1 De verschillende soorten maatregelen
Artikel 145 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorziet in verschillende typen voorlopige maatregelen. Voorlopige maatregelen kunnen bestaan in:
- beslag op de onroerende goederen van de verweerder;
- de registratie in het openbare register van het verbod op eigendomsoverdracht;
- beslag op roerende goederen, geld of eigendomsrechten van de verweerder die in het bezit zijn van de verweerder of van derden;
- de verbeurdverklaring van voorwerpen van de verweerder;
- de benoeming van een bewindvoerder voor het vermogen van de verweerder;
- het verbod voor de verweerder om deel te nemen aan bepaalde transacties of om bepaalde handelingen uit te voeren;
- het verbod voor andere personen om goederen aan de verweerder over te dragen of om andere verplichtingen te voldoen;
- in uitzonderlijke gevallen het verbod voor de verweerder om zijn permanente verblijfplaats te verlaten en (of) het verbod om een kind de permanente woonplaats te laten verlaten zonder toestemming van de rechtbank;
- de opschorting van de tegeldemaking van activa wanneer er een rechtsvordering is ingediend voor de opheffing van het beslag op deze activa;
- aanhouding tijdens doorzoeking;
- de beslissing van tijdelijke bewaring van materiaal of het opleggen van tijdelijke beperkingen;
- de plicht om te zorgen dat schade wordt voorkomen of dat de gevolgen ervan worden beperkt;
- overige maatregelen waarin de wet voorziet of die door de rechtbank worden bevolen en waarvan de niet-naleving de uitvoering van de rechterlijke beslissing in gevaar kan brengen of kan leiden tot het niet uitvoeren van de beslissing de rechtbank.
2 De voorwaarden om maatregelen te kunnen treffen
Op verzoek van de partijen bij het geding of andere betrokken personen kan de rechtbank voorlopige maatregelen opleggen als de betrokkenen hun rechtsvordering kunnen rechtvaardigen en indien de niet-naleving van die maatregelen de uitvoering van de rechterlijke beslissing in gevaar kan brengen of kan leiden tot het niet uitvoeren van de beslissing van de rechtbank.
De rechtbank kan alleen op eigen initiatief voorlopige maatregelen bevelen in gevallen waarin het nodig is om het openbare belang te beschermen en als de afwezigheid van die maatregelen zou leiden tot een inbreuk op de persoon, de samenleving, de rechten van de staat en rechtmatige belangen.
De voorlopige maatregelen kunnen worden toegepast als er geen vordering is en tijdens de gehele civiele procedure.
2.1 De procedure
De verzoeken voor voorlopige maatregelen worden onderzocht door de rechtbank van eerste aanleg of, in de gevallen die worden genoemd in de Wet betreffende handelsarbitrage, door de rechtbank van Vilnius. Wanneer een verzoek om voorlopige maatregelen bij een rechtsvordering is gevoegd, wordt dit verzoek pas behandeld na toelating van de vordering waarbij het is gevoegd. De rechtbank onderzoekt het verzoek om voorlopige maatregelen onmiddellijk via een schriftelijke procedure en uiterlijk binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek. Wanneer de rechtbank dit nodig vindt, wordt het onderzoek van het verzoek om voorlopige maatregelen aan de verweerder medegedeeld.
De partijen in het geding mogen verzoeken om voorlopige maatregelen indienen bij het hof van beroep en het hof van cassatie indien daar een bodemgeschil aanhangig is gemaakt.
De rechtbank kan voorlopige maatregelen opleggen op basis van een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek van de desbetreffende partij totdat de rechtsvordering bij de rechtbank wordt ingesteld. Bij indiening van het verzoek moet de eiser de redenen specificeren waarom de rechtsvordering niet bij dit verzoek is gevoegd, bewijs verstrekken van de dreiging ten opzichte van de belangen van de eiser en een aanbetaling doen die gelijk is aan de helft van het zegelrecht (100 litas) voor het verzoek om voorlopige maatregelen. Bij het verzoek om toepassing van voorlopige maatregelen in verband met zaken die worden onderzocht in het kader van een nationale of internationale arbitrage of door internationale rechtbanken wordt een borgsom van 1000 litas gevraagd. De eiser kan vragen dat het bedrag van de borgsom wordt verlaagd wanneer hij kan bewijzen dat hij in een lastige financiële situatie zit. Na toepassing van de voorlopige maatregelen bepaalt de rechtbank een termijn waarbinnen de vordering moet worden ingediend. Deze termijn is niet langer dan veertien dagen. Als de vordering moet worden ingediend bij een buitenlandse rechtbank mag de termijn niet langer zijn dan 30 dagen. Als de vordering niet is ingediend binnen de termijnen die zijn gespecificeerd door de rechtbank, worden de voorlopige maatregelen opgeheven. Wanneer de vordering niet is ingesteld door de fout van de betrokken partij, wordt de borgsom niet terugbetaald.
De verzoeken om voorlopige maatregelen moeten worden ingediend bij de rechtbank die, in overeenstemming met de regels van bevoegdheid, kennis neemt van de overeenkomstige rechtsvordering. De verzoeken om voorlopige maatregelen in verband met zaken die worden onderzocht in het kader van een nationale of internationale arbitrage of door internationale rechtbanken worden overgedragen aan de regionale rechtbank van Vilnius.
Op het met redenen omklede verzoek van partijen bij het geding of andere betrokken personen kan de rechtbank een voorlopige maatregel vervangen door een andere. De rechtbank moet de vervanging van een voorlopige maatregel door een andere bekend maken aan de partijen bij het geding en aan de andere betrokken personen. De genoemde partijen en andere betrokken personen hebben het recht om hier bezwaar tegen te maken.
De rechtbank kan afzien van de voorlopige maatregelen als de verweerder het geëiste bedrag betaalt of als de verweerder waarborgen heeft. Daarnaast mag de verweerder zijn goederen verpanden ten gunste van de civiele partij.
2.2 De basisvereisten
(Zie punt 2.)
3 Het doel en de aard van dergelijke maatregelen
3.1 Welke goederen kunnen het voorwerp uitmaken van dergelijke maatregelen?
De voorlopige maatregelen kunnen betrekking hebben op onroerende goederen, roerende voorwerpen, fondsen en eigendomsrechten.
3.2 Wat zijn de gevolgen van dergelijke maatregelen?
De niet-naleving van de voorlopige maatregelen kan de uitvoering van de uitspraak in gevaar brengen of kan leiden tot het niet uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank. In de gevallen dat de eigendomsrechten van een voorwerp dat bij een gemeenschappelijk eigendom hoort tijdelijk beperkt worden, mag er alleen beslag worden gelegd op de goederen die van de persoon zijn die het doel is van de voorlopige maatregelen. Als de persoonlijke goederen niet bepaald zijn en in afwachting van de bepaling van de persoonlijke goederen in het gemeenschappelijke eigendom, mag er beslag worden gelegd op alle goederen.
Na beslaglegging op fondsen op bankrekeningen en andere rekeningen voor het vestigen van krediet, zijn alleen die transacties toegestaan waarvoor de rechtbank opdracht geeft.
In gevallen dat er beslag wordt gelegd op circulerende handelswaren, grondstoffen, halffabricaten of eindproducten heeft de eigenaar het recht om de vorm en structuur ervan te wijzigen op voorwaarde dat de algemene waarde ervan niet afneemt en dat de beslissing van de rechtbank daarover niets anders bepaalt.
De persoon wiens goederen in beslag zijn genomen, wordt verantwoordelijk gehouden voor inbreuk op de opgelegde beperkingen vanaf het moment dat de beslissing tot beslag aan hem is betekend. Wanneer een kennisgeving niet mogelijk is en als er een beslissing tot voorlopige maatregelen wordt gegeven in afwezigheid van deze persoon, wordt deze verantwoordelijk gehouden vanaf het moment van inschrijving van de uitspraak in het register voor goederenbeslag.
3.3 Is de geldigheid van de maatregelen beperkt in de tijd?
Als de rechtbank de rechtsvordering verwerpt, blijven de voorlopige maatregelen van kracht totdat de uitspraak van de rechtbank van kracht wordt. De rechtbank bepaalt bij beslissing een termijn voor de voorlopige maatregelen.
Als de rechtsvordering wordt aanvaard, blijven de opgelegde voorlopige maatregelen van kracht tot het moment van uitvoering van de rechterlijke beslissing. Na uitvoering van de gerechtelijke uitspraak maakt de gerechtsdeurwaarder aan het overeenkomstige openbare register bekend dat de voorlopige maatregelen zijn beëindigd.
Wanneer er beslag wordt gelegd op roerende goederen die niet kunnen worden geregistreerd in het goederenregister of als de hoeveelheid en aard van de goederen van de verweerder niet bekend zijn bij de rechtbank op de dag dat deze de beschikking verstrekt, moet de persoon die heeft verzocht om de voorlopige maatregelen contact opnemen met de deurwaarder om het eigendom van de verweerder te vinden en te beschrijven. Als er geen contact wordt opgenomen met de deurwaarder en als de gegevens van de in beslag genomen goederen niet worden gespecificeerd, worden de voorlopige maatregelen beëindigd na veertien dagen na de datum van beschikking van de voorlopige maatregelen. Op verzoek van de partijen bij het proces en overige betrokken personen kunnen de voorlopige maatregelen nietig worden verklaard door de rechtbank waar de zaak aanhangig is gemaakt.
De rechtbank kan de voorlopige maatregelen op eigen initiatief intrekken wanneer de persoon die daarom heeft verzocht geen vordering heeft ingediend binnen de door de rechtbank gespecificeerde termijn. Het is niet mogelijk om afzonderlijk beroep in te stellen tegen deze beslissing. De rechtbank kan ook op eigen initiatief voorlopige maatregelen intrekken in gevallen waar het nodig is om het openbare belang te beschermen en als de afwezigheid van die maatregelen inbreuk maakt op personen, de samenleving, de rechten van de staat en rechtmatige belangen.
Wanneer de voorlopige maatregelen die de rechtbank heeft opgelegd, de rechten van personen die niet deelnemen aan het geding belemmeren, beperken of aantasten, hebben deze personen het recht om te verzoeken om nietigverklaring van de voorlopige maatregelen bij de rechtbank waar de zaak aanhangig is gemaakt.
4 Rechtsmiddelen tegen de maatregelen
De partijen bij het proces mogen bij een hogere rechter beroep instellen tegen elke beslissing ten aanzien van de voorlopige maatregelen die zijn opgelegd in eerste aanleg, met uitzondering van bepaalde gevallen die zijn bepaald in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Derden bij het geding kunnen alleen afzonderlijk beroep instellen voor uitspraken in eerste aanleg die een weigering inhouden om in te gaan op hun verzoek van nietigverklaring van voorlopige maatregelen. Het indienen van een afzonderlijk beroep schort het geding niet op.
Over gerechtelijke beschikkingen ten aanzien van voorlopige maatregelen mag geen verzoek in cassatie worden ingediend.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.