1Het verloop van de procedure bij de rechtbank
Bij de rechtbank is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van
7 maart 2018 en 15 augustus 2018.
2Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure bij het hof laat zich als volgt weergeven:
- bij appeldagvaarding van 9 november 2018 is [appellante] in hoger beroep gekomen;
- [appellante] heeft op 10 september 2019 een memorie van grieven (met producties) genomen;
- [geïntimeerde] heeft op 18 november 2019 een memorie van antwoord (met één productie) genomen;
- de zaak is op 1 december 2020 mondeling ten overstaan van het hof behandeld, waarbij
pleitnota’s zijn overgelegd, van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt;
- vervolgens is een datum voor arrest bepaald.
2.2
In het hoger beroep vordert [appellante] in haar appeldagvaarding - verkort weergegeven – het vonnis van 15 augustus 2018 te vernietigen en de vorderingen van [appellante] , zoals geformuleerd in eerste aanleg, alsnog toe te wijzen.
3Korte weergave van het geschil
[geïntimeerde] heeft een pony verkocht en geleverd aan [naam2] . [naam2] heeft [geïntimeerde] daarna meegedeeld dat bij keuring bleek dat er met het linker achterbeen van de pony iets mis was. [naam2] heeft daarop de koop ongedaan gemaakt en [geïntimeerde] heeft de pony teruggenomen. Vervolgens heeft [geïntimeerde] de pony via Marktplaats verkocht aan [appellante] . [appellante] heeft voorafgaand aan de koop geconstateerd dat er bij het lopen van de pony iets mis was. [geïntimeerde] heeft daarop geantwoord dat dit een trainbaar verschijnsel was. Na koop en levering aan haar heeft [appellante] problemen met de gezondheid van de pony ondervonden. Zij heeft de pony doen keuren en de problemen gemeld bij [geïntimeerde] , die opnieuw meedeelde dat het om een trainbaar verschijnsel ging. De problemen bleven bestaan en bleken zo ernstig dat [appellante] de pony uiteindelijk heeft doen inslapen. Zij wenst van [geïntimeerde] de koopprijs terug te ontvangen met vergoeding van door haar geleden schade. [geïntimeerde] weigert enige betaling aan [appellante] te doen.
4De feiten
4.1
In haar vonnis van 15 augustus 2018 heeft de rechtbank onder 2 een aantal feiten vastgesteld. Daartegen is geen grief gericht en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken. Samen met wat verder is komen vast te staan en voor zover in hoger beroep relevant gaat het om het volgende.
4.2
[geïntimeerde] heeft in maart 2015 een pony gekocht, die zij eind april 2015 heeft verkocht aan [naam2] . Op 26 mei 2015 heeft [naam2] de pony klinisch laten keuren door [naam3] van Dierenkliniek Emmeloord (hierna: [naam3] ). [naam3] heeft de pony afgekeurd. Zij heeft in het keuringsrapport genoteerd: “Zet LA been iets naar buiten” en “(...) kreupel LA". [naam2] heeft [geïntimeerde] medegedeeld dat en waarom de pony was afgekeurd. Op 2 juni 2015 heeft [geïntimeerde] de pony teruggenomen.
4.3
Op 3 juni 2015 heeft [geïntimeerde] de pony opnieuw te koop aangeboden. Ditmaal via de website ‘Marktplaats’. In advertentie staat vermeld:
"Super fijne rij pony, heel makkelijk te rijden, top fijn karakter
Ook geschikt voor beginnende ruiter. Loopt netjes en makkelijk aan de teugel, makkelijk bewegen, africhtings niveau klasse B/L
Vertrouwd in omgang, zowel op stal als in de wasplaats en in de wei met andere paarden en pony's.
(...)
Paard is kerngezond, netjes ontwormd, en heeft geen stalgebreken.
Afstamming – Connemara
Ruin, stokmaat 156 cm, Leeftijd 8 jaar.
(...) ”
4.4
Op 10 juni 2015 heeft [appellante] de pony bekeken. Deze werd voorgereden en [appellante] heeft zelf proefgereden. [appellante] heeft tegen [geïntimeerde] gezegd dat zij na verloop van tijd met de pony wilde deelnemen aan (dressuur-)wedstrijden. [appellante] heeft daarbij ook opmerkingen gemaakt over vreemde gangen van de pony. [geïntimeerde] heeft toen gezegd dat dat “trainbaar” was.
4.5
Op 15 juni 2015 is de pony klinisch gekeurd door [naam4] van Dierenkliniek Emmeloord (hierna: [naam4] ). Zijn conclusie luidde: "geen veterinaire bezwaren". [appellante] heeft [naam4] tijdens de keuring gevraagd naar de door haar geconstateerde vreemde gangen van de pony. [naam4] heeft gezegd dat dat waarschijnlijk kwam door een zwakke achterhand en dat dat “trainbaar” was.
4.6
Op 16 juni 2015 heeft [appellante] de pony gekocht van [geïntimeerde] voor € 3.215,-. In een bij de koopovereenkomst behorende ongedateerde brief staat het navolgende:
"Als Horse (hobby) Team zijn wij u zo optimaal mogelijk van dienst geweest, echter willen wij u wijzen op de volgende voorwaarden:
1. Omruil/inruil
Als u een paard of pony heeft gekocht en deze voldoet niet aan uw verwachtingen, is omruil/inruil bespreekbaar mits, binnen een termijn van twee maanden na aanschaf (...)
2. Gebreken
Mocht er sprake zijn van aantoonbare verborgen gebreken ten tijde van de verkoop, vastgesteld door een erkende dierenarts en gecontroleerd door de Dierenkliniek in Emmeloord, aan het paard/de pony binnen een termijn van zes weken, kan de verkoper kiezen: het laten herstellen van gebreken (bijvoorbeeld onder de hoede van een dierenarts), dan wel het aanbieden van een ander paard/pony. Ook is mogelijk dat de verkoper kiest tegen teruggave van het paard/de pony de koopprijs te retourneren. In ieder geval zijn alle eventuele rechten van de koper beperkt tot de hoogte van de koopprijs.
(...)5. Eigenaar
[naam1] is geen officiële handelsstal. Het paard is in particulier eigendom."
4.7
Na enige weken heeft [appellante] telefonisch contact opgenomen met [geïntimeerde] en gemeld dat er problemen waren met de pony. [geïntimeerde] heeft toen geantwoord dat [appellante] met de pony moest trainen.
4.8
[appellante] heeft vervolgens een ander zadel laten aanmeten en de rug van de pony laten behandelen door middel van massage en osteopathie.
4.9
In maart 2016 heeft [appellante] de pony laten onderzoeken door Paardenkliniek De Raaphorst. In het door De Raaphorst opgemaakte onderzoeksrapport van 15 maart 2016 staat:
"Bevindingen: Op de rechte lijn in stap geen onregelmatigheid, licht scheef in bekken naar rechts. In draf op de rechte lijn 1/5 licht onregelmatig LA. op de harde volte rechtsom zeer licht LV onregelmatig. Buigproeven LV geen bemerkingen, buigproef LA licht meer onregelmatig na buigen. Op de zachte bodem beiderzijds 2/5 onregelmatig LA. Galopperen beiderzijds paniekerig, overhaast en met beide achterbenen vlak bij elkaar. Palpatie rug: L lengtebuiging beiderzijds voldoende, strekken van de rug sterk beperkt, in borstwervelgedeelte. Buigen rug ook beperkt, maar wel iets beter dan strekken.
Röntgenopnamen sprong: geen bemerkingen, röntgenopnamen knie: lichte vlakking mediale condyl (draagvlak bovenbeen binnenkant).
Röntgenopnamen rug: T18-L2 vernauwde ruimte interspinaal, met lichte vormverandering en lichte sclerose.
Echo knie: matige overvulling knieschijfgewricht, matige overvulling binnenste kniegewricht. Daarnaast verdichting in het kraakbeen van de binnenste condyl met daaronder hyperechogeniciteit (te witte zone) in de binnenste condyl.
Diagnose: LA knie mediaal, kissing spine"
4.10
De Raaphorst heeft de knie van de pony geïnjecteerd en aan [appellante] een revalidatieschema meegegeven.
4.11
Op 12 april 2016 is de pony opnieuw door De Raaphorst onderzocht. In het onderzoeksrapport van diezelfde datum staat:
"Bevindingen: Op de rechte lijn in stap correct, in draf op de rechte lijn nog slechts iets meer gewicht op RA, blijft wel op 3 sporen lopen. Op de harde volte vrij correct qua kreupelheid, wel zeer beperkt in lengtebuiging beiderzijds. Buigen van de knie is niet gevoelig, wegdraven is voldoende.
Op een echografische scan van de knie is te zien dat het binnenste gewricht minder overvuld is en de begrenzing van de meniscus aan de onderzijde rustiger.
Er is nog een lichte overvulling van het knieschijfgewicht en het buitenste gewricht, maar lijkt geen duidelijke klinische betekenis te hebben. De binnenste condyl van het bovenbeen lijkt onveranderd.
Palpatie van de rug: lengtebuiging naar rechts blijft duidelijk beperkt, met name vanaf T14 tot en met L2, naar links thv TI8-L2, strekken van de rug is zeer beperkt, buigen matig beperkt.
Diagnose: Knie LA, rug T18-L2"
4.12
De Raaphorst heeft de rug van de pony behandeld d.m.v. mesotherapie en opnieuw aan [appellante] een revalidatieschema meegegeven.
4.13
In oktober 2016 is de pony onderzocht door [naam5] van Paardenkliniek Wapenveld (hierna: [naam5] ). In een door [naam5] opgestelde verklaring van 2 december 2016 staat:
"U heeft op 3 oktober 2016 uw paard [naam paard] (...) aangeboden aan Paardenkliniek Wapenveld in verband met een kreupelheid van het linker achterbeen (LA) die reeds langere tijd bestaat. Hierbij treft u een verslag van de bevindingen die bij dit onderzoek zijn gedaan.
Lichamelijk onderzoek:
Bij inspectie van het staande paard is er sprake van enige reactie op mesotherapie van de rug (meerdere cutane zwellingen in het lumbale gebied) en een oud (traumatisch) litteken op de plantaire zijde van de pijp LA.
De bespiering van de achterband is gering asymmetrisch, de linkerzijde is minder ontwikkeld dan de rechterzijde. Palpatie van de rug levert, buiten de cutane zwellingen, geen significante afwijkingen.
Inspectie van het paard in beweging levert in stap en draf een wijde gang van de achterband waarbij RA meer buiten de massa wordt geplaatst dan LA. Het paard treedt beiderzijds achter weinig door in de kogel. Op de rechte lijn is er sprake van een kreupelheid LA in de klasse <1/5. Op de harde volte in draf is er sprake van een kreupelheid 1/5 LA zowel linksom als rechtsom. Op de zachte volte in draf is er sprake van een kreupelheid 1-2/5 LA linksom, rechtsom is [naam paard] niet kreupel. Op de zachte volte in draf en galop (links- en rechtsom) is er sprake van beperkt ruggebruik en weinig flexie-extensie van beide achterbenen. De buigproef van de ondervoet +kogel LA levert geen reactie(-). Buigproef van de sprong+ knie LA levert enige reactie (+/-).
Passieve beweginge van de knie: enige reactie bij mediale stress LA t.o.v. RA. Bij het passief naar achter bewegen van LA trekt het paard minder terug dan RA.
Diagnostische anesthesie van de kogel (4-point) LA levert geen verbetering. Peroneus + tibialis LA levert na 3-4 minuten enige verbetering, na 10 minuten is het paard significant verbeterd (>90%). Lntra-articulaire verdoving van de knie levert geen significante verbetering op 0,5 en 10 minuten na injectie. De (zeer) geringe restkreupelheid is niet uitverdoofd.
Beeldvorming:
Aangezien er op korte termijn voor het bezoek aan Paardenkliniek Wapenveld door collegae van Paardenkliniek de Raaphorst röntgenopnames van goede kwaliteit zijn gemaakt van knie en sprong LA, heeft het beeldvormend onderzoek zich beperkt tot echografisch onderzoek van de knie LA en de sprong LA.
Knie: buiten enkele luchtbelletjes in de synovia t.g.v. de intra-articulaire anesthesie geen significante bevindingen.
Sprong: proximale aanhechting van tendo interosseus (tussenpees) verlies van normale echografische anatomie, zwelling van genoemde pees en oblique aanhechting van vezels op de plantaire Mtill. De aanhechting an sich vertoont geen significante benige structuurveranderingen. Overige onderdelen van de sprong en plantaire metatarsale regio vertonen geen significante afwijkingen.
Interpretatie:
Een blessure van de oorsprong van de tussenpees zou een goede verklaring kunnen zijn voor de manier van lopen van uw paard [naam paard] . Echter, om de klinische relevantie van de aangetroffen afwijkingen eenduidig vast te stellen is specifiek nader onderzoek geïndiceerd (anesthesie van de diepe tak van de n. plant.lat.). De anamnese, klinische presentatie en de echografische bevindingen spreken voor enige chroniciteit, echter is de oorzaak en het absolute moment van het ontstaan van de blessure op basis van hel uitgevoerde onderzoek niet met zekerheid vast te stellen.
Opties:
Op basis van de aard van de aangetroffen afwijkingen, de anamnese van de duw van de klinische verschijnselen van kreupelheid en het uitblijven van significante verbetering bij langdurige (meerdere maanden) rust, kan worden gesteld dat de prognose voor uiteindelijk herstel als rijpaard gereserveerd is. Het is gezien het gebruiksdoel van het paard daarmee een optie, hoewel niet veterinair noodzakelijk, om het paard in te slapen. Eventuele verdere behandeling dient voorafgegaan te worden door aanvullend onderzoek zoals hiervoor beschreven."
4.14
[appellante] heeft zich vervolgens nog gewend tot Dierenkliniek Den Hoek (een holistische Dierenkliniek, hierna: Den Hoek). Den Hoek heeft de pony onder andere behandeld met accupunctuur en ostheopathie.
4.15
Op 6 december 2016 heeft [appellante] telefonisch contact opgenomen met [geïntimeerde] .
4.16
Op 16 december 2016 heeft [appellante] de pony doen inslapen.
4.17
Bij brief van 4 januari 2017 heeft [appellante] [geïntimeerde] gevraagd de aankoopprijs terug te betalen.
4.18
Op 5 januari 2017 hoorde [appellante] dat kort voordat zij de pony had gekocht, [geïntimeerde] de pony had verkocht aan [naam2] , dat de pony toen was afgekeurd en dat [naam2] de pony had teruggebracht naar [geïntimeerde] .
4.19
Bij e-mail 11 januari 2017 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] geschreven:
“In vervolg op mijn brief van 4 januari 2017 bericht ik je als volgt.
Naar thans blijkt heb je mij een paard verkocht waarvan je wist, althans behoorde te weten, dat het met gebreken behept was en niet geschikt was voor normaal gebruik. Derhalve trek ik mijn schikkingsvoorstel in en stel ik je aansprakelijk voor de totale schade die ik heb geleden."
5De vordering bij en de beslissing door de rechtbank
5.1
[appellante] heeft, kort weergegeven, in eerste aanleg primair gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs € 3.215,-, en betaling van zeven schadeposten van in totaal € 9.554,38 vermeerderd met de wettelijke rente over zowel de terugbetaling als de schadevergoeding. Subsidiair heeft [appellante] verkort gevorderd dat de koopovereenkomst tussen partijen wordt vernietigd op grond van dwaling met terugbetaling van de koopprijs (€ 3.215,-) met wettelijke rente. Telkens met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
5.2
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen met veroordeling van [appellante] in de proceskosten. Daartoe is kort weergegeven overwogen dat [appellante] niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd over de door haar gestelde gebreken van de pony.
6De beoordeling van de vordering en de grieven
6.1
[appellante] is in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 15 augustus 2018 en heeft daartoe zes grieven aangevoerd. De grieven I tot en met V overlappen elkaar en komen erop neer dat [geïntimeerde] bij de koop relevante informatie aan [appellante] heeft onthouden en onjuiste (geruststellende) informatie heeft verstrekt. Volgens [appellante] heeft zij tijdig geklaagd in de zin van artikel 7:23 lid 1 BW en heeft schending van de klachtplicht slechts betrekking heeft op gebrekkige prestaties uit verbintenis. Dat is, aldus [appellante] , niet het geval bij een vordering uit onrechtmatige daad (grief VI).
6.2
In dit hoger beroep staat voorop de vraag of [appellante] te laat heeft geklaagd in de zin van artikel 7:23 lid 1 BW over de door haar geconstateerde gebreken.
6.3
[appellante] heeft de pony op 16 juni 2015 gekocht en geleverd gekregen, die haar in een advertentie op ‘marktplaats’ als ‘kerngezond’ was aangeboden. In de week voorafgaand aan de koop heeft zij onderzocht of de pony zonder gebreken was. Op 10 juni 2015 heeft [appellante] proef gereden op de pony en [geïntimeerde] erop gewezen dat deze afwijkend liep. [geïntimeerde] heeft toen geantwoord dat dit verschijnsel “trainbaar” was. Het hof begrijpt dit als de mededeling dat de afwijkende bewegingen door training zouden verdwijnen.
6.4
[appellante] heeft ook een veterinaire keuring door paardendierenarts [naam4] doen uitvoeren. In het keuringsrapport van 15 juni 2015 is bij het been linksachter vermeld: “witvoet binnen achteroplopend”. Het rapport sluit af met de conlusie: “geen veterinaire bezwaren”. De opdracht tot de keuring is gegeven door [appellante] maar [naam4] was de vaste dierenarts van [geïntimeerde] . Bij de keuring waren [appellante] en [geïntimeerde] aanwezig evenals Petra Banning (een vriendin van [appellante] ). Banning heeft in haar verklaring van 5 mei 2017 geschreven dat tijdens de keuring afwijkende bewegingen tijdens galop zijn opgevallen en dat [naam4] , desgevraagd, meedeelde dat dit verschijnsel trainbaar was.
6.5
Na deze onderzoeken heeft [appellante] de pony gekocht, betaald en afgeleverd gekregen.
6.6
De gesignaleerde afwijkingen bij het lopen van de pony, aangevuld met problemen van de rug van het dier hielden ook na 16 juni 2015 aan. De rechtbank heeft (onder 2.8) vastgesteld dat [appellante] na enige weken telefonisch contact heeft opgenomen met [appellante] en heeft gemeld ‘dat er problemen’ waren met de pony. Dit is in hoger beroep niet bestreden. [geïntimeerde] heeft daarop geantwoord dat [appellante] goed moest trainen met de pony. Ook dit staat (in hoger beroep onbestreden) vast. Uit dit antwoord volgt dat de genoemde ‘problemen’ het afwijkende loopgedrag van de pony betroffen en dat [geïntimeerde] deze problemen heeft weggewuifd.
6.7
Op zich is juist dat uit het dossier niet volgt dat [appellante] vervolgens eerder dan op 6 december 2016 opnieuw bij [geïntimeerde] heeft geklaagd over de gebreken. Dit moet echter worden bezien in het licht van de omstandigheid dat vast staat dat [appellante] reeds bij de aankoopkeuring op het gebrek heeft gewezen, waarop dat door [geïntimeerde] is weggewuifd. Vervolgens enkele weken na de levering op 16 juni 2015 heeft [appellante] opnieuw geklaagd bij [geïntimeerde] waarop zij van zowel [geïntimeerde] als [naam4] te horen kreeg dat zij de problemen kon wegnemen door training. [appellante] heeft aan die training in de periode tussen 16 juni 2015 en 6 december 2016 diagnostiek en behandelingen toegevoegd. Het is niet zo dat in deze periode de problemen, waarover [appellante] al voor en ook kort na de koop bij [geïntimeerde] heeft geklaagd, zijn gewijzigd van aard of ernst. [appellante] heeft alleen meer zicht gekregen op de medische oorzaken voor die klachten.
6.8
Hoewel het betoog van [appellante] dat zij bij [naam4] heeft geklaagd haar niet kan baten. Gesteld noch gebleken is immers dat [naam4] had te gelden als vertegenwoordiger die bevoegd was mededelingen namens [geïntimeerde] in ontvangst te nemen, heeft [appellante] onder de gegeven omstandigheden tijdig geklaagd. Zij heeft immers voor, tijdens en korte tijd na de totstandkoming van de koop meerdere malen geklaagd bij [geïntimeerde] . Deze heeft haar echter met een, naar thans blijkt, onjuist advies op het verkeerde been gezet.
Dat spreekt te meer nu de pony enkele weken voor de verkoop aan [appellante] met dezelfde klachten bij [geïntimeerde] was teruggebracht door een eerdere koper. Die eerdere koopovereenkomst is ontbonden op basis van hetzelfde gebrek waarover ook [appellante] klaagde. [geïntimeerde] was bij het aangaan van de koopovereenkomst met [appellante] dus op de hoogte van het gebrek waarop [appellante] nadien heeft geklaagd of had dat behoren te zijn maar zij heeft er desondanks voor gekozen [appellante] met onjuiste mededelingen gerust te stellen. Het beroep door [geïntimeerde] op schending door [appellante] van de klachtplicht slaagt daarom niet. Het andersluidende oordeel van de rechtbank is derhalve onjuist en de grieven I tot en met V slagen. Bij een afzonderlijke behandeling van grief VI heeft [appellante] daarmee onvoldoende belang.
6.9
Nu de grieven slagen, dient het hof alsnog te boordelen of de vorderingen van [appellante] slagen. De primaire vordering tot schadevergoeding steunt op non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 BW. Voor een daarop te baseren vordering tot schadevergoeding is in artikel 7:24 BW bepaald dat de afdelingen 9 en 10 van titel 1 Boek 6 BW in acht moeten worden genomen.
6.10
[geïntimeerde] wijst er terecht op dat het aan [appellante] is om feiten voor een tekortkoming te stellen en zo nodig te bewijzen. Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] ook het nodige naar voren gebracht ter onderbouwing van haar stelling dat de pony ten tijde van de aflevering gebrekkig was.
6.11
Zo staat onbestreden vast dat enkele weken voor de verkoop aan [appellante] , de toen aan [naam2] verkochte pony is gekeurd door paardenarts [naam3] en dat deze heeft geconstateerd dat de pony linksachter kreupel was. Ook staat vast dat na het beroep van [naam2] op dat gebrek [geïntimeerde] de pony heeft teruggenomen. Verder staat vast dat [appellante] voorafgaand aan de koop [geïntimeerde] heeft geattendeerd op afwijkende bewegingen van de pony bij het lopen. [geïntimeerde] heeft dat niet weersproken maar gezegd dat dit door training zou verdwijnen. Vervolgens staat vast dat meerdere paardenartsen hebben geconstateerd dat sprake was van een gebrek van het linkerachterbeen en de rug van de pony. Ook [naam4] heeft die conclusie uiteindelijk getrokken.
6.12
Daarmee staat vast dat er sprake was van een gebrek en dat dit gebrek al bestond ten tijde van de aflevering van de pony aan [appellante] . Het debat tussen partijen of wel of geen sprake is van consumentenkoop in verband met te hanteren vermoedens ten gunste van de consument kan daarmee onbesproken blijven. Enkele weken voor de koop was er al sprake was van een gebrek aan het linkerachterbeen, een week voor de koop en ten tijde van de koop zijn de daarmee verband houdende verschijnselen geconstateerd en onderwerp van gesprek tussen partijen geweest, en in de periode daarna hebben meerdere paardenartsen geconcludeerd dat sprake was van een gebrek aan linkerachterbeen en rug van de pony. Dit alles wordt door [geïntimeerde] niet voldoende weersproken. De stelling van [geïntimeerde] dat zij ‘niet zo onder de indruk’ was van de geconstateerde kreupelheid is onvoldoende tot weerlegging van de genoemde feiten. Dat geldt ook voor haar achteraf onjuiste conclusie dat training het antwoord op deze gebreken moest zijn en voor de omstandigheid dat zij die zienswijze heeft doen bevestigen door haar vriendenkring. Deze argumenten ieder voor zich maar ook in onderlinge samenhang bezien getuigen, in het licht van de vaststaande feiten en omstandigheden, eerder van een hardnekkig vasthouden aan het eigen gelijk, hoewel dit geen steun (meer) vindt in de feiten.
6.13
Het hof is van oordeel dat [appellante] voldoende heeft onderbouwd dat sprake was van een ten tijde van de aflevering aan haar bij de pony bestaand gebrek, te weten kreupelheid van het linker achterbeen en een afwijking van de rug en dat dit gebrek non-conformiteit van de pony opleverde. [geïntimeerde] heeft zich niet beroepen op de omstandigheid dat deze tekortkoming aan haar niet toerekenbaar is. Daarmee staat in beginsel vast dat [geïntimeerde] gehouden is de schade die [appellante] heeft geleden als gevolg van de hier genoemde gebreken aan het linker achterbeen en de rug van de pony te vergoeden.
6.14
Aan de onderbouwing van die schade is in de procedure door [appellante] tot nu echter weinig aandacht geschonken. Weliswaar noemt zij de onder 6.16 opgesomde posten, die volgens haar voor vergoeding in aanmerking komen, maar een onderbouwing van het bestaan, de omvang en het causaal verband per schadepost is in de processtukken niet te vinden. Dit terwijl dit wel op de weg van [appellante] had gelegen. Zij voert weliswaar aan dat zij nimmer gebruik heeft kunnen maken van de pony maar hoe daaruit de genoemde schadeposten kunnen worden herleid, laat zij onbesproken.
6.15
De enige onderbouwing van de schade is door [appellante] gegeven in een opsomming van schadeposten onder 63. van de inleidende dagvaarding. De posten waarachter geen concreet bedrag is vermeld zijn weggelaten en komen niet voor vergoeding in aanmerking:
1. Aanschaf minus vaccinatie € 3.215,00
2. Reiskosten 4x [woonplaats2] + 2 x Emmeloord € Keuring + inenting € 111,26
3. Keuring + inenting € 166,22
4. Vervoer BSS € 125,00
5. Stalling € 3.027,50
6. Voer € 237,30
7. Speciaal voer € 194,70
8. Lessen € 1.327,00
9. Osteopatie € 850,80
10. Zadel + bit € 1.429,95
11. Hoofdstellen € 100,00
12. 0 grams deken € 59,95
13. Winterdeken + overigen € 129,40
14. Leeronderhoud en longeersingel (decathon) € 69,85
15. Welkoop (halster, halstertouw, stijgbeugels, etc) € 195,76
16. Hoefsmid € 350,00
17. Tandenfee € 35,00
18. Tandarts (Dierenartsenpraktijk De Amsterstreek) € 102,38
Klinieken
19. Amstelstreek vaccinatie € 70,55
20. De Raaphorst (2) € 381,54
21. Wapenveld € 401,97
22. Den Hoek (1) € 273,45
23. Den Hoek (2) € 80,00
24. Medicatie Den Hoek € 62,50
25. Reiskosten € 312,50
26. Gederfde inkomsten € 1.069,20
Totaal € 14.378,75
6.16
Hoewel aannemelijk is [appellante] als gevolg de vastgestelde gebreken schade heeft geleden, zal zij voor toewijzing van een vordering tot vergoeding daarvan per schadepost feiten en omstandigheden moeten stellen ter onderbouwing daarvan en moeten aantonen dat deze het gevolg is van de vastgestelde gebreken. Die onderbouwing is tot op heden door [appellante] onvoldoende gegeven. De opsomming in de dagvaarding en de als productie 21 overgelegde facturen zijn daartoe onvoldoende.
6.17
Daarbij is van belang dat aan [appellante] niet zonder meer vergoeding toekomt van alle kosten die zij voor de pony heeft gemaakt. Ook voor een gezonde pony zou zij immers kosten hebben gemaakt, zoals stalling, verzorging, lessen, voeding en tuig. Ook is onduidelijk hoe de verzorging van het gebit van de pony, gederfde inkomsten, dekens, hoofdstellen, bit en de Amstelstreek vaccinatie in causaal verband staan met de genoemde gebreken. Hetzelfde geldt voor de kosten voor de hoefsmid. Voor vergoeding van de aankoopprijs is onduidelijk hoe deze post ‘schade’ vormt in de zin van artikel 6:74 BW en/of artikel 7:23 en volgende BW. Het maken van die kosten is immers niet het gevolg van het gebrek maar van het aangaan van de koopovereenkomst. Het focus in de procedure heeft dermate gelegen op de aansprakelijkheid en de klachtplicht dat de discussie over de schade onderbelicht is gebleven.
6.18
De conclusie is dat de schadeposten zonder nadere onderbouwing niet toewijsbaar zijn. De vorderingen op deze grond afwijzen zou echter tot een maatschappelijk onwenselijk resultaat leiden. [appellante] heeft een gebrekkige pony geleverd gekregen, terwijl [geïntimeerde] dat gebrek kende althans behoorde te kennen, maar ervoor heeft gekozen [appellante] met onjuiste informatie op het verkeerde been te zetten. Mede om die reden ziet het hof aanleiding [appellante] een laatste mogelijkheid te geven haar schade te onderbouwen, waarbij zij per genoemde schadepost aandacht dient te besteden aan de grondslag en de omvang daarvan, alsmede de vraag hoe deze post in oorzakelijk verband staat tot de vaststaande gebreken van de pony.
7Slotsom
7.1
Het hof zal [appellante] in de gelegenheid stellen de onder 6.16 genoemde schadeposten te onderbouwen. [geïntimeerde] zal daarop vervolgens mogen reageren. Het hof wijst partijen erop dat te nemen akten uitsluitend betrekking mogen hebben op de genoemde schadeposten en dat uitbreiding van die schadeposten in dit stadium van de procedure niet toelaatbaar is. Van de in het dictum te noemen termijnen voor de te nemen akten zal geen nader uitstel worden verleend.
8De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 16 november 2021 voor het nemen van een akte als bedoeld onder 6.19 en 7 door [appellante] en vervolgens 28 december 2021 voor een antwoordakte daarop door [geïntimeerde] . Voor beide termijnen geldt dat daarvan geen nader uitstel zal worden verleend.
Het hof houdt alle overige beslissingen aan.
Dit arrest is gewezen door mr. G. van Rijssen, mr. K.M. Makkinga en mr. W.P. Sprenger en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 oktober 2021.