Hof van Cassatie van België
Arrest Nr. C.12.0617.N
MULTISERVICE REIZEN nv, met zetel te 9400 Ninove, Centrumlaan 4, bus 2,
eiseres,
tegen
TOTAL BELGIUM nv, met zetel te 1040 Brussel, Handelsstraat 93,
verweerster,
in aanwezigheid van
V H,
in bindendverklaring van het tussen te komen arrest opgeroepen partij.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 8 mei 2012.
Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft op 4 maart 2014 een schriftelijke conclusive neergelegd.
Raadsheer Alain Smetryns heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
1. Krachtens artikel 1.1° van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling moet voor de toepassing ervan worden verstaan onder contract tot reisorganisatie: de overeenkomst waarbij een persoon zich in eigen naam jegens een andere verbindt om tegen betaling van een totaalprijs tenminste twee van de volgende drie diensten te verlenen: a) vervoer, b) logies, c) andere niet met vervoer of logies verband houdende toeristische diensten die niet bijkomstig zijn ten opzichte van het vervoer of het logies, in een door hem en/of door een derde van tevoren georganiseerde combinatie, voor zover de diensten een overnachting behelzen over een tijdspanne van meer dan vierentwintig uur.
Krachtens artikel 1.2° van deze wet moet voor de toepassing ervan onder contract tot reisbemiddeling worden verstaan: elke overeenkomst waarbij een persoon zich verbindt tot het verstrekken aan een andere, tegen betaling van een prijs, hetzij van een contract tot reisorganisatie, hetzij van een of meer afzonderlijke prestaties die enigerlei reis of verblijf mogelijk maken.
Krachtens artikel 1.5° van deze wet moet voor de toepassing ervan onder reiziger worden verstaan: elke persoon die het voordeel geniet van de verbintenis bedoeld sub 1° of 2°, ongeacht of het contract gesloten of de prijs betaald is door hem of voor hem.
Krachtens artikel 2, § 1, van deze wet is deze van toepassing op de in België verkochte of ten verkoop aangeboden contracten tot reisorganisatie en reisbemiddeling.
2. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de bedoeling van de wet het reglementeren is van het contract van reisorganisatie of reisbemiddeling teneinde de rechten van de consument-reiziger te vrijwaren. Degene die het voordeel geniet van de reisverbintenis is de natuurlijke persoon die zelf de reis verricht. De wet viseert aldus enkel het contract tussen de reisorganisator of reisbemiddelaar en de reiziger zoals bedoeld in artikel 1, 5° van deze wet. De vorderingen waartoe het contract tussen de reisorganisator of reisbemiddelaar en de niet-reiziger aanleiding geven vallen derhalve niet onder de door deze wet ingestelde verjaringsregeling.
3. De appelrechters die beslissen dat het contract tussen de eiseres en de verweerster een reiscontract is in de zin van de wet van 16 februari 1994 en dat het artikel 30.2 van deze wet van toepassing is op de vordering van de eiseres, alhoewel deze geen reiziger is, verantwoorden hun beslissing niet naar recht. Het middel is, in zoverre, gegrond.
Overige grieven
3. De overige grieven kunnen niet leiden tot ruimere cassatie.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk
vernietigde arrest.
Verklaart het arrest bindend voor de tot bindendverklaring opgeroepen partij.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Antwerpen.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld
uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, en de raadsheren Beatrijs Deconinck, Alain Smetryns, Koen Mestdagh en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 15 mei 2014 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Christian Vandewal, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.