- 1 Moet ik mij wenden tot een gewone rechtbank of tot een gespecialiseerde rechtbank (bijvoorbeeld een arbeidsrechtbank)?
- 2 Als de gewone rechtbanken bevoegd zijn (dus als dit de rechtbanken zijn die bevoegd zijn voor dergelijke zaken), hoe kan ik dan te weten komen welke van die rechtbanken bevoegd is voor mijn zaak?
- 3 Als een gespecialiseerde rechtbank bevoegd is, hoe kan ik dan te weten komen tot welke rechtbank ik mij moet wenden?
Informatie zoeken per regio
- Belgiëbe
- Bulgarijebg
- Tsjechiëcz
- Denemarkendk
- Duitslandde
- Estlandee
- Ierlandie
- Griekenlandel
- Spanjees
- Frankrijkfr
- Kroatiëhr
- Italiëit
- Cypruscy
- Letlandlv
- Litouwenlt
- Luxemburglu
- Hongarijehu
- Maltamt
- Nederlandnl
- Oostenrijkat
- Polenpl
- Portugalpt
- Roemeniëro
- Sloveniësi
- Slowakijesk
- Finlandfi
- Zwedense
- Verenigd Koninkrijkuk
De internationale bevoegdheid van Duitse rechtbanken wordt in overeenstemming met de betrokken rechtshandelingen van de Europese Unie of via het autonome internationale burgerlijk procesrecht, inclusief internationale verdragen, vastgesteld. De vragenlijst gaat uitsluitend over zaken met betrekking de nationale bevoegdheid.
1 Moet ik mij wenden tot een gewone rechtbank of tot een gespecialiseerde rechtbank (bijvoorbeeld een arbeidsrechtbank)?
In Duitsland zijn twee verschillende rechtbanken bevoegd voor burgerlijke geschillen: de burgerlijke rechtbanken (Zivilgerichte) en de arbeidsrechtbanken (Arbeitsgerichte).
De arbeidsrechtbanken zijn bevoegd voor alle burgerlijke geschillen tussen werknemers en werkgevers en voor geschillen tussen de sociale partners. In § 2 en § 2 bis van de Wet op de arbeidsrechtbanken (Arbeitsgerichtsgesetz, ArbGG) worden de overige bevoegdheden van de arbeidsrechtbanken vermeld. Op grond van § 5, lid 1, tweede volzin, van de Wet op de arbeidsrechtbanken zijn zij ook bevoegd voor geschillen tussen personen die zich in een vergelijkbare situatie als werknemers bevinden, en hun opdrachtgevers. De burgerlijke rechtbanken zijn bevoegd voor alle andere burgerlijke geschillen; zij maken deel uit van de gewone rechtbanken.
2 Als de gewone rechtbanken bevoegd zijn (dus als dit de rechtbanken zijn die bevoegd zijn voor dergelijke zaken), hoe kan ik dan te weten komen welke van die rechtbanken bevoegd is voor mijn zaak?
2.1 Is er een onderscheid tussen lagere en hogere gewone burgerlijke rechtbanken (bijvoorbeeld districtsrechtbanken als lagere rechtbanken en regionale rechtbanken als hogere rechtbanken), en zo ja, welke is dan bevoegd voor mijn zaak?
De burgerlijke rechtbanken van eerste aanleg zijn de kantonrechtbanken (Amtsgerichte) en de arrondissementsrechtbanken (Landgerichte).
1. Voor burgerlijke geschillen zijn in beginsel de kantonrechtbanken bevoegd, voor zover de waarde van de vordering niet meer bedraagt dan 5 000 euro en de vordering niet tot de exclusieve bevoegdheid van de arrondissementsrechtbank behoort (§ 23, punt 1, van de Wet op de gerechtelijke organisatie (Gerichtsverfassungsgesetz, GVG).
Voor bepaalde geschillen zijn de kantonrechtbanken exclusief bevoegd, ongeacht de waarde van de vordering (§ 23 en § 23 bis van de Wet op de gerechtelijke organisatie).
De kantonrechtbanken zijn bevoegd voor geschillen in verband met woninghuurovereenkomsten of het bestaan van een dergelijke overeenkomst (§ 23, punt 2, onder a), van deze wet).
Voorts zijn de burgerlijke rechtbanken exclusief bevoegd voor familiezaken en in het algemeen voor niet-contentieuze procedures (§ 23 bis, lid 1, eerste volzin, punten 1 en 2).
De exclusieve bevoegdheden van de burgerlijke rechtbanken zijn neergelegd in § 23, punt 2, onder b) tot en met d) en onder g), van de Wet op de gerechtelijke organisatie.
2. De arrondissementsrechtbanken zijn in eerste aanleg bevoegd voor alle burgerlijke geschillen waarvoor de kantonrechtbanken niet bevoegd zijn. Het gaat in de eerste plaats om geschillen waarbij de waarde van de vordering meer dan 5 000 euro bedraagt.
De arrondissementsrechtbanken zijn met name exclusief bevoegd op grond van § 71, lid 2, van de wet, ongeacht de waarde van de vordering:
- voor vorderingen tegen de belastingdienst in verband met het ambtenarenstatuut;
- voor vorderingen wegens onjuiste, misleidende, openbare informatie over de kapitaalmarkt of wegens nalatigheid om zulke informatie bekend te maken, wegens het gebruik van onjuiste of misleidende openbare informatie over de kapitaalmarkten of wegens nalatigheid om het publiek op de hoogte brengen van het feit dat deze informatie onjuist of misleidend is;
- voor geschillen over het recht van de opdrachtgever om eenzijdig wijzigingen aan te brengen en het daaruit voortvloeiende recht van de aannemer op aanpassing van de vergoeding voor bouwcontracten in de zin van § 650 bis van het Burgerlijk Wetboek (Bürgerliches Gesetzbuch, BGB);
- en voor vorderingen in verband met bestuurlijke aansprakelijkheid.
In sommige arrondissementsrechtbanken zijn kamers voor handelszaken opgericht (§ 93 van de Wet op de gerechtelijke organisatie). De kamers voor handelszaken zijn onder meer bevoegd voor burgerlijke vorderingen tegen handelaars en voor geschillen in verband met wisselbrieven en cheques. In § 95 van de Wet op de gerechtelijke organisatie zijn de bevoegdheden van de kamers voor handelszaken volledig opgesomd. In zijn verzoekschrift moet de eiser vragen dat zijn vordering door een kamer voor handelszaken wordt behandeld (§ 96, lid 1, van de wet).
2.2 Territoriale bevoegdheid (is de rechtbank van stad A of van stad B bevoegd voor mijn zaak?)
2.2.1 De basisregel voor de territoriale bevoegdheid
Volgens de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zivilprozessordnung, ZPO) (§ 12 tot en met § 18) wordt in Duitsland de territoriale bevoegdheid in beginsel bepaald door de woonplaats van de verweerder. Bij personen zonder woonplaats wordt de territoriale bevoegdheid bepaald door hun verblijfplaats in Duitsland. Is die verblijfplaats niet bekend, dan wordt de territoriale bevoegdheid bepaald door hun laatste woonplaats (§ 16 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Bij rechtspersonen is de plaats van de zetel doorslaggevend (§ 17 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
2.2.2 Uitzonderingen op de basisregel
2.2.2.1 Wanneer mag ik kiezen tussen de rechtbank van de woonplaats van de verweerder (aangewezen door de basisregel) en een andere rechtbank?
Voor bepaalde soorten vorderingen heeft de eiser de mogelijkheid voor een andere rechtbank te kiezen dan die van de woonplaats van de verweerder (bijzondere, niet exclusieve bevoegdheid). Hieronder volgen enkele voorbeelden:
* Voor vorderingen die uit een contractuele verhouding voortvloeien, en geschillen over het bestaan van een dergelijke verhouding kan men zich ook wenden tot de rechtbank van de plaats waar de verbintenis moet worden uitgevoerd (zogenaamde “specifieke bevoegdheid voor de plaats van uitvoering”) (§ 29, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Een overeenkomst over de plaats van uitvoering is wat de procesvoering betreft slechts geldig wanneer de partijen bij de overeenkomst tot de groep personen behoren die volgens § 38, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een forumkeuzebeding mogen sluiten (zie punt 2.2.2.3).
Onder het begrip “contractuele verhouding” vallen alle overeenkomsten die verbintenissen in het leven roepen, ongeacht de aard van die verbintenissen. Deze bepaling is ook van toepassing wanneer de arbeidsrechtbanken bevoegd zijn.
* Voor vorderingen die uit een onrechtmatige daad voortvloeien, kan men zich ook wenden tot de rechtbank van de plaats waar de onrechtmatige daad is verricht (§ 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
* Volgens § 20 van de Wegenverkeerswet (Straßenverkehrsgesetz, StVG) is de rechtbank van de plaats waar het schadebrengende feit, dat wil zeggen het verkeersongeval, zich heeft voorgedaan, ook bevoegd voor vorderingen die op deze wet zijn gebaseerd.
* Het slachtoffer van een misdrijf kan in een strafrechtelijke procedure zijn geldelijke vordering die uit het misdrijf voortvloeit, instellen bij de rechtbank die de strafvordering behandelt (door zich aan te sluiten bij de strafprocedure volgens § 403 en § 404 van het Wetboek van Strafvordering (Strafprozessordnung, StPO)).
* In geval van procedures in verband met echtscheiding wordt de territoriale bevoegdheid geregeld in § 122 van de Wet inzake procedures in familiezaken en niet-contentieuze procedures (Gesetz über das Verfahren in Familiensachen und in den Angelegenheiten der freiwilligen Gerichtsbarkeit, FamFG). Daarom is de territoriale bevoegdheid exclusief toegewezen aan de familierechtbank (Familiengericht, die een afdeling is van de kantonrechtbank) van de plaats waar een van de echtgenoten samen met al hun gemeenschappelijke minderjarige kinderen zijn of haar gewone verblijfplaats heeft (daarmee wordt het werkelijke centrum van hun leven bedoeld). Bestaat bij het instellen van de vordering (dat wil zeggen bij de betekening van het verzoekschrift) niet een dergelijke gewone verblijfplaats in Duitsland samen met alle gemeenschappelijke minderjarige kinderen, dan is de bevoegdheid exclusief toegewezen aan de familierechtbank van de plaats waar een van de echtgenoten gewoonlijk met enkele van de gemeenschappelijke minderjarige kinderen verblijft, mits geen van de gemeenschappelijke kinderen gewoonlijk bij de andere echtgen(o)ot(e) verblijft.
Kan de bevoegdheid niet aan de hand van voorgaande regels worden bepaald, dan is de bevoegdheid exclusief toegewezen aan de familierechtbank van de plaats waar de echtgenoten voor het laatst hun gewone gemeenschappelijke verblijfplaats hadden, wanneer een van de echtgenoten bij het instellen van de vordering (zie hierboven) daar nog zijn of haar gewone verblijfplaats heeft. Is deze voorwaarde evenmin vervuld, dan geldt de basisregel van de gewone verblijfplaats van de tegenpartij, behoudens wanneer hij of zij geen gewone verblijfplaats in Duitsland heeft. In dat geval is de gewone verblijfplaats van de eiser doorslaggevend.
Kan de bevoegdheid evenmin aan de hand daarvan worden bepaald, dan is de bevoegdheid exclusief toegewezen aan de familierechtbank van de kantonrechtbank Berlin-Schöneberg.
* De territoriale bevoegdheid voor alimentatiezaken is geregeld in § 232 van de Wet inzake procedures in familiezaken en niet-contentieuze procedures. De rechtbank waar vorderingen over huwelijkszaken in eerste aanleg aanhangig zijn of waren, is exclusief bevoegd voor alimentatie voor echtgenoten en kinderen.
Indien een vordering over huwelijkszaken niet langer aanhangig is, heeft de rechtbank in de plaats waar het kind of de ouder die namens het minderjarige kind mag handelen, zijn of haar gewone verblijfplaats heeft, exclusieve bevoegdheid als het gaat om alimentatiezaken voor een minderjarig of daaraan gelijkgesteld kind. Dit geldt niet wanneer het kind of de ouder zijn of haar gewone verblijfplaats in het buitenland heeft.
Voor alle andere alimentatiezaken (alimentatie voor echtgenoten of kinderen die niet onder de bovengenoemde bepalingen vallen, maar ook alimentatie voor kleinkinderen, ouders of alleenstaande moeders) blijft de algemene regel gelden, namelijk dat de gewone verblijfplaats van de tegenpartij voorrang heeft. Voor bepaalde speciale gevallen is er ook sprake van forumkeuze op grond van § 232, lid 3, tweede volzin, van de Wet inzake procedures in familiezaken en niet-contentieuze procedures.
* In procedures in verband met ouderlijke verantwoordelijkheid of het omgangsrecht geldt dezelfde regel krachtens § 152 van de wet, dat wil zeggen dat de rechtbank waarbij de echtscheidingsprocedure aanhangig is, ook voor deze procedures bevoegd is. Indien er geen procedure in verband met huwelijkszaken aanhangig is, is de gewone verblijfplaats van het kind doorslaggevend. Het tijdstip dat voor de bepaling van de bevoegdheid in aanmerking komt, is dat waarop de vordering bij de rechtbank wordt ingesteld.
2.2.2.2 Wanneer moet ik kiezen voor een andere rechtbank dan die van de woonplaats van de verweerder (aangewezen door de basisregel)?
Wanneer een wet uitdrukkelijk exclusieve bevoegdheid aan een rechtbank toewijst, heeft die rechtbank voorrang boven alle andere rechtbanken, dat wil zeggen dat de vordering slechts bij die exclusief bevoegde rechtbank op ontvankelijke wijze kan worden ingesteld. Exclusieve bevoegdheid vloeit met name voort uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, maar ook uit bijzondere wetten (bijvoorbeeld § 122 van de Wet inzake procedures in familiezaken en niet-contentieuze procedures).
Wanneer een vordering verband houdt met een onroerend goed of de rechten daarop (bijvoorbeeld pacht), is in bepaalde gevallen exclusief de rechtbank bevoegd van de plaats waar het onroerend goed is gelegen. Het gaat om vorderingen in verband met eigendom of onroerende lasten, geschillen over de vrijstelling van onroerende lasten, bezitsvorderingen en vorderingen in verband met afpaling of verdeling (§ 24 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De exclusieve bevoegdheid voor geschillen in verband met huur of pacht van onroerende goederen of over het bestaan van dergelijke overeenkomsten is toegewezen aan de rechtbank van de plaats waar het gehuurde of gepachte goed is gelegen (§ 29 bis, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Deze regel is niet van toepassing op de verhuring van woonruimten voor tijdelijk gebruik (vakantiewoningen, hotelkamers enz.), gemeubileerde ruimten voor één huurder en huizen en ruimten voor de uitvoering van publieke taken (§ 29 bis, lid 2).
De exclusieve bevoegdheid voor vorderingen tot vergoeding van milieuschade tegen de eigenaar van een in Duitsland gevestigde installatie is toegewezen aan de rechtbank waar de door de installatie veroorzaakte milieuschade zich heeft voorgedaan (§ 32 bis).
In geval van schadevergoedingsprocedures vanwege onjuiste of misleidende openbare informatie over kapitaalmarkten of vanwege nalatigheid om zulke informatie aan het publiek bekend te maken, of vanwege de uitvoering van een contract op basis van inschrijvingen krachtens de Wet op de aankoop en overname van effecten (Wertpapiererwerbs- und Übernahmegesetz), is exclusief de rechtbank bevoegd die zich bevindt in de plaats van de zetel van de betrokken uitgevende instelling, of van de betrokken aanbieder van andere kapitaalinvesteringen, of van de doelvennootschap, wanneer deze zetel is gelegen in Duitsland en de vordering ten minste ook tegen de uitgevende instelling, de aanbieder of de beoogde onderneming is gericht (§ 32 ter).
De exclusieve bevoegdheid voor schuldvorderingsprocedures in verband met het betalingsbevel (Mahnverfahren) is toegewezen aan de kantonrechtbank die de algemeen bevoegde rechtbank van de eiser is, doorgaans de kantonrechtbank van zijn woonplaats of, in geval van een rechtspersoon, de plaats van zijn zetel (§ 689, lid 2, eerste volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Indien er voor de eiser in Duitsland geen rechtbank algemeen bevoegd is, heeft de Wedding-kantonrechtbank in Berlijn exclusieve bevoegdheid. Dit geldt zelfs wanneer andere wetgeving in een andere exclusieve bevoegdheid voorziet.
De exclusieve bevoegdheid in verband met gedwongen tenuitvoerlegging is toegewezen aan de kantonrechtbank van de plaats waar de gedwongen tenuitvoerlegging zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden (§ 764, lid 2, en § 802 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). In geval van de tenuitvoerlegging van vorderingen en andere vermogensrechten is de kantonrechtbank van de verblijfplaats van de schuldenaar bevoegd (§ 828, lid 2). De exclusieve bevoegdheid in verband met de openbare verkoop van onroerende goederen of de aanwijzing van een sekwester is, in haar hoedanigheid van uitvoerende rechtbank, toegewezen aan de kantonrechtbank van de plaats waar het onroerend goed is gelegen (§ 1, lid 1, en § 146 van de Wet op de openbare verkoop en de aanwijzing van een sekwester (Gesetz über die Zwangsversteigerung und die Zwangsverwaltung (ZVG)) en § 802 en § 869 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Indien een derde beweert dat het recht te hebben om te voorkomen dat een voorwerp waarop gedwongen tenuitvoerlegging van toepassing is, wordt verkocht, is de rechtbank van de plaats waar de gedwongen tenuitvoerlegging haar beslag krijgt, exclusief bevoegd (§ 771 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Wanneer een verbintenis alleen kan worden nagekomen door de partij op wie de verbintenis rust (het gaat om een unvertretbare Handlung), is de rechtbank van eerste aanleg bevoegd voor de tenuitvoerlegging ervan, ongeacht of het gaat om een verbintenis om iets te doen, iets toe te staan of iets na te laten (§ 894, § 895, § 888 en § 890 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De rechtbank van eerste aanleg is ook bevoegd voor bezwaarschriften tegen een vordering waarvan de betwisting is geëindigd (§ 767 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
2.2.2.3 Mogen de partijen zelf een rechtbank aanwijzen die normaal gezien niet bevoegd zou zijn?
a) Overeenkomsten
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorziet in de mogelijkheid een forumkeuzebeding te sluiten. Krachtens § 38, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechtbank die normaal gezien niet bevoegd zou zijn, door een uitdrukkelijk of stilzwijgend akkoord tussen de partijen bevoegd worden. Deze overeenkomst kan slechts gesloten worden tussen kooplieden, rechtspersonen van publiek recht of bijzondere fondsen van publiek recht. Een overeenkomst over de bevoegdheid van een rechtbank van eerste aanleg is ook mogelijk wanneer minstens een van de partijen bij de overeenkomst geen algemeen bevoegde rechtbank in Duitsland heeft (§ 38, lid 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). In het laatste geval moet de overeenkomst schriftelijk worden gesloten of, indien zij mondeling werd gesloten, schriftelijk worden bevestigd. Heeft een van de partijen een algemeen bevoegde rechtbank in Duitsland, dan kan voor Duitsland slechts een rechtbank worden gekozen die voor die partij de algemeen bevoegde rechtbank is of waaraan een bijzondere bevoegdheid is toegewezen.
Krachtens § 38, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een forumkeuzebeding in andere gevallen slechts toelaatbaar wanneer het uitdrukkelijk en schriftelijk gesloten is nadat het geschil is gerezen of, wanneer het gesloten is voor het geval dat de toekomstige verweerder na het sluiten van de overeenkomst zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in het buitenland zal vestigen of dat zijn woonplaats of gewone verblijfplaats bij het instellen van de vordering niet bekend is.
Voor een forumkeuzebeding is steeds vereist dat het betrekking heeft op een bepaalde rechtsverhouding en de geschillen die daaruit kunnen voortvloeien, zo niet, dan kan het niet worden toegepast (§ 40, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Een forumkeuzebeding kan evenmin worden toegepast wanneer het betrekking heeft op andere dan vermogensrechtelijke vorderingen waarvoor de kantonrechtbank bevoegd is, ongeacht de waarde van de vordering. Een forumkeuzebeding is evenmin mogelijk wanneer bij wet exclusieve bevoegdheid aan een rechtbank is toegewezen (§ 40, lid 2).
Een geldig forumkeuzebeding is bindend voor de rechtbanken. Het antwoord op de vraag of is overeengekomen dat de rechtbank exclusief bevoegd is, hangt af van de inhoud van de overeenkomst.
b) Zitting waarbij geen exceptie van onbevoegdheid wordt opgeworpen
De bevoegdheid van een rechtbank van eerste aanleg kan voorts gebaseerd zijn op het feit dat de verweerder zich mondeling verweert in verband met de grond van de zaak, zonder een exceptie van onbevoegdheid op te werpen (§ 39 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Bij procedures voor de kantonrechtbanken ontstaat dit rechtsgevolg pas wanneer de kantonrechtbank hierop heeft gewezen (§ 504).
De bevoegdheid kan echter niet worden gebaseerd op het feit dat de verweerder zich verweert in verband met de grond van de zaak zonder een exceptie van onbevoegdheid op te werpen, in die gevallen waarin een forumkeuzebeding niet kon worden toegepast (zie hierboven, namelijk andere dan vermogensrechtelijke vorderingen en exclusieve bevoegdheden).
3 Als een gespecialiseerde rechtbank bevoegd is, hoe kan ik dan te weten komen tot welke rechtbank ik mij moet wenden?
De bijzondere bevoegdheid van de arbeidsrechtbank bestaat niet uitsluitend ten aanzien van de materiële bevoegdheid krachtens § 2 en § 3 van de Wet op de arbeidsrechtbanken (Arbeitsgerichtsgesetz, ArbGG).
Ook ten aanzien van de territoriale bevoegdheid geldt die bijzondere bevoegdheid. Voor procedures die leiden tot een rechterlijke beslissing in de zin van § 2 van de Wet op de arbeidsrechtbanken, wordt eerst verwezen naar de algemene voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op grond van § 12 tot en met § 40 (§ 46, lid 1, van het wetboek). In § 48, lid 1 bis, van de Wet op de arbeidsrechtbanken wordt echter de bijzondere bevoegdheid van een rechtbank (zie punt 2.2.2.1) bepaald voor de werklocatie van een werknemer; bij deze rechtbank kunnen eveneens vorderingen worden ingesteld. De algemene regels (zie vraag 2) hebben betrekking op forumkeuzebedingen. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat voor bepaalde geschillen de sociale partners op grond van § 48, lid 2, van de wet het recht hebben om de bevoegdheid van een rechtbank die op zich niet territoriaal bevoegd is, vast te stellen zonder § 38, leden 2 en 3, van het wetboek in acht te nemen.
Voor procedures die leiden tot een bevel in de zin van § 2 bis van de Wet op de arbeidsrechtbanken, wordt in § 82, lid 1, van de wet bepaald dat de rechtbank van de plaats of de zetel van de onderneming exclusief bevoegd is.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.