbeeld bij vordering van een geldbedrag op grond van een zakelijke relatie tussen de partijen, het bestaan of de betaling van de schuld zal worden vastgesteld aan de hand van bewijsstukken. Een deskundigenverklaring zal nodig zijn als er behoefte is aan wetenschappelijke, artistieke, technische of praktische kennis om de feiten of omstandigheden die relevant zijn voor de zaak, te beoordelen of om er meer zekerheid over te krijgen.
2.8 Zijn getuigen wettelijk verplicht te getuigen?
Getuigen die worden opgeroepen, zijn verplicht te verschijnen tijdens de in de oproep vermelde procedure of zitting. Getuigen die niet verschijnen, verbeuren een boete tussen 180 en 600 EUR, met inachtneming van een periode van vijf dagen voor hun verhoor. Als de getuige ook na de tweede oproep niet verschijnt, blijft de straf niet beperkt tot een boete, omdat de getuige dan schuldig is aan belemmering van de rechtsgang, iets waarop getuigen bij aanvang wordt gewezen.
2.9 In welke gevallen kan een getuige zich beroepen op het verschoningsrecht?
Het algemene beginsel dat getuigen moeten verschijnen is niet van toepassing op getuigen die vanwege hun status of beroep verplicht zijn tot geheimhouding van de feiten waarover zij worden gehoord, in welk geval zij dat vermelden, onder opgave van redenen voor hun weigering, terwijl de rechter, rekening houdend met de gronden voor die weigering, beslist wat er moet gebeuren ten aanzien van hun verhoor en hen kan ontheffen van de verplichting te antwoorden. Als de getuige wordt ontheven van de plicht te antwoorden, wordt dit opgetekend.
Als de getuige aanvoert dat de feiten waarover hij wordt gehoord, betrekking hebben op een kwestie die wettelijk als vertrouwelijk is aangemerkt of gerubriceerd, vraagt de rechter, in de gevallen waarin hij dat in het belang van de rechtsbedeling nodig acht, het bevoegde orgaan ambtshalve dit in een officieel document te bevestigen. Nadat de rechter de vermeende vertrouwelijkheid heeft geverifieerd, geeft hij opdracht het document in het dossier op te nemen, met inbegrip van de vragen die vallen onder de geheimhoudingsplicht.
Voorafgaand aan hun verklaringen ondervraagt de rechter getuigen over hun persoonlijke omstandigheden (familiebanden of vriendschap met, of vijandigheid jegens de partijen, persoonlijk belang bij de kwestie enz.); in het licht van de antwoorden kunnen de partijen hun opmerkingen over de onpartijdigheid van de getuigen kenbaar maken aan de rechter.
2.10 Kan een persoon die weigert te getuigen, daartoe worden gedwongen? Kan hij worden gestraft?
Getuigen zijn verplicht om gehoor te geven aan een oproep van de rechtbank en om de eed of de belofte af te leggen dat zij de waarheid zullen spreken; daarbij wordt hun gewezen op de straffen die worden opgelegd bij meineed in civiele procedures. Getuigen zijn verplicht hun verklaringen af te leggen overeenkomstig artikel 366 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Een getuige die weigert een verklaring af te leggen, is mogelijk schuldig aan belemmering van de rechtsgang, waarop een boete staat; afhankelijk van de ernst ervan kan de weigering ook als misdrijf worden aangemerkt.
2.11 Zijn er personen van wie geen getuigenis kan worden verkregen?
Iedereen kan getuige zijn, behalve personen die blijvend zijn verstoken van rede of van de zintuigen (gezichtsvermogen, gehoor enz.) die onontbeerlijk zijn om op de hoogte te zijn van de betrokken feiten.
Minderjarigen jonger dan 14 jaar kunnen getuigen als zij naar het oordeel van de rechter voldoende volwassen zijn om de waarheid te kennen en te spreken.
Volgens Spaans recht zijn getuigen van oudsher natuurlijke personen, maar dat neemt niet weg dat wettelijke vertegenwoordigers van rechtspersonen als getuige kunnen verschijnen om informatie te geven over feiten waarmee zij uit hoofde van hun functie bekend zijn. Zoals reeds opgemerkt, biedt de wet rechtspersonen en overheidsinstanties uitdrukkelijk de mogelijkheid de rechter schriftelijk te informeren (artikel 381 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
2.12 Wat is de rol van de rechter en van de partijen bij het horen van een getuige? Onder welke voorwaarden kan een getuige worden gehoord via nieuwe technologieën zoals videoconferencing?
De vragen die de rechtbank heeft toegelaten, worden rechtstreeks voorgelegd door de advocaten van de partijen, beginnend bij de partij die de getuige heeft voorgedragen. Na beantwoording van de vragen van de advocaat van de partij die de getuige heeft voorgedragen, kunnen de advocaten van de andere partijen de getuige nieuwe vragen voorleggen die zij relevant achten om de feiten te verduidelijken. Ook de rechter kan de getuige ondervragen om meer duidelijkheid en aanvullende informatie te verkrijgen.
De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een partij toestaan dat een getuige die een verklaring heeft afgelegd die de verklaring van een andere getuige of een andere reeds gehoorde partij ernstig tegenspreekt, wordt geconfronteerd met die getuige of partij.
De getuige kan via videoconferentie worden gehoord, indien daarom wordt verzocht en de rechter ermee instemt. Dat is het geval als, gelet op de omstandigheden (lees: grote afstand van de woonplaats van de getuige tot de rechtbank), een verklaring via videoconferentie de meest aangewezen en proportionele manier is om bewijs te verkrijgen, steeds met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor en het recht op verweer van de partijen.
3 De waardering van het bewijs
Dit is de activiteit waarmee de rechter de doeltreffendheid van het bewijs als geheel beoordeelt, naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Er zijn evenwel, zoals gezegd, bepaalde soorten bewijs waarvan de beoordeling wettelijk is geregeld; voorbeelden zijn authentieke akten en onderhandse akten en, in sommige gevallen, het verhoor van de partijen.
3.1 Gelden voor de rechter beperkingen om tot zijn oordeel te komen op basis van onrechtmatig verkregen bewijs?
Onrechtmatig verkregen bewijs kan niet worden toegelaten. Bewijs dat direct of indirect is verkregen door fundamentele rechten of vrijheden te schenden, heeft geen rechtskracht. De rechter zal dergelijk bewijs niet meewegen in zijn beslissing over de zaak.
Als een partij meent dat fundamentele rechten zijn geschonden bij het verkrijgen of ontdekken van bewijs dat is toegelaten, moet zij dat onmiddellijk kenbaar maken en, in voorkomend geval, de wederpartij daarvan in kennis stellen. Vervolgens beslist de rechter over de rechtmatigheid van dat bewijs.
Als de rechter zelf van mening is dat een fundamenteel recht is geschonden bij het verkrijgen van bewijs, legt hij het bewijs ambtshalve terzijde.
Deze kwestie, die de rechter ook ambtshalve aan de orde kan stellen, wordt afgewikkeld tijdens de procedure of, in het geval van een mondelinge procedure, bij aanvang van de zitting, voorafgaand aan de bewijsverkrijging.
3.2 Geldt ook de verklaring van een partij als bewijs?
Als een partij door de wederpartij wordt opgeroepen om te getuigen, hangt de beoordeling van haar verklaring af van de inhoud van de gegeven antwoorden. Tenzij uit het overige bewijs het tegendeel blijkt, beschouwt de rechter als waar alle feiten die een partij als zodanig heeft erkend, als die partij er persoonlijk bij betrokken is en de vaststelling als waar volledig nadelig voor haar is. In alle overige opzichten beoordeelt de rechter de inhoud van de verklaring naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
Evenzo kan de rechter persoonlijke feiten over de partijen als waar aannemen, als zij niet verschijnen om te getuigen of als zij wel verschijnen maar weigeren te getuigen of ontwijkend antwoorden, mits het gaat om feiten waarbij de ondervraagde partij persoonlijk is betrokken en de vaststelling als waar van die feiten geheel of gedeeltelijk nadelig voor haar zou zijn. Daarnaast wordt een partij die niet verschijnt een boete opgelegd tussen 180 en 600 EUR.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.