Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.205.577/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 3750605 CV EXPL 15-510
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 februari 2018
inzake
1 [appellant sub 1] ,
2. [appellante sub 2] ,
beiden wonende te Uithoorn,
appellanten,
advocaat: mr. H.P. Wellenberg te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.R. Oosthout te Leiden.
1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellanten] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 11 oktober 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 15 juli 2016, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 6 december 2017 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van in totaal € 30.805,11 dan wel een door het hof te bepalen bedrag, bestaande uit de componenten (a) prijsvermindering aankoopsom (€ 1.500,00), (b) reiskosten tot en met 2016 (€ 3.421,28), (c) medische kosten tot en met 2016 (€ 14.073,37), (d) buitengerechtelijke kosten (€ 1.810,46) en (e) toekomstige kosten (€ 10.000,00), te vermeerderen met de wettelijke rente over de bedragen genoemd onder (a) tot en met (d) vanaf 23 december 2013 tot de datum der algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in beide instanties.
[appellanten] hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2 Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.5 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[geïntimeerde] is sinds 1976 fokker van Duitse herdershonden en vervult diverse functies in de kynologische wereld, ook op fokgebied.
2.2
[appellanten] zijn liefhebbers van Duitse herdershonden en hebben eerder een Duitse herdershond gehad die leed aan heupdysplasie (hierna: HD).
2.3
Op 10 oktober 2009 hebben [appellanten] van [geïntimeerde] twee Duitse herdershonden gekocht, geboren [in] 2009 uit hetzelfde nest, een teef met de stamboomnaam [stamboomnaam A] , roepnaam [roepnaam A] , en een reu met de stamboomnaam [stamboomnaam B] , roepnaam [roepnaam B] (hierna te noemen: de honden dan wel: [roepnaam A] en [roepnaam B] ), voor een koopprijs van € 750,00 per hond.
Partijen hebben twee afzonderlijke, schriftelijke koopovereenkomsten ondertekend met betrekking tot de honden (hierna: de koopovereenkomsten). Dit zijn standaardkoopovereenkomsten die afkomstig zijn van, althans in de kop vermelden: “V.D.H., VERENIGING VAN FOKKERS EN LIEFHEBBERS VAN DUITSE HERDERSHONDEN”.
2.4
In de koopovereenkomsten is voor zover van belang het volgende vermeld:
´´II.3. De verkoper (fokker) garandeert dat beide ouderdieren voldoen aan de basiseisen van de rasvereniging, d.w.z.:
- vrij of nagenoeg vrij van heupdysplasie zijn (zie VII)
(…)
II.4. De hond wordt aangekocht om te fungeren als huishond.
(…)
VII.1 Ingeval de beide ouderdieren van de hond zijn geröntgend ten behoeve van het door bevoegde (nationaal of internationaal) instanties uitgevoerde HD-onderzoek b.v. ´HD negatief (Dtl. a-normal)´, danwel ´HDtc (Dtl. a-fast normal)´, danwel HD plus min ofwel licht positief (+/-; Dtl. a-noch zugelassen)´ werd geconstateerd en de verkoper (fokker) bovendien grondig onderzocht en vastgesteld heeft, dat er ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst van de directe afstamming (ouders en grootouders) van de beide ouderdieren geen officiële uitslagen bekend zijn, die anders luiden wordt verkoper (fokker) geacht te hebben voldaan aan zijn wettelijke onderzoeksplicht en is hij niet gehouden tot vrijwaring van het gebrek heupdysplasie, indien dit gebrek zich zou manifesteren, nadat de hond de leeftijd van één jaar heeft bereikt. Het fokken met honden met HD +/- (licht positief) of vergelijkbare internationale uitslag geeft een verhoogde kans op H.D. Derhalve verplicht de fokker zich, indien de fokhond over gewenste raseigenschappen beschikt, uitsluitend te combineren met een fokpartner met HD- (negatief) of vergelijkbare uitslagen van bevoegde instanties in andere landen.
VII.2 Indien bij de jonge hond in zijn eerste levensjaar in ernstige mate heupdysplasie of een ander erfelijk gebrek wordt geconstateerd waardoor zijn gezondheid en welzijn door pijn e.d. ernstig zijn aangetast zodat euthanasie of ingrijpende operaties noodzakelijk zijn dan is er recht op schadevergoeding conform artikel VIII.
VIII.1 De kosten van medische behandeling worden door de fokker vergoed tot een maximum van de helft van de koopsom indien binnen een termijn van 12 maanden na de geboorte zich ernstige erfelijke gebreken bij de hond openbaren. (…)
VIII.2 De koper verplicht zich, alvorens met een medische behandeling aan te vangen zoals bedoeld in artikel VIII.1. hiervan de fokker onmiddellijk in kennis te stellen.
VIII.3 De verkoper (fokker) heeft het recht op zijn kosten een ´second opinion´ te verlangen van een door hem aan te wijzen dierenarts/specialist.
(…)´´.
2.5
In de stambomen van de honden, die zijn afgegeven door de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland en lopen tot en met de overgrootouders van de honden, is bij de meeste voorouders een classificatie op de HD-schaal opgenomen. De schaal loopt van HD-A (gunstigst) tot en met HD-D (ongunstigst). In de meeste gevallen (waaronder dat van de vader) is HD-A vermeld, soms HD-B en bij één overgrootouder HD-C. De moeder beschikt over een HD-A classificatie die echter niet op de stamboom is vermeld.
2.6
Op 4 februari 2011 is aan de hand van röntgenfoto´s geconstateerd dat beide honden beiderzijds HD hebben met artrose.
2.7
Op 4 juli 2012 is bij [roepnaam A] een kunstheup geplaatst.
2.8
Bij brief van 23 december 2012 heeft mr. A.M. van Dijk namens [appellanten] [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor onder meer de medische kosten die in verband met de HD voor de honden zijn gemaakt en aanspraak gemaakt op teruggave van de voor de honden betaalde koopprijs en op immateriële schadevergoeding.
3 Beoordeling
3.1
In deze procedure hebben [appellanten] in eerste aanleg na wijziging van eis kort samengevat gevorderd:
I. primair: dat [geïntimeerde] voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot betaling aan [appellanten] van in totaal € 39.119,76 wegens (a) prijsvermindering koopsom (€ 1.500,00), (b) reiskosten tot en met 16 mei 2014
(€ 3.421,28), (c) medische kosten tot en met 16 mei 2014 (€ 12.568,02), (d) buitengerechtelijke kosten (€ 1.810,46) en (e) toekomstige kosten (€ 20.000,00), te vermeerderen met de wettelijke rente over de bedragen onder (a) tot en met (d) vanaf 23 december 2013 tot de dag der algehele voldoening;
II. subsidiair: in plaats van het onder (e) gevorderde bedrag voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] gehouden is om de toekomstige kosten die verband houden met HD te vergoeden, deze kosten nader op te maken bij staat, met een boetebeding van € 25,00 per dag dat [geïntimeerde] deze kosten niet betaalt;
een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure, inclusief nakosten en wettelijke rente.
3.2
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en [appellanten] veroordeeld in de proceskosten. Wat de kantonrechter daartoe heeft overwogen, kan als volgt samengevat worden. Er is geen sprake van non-conformiteit. Bij een Duitse herder kan men er nimmer van uitgaan dat de hond vrij van HD is. In de koopovereenkomsten is uitgebreid aandacht besteed aan HD. Er is geen reden waarom [appellanten] aan de gestelde woorden van [geïntimeerde] ter gelegenheid van de koop meer zekerheid hebben kunnen ontlenen. Van een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] is evenmin sprake. [geïntimeerde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar de geldende fokmaatstaven voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Voor vermindering van de koopprijs bestaat geen grond omdat in de koopprijs, die als een gebruikelijke en zeker niet excessief hoge voor een rashond moet worden aangemerkt en ten aanzien waarvan [geïntimeerde] heeft uiteengezet welke kosten daar tegenover staan, alle goede en kwade kansen dat zich bij de hond HD manifesteert, geacht worden verdisconteerd te zijn.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met hun grieven op. Grief 1 is gericht tegen de overweging dat bewijslevering op het punt van tijdig klagen aan de orde zou zijn ware het niet dat de vorderingen op andere gronden niet kunnen slagen. Grief 2 heeft betrekking op het oordeel dat in het midden kan blijven of al dan niet sprake is geweest van een consumentenkoop. Grief 3 ziet op overwegingen inzake euthanasie en de verplichting tot schadebeperking. Grief 4 is gericht tegen het oordeel dat van non-conformiteit geen sprake is. Grief 5 is gericht tegen het oordeel dat, indien van non-conformiteit en daarmee van een tekortkoming sprake zou zijn geweest, deze niet toerekenbaar is. Grief 6 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte geen grond voor prijsvermindering aanwezig heeft geacht.
3.4
Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van non-conformiteit. [appellanten] hebben gesteld dat daarvan sprake is omdat de honden niet beschikken over de eigenschappen die men van (jonge) honden mag verwachten. De honden hebben veel medische zorg nodig, wat hoge kosten meebrengt, en zij zijn in hun jeugd ernstig beperkt geweest in hun bewegingsmogelijkheden. De tekst van artikel VII van de koopovereenkomsten heeft geen waarschuwend karakter maar wekt juist - ten onrechte - de suggestie dat de koper van een pup niet bang hoeft te zijn voor HD wanneer gefokt is met twee HD-vrije ouders. Door de bepalingen in de koopovereenkomsten en de mededelingen van [geïntimeerde] , onder meer de garantie dat de ouders HD-vrij waren, zijn [appellanten] ervan uitgegaan dat hun honden HD-vrij zouden zijn. [appellanten] verkeerden bovendien in de veronderstelling dat een stamboom een garantie is voor een gezonde hond. [geïntimeerde] heeft een en ander gemotiveerd weersproken.
3.5
Het hof is van oordeel dat in casu geen non-conformiteit kan worden aangenomen. HD is, zo volgt uit de stellingen van partijen, een erfelijke aandoening die bij grote hondenrassen zoals de Duitse herdershond sinds jaar en dag veel voorkomt. Naast de erfelijke aanleg zijn andere factoren zoals voeding en beweging van invloed op het ontstaan van HD en de ernst van de klachten die daardoor worden veroorzaakt. Van een garantie dat de honden van [appellanten] vrij zouden zijn van HD is geen sprake geweest. Vast staat dat [appellanten] vóór de koop wisten dat HD bij Duitse herdershonden veel voorkomt en dat zij erg bang waren om opnieuw een hond met HD te krijgen. Juist daarom hebben zij voorafgaand aan de koop uitgebreid met [geïntimeerde] over het risico op HD gesproken en vervolgens informatie ingewonnen bij de rasvereniging VDH. [appellanten] hebben verklaard dat zij zijn gerustgesteld door de informatie die zij van [geïntimeerde] hebben gekregen, waarvan de juistheid werd bevestigd door de VDH. [appellanten] kunnen zich echter in alle redelijkheid niet op het standpunt stellen dat zij niet meer hoefden te verwachten dat de honden HD zouden kunnen krijgen door de tekst van artikel VII van de koopovereenkomsten en de mededelingen van [geïntimeerde] . Uit de tekst van artikel VII.1 van de koopovereenkomsten valt niet af te leiden dat de koper niet bang hoeft te zijn voor HD wanneer gefokt wordt met twee HD-vrije ouderdieren. [geïntimeerde] heeft slechts gegarandeerd dat de ouders van de honden HD-vrij zijn en heeft onweersproken verklaard dat hij verder alleen informatie heeft gegeven over HD, overige aandoeningen die bij Duitse herdershonden veel voorkomen, en over de karaktereigenschappen van deze honden. [appellanten] hebben slechts mogen verwachten dat de kans dat de honden HD zouden krijgen betrekkelijk klein was, omdat de ouders van de honden HD-vrij zijn. Zij hebben zelf overigens aangevoerd dat de kans op HD bij dergelijke ouders desondanks tussen de 3% en de 9% ligt. De gedachte dat een stamboom garandeert dat de desbetreffende hond gezond is, is een misvatting die voor rekening van [appellanten] dient te blijven. Grief 4 slaagt daarom niet.
3.6
Dan is de vraag of [geïntimeerde] anderszins (toerekenbaar) is tekortgeschoten. [geïntimeerde] had volgens [appellanten] verdergaande maatregelen moeten treffen om het risico op HD uit te sluiten. [geïntimeerde] heeft nagelaten om de (voor-)ouders van de honden met de PennHip methode te screenen. [geïntimeerde] heeft niet uitsluitend met honden gefokt waarvan de voorouders vijf generaties terug HD-vrij zijn en heeft inteelt niet voorkomen. Bovendien heeft [geïntimeerde] [appellanten] niet juist en volledig voorgelicht over het risico dat HD zou optreden bij de honden. Aldus heeft [geïntimeerde] een oneerlijke en misleidende handelspraktijk verricht als bedoeld in art. 6:193b en 193d BW volgens [appellanten] [geïntimeerde] heeft een en ander gemotiveerd betwist.
3.7
Het hof stelt voorop dat geen non-conformiteit wordt aangenomen zoals hiervoor in r.o. 3.5 is overwogen. Het enkele feit dat zich HD heeft voorgedaan bij de honden, is onvoldoende om een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] aan te nemen. [geïntimeerde] heeft niet gegarandeerd dat de honden HD-vrij zouden zijn en heeft geen onware mededelingen gedaan over zijn kennel en zijn jarenlange ervaring als hondenfokker. De klachten van [appellanten] over het fokbeleid van [geïntimeerde] kunnen evenmin slagen omdat tussen partijen niet in geding is dat [geïntimeerde] bij het fokken van de honden zorgvuldig heeft gehandeld overeenkomstig de normen van de VDH en de Zuchtwerfscore, waardoor inteelt wordt beperkt. [appellanten] hebben zelf een voorkeur gehad voor rashonden met een stamboom, gefokt volgens de normen van de VDH. Handelen conform deze foknormen leidt op zichzelf niet tot een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] jegens [appellanten] Dat [appellanten] thans bezwaren hebben tegen de normen van de VDH leidt niet tot een andere conclusie. [appellanten] heeft ook niet nader onderbouwd op grond waarvan [geïntimeerde] gehouden zou zijn geweest om de PennHip methode toe te passen en om uitsluitend te fokken met honden waarvan de voorouders vijf generaties terug HD-vrij zijn. De stelling van [appellanten] dat [geïntimeerde] hen niet juist en volledig heeft voorgelicht over het risico dat HD zou optreden bij de honden, acht het hof voorts onvoldoende onderbouwd in het licht van de gemotiveerde betwisting ervan door [geïntimeerde] . Van een oneerlijke en misleidende handelspraktijk als bedoeld in art. 6:193b en 193d BW, daargelaten of [geïntimeerde] als handelaar in de zin van artikel 6:193a lid 1 sub b BW kan worden aangemerkt, kan daarom niet worden gesproken. Grief 5 slaagt daarom evenmin.
3.8
Aangezien hiervoor in r.o. 3.5 is geconcludeerd dat geen sprake is van non-conformiteit, bestaat geen grond voor vermindering van de koopprijs van de honden. Ook grief 6 slaagt daarom niet.
3.9
De slotsom luidt dat de grieven 4 tot en met 6 falen. [appellanten] hebben geen belang bij bespreking van de overige grieven omdat deze grieven - ook als zij gegrond zouden zijn - niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.
4 Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 718,00 aan verschotten en € 3.474,00 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. Verbeek, R.J.F. Thiessen en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2018.