Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer 200.280.343/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 7789125 UC EXPL 19-5523
arrest van 22 februari 2022
in de zaak van
1[appellant] ,
2. [appellante] ,
beide wonende te [woonplaats1] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna: [appellant] respectievelijk [appellante] en gezamenlijk [appellanten] c.s.,
advocaat: mr. R.A. van Rooijen,
tegen
ASWA Dordrecht B.V.,
gevestigd te Helmondels,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: ASWA,
advocaat: mr. E.M.J. Geven.
1Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 15 april 2020 dat de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, zittingsplaats Utrecht) heeft gewezen onder bovenvermeld zaaknummer (hierna: het bestreden vonnis).
2Het geding in hoger beroep
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 juni 2020,
- het arrest van 11 augustus 2020,
- proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 november 2020,
- de memorie van grieven, met producties,
- de memorie van antwoord, met producties,
- de akte van depot zijdens ASWA,
- de akte zijdens [appellanten] c.s. van 15 juni 2021,
- de antwoordakte zijdens ASWA van 27 juli 2021.
2.2.
Vervolgens hebben beide partijen de stukken overgelegd en is door het hof arrest bepaald.
2.3.
[appellanten] c.s. concluderen in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en, opnieuw recht doende, hun vorderingen alsnog toewijst, met veroordeling van ASWA in de kosten van het geding in beide instanties en met veroordeling tot terugbetaling van hetgeen [appellanten] c.s. hebben voldaan uit hoofde van het bestreden vonnis, met wettelijke rente en nakosten.
2.4.
ASWA concludeert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis bekrachtigt met veroordeling van [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep, met nakosten en met de wettelijke rente.
3De vaststaande feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
[appellanten] c.s. hebben medio december 2017 een nieuwbouwwoning gekocht. In de koopprijs was een standaardkeuken van ASWA inbegrepen. In de overeenkomst is onder meer de optie opgenomen om bij ASWA een keuken naar eigen ontwerp te bestellen, waarvoor een verrekenpost beschikbaar is van € 12.500,00 inclusief btw. [appellanten] c.s. heeft bij ASWA een keuken naar eigen ontwerp uitgezocht.
3.2.
Volgens een op 27 januari 2018 door [appellante] getekende offerte heeft [appellanten] c.s. van ASWA een keuken gekocht voor een koopprijs van € 24.600,00 inclusief btw. In de offerte is onder meer opgenomen:
“Werkblad(en)
Uitvoering: Jetstone werkblad keramiek 12 mm
Randafwerking: 1KP
Kleur: Bianco Satin
(...)
De totaalprijs van de keuken is een meerprijs ten opzichte van de standaard keuken (12.500,00).
Montage: De totaalprijs is inclusief het monteren van de keuken, exclusief leiding, hak en breekwerk inclusief aansluiten van apparatuur.
Levertijd: Circa 10 werkweken na afroep aannemer.
Keuken wordt ca. 2 weken na oplevering gemonteerd
(...)
Bewaarboek: Met ondertekening van deze overeenkomst verklaart de koper bekend te zijn met de leveringsvoorwaarden van ASWA Keukens. Deze zijn opgenomen in het ASWA Bewaarboek versie 11.17 en koper verklaart hiervan een exemplaar te hebben ontvangen
(...)
Op al onze leveringen zijn onze leveringsvoorwaarden van toepassing gedeponeerd bij de K.v.K. te Eindhoven onder het nummer 17046765.”
3.3.
In de door ASWA gehanteerde leveringsvoorwaarden is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“1. Algemeen
In deze algemene voorwaarden worden algemene regels gegeven voor het aangaan en uitvoeren van al onze overeenkomsten waarin wij betrokken zijn. Uit overwegingen van efficiency wijken wij zo min mogelijk af van deze bepalingen, al is dat in overleg natuurlijk wel mogelijk. Bijzondere afspraken, mits deze schriftelijk door ons zijn bevestigd, gaan altijd boven deze bepalingen. Indien verschil bestaat tussen de tekst van ons en onze leveranciers afkomstige documentatie en deze leveringsvoorwaarden prevaleren deze voorwaarden. Het spreekt vanzelf dat altijd voorop staat om onze overeenkomsten steeds naar behoren uit te voeren. Deze voorwaarden zijn dan ook uitdrukkelijk niet bedoeld om ons ooit aan een behoorlijke uitvoering van enige overeenkomst te onttrekken.
(...)
9. Annulering
Overeenkomsten binden zowel ons als onze afnemer. Mocht afnemer echter om hem moverende redenen de overeenkomst zonder dat ons een ernstig verwijt gemaakt kan worden willen beëindigen dan heeft afnemer het recht deze te annuleren onder aanbieding van een vergoeding wegens gemaakte kosten en gederfde winst van 30% van de koopsom van de keuken, waarbij wijzigingen welke hebben geleid tot een minderprijs geacht worden niet te hebben plaatsgevonden, annulering kan niet meer plaatsvinden nadat de keuken is afgeroepen.
(…)
11. Onmogelijkheid van uitvoering
Wij streven er naar om de overeenkomst zoals met u afgesproken uit te voeren. Desalniettemin kan het voorkomen dat door omstandigheden die niet voorzienbaar waren de keuken niet geplaatst kan worden zoals opgenomen in de offerte of orderbevestiging en daarbij behorende tekeningen. In een dergelijke situatie hebben wij en afnemer het recht wijzigingen voor te stellen waardoor de oorspronkelijke overeenkomst zoveel als mogelijk benaderd wordt, dan wel een andere voor partijen acceptabele oplossing wordt gevonden. Deze wijzigingen worden voor zover deze kostenverhogend zijn als meerwerk beschouwd en komen derhalve voor rekening van afnemer. Indien sprake is van omstandigheden van dien aard dat de uitvoering van de keuken naar objectieve maatstaven gemeten in aanzienlijke mate afwijkt van de overeengekomen uitvoering en geen mogelijkheid bestaat dit naar redelijkheid te repareren of aan te passen, heeft afnemer het recht de overeenkomst te ontbinden. De
daaraan voor ons verbonden kosten komen in dat geval voor rekening van afnemer. Bij partiële onmogelijkheid heeft afnemer dat recht slechts voor zover het die onmogelijkheid betreft.
(…).”
3.4.
In mei 2018 kwam ASWA er achter dat het werkblad in de door [appellanten] c.s. bestelde kleur “Bianco Satin” niet meer leverbaar is.
3.5.
Per e-mail van 16 mei 2018 heeft [naam1] namens ASWA aan [appellanten] c.s. geschreven:
“Graag akkoord voor aanpassing werkblad Keramiek Bianco Satin naar Extreme White
Reden is dat Bianco satin niet meer leverbaar is en dat extreme White de vervanger voor dit blad”.
3.6.
Daarop heeft [appellante] [naam1] per e-mail van dezelfde dag geantwoord dat zij aan de telefoon heeft begrepen dat de genoemde kleuren identiek aan elkaar zijn, maar dat zij de kleuren graag nog wil bekijken.
3.7.
Partijen hebben vervolgens een afspraak gemaakt om het alternatief voor het werkblad te bekijken in de showroom van ASWA en zijn daarna in overleg getreden. Op 5 juni 2018 heeft [naam2] namens ASWA een e-mailbericht aan [appellanten] c.s. gestuurd met daarbij een “nieuwe orderbevestiging” waarin de kleur van de kasten en de kleur van het werkblad zijn aangepast. ASWA heeft aan [appellanten] c.s. gevraagd of zij daarmee schriftelijk akkoord zijn.
3.8.
Bij e-mailbericht van 11 juni 2018 hebben [appellanten] c.s. onder meer het volgende aan ASWA bericht:
“We staan niet onwelwillend tegenover de nieuwe kleuren, echter de gang van zaken van hoe dit tot op heden is aangepakt vinden wij vervelend. Wij hebben voor de combinatie ASWA/Verwelius [Verwelius is de projectontwikkelaar/aannemer van de woning van [appellanten] c.s., hof] gekozen omdat we ontzorgd wilden worden maar ons vertrouwen wordt nu wel heel hard op de proef gesteld. We begrijpen heel goed dat jullie een akkoord willen maar het stoort ons dat we van jullie en Verwelius geen toezeggingen en garanties krijgen. Zoals eerder tegen je gezegd kunnen wij geen afspraken maken met onze eigen aannemers omdat we compleet in het donker worden gelaten. Onder de volgende voorwaarden willen wij akkoord gaan.
1) een financiële tegemoetkoming /korting van € 5.000,- ex btw
2) ASWA coördineert de installatie van Verwelius in alle opzichten (nb. De zaken op pagina 7 waarvoor de koper moet zorgdragen komen dus voor rekening van combinatie ASWA/Verwelius)
3) De vertraging wordt beperkt tot maximaal 6 weken
4) Er zijn verder geen (meerwerk) kosten verbonden aan de voorgestelde wijzigen
5) Betaling van 30% pas na installatie te voldoen.
Ik verneem graag van je of ASWA zich kan vinden in de voorwaarden.”
3.9.
Bij e-mailbericht van 15 juni 2018 heeft de heer [naam3] namens ASWA aan [appellanten] c.s. bericht:
“Zoals heden telefonisch besproken, kunnen wij de keuken voor de bouwvakvakantie binnen krijgen indien u de wijzigingen zoals besproken met [naam2] , vandaag accordeert. De voorwaarden blijven gelijk aan de oorspronkelijke order, welke ook staan vermeld in de aangepaste order.”
3.10.
Op 17 juni 2018 heeft [appellanten] ASWA een e-mailbericht gestuurd waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“Zoals telefonisch met u besproken bij deze uitdrukkelijk geen akkoord. Dat u na ons heel onprettig verlopen gesprek toch nog probeert om mij onder druk te zetten om akkoord te gaan is uitermate onprofessioneel en daarmee ook de spreekwoordelijke druppel.
Voor de volledigheid, hierbij de relevante feiten op een rij:
(…)
i. Op 13 juni hebben [naam2] en ik telefonisch contact gehad. In dit gesprek liet [naam2] weten dat ASWA niet bereid was om ons garanties te geven, compensatie te bieden voor haar tekortkomingen of ons op een andere manier tegemoet te komen. Ik heb toen duidelijk gemaakt dat vanwege de opstelling van ASWA wij niet akkoord gaan met de nieuwe kleuren. Mevrouw [naam2] zou met de directie van ASWA de situatie verder bespreken.
j. Op 14 juni heeft [naam2] mij weer gebeld met de mededeling dat als wij alsnog direct akkoord zouden gaan met de nieuwe kleuren, de keuken als bij toverslag alsnog op tijd geleverd kon worden. Van (op schrift gestelde) garanties was echter geen sprake. Ik heb [naam2] nogmaals laten weten dat zolang ASWA niet bereid is om ons op enige manier tegemoet te komen, garanties te geven en compensatie te bieden voor haar tekortkomingen van akkoord geen sprake kan zijn. [naam2] zou opnieuw met de directie van ASWA de situatie bespreken.
(...)
Gezien de stand van zaken willen wij geen zaken meer doen ASWA Keukens. Wij gaan ons komende weken beraden op onze juridische positie en vervolgstappen.”
3.11.
Bij e-mailbericht van 19 juni 2018 aan ASWA hebben [appellanten] c.s. meegedeeld dat zij de koopovereenkomst ontbinden.
3.12.
ASWA heeft bij e-mailbericht van 20 juni 2018 [appellanten] c.s. geantwoord dat aan annulering door [appellanten] c.s. kosten zijn verbonden, die conform de leveringsvoorwaarden 30% van het aankoopbedrag bedragen. Verder is daarin bericht dat de oorspronkelijk door [appellanten] c.s. gewenste kleurstelling van de keuken toch kan worden geleverd. Een en ander wordt herhaald bij brief van de gemachtigde van ASWA van 25 juni 2018.
4Het geschil en de beoordeling in hoger beroep
4.1.
ASWA heeft in eerste aanleg in conventie, na eisvermindering, betaling gevorderd van € 9.198,34 in hoofdsom en € 865,10 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Daaraan heeft ASWA ten grondslag gelegd dat zij met [appellanten] c.s. een overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot de koop van een keuken onder toepasselijkheid van haar leveringsvoorwaarden. Nu [appellanten] c.s. de koop hebben geannuleerd zijn zij op grond van het in de leveringsvoorwaarden opgenomen annuleringsbeding 30% van de aankoopwaarde verschuldigd.
4.2.
[appellanten] c.s. hebben in reconventie gevorderd voor recht te verklaren dat zij de overeenkomst met ASWA rechtsgeldig hebben ontbonden en dat ASWA jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld alsook dat ASWA wordt veroordeeld tot betaling van € 15.599,00 aan schadevergoeding.
4.3.
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van ASWA in conventie toegewezen. Daartoe overwoog de kantonrechter allereerst dat de op zichzelf vaststaande tekortkoming, bestaande uit het niet kunnen leveren van het werkblad in de overeengekomen kleurstelling, in de onderhavige omstandigheden de ontbinding niet rechtvaardigt omdat – in het kort – [appellanten] c.s. tot ontbinding zijn overgegaan, niet in verband met bedoelde gewijzigde kleurstelling maar omdat ASWA weigerde akkoord te gaan met de door hen gestelde aanvullende voorwaarden. Dientengevolge is de door [appellanten] c.s. in reconventie gevorderde verklaring voor recht ter zake van de ontbinding afgewezen. Vervolgens overwoog de kantonrechter dat ASWA op grond van haar toepasselijke leveringsvoorwaarden een annuleringsvergoeding toekomt nu het desbetreffende beding niet als onredelijk bezwarend heeft te gelden. De overige vorderingen van [appellanten] c.s. zijn afgewezen bij gebreke van voldoende onderbouwing. [appellanten] c.s. zijn in de kosten veroordeeld, in conventie en in reconventie.
4.4.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] c.s. op in hoger beroep met drie (hoofd)grieven.
4.5.
Met hun eerste grief betogen [appellanten] c.s. dat de tekortkoming aan de zijde van ASWA, bestaande in het niet kunnen leveren van de keuken in de oorspronkelijk overeengekomen kleur, de ontbinding rechtvaardigt. ASWA heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.6.
Het hof stelt vast dat [appellanten] c.s. de ontbinding hebben ingeroepen vóórdat de verbintenis van ASWA tot levering en installatie van de keuken opeisbaar is geworden. Op het moment van de ontbinding (19 juni 2018) moest de keuken immers nog geleverd en geïnstalleerd worden. Gelet op het voorgaande dient allereerst te worden beoordeeld of zich hier één van de gevallen als omschreven in art. 6:80 BW voordoet.
4.7.
Niet in geschil is dat ASWA [appellanten] c.s. op 16 mei 2018 berichtte dat het werkblad in de overeengekomen kleur niet meer leverbaar was (vgl. 3.5). ASWA is daar bij e-mail van 20 juni 2018 (vgl. 3.12) op teruggekomen en heeft [appellanten] c.s. laten weten bedoeld werkblad toch te kunnen leveren, maar op dat moment hadden [appellanten] c.s. de overeenkomst reeds ontbonden. Volgens ASWA is bedoelde e-mail slechts de bevestiging van hetgeen met [appellanten] c.s. op 18 juni 2018 telefonisch is besproken, maar dat wordt door [appellanten] c.s. betwist en dat blijkt verder nergens uit (vgl. integendeel memorie van antwoord onder 45). ASWA heeft daarbij onvoldoende toegelicht hoe het mogelijk was dat het werkblad ineens toch leverbaar was in de oorspronkelijk gekozen kleurstelling. Bij navraag door [appellanten] c.s. bij de leverancier van ASWA (Jetstone) is gebleken dat er op dat moment (20 juni 2018) geen sprake was van enige voorraad van het desbetreffende werkblad. ASWA stelt dat volgens de producent een andere leverancier, in Italië, nog beschikte over een plaat van de overeengekomen kleurstelling, welke tot 4 juli 2018 gereserveerd zou kunnen worden. Gelet op de eerdere stellige mededeling dat het werkblad in de overeengekomen kleurstelling niet meer leverbaar is, had van ASWA echter verwacht mogen worden dat zij deze stelling nader had onderbouwd door bescheiden over te leggen die haar stellingname bevestigen. Dat heeft zij niet gedaan. Evenmin heeft zij een hierop toegesneden bewijsaanbod gedaan. Gezien het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat correcte nakoming objectief gezien onmogelijk was als bedoeld in art. 6:80 sub a BW dan wel dat [appellanten] c.s. op basis van de mededeling van ASWA van 16 mei 2018 ervan uit mochten gaan dat (correcte) nakoming harerzijds zou uitblijven, een en ander zoals bedoeld in art. 6:80 sub b BW.
4.8.
Ten aanzien van de vraag of [appellanten] c.s. de overeenkomst konden ontbinden stelt het hof voorop dat het hier gaat om consumentenkoop, zodat de maatstaf voor ontbinding niet art. 6:265 BW is, maar art. 7:22 BW. De koper is op grond van die bepaling bevoegd de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van hetgeen is overeengekomen, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.9.
ASWA heeft bij memorie van antwoord onder 29 een beroep gedaan op de tenzij-bepaling, voor zover komt vast te staan dat sprake is van een tekortkoming, hetgeen ASWA betwist. Hierna hebben [appellanten] c.s. nog een akte genomen waarin zij inhoudelijk verder op het geschil zijn ingegaan. In het midden kan daarom blijven of ASWA dat beroep in eerste aanleg ook al (impliciet) heeft gedaan en of de kantonrechter dat punt al dan niet ambtshalve had moeten aanroeren.
4.10.
Vast staat dat partijen hebben afgesproken in de showroom te kijken naar een werkblad in een andere kleurstelling dan oorspronkelijk overeengekomen. Tussen partijen is evenmin in geschil dat ASWA wist dat de kleurstelling niet alleen voor het werkblad, maar ook voor de kastdeuren van belang was (dagvaarding onder 4). ASWA stelt zich echter op het standpunt dat het kleurverschil minimaal was en dat [appellanten] c.s. dit mede gezien het bepaalde in artikel 11 AV hadden te accepteren. Anders echter dan ASWA kennelijk meent kan artikel 11 AV redelijkerwijs niet zo worden uitgelegd dat [appellanten] c.s. een alternatief hebben te accepteren dat tot een andere kleurstelling van de gehele keuken leidt. Verder is van belang dat artikel 11 AV ook inhoudt dat het doel is een voor partijen acceptabele oplossing te bereiken. De voorgestelde oplossing was voor [appellanten] c.s. duidelijk niet acceptabel en behoefde dit redelijkerwijs ook niet te zijn. Dat [appellanten] c.s. aanvankelijk streefden naar een oplossing en, wat eigen is aan een zodanige oplossing en ook overigens niet onbegrijpelijk is, daaraan voorwaarden verbonden, betekent niet dat aangenomen moet worden dat de ontbinding op het niet aanvaarden van die voorwaarden was gestoeld en niet meer op de eigenlijke tekortkoming van ASWA met betrekking tot een werkblad in de juiste kleurstelling. Het hof merkt nog op dat het stellen van de voorwaarden des te begrijpelijk is gelet op de, door ASWA erkende, fout in de maatvoering van de nis en de verschillende misverstanden aan de zijde van ASWA bij de totstandkoming van de opvolgende offertes. Toen bleek dat ASWA voor de aangereikte oplossing niet openstond, mochten [appellanten] c.s. terugvallen op het nu onvoorwaardelijke standpunt dat de afwijkende kleurstelling niet acceptabel was en tevens dat deze een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigde. Bij dit alles heeft te gelden dat ASWA onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij enige schade heeft geleden als gevolg van de ontbinding.
4.11.
De eerste grief slaagt. Op grond van art. 7:22 BW mochten [appellanten] c.s. ontbinden omdat ASWA niet kon leveren wat was afgesproken, waaraan artikel 11 AV niet afdoet. Aan het bewijsaanbod van ASWA gaat het hof voorbij omdat zij geen feiten heeft gesteld, die indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden. Aangezien er sprake is van ontbinding wegens tekortkoming, heeft ASWA onvoldoende aangevoerd dat zij op grond van het annuleringsbeding van artikel 9 AV recht heeft op de daarin bepaalde vergoeding. Dat betekent dat de vordering van ASWA alsnog zal worden afgewezen. De tweede grief betreffende de toepasselijkheid van de AV en de vraag of sprake is van een oneerlijk beding behoeven bij deze stand van zaken geen bespreking.
4.12.
Met hun derde grief betogen [appellanten] c.s. dat de rechtbank ten onrechte de vordering tot betaling van schadevergoeding heeft afgewezen. Daartoe stellen [appellanten] c.s. kort gezegd dat als gevolg van de onmogelijkheid van levering van het overeengekomen werkblad zij schade hebben geleden, waarvoor ASWA aansprakelijk is.
4.13.
Het hof stelt vast dat [appellanten] c.s. geen grief hebben gericht tegen de afwijzing van de in eerste aanleg gevorderde verklaring voor recht dat ASWA jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld, zodat deze grondslag voor schadevergoeding in hoger beroep niet mede ter beoordeling voor ligt. Het hof zal beoordelen in hoeverre de vordering tot vergoeding van schade als gevolg van voornoemde tekortkoming kan worden toegewezen.
4.14.
Uit hetgeen [appellanten] c.s. hebben gesteld in de memorie van grieven onder 124 volgt dat zij thans schadevergoeding ter hoogte van € 12.074,46 vorderen tegenover de in eerste aanleg gevorderde € 15.599,00 (vgl. conclusie van antwoord/eis in reconventie onder 8.1). Het hof zal recht doen op de aldus in hoger beroep gewijzigde eis.
4.15.
Het betoog van ASWA dat [appellanten] c.s. het door haar aangeboden alternatief op onredelijke gronden hebben geweigerd, waarmee zij de verplichting tot schadebeperking hebben verzaakt, vindt zijn verwerping in hetgeen hierboven is overwogen over de tekortkoming van ASWA. Daarmee staat vast dat ASWA jegens [appellanten] c.s. aansprakelijk is voor de uit de tekortkoming voortvloeiende schade.
4.16.
[appellanten] c.s. stellen dat zij vijf maanden dubbele woonlasten hadden (de tijd dat zij hun oude woning konden verhuren buiten beschouwing gelaten) omdat zij als gevolg van de niet-nakoming door ASWA hun oude woning pas in december 2019 hebben kunnen verkopen, terwijl de bedoeling was dat dit in augustus 2018 zou gebeuren, toen hun nieuwe woning werd opgeleverd. Het hof is met ASWA van oordeel dat [appellanten] c.s. de gestelde schade onvoldoende hebben onderbouwd. Zonder nadere toelichting valt immers niet in te zien dat de gestelde zeer aanzienlijke vertraging in de verkoop van de oude woning in een zodanig verband staat met het niet leveren van een keukenblad in de juiste kleurstelling, waardoor de bouw van de keuken is vertraagd, dat eventuele schade als gevolg van die vertraging daaraan kan worden toegerekend. Daarbij wordt nog in aanmerking genomen dat, zoals algemeen bekend, de tijd die een verkoop van een woning kost van meerdere factoren afhankelijk kan zijn. [appellanten] c.s. hebben geen inzicht gegeven in de precieze oorzaken van het, op het eerste gezicht zeer aanzienlijke, tijdsverloop.
4.17.
[appellanten] c.s. voeren een schadepost op van € 3.500,00 omdat zij uiteindelijk geen keuken van ASWA hebben kunnen afnemen en dus geen aanspraak hebben kunnen maken op verrekening met de in het bouwbestek voor de standaardkeuken opgenomen stelpost van € 12.500,00 (vgl. 3.1), maar op een bedrag van € 9.000,00. Deze schadepost acht het hof wel toewijsbaar. In de gegeven omstandigheden kon naar het oordeel van het hof van [appellanten] c.s. niet worden gevergd dat zij alsnog met ASWA in zee zouden gaan. Het hof verwijst naar hetgeen ter zake van de eerste grief is overwogen.
4.18.
[appellanten] c.s. vorderen vergoeding van schade van € 810,00 ter zake van extra kosten voor leidingen die Verwelius in opdracht van ASWA heeft verlegd en welke kosten Verwelius uiteindelijk – na ontbinding van de overeenkomst met ASWA – bij [appellanten] c.s. in rekening heeft gebracht (prod. LXVI bij memorie van grieven). Zij hebben deze schade evenwel onvoldoende onderbouwd alsook waarom deze kosten voor rekening voor ASWA moeten komen, te meer gelet op de eerdere erkenning dat deze kosten voor hun rekening waren.
4.19.
[appellanten] c.s. stellen nog dat zij vanwege de onmogelijkheid tot levering van het overeengekomen werkblad werkzaamheden opnieuw hebben moeten inplannen, leveranciers om uitstel hebben moeten vragen, hebben moeten heronderhandelen over tarieven, extra vakantiedagen hebben moeten opnemen en dat voorts het privé- en sociale leven, nog los van de extra druk op werkgebied, enorm onder de situatie heeft geleden. Nu zij echter aan deze, overigens door ASWA betwiste, stellingen niet een concreet schadebedrag hebben verbonden, behoeft op deze stellingen niet te worden ingegaan.
4.20.
Gelet op het voorgaande slaagt ook de derde grief.
5Slotsom
5.1.
Nu de eerste en de derde grief slagen zal het bestreden vonnis worden vernietigd, zullen de vorderingen van [appellanten] c.s. worden toegewezen als na te melden en zullen de in eerste aanleg toegewezen vorderingen van ASWA (alsnog) worden afgewezen. De in hoger beroep gevorderde vordering tot terugbetaling van het bedrag dat [appellanten] c.s. hebben betaald uit hoofde van het vonnis zal eveneens worden toegewezen, met wettelijke rente. Deze vordering is op zichzelf niet bestreden.
5.2.
ASWA zal worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] c.s., in conventie en in reconventie. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.086,00 voor salaris advocaat (2 punten tegen het destijds geldende tarief II).
5.3.
Als de in hoger beroep in het ongelijk te stellen partij, zal het hof ASWA in de kosten aan de zijde van [appellanten] c.s. veroordelen. Deze kosten worden vastgesteld op:
- explootkosten € 105,50
- griffierecht € 332,00
- salaris advocaat € 1.671,00 (1,5 punt tegen appeltarief II)
5.4.
De door [appellanten] c.s. gevorderde nakosten en wettelijke rente (over de proceskosten en de nakosten) zullen als niet weersproken worden toegewezen.
6De beslissing
Het hof:
6.1.
vernietigt het bestreden vonnis
en, opnieuw recht doende:
6.2.
verklaart voor recht dat de overeenkomst van 27 januari 2018 rechtsgeldig door [appellanten] c.s. is ontbonden;
6.3.
veroordeelt ASWA tot betaling van € 3.500,00, met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van algehele voldoening;
6.4.
veroordeelt ASWA tot terugbetaling van het bedrag dat [appellanten] c.s. hebben betaald uit hoofde van het bestreden vonnis, met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van algehele voldoening;
6.5.
veroordeelt ASWA in de kosten van het geding in eerste aanleg, tot aan het bestreden vonnis aan de zijde van [appellanten] c.s. vastgesteld op € 1.086,00 voor salaris;
6.6.
veroordeelt ASWA in de kosten van het geding in hoger beroep tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellanten] c.s. vastgesteld op € 337,50 aan verschotten en op € 1.671,00 voor salaris, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
6.7.
veroordeelt ASWA in de nakosten, vastgesteld op € 163,00 met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,00 in geval zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
6.8.
verklaart de veroordelingen onder 6.3 tot en met 6.7 uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, O.G.H. Milar en J.N. de Blécourt en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.