T. W. / S. L.
(…)
Overwegende dat bij voormelde dagvaarding eisende partij veroordeling vordert van verwerende partij tot betaling van een bedrag van 1732,50 euro meer de verwijlrente aan de wettelijke intrestvoet vanaf 15.07.2014 tot op de datum van dagvaarding, vanaf dan de gerechtelijke rente en de kosten waaronder een rechtsplegingsvergoeding van 440 euro;
Dat ter staving van deze vordering uiteengezet wordt dat eisende partij in opdracht van verwerende partij als fotograaf werkte op zijn huwelijksdag om een fotoreportage te maken;
Dat hij daarvoor drie facturen uitschreef die onbetaald bleven, er desbetreffende ingebrekestellingen geweest zijn en een factuur geprotesteerd is, en in deze omstandigheden voormelde vordering gesteld werd bij toepassing van art. 735 Ger. W.;
(…)
Dat in besluiten verwerende partij voorhoudt dat vooreerst de overeenkomst nietig is gelet op de essentiële dwaling, ter staving daarvan gesteld werd dat verwerende partij misleid werd minstens niet correct geïnformeerd m.b.t. twee essentiële zaken van de opdracht en inzonderheid de prijs;
Dit een doorslaggevend karakter had, en in deze omstandigheden de nietigheid van de overeenkomst op grond van dwaling dan ook vaststaat;
Dat subsidiair daarin wordt aangevoerd dat alleszins er een schromelijke tekortkoming geweest is de informatieverplichting conform de wet marktpraktijken en consumentenbescherming, immers overeenkomstig art. 4 eiser ten laatste op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst de nuttige informatie moet gegeven hebben m.b.t. het belangrijkste kenmerk van de producten en de diensten die het voorwerp uitmaken van de overeenkomst, iemand die dat niet doet niet voldoet aan art. 30 WHBC, en in dit geval, gelet op de voorliggende prijsofferte van 05.05.2011 geen informatie verschaft werd m.b.t. onder meer de prijs van het inplakboek, de low resolution beelden via de mail en het onderscheid tussen lower en higher definition beelden, het fotoalbum en de fotopakketten in digitaal hoge resolutie, het afdrukken van de foto’s de dag zelve, het onderscheid tussen een standaardafwerking en een afwerking van hoge kwaliteit, en het overhandigen van een fotokader;
Dat in deze omstandigheden de sanctie de volledige of gedeeltelijke ontbinding van het contract is of nog een toekenning van een schadevergoeding, daarvoor onder meer verwezen wordt naar rechtsleer, en de voorbereidende werken, voornamelijk m.b.t. de schadevergoeding geargumenteerd wordt dat het verlies van de herinneringen aan de belangrijkste dag in een mensenleven die het huwelijk nog altijd is een belangrijke emotionele en morele schade meebrengt, dit een recht op schadevergoeding meebrengt, en de schadevergoeding die gevorderd wordt 1750 euro bedraagt; Dat daarenboven eender hoe een aanneming voorhanden is, daar het criterium van uitvoering de regels van de kunst is, de regels van de kunst niet nageleefd worden vanaf het ogenblik dat er een witte lijn in foto’s zit en daarenboven de printkwaliteit van de foto’s gebrekkig is, en in deze omstandigheden de vordering dient te worden afgewezen;
Dat dan ook in hoofdorde de nietigverklaring van de overeenkomst en de afwijzing van de vordering gevorderd wordt, en in ondergeschikte orde de ontbinding van de overeenkomst door fout van eisende partij en toekenning van een schadevergoeding op tegeneis;
Dat daarop eiser repliceert dat vooreerst eiser op de trouwdag zelf enkele foto’s heeft afgedrukt en ingekaderd aan verweerder afgeleverd, daarna de foto’s gevraagd werden in digitaal laag en hoge resolutie en in gedrukt formaat en die overgemaakt geweest zijn, daarop gefactureerd geweest is aan 75 euro per reportage volgens offerte, wijl daarnaast het aangeleverde fotoboek de bezorgde gedrukte foto’s en de bezorgde beelden per mail gefactureerd werden, inderdaad met een korting van 5 % gelet op de goede band tussen de echtgenoot van verweerder en eiser; Dat in de tweede factuur de acht pakketten digitale foto’s in hoge resolutie werden gefactureerd evenals het fotoalbum digitaal in hoge resolutie, wijl ten slotte in de slotfactuur de foto’s voordien en de diverse foto’s op gemeente, kerkreceptie en avondfeest werden gefactureerd;
Dat enkel de eerste factuur geprotesteerd werd op 23.05.2012 omdat verweerder meende dat hij iets meer kwaliteit mocht verwachten, in diezelfde berichtgeving ook medegedeeld werd dat de reportage en de CD-ROM zouden betaald worden, maar op 25.08.2012 de twee facturen van 29 april en 6 juni ook betwist werden;
Dat dan eiser de mening toegedaan is dat de overeenkomst aan geen kanten nietig is, de overeenkomst immers uitgevoerd is, wijl verder art. 4 van de Wet op de Marktpraktijken enkel de informatie betreft betrekkelijk de belangrijkste kenmerken van het product;
Dat daarenboven de verplichting tot duidelijke prijsopgave enkel slaat op homogene diensten conform art. 5, §2 WMPC, dit in casu evenwel niet het geval is omdat er geen homogene diensten kunnen voorhanden zijn waar fotografie een kunst is en afhankelijk van de wensen van de klant en de mogelijkheden en in die omstandigheden art. 4 niet geschonden is;
Dat overigens gebrek in de informatieverplichting niet kan leiden tot de ontbinding van de overeenkomst omwille van het feit dat zij aan het afsluiten van de overeenkomst voorafgaat wijl daarenboven de verstrekte informatie blijkens de prijsofferte volstaat;
Dat verder wordt voorgehouden dat er geen wanprestatie is en dat er perfect gefactureerd is conform de overeenkomst;
Dat de rechtbank bij nazicht van de stukken de offerte aantreft van 05.05.2011, dit blijkens de gegevens vervat in het stuk een volledige fotoreportage van het trouwfeest op 11.06.2011 bevat, daarin vier reportages vervat zijn te weten de trouw in de gemeente, de kerk, de daaropvolgende receptie en het avondfeest, daarvoor elke reportage 75 euro per reportage gevraagd werd wat een totaal geeft van 300 euro, de prijzen van afwerking van de foto’s 2,5 euro per foto van 10 tot 15 cm betrof, 50 euro voor een fotokader van 30 op 40 en 75 voor een fotokader van 40 op 50 incluis het fotokader, wijl een richtprijs van 75 euro opgegeven werd per 50 kaartjes voor de bedankingskaartjes, in formaat 10 op 15;
Dat er daarnaast een richtprijs gegeven werd voor een fotoboek afhankelijk van grootte, kwaliteit en pagina’s en duidelijk vermeld werd dat alle prijzen inclusief BTW waren;
Dat dan onder stuk 2 twee foto’s voorliggen met een duidelijk merkbaar kwaliteitsverschil. Verder een afschrift van de vier facturen, en een protestschrijven van 25.08.2012 waarin vooreerst vermeld wordt dat de factuur geprotesteerd wordt omdat in het fotoboek alles nog zelf moet worden ingekleefd, vervolgens er nooit is medegedeeld geweest dat er zou aangerekend worden voor het doormailen van de bestanden, en zeker niet 25 euro, wijl ten slotte 5 euro wordt aangerekend per foto voor de foto’s in hoge resolutie op CD-ROM wat gratis zou bedongen zijn;
Dat er daarnaast klachten worden geuit m.b.t. de kwaliteit van de foto’s en het protest overigens hernomen werd op 27.02.2013; Dat uiteindelijk sub stuk 10 het nog in plastic verpakte fotoboek waarin blijkbaar geen enkele foto is ingekleefd voorligt;
Dat daarnaast in het bundel van verwerende partij de mailwisseling aangetroffen wordt; Overwegende dat de rechtbank bij nazicht van de mailwisseling vooral dient vast te stellen dat op 18.03.2012 eisende partij bevestigt dat foto’s in hogere resolutie besteld werden, maar deze niet voorkomen op de prijsofferte, daarnaast het protest van de factuur van 23.05.2012 voor de vervaldag van deze factuur op 29 mei, het bewijs dat foto’s gebruikt werden op sociale media, voorliggend onder stuk 11 en kopieën uit het digitaal fotoalbum;
Overwegende dat terzake de principes de rechtbank in eerste instantie dient te onderlijnen dat bij toepassing van art. 1134 B.W. overeenkomsten partijen tot wet strekken;
Dat daarenboven bij toepassing van art. 4 van de wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en de consumentenbescherming, geldt dat ten laatste op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst de ondernemer ter goeder trouw aan de consument behoorlijke en nuttige informatie dient te geven betreffende de belangrijkste kenmerken van het product en de verkoopsvoorwaarden, rekening houdende met de door de consument uitgedrukte behoefte aan informatie en de redelijkerwijze voorzienbare aanwending ervan;
Dat de rechtsleer desbetreffende liet optekenen dat de wet innoveert m.b.t. de informatie waar deze de belangrijkste kenmerken moet betreffen (J. Stuyck en P. Weytinck, De nieuwe wet op de handelspraktijken, Brussel 1992, 277 en JB.Hand.Med.2006, 343-348; Terreyn, de informatieplicht van art. 30 WHPC; noot onder Brussel, 03.05.2002, DCCR 2003, 58);
Dat de rechtbank verder dient te onderlijnen dat bij toepassing van art. 79, 2° WHPC de gegevens van de bestelbon de uitgever ervan binden, ongeacht algemene of bijzondere andere of strijdige voorwaarden;
Dat verder art. 2,1° WHPC voorziet dat een onderneming is elke natuurlijke of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, wat uiteraard elke beroepsuitoefening includeert die aan deze omschrijving voldoet;
Dat ten slotte de rechtsleer, op basis van de voorbereidende werken van de wet, bij tekortkomingen van de informatieverplichting de volledige of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst toelaat, of nog de toekenning van een schadevergoeding (zie o.m. R. Steenot, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Intersentia 2007,121-122; GDR.ST.Kamer, 1990-91, nr. 1240-2/89/90, 34);
Overwegende dat ten slotte schade dient te worden bewezen, of het nu is op basis van art. 1146 en volgende, dan wel op basis van art. 1382; overwegende dat ten slotte bij toepassing van art. 1184 B.W. in elke wederkerige overeenkomst de ontbindende voorwaarde als stilzwijgend ingeschreven wordt aanzien;
Overwegende dat toegepast op deze casus de rechtbank in eerste instantie dient vast te stellen dat op basis van de prijsofferte enerzijds, anderzijds de met instemming van alle partijen gedane uitvoering van de fotoreportages dat buiten elke betwisting staat dat partijen verbonden zijn door een overeenkomst van aanneming, in casu het uitvoeren van fotoreportages op het huwelijk van verwerende partij en zijn echtgenote, door het nemen van enerzijds foto’s voordien, anderzijds foto’s op de dag van het huwelijk, zowel in de gemeente als in de kerk, daarna op de receptie en op het avondfeest;
Dat het bestaan van deze overeenkomst niet wordt aangetast door de uitvoeringsfouten van de overeenkomst en de uitvoering met wederzijds akkoord ook dwaling uitsluit;
Dat aldus het uitgangspunt van de beoordeling dient te zijn dat er een vaststaande rechtsband is tussen partijen van aanneming voor het uitvoeren van die fotoreportage;
Overwegende dat dan verder de vraag rijst bij toepassing van art. 5, §2 al dan niet homogene diensten worden aangeboden waar naar de stelling van eisende partij fotografie kunst is, en de uitvoering afhankelijk van de omstandigheden van het moment en de inspiratie;
Dat de rechtbank dit standpunt van eisende partij niet kan bijtreden, gelet op het feit dat de opdracht tot het uitvoeren van een fotoreportage van een huwelijksdag een aannemingsovereenkomst betreft, in aannemingsovereenkomst het criterium van uitvoering de regels van de kunst is die een constante bevat in kwaliteit, daarenboven dient vast te stellen dat digitale fotografie ontelbare bewerkingsmogelijkheden oplevert voor optimalisatie van het resultaat, en in deze omstandigheden wel degelijk homogene diensten voorhanden zijn waarvan de prijs schriftelijk, leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig moet zijn aangeduid;
Dat overigens eerder door de rechtspraak gesteld werd dat ondubbelzinnigheid van een prijsaanduiding betekent dat de prijsaanduiding geen twijfel laat bestaan over de verkoopprijs van het aangeboden goed in de vorm en de wijze waarop zij worden aangeboden (zie Brussel 13.10.1998, DCCR 1999,186), wijl recentere rechtspraak zelfs bepaalde dat de onderneming in een aantal gevallen de verplichting kan hebben om de consument te informeren omtrent de juridische draagwijdte van bedingen die werden opgenomen in de contractuele voorwaarden (zie o.m. Rechtbank Gent 13.10.2003, NJW 2004, 312; Hof Gent 04.12.2006, JB.Hand.Med.2006, 253);
Overwegende dat het bovenstaande tot gevolg heeft dat de rechtbank samen met verwerende partij dient vast te stellen dat voor het inplakfotoboek, de low resolution beelden via mail, het fotoalbum en het pakketfoto’s digitaal in hoge resolutie, de fotoalbums, de foto afdrukken op de dag zelf, het onderscheid tussen standaardafwerking en afwerking in hogere kwaliteit, en het fotokader, in de prijsofferte geen enkel gegeven verschaft werd; Dat aldus een duidelijke miskenning voorhanden is van art. 4 van de wet op de marktpraktijken en de consumentenbescherming terzake deze onderdelen van de overeenkomst;
Dat waar het bewijs terzake op eiser berust (zie Koophandel Brussel 03.12.1996, TBH 97, 741) het enkel aan eiser toerekenbaar is dat hij de omvang van de overeenkomst en de draagwijdte ervan niet kan bewijzen conform art. 1315,1° B.W. en daarenboven waar zijn bewering conform art. 870 Ger. W. niet volstaan, deze niet kunnen opwegen tegen het negeren van de plicht voorzien in art. 4 WMPC, en de daaruit voortvloeiende gevolgen; Dat de rechtbank terzake dus de ontbinding zou kunnen uitspreken, maar gelet op het behoud der foto’s opteert voor schadevergoeding in natura door prijsvermindering;
Dat verder de rechtbank dient vast te stellen dat uit de vergelijking van de twee foto’s voorliggend onder stuk 2 enerzijds, en anderzijds impliciet uit de mail van 18.03.2012 waarin verweerder stelt dat hij de foto’s zo rap mogelijk in orde zal brengen, dient te worden besloten dat de kwaliteit van de fotoreportage inderdaad niet beantwoordde aan de regels van de kunst, waar inzonderheid een aantal beelden zeer vage achtergronden hebben, en onvoldoende scherpe lijnen en omtrekken of in kleuring;
Dat dit een zuivere wanprestatie betreft; Dat daarnaast de rechtbank wel dient vast te stellen dat blijkbaar van de genomen foto’s gebruik gemaakt werd op sociale media, en dat daarenboven verweerder zich ook herhaaldelijk geëngageerd heeft onder meer op 23.05.2012 tot betaling van reportages en Cd-roms en dit niet gebeurd is;
Dat aldus ook in hoofde van verwerende partij een wanprestatie voorhanden is;
Overwegende dat m.b.t. de wanprestaties van eisende partij, de rechtbank de ontbinding van de overeenkomst niet kan weerhouden gelet op enerzijds de uitvoering, anderzijds het gedeeltelijke gebruik, en ten slotte het formeel engagement van verwerende partij een aantal uitgaven te vergoeden;
Dat wel een schadevergoeding kan worden weerhouden en in casu de schadevergoeding in natura erin bestaat dat voor deze onderdelen van de overeenkomst waarvoor een vergoeding werd aangerekend waaromtrent geen informatie werd verschaft de vergoeding niet kan worden toegekend of slechts een gedeeltelijke;
Dat dit des te meer klemt waar er ook uitvoeringsfouten zijn;
Dat dit op twee gronden kan geschieden, enerzijds bij toepassing van art. 4 van de wet WMPC, en anderzijds art. 1184 B.W. en art. 1146 B.W. en volgende;
Dat in deze omstandigheden het de rechtbank passend voorkomt terzake de rekening tussen partijen te gaan maken op basis van de prijsofferte, en niets meer;
Dat op basis van deze offerte alleszins een bedrag van 300 euro dient te worden toegewezen aan eisende partij m.b.t. de vier reportages die uitgevoerd zijn, daar waar er blijkbaar met toestemming van alle partijen daarenboven foto’s voordien genomen werden ook daarvoor een bedrag van 75 euro kan worden toegekend, en 25 euro voor het inplakboek waar de rechtbank de stelling van verwerende partij dient te volgen dat op basis van de omschrijving van het fotoboek mocht worden verwacht dat dit effectief gerealiseerde foto’s op papier in een boek zouden zijn, en niet de verschaffing van een boek alleen naast de foto’s waarvoor dan nog apart verrekend werd;
Dat in deze omstandigheden de rechtbank op de eerste factuur een bedrag toekent van 400 euro, BTW inbegrepen (5 x 75 + 25);
Dat m.b.t. de tweede factuur de rechtbank dient vast te stellen dat blijkbaar buiten betwisting staat dat acht digitale fotopakketten werden overgemaakt in hoge resolutie, maar terzake nergens een overeenkomst uit blijkt;
Dat er wel een overeenkomst is voor afgedrukte foto’s, daar een bedrag op staat van 2,5 euro per foto en waar die daarenboven de kost meebrengen van het afdrukken op papier, de rechtbank terzake een prijs per eenheid van twee euro kan weerhouden maar niet meer;
Dat in deze omstandigheden op de tweede factuur een bedrag van 322 euro kan worden toegekend voor de 161 eenheden, bedrag dat dient te worden toegewezen boven de reeds toegekende 400 euro uit de eerste factuur;
Dat m.b.t. de factuur van 12 juli, gelet op het feit dat deze hetzelfde voorwerp heeft van deze van 29 april, niet verder dient te worden ingegaan;
Dat ten slotte m.b.t. de afdrukken vervat in de factuur van 21.02.2013, de rechtbank de post fotokader dient toe te wijzen waar deze overeenstemt met de overeenkomst vervat in de aanvaarde offerte, hetzelfde geldt m.b.t. de fotoafdrukken van de dag zelf die blijkens mailwisseling voldeden, maar m.b.t. de afdrukken een wanprestatie dient te worden weerhouden gelet op onder meer het voorliggen van stuk 2;
Dat daarop de rechtbank ex aequo et bono een minwaarde toepast van 302,50 euro, zodat m.b.t. de laatste factuur nog een bedrag van 150 euro wordt toegekend;
Overwegende dat gelet op het bovenstaande een bedrag van 872 euro toekent aan eisende partij, dit bedrag op hoofdvordering dan ook dient te worden toegewezen aan eisende partij;