Vred. Arendonk,
10 juni 2014.
Rechter: M. AERTSEN.
Griffier: M. VAN DER VEKEN.
Feiten
Op 27 januari 2012 ondertekende verweerder een overeenkomst met eiseres betreffende de installatie van een alarminstallatie in zijn woning voor een bedrag van 3.316,25 euro. De overeenkomst werd gesloten in de woning van verweerder te R.
Bij aangetekende brief van 11 februari
2012 schreef verweerder aan eiseres:
“Ik werd misleid, er was geen openheid, geen voldoende cijfers en vooral geen rustige
bedenktijd. Ik ben van oordeel niet gebonden te zijn door het document dat ik heb ondertekend...”.
Eiseres reageerde niet op deze opzegbrief. De aangetekende brief kwam terug bij verweerder.
Verweerder schreef opnieuw bij brief van 6 maart 2012 en schetste de omstandigheden waarin de verkoop gebeurde, onder meer dat hij gecontacteerd werd door eiseres kort na het overlijden van zijn vrouw, een vertegenwoordiger die taalvaardig en taktisch te werk ging, een te geringe tijd om de verkoops- en installatievoorwaarden te lezen. Hij herhaalt zijn verzoek om de overeenkomst als onbestaande te beschouwen.
Bij aangetekende brief en gewone brief van 2 april 2012 schreef eiseres:
“Bij deze stellen wij de vroegtijdige annulatie van de overeenkomst in Uw hoofde vast. Conform artikel 10 van de algemene verkoopen installatievoorwaarden door U gekend en aanvaard, bent U gehouden tot een schadeloosstelling t.b.v. 70 % van de openstaande bedragen van de overeenkomst. Met huidig schrijven stellen wij U dan ook formeel in gebreke het bedrag van 5.914,50 euro (materiaal 3.165 euro aan 70 % + meldkamer, diensten en transmissie 72 euro * 60 maand aan 70 % + jaarlijks onderhoud 150 euro * 5 jaar aan 70 % + dossierkost) over te maken op rekening nr. 001-4060543-05 met vermelding W1201/6079/8 tegen uiterlijk 30 april 2012 bij gebreke waarvan wij verdere stappen in rechte zullen ondernemen, alle bijkomende kosten ten Uwe laste.”.
In rechte
Vordering
In haar laatste conclusie neergelegd op 24 maart 2014 vordert eisende partij:
– verwerende partij te veroordelen tot het bedrag van 1.677,25 euro, te vermeerderen
met de intresten;
– verwerende partij eveneens te veroordelen tot de kosten van het geding, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding begroot op 440,00 euro;
– het uit te spreken vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, niettegenstaande alle verhaal, zonder borgstelling en kantonnement.
In de dagvaarding van 6 september 2012 detailleert eisende partij haar vordering
van 1.677,25 euro als volgt:
– materiaal: 3.165,00 euro × 20 % = 633,00 euro
– abonnementen: 2,4 euro × 30 dagen × 60 maanden × 20 % = 864,00 euro
– jaarlijks onderhoud: 150,00 euro × 5 jaar × 20 % = 150,00 euro
– dossierkost: 151,25 euro × 20 % = 30,25 euro.
Beoordeling
1. Wet marktpraktijken
Op de verkoop van 27 januari 2012 is de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming van toepassing (hierna WMPC).
We ontmoeten hierna de discussiepunten.
1.1. Artikel 60 Wet op de Marktpraktijken
De verkoop van de alarminstallatie gebeurde ten huize van verweerder in R. Eisende partij betwist niet dat zij voorafgaandelijk aan het bezoek verweerder telefonisch contacteerde.
De bewering van eisende partij dat zij een week voor het afsluiten van de verkoopsovereenkomst al op bezoek kwam bij verweerder voor een risicoanalyse is totaal ongeloofwaardig. Verweerder verklaart formeel dat de vertegenwoordiger van eisende partij slechts één keer, te weten op 27 januari 2012, bij hem op bezoek kwam. Op die datum tekende verweerder meerdere stukken.
Het document met datum 20 januari 2012 en titel ‘risico-analyse’ dat eisende partij voorlegt, is die naam onwaardig. Het is een nietszeggend document waarop het woord living werd ingevuld onder de titel hoofdrisico en verder enkele cijfers werden ingevuld. Op dit voorgedrukt document staat dat verweerder de firma L. bvba vraagt om, op basis van deze risicoanalyse, zich opnieuw thuis te melden om te onderhandelen over de aanschaf van een beveiligingssysteem en dit op volgende datum. Hier heeft de vertegenwoordiger de datum van 27 januari 2012 ingevuld. Het is duidelijk dat eisende partij dit geantidateerde document door verweerder liet ondertekenen om te ontsnappen aan de wettelijke bepaling in verband met de overeenkomsten gesloten buiten de lokalen van de onderneming. Eisende partij bewijst niet dat verweerder een uitdrukkelijk en voorafgaand verzoek aan eisende partij richtte dat tot doel had te onderhandelen over de aankoop van een alarmcentrale. Verweerder geniet de bescherming van de wetsbepalingen vervat in de artikelen 58-64 WMPC. De verkoop van de alarmcentrale is een overeenkomst gesloten buiten de lokalen van de onderneming van eisende partij. Artikel 60 WMPC bepaalt dat de verkopen aan de consument gesloten buiten de lokalen van de onderneming, op straffe van nietigheid, het voorwerp moeten uitmaken van een geschreven overeenkomst opgemaakt in zoveel exemplaren als er contracterende partijen zijn. Bovendien moet het contract onder meer vermelden: – de nauwkeurige aanwijzing van het goed of van de dienst, alsook de belangrijkste kenmerken ervan; – de te bepalen prijs en de wijzen van betaling. Verweerder heeft de verkoopsovereenkomst slechts in één exemplaar getekend. Verweerder ontving slechts een doorslag van dat ene exemplaar. De doorslag bevat geen originele handtekening van verweerder en van de vertegenwoordiger van eisende partij. Op de doorslag staat geen handtekening van verweerder onder de algemene voorwaarden. De ingevulde cijfers en woorden zijn zo goed als onleesbaar op de doorslag.
Bovendien blijkt dat bij vergelijking van het origineel, voorgelegd door eisende partij, en de doorslag, voorgelegd door verweerder, het installatienummer op het origineel gewijzigd werd (een 3 werd een 8). Ook in de prijs werd een wijziging aangebracht (35 euro/dag werd 0,35 euro/dag). De verkoopsovereenkomst van 27 januari 2012 voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 60 WMPC. Verweerder was niet in de mogelijkheid om met een bijna onleesbare doorslag van een overeenkomst te onderzoeken wat de alarmcentrale precies inhield, laat staan welke prijs hij diende te betalen.
1.2. Artikel 6 Wet op de Marktpraktijken
Niet alleen hogervermeld artikel 60 WMPC, maar ook artikel 6 WMPC bepaalt:
“De aangeduide prijs moet de door de consument totaal te betalen prijs zijn, waaronder is begrepen: de belasting over de toegevoegde waarde, alle overige taksen en de kosten van alle diensten die door de consument verplicht moet worden bijbetaald.”
De verkoopsovereenkomst van 27 januari 2012 bevat volgende bedragen:
Telebewaking: 1,35 euro/dag (BTW incl.)
Transmissie-abonnement: 0,35 euro/dag
(BTW incl.)
Diensten:
Dienstenpakket: 0,70 euro/dag (BTW
incl.)
Jaarlijkse keuring: 150 euro/dag
(BTW incl.) + 1
Totaal zonder plaatsing: 2.700,00 euro
Plaatsing: 465,00 euro
Totaal met plaatsing: 3.165,00 euro
BTW .......... %: incl.
Totaal met BTW: 3.165,00 euro
Dossierkost: 151,25 euro
Op de doorslag zijn deze cijfers nauwelijks of sommigen zelfs niet te lezen. Het transmissie-abonnement vermeldt op de doorslag een prijs van 35 euro/dag i.p.v.
0,35.
De koper moet dus een vaste prijs betalen bij de plaatsing. Voor verweerder bedroeg die 3.316,25 euro. En dan zijn er nog meerdere kosten voor de telebewaking, transmissie en allerlei diensten. Hoe lang en wanneer die bijkomende kosten moeten betaald worden, staat niet op de overeenkomst.
Onder de algemene verkoopsvoorwaarden staan er enkele bepalingen over deze kosten. Daar lezen we onder meer dat de maandprijs voor het dienstenpakket en voor de tele-bewaking en voor de transmissie-abonnementen de dagprijs is vermenigvuldigd met 30.
De prijsaanduiding, voor zover die leesbaar is op de doorslag, is allesbehalve transparant en duidelijk.
Eisende partij voldeed niet aan de voorschriften van artikel 6 WMPC.
1.3. Artikelen 83 e.v. Wet op de Marktpraktijken
Artikel 83 WMPC is van toepassing op oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten vóór, gedurende en na de te-koop-aanbieding en de verkoop van producten.
Artikel 84 WMPC bepaalt dat een handelspraktijk oneerlijk is wanneer die in strijd is met de vereisten van professionele toewijding en het economisch gedrag van de gemiddelde consument die zij bereikt of op wie zij gericht is.
Verweerder, geboren in 1934, was bij het sluiten van de overeenkomst op 27 januari 2012 bijna 78 jaar. Zijn vrouw was overleden op 26 oktober 2011. Eisende partij heeft verweerder telefonisch gecontacteerd en een afspraak gemaakt op 27 januari 2012, dag waarop alle documenten getekend werden. Zoals hierboven uitvoerig uiteengezet, is de overeenkomst van 27 januari 2012 zeer onduidelijk en voldoet die geenszins aan de informatieplicht zoals bepaald in de WMPC.
Verweerder heeft de overeenkomst van 27 januari 2012 opgezegd bij aangetekende brief van 11 februari 2012, dit is enkele dagen later dan de wettelijke bedenktijd van 7 dagen. In die brief geeft hij de omstandigheden weer en vraagt hij begrip van eisende partij.
Eisende partij liet na die brief af te halen, waarna verwerende partij andermaal zeer uitvoerig schreef dat een dergelijke belangrijke aankoop van meerdere duizenden euro’s meer bedenktijd vergt.
Eisende partij gaat niet in op de inhoud van deze brieven. Eisende partij vordert een schadevergoeding wegens annulatie van 70 % of 5.914,50 euro. Dit is meer dan de aankoopsom van 3.316,25 euro te betalen bij de plaatsing. Eisende partij rekent meteen ook 70 % van de bijkomende kosten van telebewaking en jaarlijks onderhoud over een periode van 5 jaar aan.
Een dergelijke annulatievergoeding is kennelijk onredelijk.
De verkoop van een alarminstallatie vergt een ernstig onderzoek van de te beveiligen woning en een serieuze en transparante prijsofferte waarbij de kandidaat-koper voldoende bedenktijd krijgt.
Verweerder werd overrompeld door eiser. Eisende partij heeft verweerder misleid, waardoor verweerder de volledige reikwijdte van de verplichtingen niet kende.
Verweerder had geen kennis van de wezenlijke bestanddelen van de overeenkomst. De verkoopsovereenkomst van 27 januari 2012 is nietig, daar zij niet rechtsgeldig tot stand kwam.
2. Wet Ambulante Handel
Bij een overeenkomst gesloten buiten de onderneming moet tevens rekening gehouden worden met de Wet van 25 juni 1993 op de ambulante activiteiten. Deze wet biedt een bijkomende bescherming aan de consument, daar zij de voorwaarden regelt waaronder een onderneming buiten zijn vestiging mag verkopen.
Het uitoefenen van ambulante activiteiten ten huize van consumenten is toegelaten voor zover deze activiteiten betrekking hebben op produkten of diensten voor een totale waarde van minder dan 250 euro per consument (artikel 4).
Zoals hierboven al uiteengezet, kan eisende partij zich niet beroepen op de uitsluiting van artikel 5.8° van deze wet. Verweerder heeft wel het bezoeksaanbod, telefonisch geformuleerd door eisende partij, aanvaard, maar heeft zelf nooit een voorafgaandelijke en uitdrukkelijke aanvraag gedaan om te onderhandelen over de verkoop.
De overeenkomst van 27 januari 2012 overschrijdt ruimschoots het bedrag van 250 euro. Eisende partij was niet gerechtigd tot deze ambulante verkoop.
3. Besluit
De overeenkomst van 27 januari 2012 dient nietig te worden verklaard. Eisende partij kan geen aanspraak maken op enige vergoeding. De vordering van eisende partij is ongegrond.
4. Gerechtskosten
De rechtbank verwijst eisende partij tot de gerechtskosten zoals bepaald in artikel 1017 van het Gerechtelijk Wetboek, daar eisende partij de in het ongelijk gestelde partij is.
Verweerder vordert de maximum rechtsplegingsvergoeding, gezien de bijzondere omstandigheden en de onredelijkheid van de vordering.
Zoals hierboven uiteengezet, heeft eisende partij op een misleidende wijze een overeenkomst gesloten die nietig verklaard wordt. Verwerende partij heeft tot tweemaal toe op een redelijke wijze aan eisende partij gevraagd af te zien van de overeenkomst. Eisende partij heeft toch gemeend te moeten procederen.
Het betreft hier een kennelijk onredelijke situatie die de maximum rechtsplegingsvergoeding verantwoordt. Deze vordering van verweerder kan toegestaan worden.
Om deze redenen:
Rechtdoende op tegenspraak.
Verklaart de vordering toelaatbaar doch ongegrond.
Wijst eisende partij ervan af en verwijst haar tot de gerechtskosten, voor verweerder begroot op duizend honderd euro (1.100,00 euro) rechtsplegingsvergoeding.
(...)