When you are involved in a civil dispute and think you may have to litigate, you must be aware that there is certain deadline for taking action.
All modern legal systems including those of the 27 Member States provide for the temporal limitation of civil claims. The laws governing limitation or prescription periods vary greatly with respect to the length of the time limits, when exactly the time limit starts and depending on which act or event suspends or interrupts the time limit. The law applicable to the claim also governs the limitation period affecting the claim.
Please select the relevant country's flag to obtain detailed national information.
This page is maintained by the European Commission. The information on this page does not necessarily reflect the official position of the European Commission. The Commission accepts no responsibility or liability whatsoever with regard to any information or data contained or referred to in this document. Please refer to the legal notice with regard to copyright rules for European pages.
In het Gerechtelijk Wetboek zijn er diverse termijnen vastgesteld.
Deze termijnen kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën: wachttermijnen en vervaltermijnen.
Wachttermijnen zijn termijnen die moeten verstrijken. Het verstrijken van een wachttermijn moet worden afgewacht vooraleer er een rechtshandeling kan worden gesteld.
Een voorbeeld van een wachttermijn is de dagvaardingstermijn. Tussen de datum van betekening van de dagvaarding en de inleidende zitting dient er een "dagvaardingstermijn" in acht te worden genomen. Deze bedraagt bv. bij een dagvaarding ten gronde (burgerlijke zaken) acht dagen en in kort geding twee dagen.
Vervaltermijnen zijn termijnen waarbinnen er een bepaalde rechtshandeling moet worden gesteld ten laatste op de laatste dag van de termijn, de dies ad quem, zo niet vervalt het recht om deze rechtshandeling te stellen.
Als voorbeeld van een vervaltermijn kunnen de termijnen om een rechtsmiddel aan te wenden worden vermeld, zijnde:
De dagvaardingstermijn is dus een wachttermijn.
Overeenkomstig artikel 707 Ger. W. bedraagt de gewone termijn voor een dagvaarding ten gronde, voor de gedaagden die hun woon- of verblijfplaats in België hebben, acht dagen.
Hetzelfde geldt:
1° wanneer de dagvaarding in België aan de gekozen woonplaats wordt betekend;
2° wanneer de persoon aan wie de dagvaarding ter kennis wordt gebracht, geen bekende woon- of verblijfplaats heeft in België of in het buitenland;
3° wanneer een dagvaarding aan een partij die haar woonplaats heeft in het buitenland, wordt betekend aan haar persoon in België.
De termijn voor een dagvaarding in kort geding wordt teruggebracht tot twee dagen (artikel 1035 Ger.W.). Ook de termijn voor een dagvaarding voor de beslagrechter bedraagt twee dagen daar deze laatste zetelt zoals in kort geding.
Wanneer de gedaagde partij in België geen woonplaats, verblijfplaats of gekozen woonplaats heeft, worden de hiervoor vermelde "basistermijnen" van acht en twee dagen verlengd conform het bepaalde in artikel 55 Ger.W.
De verlenging van de termijn (dus acht of twee dagen + ...) bedraagt:
1° vijftien dagen, wanneer de partij in een aangrenzend land of in het Verenigd Koninkrijk verblijft;
2° dertig dagen, wanneer zij in een ander land van Europa verblijft;
3° tachtig dagen, wanneer zij in een ander werelddeel verblijft.
Deze termijnverlenging dient echter in de wet te zijn vastgesteld. Voor de dagvaarding is dit gebeurd in artikel 709 Ger.W. en voor de dagvaarding in kort geding in artikel 1035 Ger.W.
In specifieke gevallen kan het nodig zijn dat er zeer snel tot dagvaarding kan worden overgegaan. In dergelijke situaties kan er, door een advocaat of een gerechtsdeurwaarder, een verzoekschrift tot verkorting van de termijnen worden ingediend bij de bevoegde rechtbank (artikel 708 Ger.W. voor de procedure ten gronde en artikel 1036 Ger.W. voor de procedure in kort geding).
Bij dagvaarding zal de gerechtsdeurwaarder, naar aanleiding van de betekening van de dagvaarding, een kopie van de betrokken beschikking mee betekenen, dit teneinde de gedaagde partij in te lichten over de toestemming tot de verkorting van de dagvaardingstermijn.
Een van de belangrijkste aspecten van een termijn is de berekening ervan. De procedure hiervoor is vastgesteld in de artikelen 48 tot en met 57 Ger.W. (d.w.z. hoofdstuk VIII van het Eerste deel van het Gerechtelijk Wetboek) (zie hieronder).
Deze artikelen betreffen algemeenheden (de artikelen 48 en 49), de vervaltermijnen (artikel 50, eerste alinea), de berekening van de termijnen (artikel 52, artikel 53, eerste alinea, en de artikelen 53 bis, 54 en 57), situaties van overmacht, verlenging van de termijn (artikel 50, tweede alinea, artikel 51, artikel 53, tweede alinea, en artikel 55) en het geval van de schorsing wegens overlijden van een partij (artikel 56).
1 januari (Nieuwjaarsdag)
Pasen en paasmaandag (variabele data)
1 mei (Dag van de Arbeid)
O.L.H. Hemelvaart (zesde donderdag na Pasen)
Pinksteren en pinkstermaandag (zevende zondag en maandag na Pasen)
Nationale feestdag: 21 juli
15 augustus (O.L.V. Hemelvaart)
1 november (Allerheiligen)
11 november (Wapenstilstand van 1918)
25 december (Kerstmis)
Deze lijst is niet opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek.
Zie vraag 1 (supra).
De regel is: de dies a quo (= dag van de akte/gebeurtenis welke de termijn doet ingaan) wordt NIET in de termijn begrepen, maar de dies ad quem (= laatste dag) WEL ("dies a quo non computatur in termino").
Artikel 52 Ger.W.: "(d)e termijn wordt gerekend van middernacht tot middernacht. Hij wordt gerekend vanaf de dag na die van de akte of van de gebeurtenis die hem doet ingaan en omvat alle dagen, ook zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen."
Een termijn gaat zodoende niet in op de dag waarop de betekening van een dagvaarding of vonnis is gebeurd (dies a quo), maar wel op de dag erna (meer bepaald vanaf het uur 0 van die dag).
Wanneer een dagvaarding bijvoorbeeld wordt betekend op maandag 4 mei (dies a quo) dan zal de dagvaardingstermijn ingaan op dinsdag 5 mei. De eerste dag van de termijn van acht dagen zal met andere woorden beginnen lopen op dinsdag 5 mei.
Wanneer 4 mei op een vrijdag valt, dan zal de dagvaardingstermijn ingaan op zaterdag 5 mei. De eerste dag van de dagvaardingstermijn kan immers op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag vallen.
A/ Betekening door de gerechtsdeurwaarder
Conform artikel 57 Ger.W. gaat de termijn voor verzet, hoger beroep en voorziening in cassatie, tenzij in de wet anders is bepaald, in bij de betekening van de beslissing aan de persoon of aan de woonplaats, of, in voorkomend geval, bij de afgifte of het achterlaten van het afschrift zoals is vastgesteld in de artikelen 38 en 40.
Ten aanzien van degenen die in België noch woonplaats, noch verblijfplaats, noch gekozen woonplaats hebben en ingeval de kennisgeving niet aan de persoon is gedaan, begint de termijn te lopen bij de afgifte van een afschrift van het exploot aan de post of, in voorkomend geval, aan de procureur des Konings.
Tegen onbekwamen gaat de termijn pas in bij de betekening van de beslissing aan hun wettelijke vertegenwoordiger.
B/ Kennisgeving op een papieren drager (post)
Artikel 53 bis Ger.W.: ten aanzien van de geadresseerde en tenzij in de wet anders is bepaald, worden de termijnen die beginnen te lopen vanaf een kennisgeving op een papieren drager berekend:
De regel is: de dies a quo (= dag van de akte/gebeurtenis welke de termijn doet ingaan) wordt NIET in de termijn begrepen, maar de dies ad quem (= laatste dag of de vervaldag) WEL.
DIES A QUO
Artikel 52 Ger.W.: "(d)e termijn wordt gerekend van middernacht tot middernacht. Hij wordt gerekend vanaf de dag na die van de akte of van de gebeurtenis die hem doet ingaan en omvat alle dagen, ook zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen."
Een termijn gaat zodoende niet in op de dag waarop de betekening van een dagvaarding of vonnis is gebeurd (dies a quo), maar wel op de dag erna (meer bepaald vanaf het uur 0 van die dag).
Wanneer een dagvaarding bijvoorbeeld wordt betekend op maandag 4 mei (dies a quo) dan zal de dagvaardingstermijn ingaan op dinsdag 5 mei. De eerste dag van de termijn van acht dagen zal met andere woorden beginnen lopen op dinsdag 5 mei.
Wanneer 4 mei op een vrijdag valt, dan zal de dagvaardingstermijn ingaan op zaterdag 5 mei. De eerste dag van de dagvaardingstermijn kan immers op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag vallen.
DIES AD QUEM
Artikel 53 Ger.W.: "(d)e vervaldag is in de termijn begrepen. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst op de eerstvolgende werkdag."
De dies ad quem is de vervaldag van een termijn. Hij is in de termijn inbegrepen wat inhoudt dat hij de laatste dag is van de termijn.
Indien deze dies ad quem echter op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag valt dan wordt deze vervaldag verschoven naar de eerstvolgende werkdag.
Overeenkomstig artikel 52 Ger.W. wordt de termijn gerekend van middernacht tot middernacht. Hij wordt gerekend vanaf de dag na die van de akte of van de gebeurtenis die hem doet ingaan, en omvat alle dagen, ook zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen.
Een akte kan evenwel alleen op geldige wijze ter griffie worden verricht op de dagen en uren waarop die griffie toegankelijk moet zijn voor het publiek.
Er moet dus rekening worden gehouden met de kalenderdagen.
Ingevolge artikel 54 Ger.W. wordt een in maanden of in jaren uitgedrukte termijn gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste.
Dit artikel is alleen van toepassing op termijnen die worden uitgedrukt in maanden of jaren (voorbeeld: termijn van verzet of hoger beroep: een maand) en heeft als gevolg - gelezen in samenhang met artikel 53 Ger.W. - dat een termijn van bijvoorbeeld een maand niet altijd 30 of 31 dagen bedraagt, maar ook meer of minder lang kan zijn.
Onder "zoveelste" moet worden verstaan de eerste dag van de termijn, zijnde de dag na de betekening.
Overeenkomstig artikel 53, eerste alinea, Ger.W. is de vervaldag (d.w.z. de dies ad quem) in de termijn begrepen.
In artikel 53, tweede alinea, Ger.W. is er echter bepaald dat als de vervaldag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, die vervaldag wordt verschoven naar de eerstvolgende werkdag.
a/ Termijnen die niet op straffe van verval zijn voorgeschreven
In artikel 49 Ger.W. is bepaald dat de termijnen in de wet worden vastgesteld en dat de rechter ze enkel mag vaststellen als de wet hem dit toestaat.
Overeenkomstig artikel 51 Ger.W. kan de rechter termijnen die niet op straffe van verval zijn vastgesteld, vóór hun vervaltijd verkorten of verlengen. Tenzij in de wet anders is bepaald, mag de verlenging niet langer zijn dan de oorspronkelijke termijn en nadien mag geen verlenging meer worden toegestaan behalve om gewichtige redenen en bij een met redenen omklede beslissing.
b/ Een partij die in België noch woonplaats, noch verblijfplaats, noch gekozen woonplaats heeft
Artikel 55 Ger.W. luidt als volgt: wanneer de in wet is bepaald dat ten aanzien van de partij die in België noch woonplaats, noch verblijfplaats, noch gekozen woonplaats heeft, de termijnen die haar werden verleend moeten worden verlengd, dan bedraagt die verlenging:
c/ Tijdens de gerechtelijke vakantie
Ingevolge artikel 50, tweede alinea, Ger.W. wordt de in de artikelen 1048 en 1051 en artikel 1253 quater, c) en d), vastgestelde termijn van hoger beroep of verzet die binnen de gerechtelijke vakantie begint te lopen en ook verstrijkt, verlengd tot de vijftiende dag van het nieuw gerechtelijk jaar.
De gerechtelijke vakantie begint op 1 juli en loopt tot en met 31 augustus van elk jaar.
Indien de termijn van verzet of hoger beroep begint te lopen en ook eindigt in deze periode dan wordt de dies ad quem van deze termijn verlengd tot 15 september.
Voorbeeld 1: de betekening van een vonnis vindt plaats op 30 juni (dies a quo). De eerste dag van de termijn valt op 1 juli en de dies ad quem valt op 31 juli.
Voorbeeld 2: de betekening van een vonnis vindt plaats op 31 juli (dies a quo). De eerste dag van de termijn valt op 1 augustus en de dies ad quem valt op 31 augustus.
In beide voorbeelden valt zowel de eerste dag van de termijn als de dies ad quem binnen de gerechtelijke vakantie, zodat de termijn wordt verlengd tot 15 september, zijnde de laatst nuttige dag om verzet of hoger beroep aan te tekenen.
Voorbeeld 3: de betekening van een vonnis vindt plaats op 29 juni. De eerste dag van de termijn valt op 30 juni. De dies ad quem op 29 juli.
Voorbeeld 4: de betekening van een vonnis vindt plaats op 1 augustus. De eerste dag van de termijn valt op 2 augustus. De dies ad quem valt op 1 september.
In beide voorbeelden valt ofwel de eerste dag van de termijn ofwel de dies ad quem buiten de gerechtelijk vakantie zodat er geen verlenging is tot 15 september.
Er moet aandacht worden besteed aan de toepassing van artikel 50, tweede alinea, Ger.W. (verlenging wegens gerechtelijke vakantie) en artikel 53, tweede alinea, Ger.W. (verschuiving van de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag wanneer hij op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag valt), met andere woorden wanneer de laatste dag van de gerechtelijke vakantie, 31 augustus, op een zaterdag of een zondag valt én de laatste dag van de termijn (dies ad quem) op 31 augustus valt.
In dat geval moet eerst artikel 50, tweede alinea, Ger.W. worden toegepast, alvorens eventueel artikel 53, tweede alinea, Ger. W. toe te passen.
Voorbeeld:
een akte wordt betekend op 31 juli. De termijn van verzet of hoger beroep loopt vanaf 1 augustus tot en met 31 augustus. 31 augustus valt op een zaterdag of een zondag.
Artikel 50, tweede alinea, Ger.W. : de eerste en laatste dag van de termijn valt binnen de gerechtelijke vakantie, waardoor de termijn wordt verlengd tot 15 september.
Pas wanneer 15 september valt op een zaterdag of een zondag zal artikel 53, tweede alinea, Ger.W. kunnen worden toegepast en zal de laatst nuttige dag worden verschoven naar de maandag.
d/ Overlijden van de partij die verzet, hoger beroep of cassatie kan aantekenen
Overeenkomstig artikel 56 Ger.W. heeft het overlijden van de partij tot gevolg dat het verloop van de termijn die haar was verleend om in verzet, hoger beroep of cassatie te komen, wordt geschorst.
Deze termijn begint eerst opnieuw te lopen na een nieuwe betekening van de beslissing aan de woonplaats van de overledene, en te rekenen van het verstrijken van de termijnen om een boedelbeschrijving op te maken en zich te beraden, indien de beslissing is betekend vóór het verstrijken van die termijnen.
Deze betekening kan aan de erfgenamen gezamenlijk worden gedaan, zonder opgave van hun naam en hoedanigheid. Iedere betrokkene kan nochtans van het verval wegens verstrijken van de voorzieningstermijn worden vrijgesteld, indien blijkt dat hij van de betekening geen kennis heeft gekregen.
Als algemene regel geldt dat er ingevolge artikel 1050 Ger.W. in alle zaken hoger beroep kan worden ingesteld zodra het vonnis is uitgesproken, en dus ook wanneer het om een verstekvonnis gaat. Tegen een beslissing inzake bevoegdheid of, tenzij de rechter anders bepaalt, een beslissing alvorens recht te doen kan er slechts hoger beroep worden ingesteld samen met het hoger beroep tegen het eindvonnis.
Overeenkomstig artikel 1051 Ger.W. bedraagt de termijn om hoger beroep aan te tekenen een maand, te rekenen vanaf de betekening van het vonnis of de kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde alinea. Ingevolge artikel 1054 Ger.W. kan de gedaagde in hoger beroep echter ten allen tijde incidenteel beroep instellen tegen alle partijen die in het geding zijn voor de rechter in hoger beroep, zelfs indien hij het vonnis zonder voorbehoud heeft betekend of er vóór de betekening in berust heeft.
Overeenkomstig artikel 51 Ger.W. kan de rechter termijnen die niet op straffe van verval zijn vastgesteld, vóór hun vervaltijd verkorten of verlengen. Tenzij in de wet anders is bepaald, mag de verlenging niet langer zijn dan de oorspronkelijke termijn en nadien mag geen verlenging meer worden toegestaan behalve om gewichtige redenen en bij een met redenen omklede beslissing.
Met name artikel 55 Ger.W. werd ten behoeve van deze partij in het leven geroepen. Wanneer deze partij aan de voorwaarden van dit artikel voldoet, zal zij van het voordeel van dit artikel kunnen genieten.
Krachtens artikel 50, eerste alinea, Ger.W. mogen de termijnen, op straffe van verval gesteld, niet worden verkort of verlengd, zelfs met instemming van partijen, tenzij dat verval gedekt is onder de omstandigheden die in de wet zijn bepaald.
De rechtshandeling moet met andere woorden worden gesteld binnen de termijn van verval, met het risico dat de rechtshandeling buiten deze termijn valt, en niet toelaatbaar is.
Het laten verstrijken van een vervaltermijn is definitief. Het is met andere woorden niet meer mogelijk om een rechtsmiddel in te stellen, tenzij er een schending is van de wet.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
A) De uitoefening van het recht op bescherming van subjectieve materiële rechten is onderworpen aan verjarings- en absolute termijnen (kalendertermijnen) die bij wet zijn vastgesteld.
De verjaringstermijn is de periode van inactiviteit van de houder van een subjectief recht, na het verstrijken waarvan hij niet langer om juridische bescherming van dat recht kan vragen. Het verstrijken van de verjaringstermijn dooft het subjectieve recht zelf niet uit, maar wel het daaraan verbonden recht om vorderingen in te stellen en te verzoeken om executiemaatregelen, waardoor het recht een natuurlijk recht wordt (materieel recht dat geen gerechtelijke bescherming geniet). De verjaring wordt niet automatisch toegepast, maar pas na een bezwaar van de schuldenaar voor de bevoegde rechtbank of een gerechtsdeurwaarder.
De regels inzake duur, beëindiging en opschorting van verjaringstermijnen zijn vastgesteld in de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten (Zakon za zadalzheniata i dogovorite). Een algemene verjaringstermijn van vijf jaar geldt voor alle vorderingen waarvoor er geen bijzondere termijn is vastgesteld (artikel 110 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten).
Voor drie groepen vorderingen is een verjaringstermijn van drie jaar vastgesteld (artikel 111 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten):
Ook geldt een verjaringstermijn van drie jaar voor het recht om te verzoeken om gerechtelijke nietigverklaring van overeenkomsten die per vergissing, als gevolg van fraude of onder bedreiging zijn gesloten, alsmede van overeenkomsten die door handelingsonbekwame personen of hun vertegenwoordigers zijn gesloten zonder dat aan de toepasselijke vereisten is voldaan.
Voor het recht om te verzoeken om gerechtelijke nietigverklaring van een overeenkomst die is gesloten wegens uitzonderlijke noodzaak of in kennelijk ongunstige omstandigheden, geldt een verjaringstermijn van één jaar (artikel 33 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten).
Een verjaringstermijn van zes maanden is van toepassing op vorderingen met betrekking tot gebreken bij aangekochte roerende goederen of met betrekking tot een gebrekkige afwerking in het kader van een productieovereenkomst, behalve voor bouwwerken waar voor vorderingen de algemene verjaringstermijn van vijf jaar geldt (artikel 265 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten).
In executieprocedures geldt een verjaringstermijn van twee jaar. Wanneer de schuldeiser in een aanhangig gemaakte executieprocedure twee jaar lang nalaat om de uitvoering van de executie te verzoeken, zal de executieprocedure van rechtswege worden beëindigd op grond van punt 8 van artikel 433, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Grazhdanski protsesualen kodeks), en de nieuwe verjaringstermijn vangt aan vanaf de datum van uitvoering van de meest recente executievordering.
De verjaringstermijn vangt aan op het moment waarop het vorderingsrecht ontstaat en kan worden uitgeoefend afhankelijk van de aard van het betrokken materiële recht. Dit kan het moment zijn waarop de contractuele verplichting opeisbaar wordt, of het moment waarop de onrechtmatige daad is begaan, of het moment waarop de dader van een onrechtmatige daad of een delict is geïdentificeerd, of in het geval van een vordering wegens gebreken het moment waarop de betrokken zaak is overgedragen enz.
De partijen kunnen niet afspreken dat de verjaringstermijn wordt verkort of verlengd.
De verjaringstermijn kan echter wel worden opgeschort en gestuit.
De verjaringstermijn wordt opgeschort in de in artikel 115 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten limitatief opgesomde gevallen:
In deze gevallen wordt de mogelijkheid van de betrokkene om het vorderingsrecht uit te oefenen tijdelijk en wettelijk ontnomen. De verjaringstermijn die tot de opschorting heeft gelopen, blijft gelden en loopt door nadat de omstandigheid die de opschorting heeft veroorzaakt is weggevallen.
In de volgende gevallen wordt de verjaringstermijn gestuit:
In deze gevallen verliest de periode die is verstreken tussen het moment waarop het vorderingsrecht is ontstaan en de stuiting van de verjaring haar juridische werking en begint er een nieuwe verjaringstermijn te lopen. Indien de schorsing het gevolg is van een vordering of bezwaar, voorziet de wet ook in een ander belangrijk gevolg: de nieuwe verjaringstermijn die na de stuiting begint, bedraagt altijd vijf jaar.
Absolute (uitsluitings)termijnen zijn termijnen na afloop waarvan de materiële rechten zelf vervallen. Deze termijnen beginnen te lopen vanaf het moment waarop het subjectieve recht ontstaat, en niet vanaf het moment waarop het vorderingsrecht ontstaat.
Anders dan verjaringstermijnen kunnen absolute termijnen niet worden opgeschort of gestuit.
Absolute termijnen worden ambtshalve door de rechtbank of een gerechtsdeurwaarder toegepast, wat betekent dat het voor de bescherming ervan niet nodig is dat de schuldenaar bezwaar aantekent. Het verstrijken van een absolute termijn maakt een ingestelde vordering niet-ontvankelijk, terwijl het verstrijken van een verjaringstermijn (mits er bezwaar is aangetekend) de vordering ongerechtvaardigd maakt.
Uitsluitingstermijnen omvatten onder meer: de termijn van drie maanden gedurende welke de pandhouder of hypotheekhouder bezwaar kan aantekenen indien een verzekeringsuitkering wordt betaald aan de eigenaar van het betrokken goed, en niet aan de pandhouder of hypotheekhouder; de termijn van twee maanden waarbinnen een mede-eigenaar een vordering met betrekking tot de aankoop van een goed in mede-eigendom kan instellen indien de andere mede-eigenaar zijn aandeel aan een derde heeft verkocht; de termijn van één jaar voor het instellen van een vordering tot herroeping van een schenking, enz.
B) In het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Grazhdanski protsesualen kodeks) zijn termijnen vastgesteld voor de uitvoering van bepaalde procedurele handelingen door de partijen en de rechtbank in zowel vorderings- als executieprocedures. De termijnen voor de uitvoering van procedurele handeling in insolventieprocedures zijn vastgesteld in de handelswet (Targovski zakon), in de bankinsolventiewet (Zakon za bankovata nesastoyatelnost) voor insolventies van banken en in andere bijzondere wetten.
Wat de partijen betreft, leidt het verstrijken van de termijn tot het verval van hun recht om de desbetreffende procedurele handeling te stellen. Als de rechtbank een procedurele termijn niet in acht neemt, vormt dat geen beletsel om de procedurele handelingen later te stellen, aangezien deze altijd moeten worden gesteld. De termijnen voor de rechtbank zijn louter indicatief.
De termijnen voor het stellen van procedurele handelingen door de partijen zijn die welke bij wet zijn vastgesteld en die welke door de rechter zijn vastgesteld.
De bij wet vastgestelde termijnen (wettelijke termijnen) omvatten:
De door de rechter vastgestelde termijnen omvatten:
De termijnen zijn in twee soorten verdeeld, afhankelijk van de vraag of ze al dan niet door de rechter kunnen worden verlengd. Alle door de rechtbank vastgestelde termijnen kunnen worden verlengd. De termijnen voor het instellen van beroep en voor het instellen van een vordering tot nietigverklaring van een uitvoerbaar vonnis kunnen niet worden verlengd: artikel 63, lid 3, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
De officiële feestdagen omvatten:
1 januari – Nieuwjaarsdag;
3 maart – Bevrijdingsdag – Nationale feestdag;
1 mei – Dag van de Arbeid;
6 mei – Sint-Jorisdag, Dag van de moed en het Bulgaarse leger;
24 mei – Dag van het Bulgaarse onderwijs, de Bulgaarse cultuur en de Slavische literatuur;
6 september – Dag van de Hereniging;
22 september – Onafhankelijkheidsdag;
1 november – Dag van de leiders van de nationale wedergeboorte: vrije dag voor alle onderwijsinstellingen en werkdag voor alle andere rechtspersonen;
24 december – kerstavond, 25 en 26 december – Kerstmis;
Goede Vrijdag, paaszaterdag en paaszondag – twee dagen (zondag en maandag) voor vieringen in het betreffende jaar.
De ministerraad kan, zij het slechts eenmalig, ook andere dagen tot officiële feestdagen of dagen voor de viering van bepaalde beroepen verklaren en kan niet-werkdagen tijdens het jaar verschuiven.
De algemene regels inzake termijnen voor de uitvoering van procedurele handelingen door de partijen en de rechtbank in zowel vorderings- als executieprocedures zijn vastgelegd in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. In een aantal bijzondere wetten zijn absolute termijnen voor de uitoefening van procedurele rechten vastgesteld, zoals in artikel 74 van de handelswet, de artikelen 19 en 25 van de wet betreffende het handelsregister en het register van rechtspersonen zonder winstoogmerk (Zakon za targovskiya registar i registara na yuridicheskite litsa s nestopanska tsel) enz. Informatie over de algemene regels van hoofdstuk 7 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, “Termijnen en stuiting van termijnen”, is te vinden in de antwoorden op de vragen 4, 5 en 6.
De algemene regels inzake verjaringstermijnen zijn uiteengezet in artikel 110 en volgende van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten. Zie het antwoord op vraag 1.
De algemene regels betreffende de termijnen voor de nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit op verbintenissen gebaseerde betrekkingen zijn opgenomen in de artikelen 69 tot en met 72 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten.
Wanneer de in de procedurewetgeving (artikelen 61, 229 en 432 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) neergelegde voorwaarden zijn vervuld, wordt de vastgestelde procedurele termijn opgeschort op het moment van de gebeurtenis die heeft geleid tot schorsing van de procedure. Procedures worden geschorst wanneer zich een beletsel voor de voortzetting ervan heeft voorgedaan, en zolang dat beletsel blijft bestaan is de uitvoering van procedurele handelingen niet toegestaan, met uitzondering van het stellen van zekerheid voor de vordering. Nadat het beletsel heeft opgehouden te bestaan (bijv. wanneer een partij is overleden, voogdij moet worden ingesteld, er een onderliggende procedure loopt enz.), wordt de procedure hervat, waarna alle voor de opschorting verrichte handelingen hun geldigheid behouden.
In bijzondere wetten zijn andere termijnen vastgesteld die korter zijn dan de standaardverjaringstermijn.
Het moment waarop de termijn voor het stellen van een bepaalde procedurele handeling begint te lopen, is gewoonlijk de datum waarop de partij ervan in kennis wordt gesteld dat zij die handeling dient te stellen of waarop zij in kennis wordt gesteld van een uitspraak van de rechtbank waartegen bezwaar kan worden aangetekend.
Er zijn ook termijnen die beginnen te lopen vanaf het moment waarop de vorderingsprocedure wordt ingeleid, aangezien in de wet alleen de uiterste datum voor de uitvoering ervan is vastgesteld.
Voorbeelden:
De termijn loopt vanaf het moment van kennisgeving aan de partij. Het tijdstip waarop de kennisgeving aan de partij wordt geacht naar behoren te zijn gedaan is afhankelijk van de wijze van kennisgeving. Hoofdstuk VI “Kennisgevingen en dagvaardingen” van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bevat de regels voor de wijze waarop kennisgevingen en dagvaarding aan de partijen worden betekend en het tijdstip waarop de kennisgevingen geacht worden naar behoren te zijn betekend.
Als de kennisgeving persoonlijk wordt betekend aan de geadresseerde of zijn of haar vertegenwoordiger, of aan een andere persoon die op het adres woont of werkt, moet in de dagvaarding de datum worden vermeld waarop de kennisgeving door de betrokkene is ontvangen, ongeacht of de kennisgeving door een vertegenwoordiger van de rechtbank dan wel een postmedewerker is betekend. Vanaf die datum beginnen de termijnen voor het stellen van de desbetreffende procedurele handeling te lopen.
Kennisgevingen kunnen ook worden betekend door ze te versturen naar een door de partij opgegeven e-mailadres. Kennisgevingen worden geacht te zijn gedaan op het moment dat ze worden geregistreerd in het gespecificeerde informatiesysteem.
Indien er wettelijke voorwaarden zijn (bijvoorbeeld wanneer de partij is verhuisd naar een ander dan het adres dat zij voor de zaak heeft opgegeven zonder de rechtbank hiervan in kennis te stellen), kan de rechter gelasten dat de betekening wordt verricht door bijvoeging van de kennisgeving aan het dossier, waarna de termijn begint te lopen vanaf de datum van de bijvoeging. Dit heet “vervangende betekening”, een vorm van betekening waarvan gebruik wordt gemaakt wanneer een procedurele verplichting niet wordt nageleefd.
Als een verweerder niet op zijn vaste adres kan worden gevonden en geen enkele persoon de kennisgeving blijkt te hebben ontvangen, moet de bezorger aan de deur of brievenbus een kennisgeving aanplakken waarin wordt vermeld dat de stukken bij de griffie zijn gedeponeerd en binnen twee weken na de datum van de kennisgeving kunnen worden afgehaald. Indien de verweerder in dit geval de kennisgevingen niet lijkt te ontvangen, worden de kennisgeving en de bijbehorende stukken geacht te zijn betekend op het moment dat de termijn voor de ontvangst ervan verstrijkt.
In deze situatie resulteert de vervangende betekening uit de niet-nakoming door een natuurlijke persoon van zijn of haar administratieve verplichting om een vast en huidig adres op te geven waar hij of zij kan worden gevonden.
Kennisgevingen aan handelsondernemingen en rechtspersonen die zijn ingeschreven in het daartoe geëigende register worden betekend op het laatste adres dat in dat register wordt vermeld. Als er op het opgegeven adres geen kantoor of bedrijfsnaamplaat kan worden gevonden, d.w.z. indien er reden is om aan te nemen dat de persoon het opgegeven adres heeft verlaten, worden alle stukken opgenomen in het zaaksdossier en geacht naar behoren te zijn betekend: artikel 50, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Als de handelsonderneming is gevestigd op het in het register ingeschreven adres, maar de betekenende persoon geen toegang tot het kantoor krijgt of niemand kan vinden die bereid is het stuk in ontvangst te nemen, plakt hij of zij een kennisgeving aan en wordt het stuk geacht te zijn betekend tenzij de stukken binnen twee weken na het aanplakken worden afgehaald (vervangende betekening).
De termijn wordt berekend in jaren, weken en dagen. De in dagen getelde termijn gaat in op de dag die volgt op de dag waarop de termijn begint te lopen en verstrijkt aan het eind van de laatste dag. Als de partij bijvoorbeeld wordt opgedragen om de onregelmatigheden van een vordering binnen zeven dagen te corrigeren en een kennisgeving op 1 juni wordt betekend, dan is 1 juni de datum waarop de termijn begint te lopen, maar begint de telling pas op de volgende kalenderdag, 2 juni, en loopt de termijn dus af op 8 juni.
Termijnen worden berekend in kalenderdagen. Als de termijn echter afloopt op een niet-werkdag (in het weekend of op een feestdag), wordt deze geacht te vervallen op de eerste werkdag na de niet-werkdag.
Een termijn die in weken wordt geteld, verstrijkt op de desbetreffende dag van de laatste week. Indien bijvoorbeeld de partij wordt opgedragen om de onregelmatigheden van het inleidende verzoek binnen één week te corrigeren en de kennisgeving daarvan op vrijdag wordt betekend, is dat de dag waarop de termijn begint te lopen en verstrijkt de termijn op vrijdag van de volgende week.
Een termijn die in maanden wordt geteld, verstrijkt op de desbetreffende datum van de laatste maand of, indien de laatste maand niet een dergelijke datum heeft, op de laatste dag van de maand.
Een termijn die in jaren wordt geteld, verstrijkt op de desbetreffende datum van het laatste jaar of, indien het laatste jaar geen dergelijke datum heeft, op de laatste dag van dat jaar.
Zie het antwoord op vraag 8.
Als de laatste dag van de termijn een vrije dag is, loopt de termijn altijd af op de eerstvolgende werkdag.
Alleen de termijnen voor het instellen van beroep tegen rechterlijke beslissingen en bevelen en voor het indienen van verzoeken tot herroeping van een ten uitvoer gelegde rechterlijke beslissing kunnen niet door de rechter worden verlengd. Hetzelfde geldt voor de termijn voor het aantekenen van bezwaar tegen een betalingsbevel.
Alle andere wettelijke en gerechtelijke termijnen kunnen op verzoek van de betrokken partij door de rechter worden verlengd indien daar gegronde redenen voor zijn en mits het verzoek vóór het verstrijken van de termijn is ingediend (artikel 63 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). De nieuwe vastgestelde termijn mag niet korter zijn dan de oorspronkelijke termijn. De verlengde termijn loopt vanaf het verstrijken van de oorspronkelijke termijn. De rechterlijke beslissing waarbij de termijn is verlengd (of geweigerd) wordt niet meegedeeld aan de partij, die de werkzaamheden van de rechtbank derhalve actief dient te volgen.
Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bevat de algemene regels voor het instellen van beroep tegen rechterlijke beslissingen en bevelen in alle burgerlijke en handelszaken, waarbij de volgende termijnen gelden:
Uitzonderingen op deze algemene regels worden uitputtend opgesomd in de wet en zijn gebaseerd op de specifieke kenmerken van de desbetreffende procedures. Deze uitzonderingen zijn vastgesteld voor:
De rechtbank kan de door haar of bij wet vastgestelde termijnen niet verkorten; wel kan de rechtbank deze op verzoek van de partijen verlengen. Alleen de termijnen voor het instellen van beroep tegen rechterlijke beslissingen en bevelen en voor het indienen van verzoeken tot herroeping van een ten uitvoer gelegde rechterlijke beslissing kunnen niet door de rechter worden verlengd. Hetzelfde geldt voor de termijn voor het aantekenen van bezwaar tegen een betalingsbevel.
De rechtbank kan wel – ambtshalve of op verzoek van een van de partijen– de datum van de rechtszitting wijzigen door deze op een vroegere of latere datum te plannen indien belangrijke omstandigheden dat vereisen. In dergelijke gevallen moet de rechtbank de partijen van de nieuwe datum in kennis stellen en moet de kennisgeving uiterlijk één week vóór de datum van de rechtszitting worden betekend.
De procedureregels van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de verlenging van de termijn, zijn van toepassing op alle deelnemers aan de procedure, ongeacht hun woonplaats.
Het algemene beginsel is dat procedurele handelingen die na het verstrijken van de termijnen zijn gesteld niet door de rechter in aanmerking worden genomen. In aanvulling op deze regel is in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering uitdrukkelijk bepaald dat indien de onregelmatigheden van het inleidende verzoek niet tijdig worden gecorrigeerd, dit document wordt teruggezonden; indien na het verstrijken van de termijn een beroepschrift tegen, een verzoekschrift tot herroeping van of een bezwaarschrift tegen een executoriale titel wordt ingediend, worden deze documenten teruggezonden wegens te laat ingediend; indien de partij het bewijsmateriaal waarover ze beschikt niet tijdig overlegt, wordt dat bewijsmateriaal niet aanvaard in de zaak, tenzij de te late indiening te wijten is aan bijzondere onvoorziene omstandigheden. Niet-naleving van procedurele termijnen leidt tot uitsluiting van de uitoefening van de rechten waarvoor deze termijnen zijn vastgesteld.
Een partij die de wettelijke of gerechtelijke termijn niet in acht heeft genomen, kan verzoeken die termijn opnieuw te laten ingaan indien zij bewijst dat de niet-naleving ervan te wijten is aan bijzondere onvoorziene omstandigheden waartegen zij niet opgewassen was. Het is niet toegestaan een termijn opnieuw te laten ingaan indien het mogelijk was de termijn te verlengen om de procedurele handeling uit te voeren.
Een verzoek om een termijn opnieuw te laten ingaan moet binnen één week na de kennisgeving van niet-inachtneming worden ingediend, onder vermelding van alle omstandigheden die de niet-inachtneming rechtvaardigen en alle bewijzen waaruit blijkt dat het verzoek gegrond is. Het verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank waarbij de desbetreffende procedurele handeling had moeten worden gesteld. Samen met het verzoek om de termijn opnieuw te laten ingaan, worden ook de stukken ingediend waarvoor om een stuiting van de termijn wordt verzocht, en indien de termijn geldt voor de betaling van kosten, stelt de rechtbank een nieuwe termijn vast voor de indiening ervan.
Het verzoek moet worden behandeld in een openbare zitting. Als het verzoek wordt toegewezen, worden de vervallen rechten hersteld.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De termijnen die doorgaans van belang zijn bij burgerlijke rechtsvorderingen, zijn de termijnen in het procesrecht en de termijnen in het materieel recht.
Er bestaan twee soorten procestermijnen: wettelijke en gerechtelijke procestermijnen.
Wettelijke termijnen worden bij wet vastgelegd. Indien wettelijke procestermijnen niet in acht worden genomen, zijn daar steeds procedurele gevolgen aan verbonden (bv. verlies van de mogelijkheid om een bepaalde taak met succes te volbrengen, het opgelegd krijgen van een disciplinaire boete). Er kan verschoning worden verleend voor het niet in acht nemen van een wettelijke termijn (zie artikel 58 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (zákon č. 99/1963 Sb., občanský soudní řád, ve znění pozdějších předpisů) (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), zoals gewijzigd, indien een partij of haar wettelijke vertegenwoordiger de termijn om een verschoonbare reden niet heeft gehaald en als gevolg daarvan niet in staat was een handeling uit te voeren waartoe hij of zij gerechtigd was. Een verzoek moet worden ingediend binnen vijftien dagen nadat de belemmering is weggenomen en dit verzoek moet vergezeld gaan van de niet-verrichte handeling. Een rechtbank kan op verzoek van een partij het verzoek aanvaarden met opschortende werking en daarmee verschoning verlenen voor het niet-naleven van de termijn.
Indien in deze wet niet rechtstreeks een termijn is vastgesteld voor het verrichten van een handeling, dan wordt die vastgesteld door de voorzitter van de rechterlijke kamer (of een alleenzetelend rechter). De voorzitter van de rechterlijke kamer (of een alleenzetelend rechter) kan niet alleen in de bij de wet vastgestelde gevallen een termijn vaststellen, maar ook in die gevallen waar dat vereist is om de procedure doeltreffend en met de vereiste spoed te behandelen. Een rechtbank kan een gerechtelijke termijn verlengen naargelang de omstandigheden (zie artikel 55 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd). Het is niet toegestaan om verschoning te verlenen voor het niet-naleven van een termijn.
Voor de rechtbank vastgelegde termijnen, bijvoorbeeld voor het uitvaardigen van een besluit, zijn geen procestermijnen, maar administratieve termijnen.
Nieuwjaarsdag en de dag waarop Tsjechië opnieuw onafhankelijk werd: 1 januari
Paasmaandag: de dag varieert, maar meestal valt de feestdag eind maart of begin april
Dag van de Arbeid: 1 mei
Bevrijdingsdag: 8 mei
Dag van de Slavische apostelen Cyrillus en Methodius: 5 juli
Sterfdag van Jan Hus: 6 juli
Dag van de Tsjechische Soevereiniteit: 28 september
Onafhankelijkheidsdag: 28 oktober
Dag van de Strijd voor vrijheid en democratie: 17 november
Kerstavond: 24 december
Kerstmis: 25 december
Tweede Kerstdag: 26 december
De wettelijke regels voor de methode waarmee termijnen worden berekend wordt vastgelegd in artikel 55-58 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd.
Een termijn die is vastgesteld in dagen begint op de dag nadat de gebeurtenis zich heeft voorgedaan die bepalend is voor de aanvang van de termijn.
Een halve maand wordt aangeduid als vijftien dagen.
Een termijn die is vastgesteld in weken, maanden of jaren eindigt op de dag waarvan de naam of het getal overeenstemt met de dag waarop de gebeurtenis die de termijn doet ingaan zich heeft voorgedaan. Indien in de laatste maand geen dag met dezelfde naam of hetzelfde getal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand.
Eindigt een termijn op een zaterdag, een zondag of een officiële feestdag, dan geldt de eerstvolgende werkdag als de laatste dag van de termijn.
Termijnen die zijn vastgesteld in uren eindigen op het tijdstip waarvan de aanduiding overeenkomt met die van het tijdstip waarop de gebeurtenis die de termijn doet ingaan zich heeft voorgedaan.
Een procestermijn wordt nageleefd als op de laatste dag van de termijn de handeling in de rechtbank is verricht of de voorlegging heeft plaatsgevonden aan de instantie die tot aflevering daarvan gehouden is, m.a.w. meestal de houder van een postlicentie.
Als een procedure wordt gestuit, wordt de looptijd van de procestermijnen ook gestuit (artikel 111, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Als de procedure wordt hervat, vangt de termijn opnieuw aan.
De dag waarop de gebeurtenis die bepalend is voor de aanvang van de termijn zich heeft voorgedaan, wordt niet meegeteld in de termijn. Dit geldt niet voor een termijn die in uren is vastgesteld. Een termijn loopt bijgevolg doorgaans vanaf de dag die volgt op de gebeurtenis die bepalend is voor de aanvang van de termijn (zie artikel 57, lid 1, van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd).
Nee.
De dag waarop de gebeurtenis die bepalend is voor de aanvang van de termijn zich heeft voorgedaan, wordt niet meegeteld in de termijn. Dit geldt niet voor een termijn die in uren is vastgesteld (artikel 57, lid 1, van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd).
Een termijn wordt berekend aan de hand van kalenderdagen.
Termijnen die zijn vastgesteld in weken komen zelden aan bod in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (wet nr. 99/1963, zoals gewijzigd) (bv. artikel 260, lid 3; artikel 295, lid 1; en artikel 295, lid 2). Ze komen vaker aan bod als gerechtelijke termijnen in de justitiële praktijk.
Termijnen die zijn vastgesteld in maanden hebben ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een looptijd van één maand (bv. artikel 82, lid 3; artikel 336m, lid 2; en artikel 338za, lid 2); twee maanden (bv. artikel 240, lid 1 en artikel 247, lid 1); drie maanden (bv. artikel 111, lid 3; artikel 233, lid 1; en artikel 234, lid 1); en zes maanden (bv. artikel 77a, lid 2 en artikel 260g, lid 3).
Er zijn twee soorten termijnen die zijn vastgesteld in jaren in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: een termijn van één jaar (bv. artikel 111, lid 3) en een termijn van drie jaar (bv. artikel 99, lid 3; artikel 233, lid 2; en artikel 234, lid 2).
Een termijn die is vastgesteld in weken, maanden of jaren verstrijkt aan het einde van de dag die gelijk is aan de dag waarop de gebeurtenis die de termijn doet ingaan zich heeft voorgedaan. Kent de laatste maand een dergelijke dag niet, dan verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand (zie artikel 57, lid 2 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd).
Ja (zie artikel 57, lid 2, van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd).
Wettelijke procestermijnen kunnen niet worden gewijzigd op grond van een rechterlijke beslissing.
Een gerechtelijke procestermijn kan, naargelang de omstandigheden, door een rechtbank worden verlengd.
Een partij kan de beslissing van een arrondissementsrechtbank (okresní soud) of de beslissing van een regionale rechtbank (krajský soud) die bij procedures in eerste aanleg wordt gegeven aanvechten, tenzij de wet dit niet toelaat (zie artikel 201 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd). Een beroep moet binnen vijftien dagen na afgifte van een schriftelijk exploot van een beslissing worden ingediend bij de rechtbank wiens beslissing wordt aangevochten. De termijn voor het instellen van een beroep vangt aan op de dag nadat de beslissing aan de partij werd betekend of ter kennis gebracht. Het volstaat dat een beroep op de laatste dag van de termijn wordt overhandigd aan een instantie die verplicht is tot de betekening of kennisgeving ervan (met name de houder van een postlicentie, een penitentiaire instelling als een persoon in de gevangenis of in hechtenis zit, een instelling voor de institutionele zorg of bescherming van personen die daar worden opgenomen enz.) of aan de rechtbank om te voldoen aan deze procestermijn.
Wanneer de rechtbank ten aanzien van een beslissing een corrigerende uitspraak doet, begint de termijn te lopen nadat de corrigerende uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen (zie artikel 204, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Als een beroep na het verstrijken van de termijn van vijftien dagen wordt ingediend omdat de appellant heeft gehandeld op basis van onjuiste informatie van de rechtbank met betrekking tot een beroep, wordt dat beroep geacht tijdig te zijn ingediend. Indien een beslissing geen informatie bevat over het beroep, de beroepstermijn of de rechtbank waar het beroep moet worden ingesteld, of onjuiste informatie bevat waaruit blijkt dat een beroep niet mogelijk is, mag het beroep binnen drie maanden na de betekening of kennisgeving van de beslissing worden ingesteld.
Indien een betalingsbevel wordt uitgevaardigd in een zaak, kan de gedaagde voorkomen dat het bevel van kracht wordt, door louter en alleen bezwaar aan te tekenen bij de rechtbank die het bevel heeft uitgevaardigd binnen de wettelijke termijn van vijftien dagen volgend op de datum van de betekening of kennisgeving van het bevel (zie artikel 172, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het betalingsbevel wordt vernietigd wanneer bezwaar wordt aangetekend, waarna de rechtbank een hoorzitting gelast. Een beroep kan enkel worden ingesteld met betrekking tot de procedurekosten, maar vernietigt uiteraard het betalingsbevel niet.
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (wet nr. 99/1963, zoals gewijzigd) laat toe dat een hoorzitting om belangrijke redenen wordt verdaagd, indien het niet mogelijk is om in één enkele hoorzitting over een zaak te beraadslagen en tot een beslissing te komen (zie artikel 119 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Een belangrijke reden om een hoorzitting te verdagen is bijvoorbeeld het feit dat een van de partijen in de procedure niet voor de rechtbank is verschenen en dat de hoorzitting in diens afwezigheid niet kon plaatsvinden (zie artikel 101, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) of dat een van de partijen onvoldoende tijd had om de hoorzitting voor te bereiden doordat deze de dagvaarding niet tijdig of om andere belangrijke redenen niet had ontvangen.
Een partij kan de rechtbank verzoeken de hoorzitting te verdagen. De rechtbank zal zich uitspreken over het vooraf ingediende verzoek van een partij om de hoorzitting te verdagen op basis van de ernst van de aangehaalde reden. Indien de rechtbank niet ingaat op het verzoek van de partij, moet de partij verschijnen voor de hoorzitting.
De wetgeving van de Tsjechische Republiek bevat geen uitdrukkelijke regels voor een dergelijke situatie.
In geval van procedures met een internationaal karakter waarbij een document moet worden betekend of ter kennis gebracht aan een partij die in het buitenland verblijft, gelden de procedureregels van de lex fori, m.a.w. de procedureregels van de rechtbank onder wiens bevoegdheid de zaak valt.
Wanneer een procestermijn niet in acht wordt genomen, heeft dit steeds procedurele gevolgen.
Indien het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (wet nr. 99/1963, zoals gewijzigd) een bepaalde termijn vaststelt voor het verrichten van een handeling (bv. het instellen van een beroep of buitengewoon beroep), dan kan een handeling niet met succes worden verricht als de termijn niet in acht wordt genomen. Er kan verschoning worden verleend voor het niet-naleven van een termijn indien de partij of haar vertegenwoordiger daar een verschoonbare reden voor heeft (bv. plotse ziekte of letsel enz.) en daardoor de handeling waartoe hij of zij gerechtigd is niet kon verrichten (zie artikel 58 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), tenzij de verschoning van het niet-naleven van een specifieke termijn door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt uitgesloten (bv. op grond van artikel 235, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is de verschoning voor het niet-naleven van een termijn uitgesloten in het geval van verzoeken tot herziening van een procedure en tot vernietiging). Indien een termijn wordt vastgesteld waarin een bepaalde verplichting moet worden nagekomen en die termijn niet wordt nageleefd, dan wordt een bepaalde sanctie (bv. een disciplinaire boete) opgelegd.
De wet koppelt bepaalde gevolgen aan het niet-naleven van een gerechtelijke procestermijn. Een gerechtelijke termijn kan door de voorzitter van de rechterlijke kamer (of een alleenzetelend rechter) worden verlengd. Het is niet toegestaan om verschoning te verlenen voor het niet-naleven van een gerechtelijke termijn.
Indien geen bezwaar wordt aangetekend tegen een betalingsbevel, heeft dat betalingsbevel dezelfde uitwerking als een definitief en uitvoerbaar vonnis (zie artikel 174, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Het niet ter zitting verschijnen heeft andere gevolgen dan het niet-naleven van een termijn. Indien een naar behoren opgeroepen partij niet ter zitting verschijnt en geen tijdig verzoek heeft ingediend om de hoorzitting te verdagen om van een belangrijke reden, dan kan de rechtbank beraadslagen over de zaak en een vonnis uitspreken in zijn afwezigheid (zie artikel 101, lid 3, van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd) en, indien voldaan is aan de voorwaarden in artikel 153b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kan de rechtbank een verstekvonnis uitspreken.
Indien de gedaagde om verschoonbare redenen verstek laat gaan voor de eerste zitting in een zaak waarvoor een verstekvonnis werd uitgesproken, vernietigt de rechter het vonnis op verzoek van de gedaagde en gelast hij een hoorzitting voor de zaak. Een partij kan dergelijk verzoek indienen tot en met de datum waarop het verstekvonnis van kracht wordt (zie artikel 153b, lid 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Er kan eveneens beroep ten gronde worden aangetekend tegen een verstekvonnis. Indien de gedaagde niet alleen een verzoek tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg heeft ingediend, maar eveneens beroep aantekent tegen het vonnis, en de rechtbank het verzoek tot vernietiging van het vonnis heeft goedgekeurd middels een afdwingbare uitspraak, wordt geen rekening gehouden met het beroep (zie artikel 153b, lid 5, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In § 214 tot en met § 229 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zivilprozessordnung) zijn algemene regels voor procestermijnen te vinden, terwijl de specifieke bepalingen van individuele termijnen elders in dit wetboek te vinden zijn.
In beginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen zogenaamde “eigenlijke termijnen” (eigentliche Fristen), als periodes, waarin degenen die bij het proces zijn betrokken, proceshandelingen kunnen of - ter voorkoming van verlies van rechten - moeten verrichten, en zogenaamde “oneigenlijke termijnen” (uneigentliche Fristen), waarbinnen het gerecht ingevolge de wet bepaalde ambtelijke handelingen moet verrichten.
Binnen de “eigenlijke termijnen” wordt vervolgens een onderscheid gemaakt tussen de wettelijke termijnen, waarvan de duur door de wet wordt bepaald, en de gerechtelijke termijnen, waarvan de duur door het gerecht naar eigen goeddunken wordt bepaald. Tot de wettelijke termijnen behoren ook de zogenaamde “fatale termijnen” (Notfristen) volgens § 224, lid 1, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die door het burgerlijk procesrecht steeds als zodanig worden aangeduid en die niet ingekort of verlengd mogen worden.
Daarentegen kunnen gerechtelijke en wettelijke termijnen, niet echter fatale termijnen en oneigenlijke termijnen, door een daartoe strekkende afspraak van de partijen worden ingekort, maar niet worden verlengd. Een termijnwijziging (d.w.z. een verlenging alsook een inkorting) door het gerecht is bij termijnen in beginsel mogelijk; in het geval van wettelijke termijnen alleen in de door de wet vastgestelde gevallen, waarbij in beide gevallen een wijziging door het gerecht steeds alleen dan plaatsvindt indien een partij gewichtige redenen voor een termijnwijziging aannemelijk kan maken.
Voor de partijen in de civiele procedure zijn onder andere de volgende termijnen van belang:
a) In de schuldvorderingsprocedure
In de schuldvorderingsprocedure (Mahnverfahren) kan een bezwaar tegen het betalingsbevel krachtens § 692, lid 1, punt 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en een bezwaar tegen de executoriale titel krachtens §§ 700, lid 1, en 339, lid 1, van het wetboek slechts binnen een termijn van twee weken worden ingediend. Indien er geen bezwaar wordt gemaakt en de verzoeker niet binnen zes maanden om de afgifte van een executoriale titel vraagt, heeft het betalingsbevel op grond van § 701 niet langer effect.
b) In de onderzoeksprocedure
Voor zover het moment van de betekening bepalend is voor de aanvang van een termijn (zie het antwoord op vraag 4), moet worden nagegaan of de betekening daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. In het geval van een plaatsvervangende betekeningswijze is het voor de rechtsgeldigheid daarvan in beginsel niet bepalend of de ontvanger het stuk daadwerkelijk ontvangt. Voorwaarde is echter steeds dat zich op het vermelde adres daadwerkelijk (nog) de woning of bedrijfsruimte bevindt van degene aan wie het stuk is gericht.
Indien de ontvanger niet in kennis is gesteld van de procedure en derhalve ook geen rechtsmiddel heeft kunnen instellen tegen de genomen beslissing, kan hij onder bepaalde voorwaarden verzoeken om herstel in de vorige toestand: zie het antwoord op vraag 4. Wat betreft de bepalende aanvang van de termijn wordt verwezen naar het antwoord op vraag 16.
In § 222, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt bepaald dat op het berekenen van alle procestermijnen de voorschriften van het Burgerlijk Wetboek, derhalve § 187 tot en met § 193 van het Burgerlijk Wetboek (Bürgerliches Gesetzbuch), van toepassing zijn.
Voor het berekenen van termijnen zie onder vraag 7 tot en met 9.
Doorgaans is de aanvang van een termijn gebonden aan de betekening van een stuk, waarop moet worden gereageerd, of aan de beslissing waartegen een rechtsmiddel kan worden ingesteld (vergelijk bijvoorbeeld § 276, lid 1, eerste volzin, § 329, lid 2, tweede volzin, en § 339, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Ook § 517, § 548 en § 569, lid 1, tweede volzin, van het wetboek bepalen dat de beroepstermijn aanvangt op het moment van de betekening van de beslissing; indien de betekening niet of niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en er geen herstel krachtens § 189 van het wetboek heeft plaatsgevonden, vangt de termijn aan na het verstrijken van vijf maanden na de uitspraak zelf. De termijn van vijf maanden treedt dan in de plaats van de betekening. Een vergelijkbare regeling is te vinden in § 544 lid 3, eerste volzin, van het wetboek voor een beroep wegens niet-ontvankelijkheid, echter hier is pas na het verstrijken van zes maanden sprake van een de betekening vervangende werking.
Een andere aanvang van de termijn is in het bijzonder van toepassing op rechtsmiddelen waarmee in bijzondere gevallen de rechtskracht van het vonnis kan worden doorbroken:
Indien deze vraag gaat over het moment waarop een binnen een termijn te verrichten handeling in werking treedt zodat de termijn in acht wordt genomen, luidt het antwoord als volgt:
Een procestermijn is in acht genomen indien de proceshandeling vóór het verstrijken van de laatste dag van de termijn wordt verricht; in de regel wordt hierbij het betrokken stuk ingediend bij het gerecht. Het gaat derhalve in beginsel niet om het moment van verzenden, maar om het moment van de ontvangst door het gerecht. De termijn kan echter tot het laatste moment worden benut, dat wil zeggen tot 24.00 uur van de laatste dag, ook indien er niet meer van uit kan worden gegaan dat iemand bij het gerecht daadwerkelijk nog kennis kan nemen van het stuk.
Indien deze vraag echter gaat over hoe het begin van de termijn moet worden vastgesteld, luidt het antwoord als volgt:
Indien voor het begin van een termijn een gebeurtenis of een in de loop van een dag vallend moment doorslaggevend is, wordt in § 187, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek bepaald dat deze dag bij het bepalen van de termijn niet wordt meegerekend.
Nee. Voor zover het voor de aanvang van een termijn aankomt op het moment van de betekening (zie het antwoord op vraag 4), is de wijze van betekening niet van belang. De betekening vindt plaats op het moment dat het te betekenen stuk wordt overhandigd aan de ontvanger (§ 177 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), of indien een van de in de § 178, § 180, § 181 van het wetboek genoemde plaatsvervangende betekeningswijzen wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld overhandiging aan een volwassen familielid, deponeren in de brievenbus).
Indien voor het begin van een termijn een gebeurtenis of een in de loop van een dag vallend moment doorslaggevend is, wordt in § 187, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek bepaald dat deze dag bij het bepalen van de termijn niet wordt meegerekend.
De aangeduide dagen zijn kalenderdagen en geen werkdagen. In het geval echter dat het einde van de termijn zou vallen op een zondag, zaterdag of een algemeen erkende feestdag, zou de termijn niet aflopen op die dag maar op de daaropvolgende werkdag (§ 222, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en § 193 van het Burgerlijk Wetboek).
Een termijn die op weken, maanden of een periode van meerdere maanden – een jaar, halfjaar of kwartaal – is bepaald, eindigt in het geval dat bij de berekening van de termijn de dag waarop de bepalende gebeurtenis of het bepalende moment valt (aanvangsdag), niet wordt meegerekend, met het verstrijken van de desbetreffende dag van de laatste week of de laatste maand, die door de benoeming of het getal daarvan overeenkomt met de dag waarop de gebeurtenis of het moment valt. In het geval dat het begin van een dag voor de aanvang van de termijn het bepalende moment is, en deze dag dus bij de berekening van de termijn wordt meegeteld, eindigt de termijn daarentegen met het verstrijken van de desbetreffende dag van de laatste week of de laatste maand, die voorafgaat aan de dag die door de benoeming of het getal daarvan overeenkomt met de aanvangsdag van de termijn (§ 222, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en § 188, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek).
Wanneer, in het geval van een door maanden bepaalde termijn, de voor het verstrijken daarvan bepalende dag ontbreekt in de betrokken maand, eindigt de termijn met het verstrijken van de laatste dag van de maand (bijvoorbeeld aanvang van de termijn 30 januari, einde van de termijn 28 februari) (§ 188, lid 3, van het Burgerlijk Wetboek).
Zie vraag 8.
In het geval dat de termijn afloopt op een zaterdag, zondag of erkende feestdag, is niet die dag beslissend, maar wel de daarop volgende werkdag (§ 222, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en § 193 van het Burgerlijk Wetboek).
In beginsel kan het gerecht naar eigen goeddunken de termijn verlengen. Fatale termijnen kunnen echter niet worden verlengd. In sommige gevallen moet de andere partij toestemming geven.
Daarnaast kennen het Duitse burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht bijvoorbeeld de volgende bijzondere termijnen:
In beginsel kan het gerecht naar eigen goeddunken het tijdstip en de datum van zittingen vaststellen, waarbij dit eigen goeddunken gebonden is aan de verplichting tot procesbevordering en de bepaling om zittingen alleen in noodgevallen naar zondagen, algemene feestdagen of zaterdagen te verplaatsen.
Bij de oproeping voor een zitting moet het gerecht een oproepingstermijn in acht nemen van minimaal een week bij processen waarbij procesvertegenwoordiging vereist is en van drie dagen in overige processen. Deze termijnen kunnen alleen met overeenstemming van de partijen of op verzoek van een partij worden ingekort.
Ten behoeve van de zitting voor de mondelinge behandeling moet het gerecht krachtens § 141, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepalen dat beide partijen in persoon behoren te verschijnen, indien dat ter verduidelijking van de feiten lijkt geboden. Het gerecht kan echter afzien van deze eis indien van de partij wegens een grote afstand (zie vraag 8) of wegens een andere gewichtige reden niet kan worden verlangd om in persoon te verschijnen. Als “overige gewichtige reden” (sonstiger wichtiger Grund) in de zin van § 141, lid 1, tweede volzin, geldt elke voor de partij gewichtige reden, zoals bijvoorbeeld ziekte, reeds geplande vakantie, overwerktheid of de te verwachten psychische belasting bij de ontmoeting met de andere partij.
Voorts wordt in § 227, lid 1, eerste volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaald dat het gerecht op verzoek van een partij om “substantiële redenen” (erhebliche Gründe) een zitting ten behoeve van de mondelinge behandeling kan schorsen of verzetten, en een behandeling kan verdagen. Als substantiële reden in de zin van dit voorschrift wordt niet aangemerkt het verwijtbare wegblijven van een partij of haar niet verschoonbare slechte voorbereiding. Als substantiële redenen worden de niet-naleving van oproepings- of indieningstermijnen, een noodzakelijke wisseling van advocaat, de ziekte van een getuige, advocaat, partij of hun verhindering wegens het overlijden van een naaste bloedverwant aangemerkt. De substantiële reden voor een verzoek voor verzetting van de zitting moet op verzoek van het gerecht aannemelijk worden gemaakt en wordt strenger gecontroleerd naarmate het verzoek korter voor de zitting wordt gedaan. Na het afschaffen van de gerechtelijke vakantieperiode maakt § 227, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het bovendien mogelijk om in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus op verzoek van een partij de zitting te verzetten.
Omdat het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland niet over dergelijke geografische bijzonderheden beschikt, is er geen reden voor bijzondere regelingen. Het Duitse burgerlijke procesrecht kent derhalve geen algemene termijnverlenging voor personen waarvan de woonplaats op grotere afstand van het bevoegde gerecht is gelegen. In § 141, lid 1, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt echter bepaald dat het gerecht in individuele gevallen kan afzien van de eis dat een partij in persoon moet verschijnen, indien van die partij niet kan worden verlangd om in persoon te verschijnen, vanwege de “grote afstand” (große Entfernung) van de woonplaats van die partij tot het gerecht. Daarbij geldt een afstand van honderden kilometers gezien de tegenwoordig meestal goede verkeersomstandigheden niet als “groot”. Niettemin moet er worden gekeken naar alle omstandigheden van het specifieke geval, waaronder de gezondheidstoestand van de partij.
Daar een regeling ontbreekt voor verlenging van een termijn voor partijen waarvan de woonplaats zich in een afgelegen gebied bevindt, kent de Duitse rechtsorde ook niet het probleem van erkenning van hun andere woonplaats.
De niet-naleving van een termijn kan verschillende rechtsgevolgen hebben, bijvoorbeeld:
Bij niet-naleving van een termijn beschikt de partij, gelet op de onder punt 15 genoemde sancties, over de volgende rechtsmiddelen:
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De bepalingen van het algemene deel van de wet inzake het Burgerlijk Wetboek (tsiviilseadustiku üldosa seadus, hierna “TsÜS” genoemd) betreffende termijnen en vervaldagen gelden bij de vaststelling van procestermijnen, tenzij de wet anders bepaalt. Krachtens artikel 134, lid 2, TsÜS wordt een termijn vastgesteld in jaren, maanden, weken, dagen, uren of kortere tijdseenheden of verbonden aan een gebeurtenis die zich zeker zal voordoen. Een termijn gaat in op de dag volgend op de kalenderdag of de dag waarop de gebeurtenis plaatsvond die als begin van de termijn was vastgesteld, en eindigt op de vervaldag. Als een vervaltermijn is vastgesteld in dagen of langere tijdseenheden, loopt de termijn af om 24.00 uur op de vervaldag, tenzij de wet anders bepaalt. Een intentieverklaring die binnen een termijn moet worden medegedeeld aan een persoon die zich met economische of beroepsmatige activiteiten bezighoudt, moet aan de persoon worden medegedeeld en alle handelingen die binnen een termijn ten aanzien van die persoon moeten worden verricht, moeten uiterlijk worden verricht op de vervaldag aan het eind van de normale werktijd die geldt op de plek waar de intentieverklaring moet worden medegedeeld of de handeling verricht. Indien er een procedurele handeling moet worden verricht in een rechtbank, geldt het einde van de werkdag van de rechtbank als het einde van de termijn.
Niet-werkdagen zijn opgenomen in de wet inzake openbare feestdagen en dagen van nationaal belang (pühade ja tähtpäevade seadus) (van kracht geworden op 23 februari 1998). Het zijn:
1) 24 februari – Onafhankelijkheidsdag en verjaardag van de Republiek Estland,
2) 1 januari – Nieuwjaarsdag,
3) – Goede Vrijdag,
4) – Paaszondag,
5) 1 mei – Dag van de Arbeid,
6) – Pinksteren,
7) 23 juni – Dag van de Overwinning,
8) 24 juni – Midzomerdag,
9) 20 augustus – Dag van het Herstel van de Onafhankelijkheid,
10) 24 december – Dag voor Kerstmis,
11) 25 december – Eerste Kerstdag,
12) 26 december – Tweede Kerstdag.
Krachtens artikel 65, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (tsiviilkohtumenetluse seadustik, hierna “TsMS” genoemd) zijn de bepalingen van het TsÜS betreffende termijnen en vervaldata van toepassing bij de vaststelling van procestermijnen, tenzij de wet anders bepaalt.
De algemene regel is vervat in artikel 135, lid 1, TsÜS, dat bepaalt dat een termijn ingaat op de dag volgend op de kalenderdag of de dag waarop de gebeurtenis plaatsvond die als begin van de termijn was vastgesteld, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt. Een door de rechter bepaalde termijn gaat in op de dag volgend op de dag waarop het document waarin de termijn is vastgelegd is betekend, tenzij anders voorgeschreven bij het vaststellen van de termijn. Indien het document niet betekend hoeft te worden, gaat de termijn in op het moment dat kennisgeving is ontvangen van de vaststelling van de termijn (artikel 63, TsMS).
Nee. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat een door de rechter vastgestelde termijn ingaat op de dag volgend op de dag waarop het processtuk is betekend. Dit geldt voor alle wijzen van betekening van stukken.
Nee. Krachtens artikel 135, lid 1, TsÜS gaat een termijn in op de dag volgend op de kalenderdag of de dag waarop de gebeurtenis plaatsvond die als begin van de termijn was vastgesteld, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt.
Krachtens artikel 136, lid 9, TsÜS geldt bij de bepaling van een termijn dat een dag loopt van middernacht tot middernacht. Indien een termijn wordt uitgedrukt in dagen, heeft het aantal dagen derhalve betrekking op kalenderdagen.
In de regel worden procestermijnen uitgedrukt in dagen.
Een termijn wordt uitgedrukt in maanden indien bijvoorbeeld geen beroep kan worden ingesteld wanneer de termijn afloopt. Artikel 632, TsMS bepaalt dat een beroep kan worden ingesteld binnen dertig dagen na betekening van de uitspraak aan de appellant, maar niet later dan vijf maanden na de datum waarop de uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg openbaar is gemaakt. Wanneer er vijf maanden zijn verstreken sinds de dag waarop de uitspraak openbaar werd gemaakt, kan er ook geen beroep meer worden ingesteld als er minder dan dertig dagen resten tot het einde van de periode van vijf maanden volgend op betekening en openbaarmaking van de uitspraak. Deze absolute beperking is ingevoerd teneinde rechtszekerheid te garanderen. Eenzelfde absolute limiet van vijf maanden voor het instellen van beroep is ingevoerd voor bijvoorbeeld het instellen van beroep tegen een beslissing of van cassatieberoep.
Een voorbeeld van een in jaren uitgedrukte termijn is de termijn die geldt voor de aanvraag van restitutie van een vergoeding voor de staat of borg: de vordering vervalt als er twee jaren zijn verlopen sinds het einde van het jaar waarin de borg of vergoeding voor de staat werd betaald, maar niet voordat de procedure is geëindigd met een in werking tredende uitspraak. Dit is niettemin de termijn voor het verstrijken van een vordering en geen procestermijn: een dergelijke periode kan niet worden verlengd of opnieuw ingaan.
Een termijn voor het verstrijken van een vordering wordt ook uitgedrukt in jaren. Dit is evenmin een procestermijn. Overeenkomstig artikel 143, TsÜS houdt de rechter alleen rekening met het verstrijken van een vordering op verzoek van de schuldenaar.
Een termijn eindigt op de vervaldag. Als een vervaltermijn in weken is vastgesteld, is de vervaldag de overeenkomstige dag van de laatste week van de periode. Als een vervaltermijn in maanden is vastgesteld, is de vervaldag de overeenkomstige dag van de laatste maand. Als een vervaltermijn in jaren is vastgesteld, is de vervaldag de overeenkomstige dag en maand van het laatste jaar. Als een vervaltermijn is vastgesteld in maanden of jaren en de vervaldag in een maand zonder die specifieke datum valt, geldt als vervaldag de laatste dag van de maand (artikel 136, leden 2-5, TsÜS).
Ja. Artikel 136, lid 8, TsÜS stelt dat, indien de vervaldag voor het verstrekken van een intentieverklaring of het voldoen aan een verplichting op een openbare feestdag of een andere niet-werkdag valt, als vervaldag de eerstvolgende werkdag volgend op de niet-werkdag geldt.
Krachtens artikel 64, lid 1, TsMS kan een rechtbank, op grond van een met redenen omkleed verzoek of op eigen initiatief, een door dezelfde rechtbank vastgestelde procestermijn verlengen als daar een goede reden voor is. Een termijn kan alleen met toestemming van de wederpartij meer dan één keer worden verlengd.
Beroep moet worden ingesteld binnen dertig dagen na de betekening van de uitspraak aan de appellant, maar niet later dan vijf maanden na de datum waarop de uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg (esimese astme kohus) openbaar werd gemaakt (artikel 632, lid 1, TsMS). Er zijn evenwel uitzonderingen op deze algemene regel:
1) Indien bij de beoordeling van een zaak een arrondissementsrechter (maakohus) in het dictum verklaart dat de relevante wetgeving van algemene strekking in strijd is met de grondwet (põhiseadus) en weigert deze toe te passen, gaat de beroepstermijn pas in op het moment dat het hooggerechtshof (Riigikohus) uitspraak over de niet-toegepaste wetgeving van algemene strekking heeft gedaan na toetsing aan de grondwet.
2) Als er een aanvullende uitspraak wordt gedaan in een zaak gedurende de beroepstermijn, gaat de beroepstermijn in op de dag waarop de aanvullende uitspraak werd gedaan, ook wat betreft de oorspronkelijke uitspraak. In gevallen waarin het overgeslagen deel wordt toegevoegd aan een uitspraak die is gedaan zonder het beschrijvende deel of motivering, gaat de beroepstermijn opnieuw in op de dag waarop de volledige uitspraak wordt gedaan.
Als de partijen in dit verband een overeenkomst bereiken en de rechtbank daarover inlichten, kan de beroepstermijn worden ingekort, of worden verlengd tot ten hoogste vijf maanden vanaf de openbaarmaking van de uitspraak.
Krachtens het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering stelt een rechtbank een zittingsdag vast onmiddellijk na de ontvangst van een verzoek of aanvraag en het antwoord daarop, of bij het verstrijken van de antwoordtermijn. De rechtbank kan ook een zittingsdag vaststellen voordat er een antwoord is ontvangen of voordat de vastgestelde antwoordtermijn is verstreken, indien kan worden aangenomen dat voor de afhandeling van de zaak een rechtszitting nodig is, ongeacht het antwoord, of indien de onmiddellijke vaststelling van de zittingsdag om andere redenen onder de gegeven omstandigheden redelijk is. Indien de rechtbank geen antwoord verlangt, wordt de zittingsdag onmiddellijk na de ontvangt van een verzoek of aanvraag vastgesteld. Indien mogelijk, vraagt de rechtbank de partijen naar hun mening en wordt daar in de procedure rekening mee gehouden wanneer een zittingsdag moet worden vastgesteld.
Een rechter kan een zitting alleen met een goede reden annuleren, naar een andere tijd verplaatsen of verdagen (artikel 352, lid 1, TsMS).
Als voor de procedure het Estse procesrecht geldt, verliest een persoon niet het recht op verlenging van de procestermijn uitsluitend op grond van het feit of de termijn wel of niet kan worden verlengd op de plaats waar de persoon kennis van de handeling heeft gekregen.
Indien een procedurele handeling niet op tijd werd verricht, heeft de partij in de zaak niet het recht de procedurele handeling op een later tijdstip te verrichten, tenzij de rechter de wettelijk bepaalde termijn opnieuw laat ingaan, de vastgestelde termijn verlengt of het verzoek, de aanvraag, het bewijs of het bezwaar van de partij in de zaak in behandeling neemt. Dit geldt ongeacht het feit of de partij in de zaak wel of niet van tevoren was gewaarschuwd voor deze consequenties.
Indien een rechter een verstekvonnis heeft uitgesproken als gevolg van verstek van de verweerder, kan de verweerder een verzoek indienen tot vernietiging van het verstekvonnis (artikel 415, TsMS). De verweerder kan een verzoek om vernietiging van het verstekvonnis indienen als de verweerder een goede reden had voor de nalatigheid die tot het verstekvonnis leidde. Goede redenen om niet te reageren op een aanschrijving of niet op een zitting te verschijnen en om de rechtbank daarvan niet in kennis te stellen, zijn bovenal verstoring van het verkeer, onverwachte ziekte van een partij of onverwachte ernstige ziekte van een persoon uit de directe omgeving van de partij als gevolg waarvan de partij niet op de aanschrijving reageerde of niet voor de rechter verscheen en ook geen vertegenwoordiger naar de rechtbank stuurde (artikel 422, lid 1).
Een verzoek om vernietiging van een verstekvonnis kan worden ingediend ongeacht of daar een goede reden voor bestaat indien:
1) in het geval van niet reageren op de aanschrijving, de aanschrijving aan de verweerder of zijn of haar vertegenwoordiger op een andere manier was betekend dan door persoonlijke aflevering tegen een handtekening of elektronisch;
2) in het geval van verstek, de dagvaarding aan de verweerder of zijn of haar vertegenwoordiger op een andere manier was betekend dan door persoonlijke aflevering tegen een handtekening, of aflevering ter zitting of elektronisch;
3) het verstekvonnis niet op een wettige manier tot stand kan zijn gekomen.
Een verzoek tot vernietiging van een verstekvonnis kan binnen dertig dagen na de betekening van het verstekvonnis worden ingediend. Indien een verstekvonnis is betekend door openbaarmaking, kan een verzoek tot vernietiging van het verstekvonnis worden ingediend binnen dertig dagen na de datum waarop de verweerder kennis kreeg van het verstekvonnis of van de inleiding van de procedure om het verstekvonnis uit te voeren. Indien er opnieuw een verstekvonnis tegen de verweerder wordt uitgesproken nadat de procedure is heropend, is de enige grond waarop de verweerder beroep tegen dat vonnis kan instellen het niet verifiëren van de vereiste voorwaarden voor het uitspreken van het verstekvonnis.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De belangrijkste termijnen zijn de volgende:
Termijn voor reactie op een vordering: Na de betekening of kennisgeving van een vordering bij het hof van beroep (High Court) heeft de verweerder acht dagen om te bevestigen dat hij zal verschijnen. Deze termijn geldt echter niet voor “speciale dagvaardingen”, overeenkomstig voorschrift 12, regel 2, van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken (Rules of the Superior Courts), waarbij de verweerder op elk moment kan bevestigen dat hij zal verschijnen.
De algemene termijn van acht dagen omvat niet de datum van de betekening of kennisgeving, tenzij het hof anders beslist. Vervolgens heeft de verweerder vanaf de instelling van de vordering of de termijn voor de bevestiging van verschijning 28 dagen om een verweer in te dienen, afhankelijk van welke datum het laatst is [voorschrift 21, regel 1, van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken (Rules of the Superior Courts)].
In het kader van een civiele procedure bij een arrondissementsrechtbank (Circuit Court) moet een verweerder zijn verweer binnen tien dagen na de bevestiging van zijn verschijning aan de eiser overleggen [voorschrift 15, regel 4, van de procedurevoorschriften voor de arrondissementsrechtbanken (Circuit Court Rules 2001)] . Bij de districtsrechtbank (District Court) moeten een bevestiging van verschijning en een verweer uiterlijk 28 dagen na de betekening of kennisgeving van de vordering worden ingediend [voorschrift 42 van de procedurevoorschriften voor de districtsrechtbanken (District Court Rules)].
Termijn voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen: Bij het hof van beroep kan een procedure voor tenuitvoerlegging van een beslissing worden ingesteld binnen zes jaar vanaf de datum dat die beslissing uitvoerbaar is geworden [voorschrift 42, regel 23, van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken (Rules of the Superior Courts)]. Aan het hof moet toestemming worden gevraagd om tot tenuitvoerlegging over te gaan wanneer zes jaar zijn verstreken of wanneer er bij de partijen een verandering is opgetreden, door een overlijden of anderszins. Een actie op een rechterlijke beslissing is verjaard na twaalf jaar vanaf de datum waarop die beslissing uitvoerbaar is geworden [artikel 11 van de verjaringswet van 1957 (Statute of Limitations 1957)].
Verjaringstermijnen: in geval van een overeenkomst hebben de partijen tot zes jaar na de betreffende gebeurtenis de tijd om een vordering in te stellen. In geval van een onrechtmatige daad heeft een persoon doorgaans zes jaar om een vordering in te stellen. Wel gelden er specifieke regels voor letselschade en smaad.
In geval van letselschade heeft een persoon twee jaar om een vordering in te stellen vanaf de datum dat het letsel zich heeft voorgedaan of vanaf de datum waarop hij kennis heeft gekregen van de oorzaak van de schade, als deze datum later is [artikel 7 van de wet van 2004 inzake wettelijke aansprakelijkheid en rechtbanken (Civil Liability and Courts Act 2004)].
In geval van smaad heeft een persoon een jaar om een vordering in te stellen. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze termijn worden verlengd tot twee jaar.
In geval van een nalatenschap moet een vordering worden ingesteld binnen twee dagen na overlijden of binnen de gewone verjaringstermijn, waarbij de kortste termijn geldig is [artikel 9, lid 2, van de wet van 1961 inzake wettelijke aansprakelijkheid (Civil Liability Act 1961)].
Samenwonenden moeten procedures overeenkomstig deel 15 van de wet van 2010 inzake geregistreerd partnerschap en bepaalde rechten en plichten van samenwonenden (Civil Partnership and Certain Rights and Obligations of Cohabitants Act 2010) binnen twee jaar na beëindiging van de relatie instellen.
Voor terugvordering van grond geldt een verjaringstermijn van twaalf jaar.
Voor terugvordering van achterstallige conventionele huur geldt een verjaringstermijn van zes jaar. Voor aflossing van een hypotheek is de termijn twaalf jaar. Voor vorderingen voor bergingsoperaties bedraagt de verjaringstermijn twee jaar. Voor herstel van schade als gevolg van een schending van impliciete voorwaarden in verband met een defect motorvoertuig heeft een persoon twee jaar om een vordering in te stellen [artikel 13, lid 8, van de wet van 1980 inzake de verkoop van goederen en de verlening van diensten (Sale of Goods and Supply of Services Act 1980)]. Voor herstel van schade als gevolg van een defect product moet een vordering binnen drie jaar worden ingesteld [artikel 7, lid 1, van de wet van 1991 inzake de aansprakelijkheid voor defecte producten (Liability for Defective Products Act 1991)].
De regels voor de zittingen van rechtbanken en de rechterlijke vakanties zijn te vinden onder de link aan het eind van dit document.
Zie hieronder een lijst met niet-werkdagen in Ierland (naast de zaterdag en zondag):
Nieuwjaarsdag (1 januari)
St. Patrick (17 maart)
Tweede paasdag
Eerste kerstdag (25 december)
Tweede kerstdag (26 december)
De eerste maandag van mei, juni en augustus
De laatste maandag van oktober
Wanneer eerste kerstdag, tweede kerstdag of Nieuwjaarsdag in een weekend vallen, is de volgende weekdag een vrije dag. Let ook op de rechterlijke vakanties, wanneer er uitsluitend “vakantiezittingen” en zittingen in geval van dringende vorderingen e.d. plaatsvinden. Zo is in de grote vakantie in augustus en september het aantal zittingen van hogere rechtbanken en arrondissementsrechtbanken beperkt.
In de gewijzigde verjaringswet van 1957 (Statute of Limitations 1957) staat binnen welke termijnen gerechtelijke procedures moeten worden ingesteld. Een vordering die na het verstrijken van de verjaringstermijn wordt ingesteld, wordt slechts uitgesloten of doorgehaald als de verweerder in zijn verweer een beroep op deze verjaringswet doet. Daarom heeft de verjaringswet geen enkele invloed op het recht van een eiser om een zaak aan te spannen, maar mogelijk wel op zijn recht om in het gelijk te worden gesteld. Zelfs wanneer een vordering binnen de gestelde termijn is ingesteld, blijft het hof van beroep inherent bevoegd om deze in het belang van een goede rechtsbedeling af te wijzen, als er tussen de betreffende gebeurtenis en de datum waarop de procedure of de vordering plaatsvindt, zoveel tijd ligt dat een verweerder onrecht wordt aangedaan. Zie ook het antwoord op vraag 1.
De termijn begint te lopen vanaf het moment dat de betreffende gebeurtenis heeft plaatsgevonden of vanaf “de datum waarop van de betreffende gebeurtenis kennis is genomen” (bv. letsel). Als bijvoorbeeld een rechtbank een termijn van een week toekent om bij het hof een handeling te verrichten, moeten de handeling in kwestie of het bijbehorende stuk binnen een week na het daartoe strekkende bevel worden uitgevoerd respectievelijk ingediend. Evenzo geldt dat als een partij zes maanden heeft om een rechterlijke beslissing uit te voeren, deze termijn begint te lopen vanaf de datum waarop deze beslissing uitvoerbaar is geworden.
In het algemeen en tenzij in een wetstekst anders wordt bepaald, geldt het volgende: wanneer een termijn op een bepaalde dag ingaat, valt die dag binnen de termijn [artikel 18, punt h), van de wet van 2005 inzake interpretatie (Interpretation Act 2005)]. In voorschrift 122, regel 10, van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken wordt niettemin bepaald dat wanneer in deze regels een precies aantal dagen (andere dan “volledige” dagen) wordt voorgeschreven, de eerste dag bij de berekening van de termijn niet wordt meegeteld.
Als een stuk op een precieze datum of binnen een specifiek aantal dagen aan de andere partij moet worden betekend of daarvan kennis moet worden gegeven, dient dat doorgaans per normale gefrankeerde post of per aangetekend schrijven te gebeuren. Als het stuk per gewone gefrankeerde post aan de andere partij wordt betekend of daarvan kennisgeving wordt gedaan, wordt dit geacht te zijn gebeurd op het tijdstip waarop de envelop met daarin het stuk tijdens de normale postbezorging wordt afgeleverd, doorgaans de dag na de afgifte van het stuk. [Voor de regels voor de betekening of kennisgeving van een gewone rechtsvordering (civil bill) aan een arrondissementsrechtbank, zie voorschrift 11, regel 10, en voorschrift 14, regel 3, punt vi), van de procedurevoorschriften voor de arrondissementsrechtbanken (Circuit Court Rules); voor de regels voor de betekening of kennisgeving van een vordering aan de districtsrechtbank, zie voorschrift 41 van de procedurevoorschriften voor de districtsrechtbanken (Rules of the District Court); voor de regels voor de betekening of kennisgeving van een dagvaarding aan het hof van beroep, zie voorschrift 9 van de procedurevoorschriften voor de districtsrechtbanken (Rules of the District Court)].
Voorschrift 122 van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken omvat de algemene regels voor de termijnen, waaronder het moment waarop de betekening of kennisgeving als verricht wordt geacht [voorschrift 122, regel 9, van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken (Rules of the Superior Courts)].
Wanneer een termijn op een bepaalde dag ingaat of vanaf een bepaalde dag wordt berekend - bijvoorbeeld van een stuk moet “binnen zeven dagen” betekening of kennisgeving worden gedaan - dan wordt de eerste dag (bv. de dag waarop het bevel is uitgevaardigd), behoudens de in de wet of procedurevoorschriften vermelde uitzonderingen, geacht in deze termijn te zijn begrepen. In voorschrift 122, regel 10, van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken wordt niettemin bepaald dat wanneer in deze regels een precies aantal dagen (andere dan “volledige” dagen) wordt voorgeschreven, de eerste dag niet wordt meegeteld. Wanneer een termijn afloopt op een bepaalde dag of tot een bepaalde dag wordt berekend, wordt deze dag geacht in de termijn te zijn begrepen. Wanneer een termijn van minder dan zes dagen geldt om een stuk te betekenen of daarvan kennisgeving te doen of een procedure in te stellen, worden zaterdagen, zondagen, eerste kerstdag en Goede Vrijdag bij de berekening van de termijn niet meegeteld [voorschrift 122 van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken (Rules of the Superior Courts)].
Kalenderdagen, tenzij anders vermeld.
Wanneer de termijn om een handeling te verrichten of een procedure aan te spannen in maanden of jaren is vastgesteld, wordt deze berekend in kalendermaanden, tenzij anders bepaald.
In het algemeen en tenzij in een wetstekst anders wordt bepaald, geldt het volgende: wanneer een termijn op een bepaalde dag ingaat of vanaf een bepaalde dag wordt berekend, valt die dag binnen de termijn, en wanneer een termijn afloopt op een bepaalde dag of tot een bepaalde dag wordt berekend, valt deze dag binnen de termijn [wet van 2005 inzake interpretatie, artikel 18, punt h)]. In voorschrift 122, regel 10, van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken wordt niettemin bepaald dat wanneer in deze regels een precies aantal dagen (andere dan “volledige” dagen) wordt voorgeschreven, bij de berekening van de termijn de eerste dag niet wordt meegeteld.
Ja, wanneer de termijn voor het verrichten van een handeling of het instellen van een procedure afloopt op een zaterdag, een zondag of een andere dag dat de griffies zijn gesloten en de handeling die dag dus niet kan worden uitgevoerd, eindigt deze termijn op de eerstvolgende dag dat de griffies weer open zijn. Deze regel geldt telkens bij het verstrijken van een termijn.
Wanneer een wet in een verjaringstermijn voorziet, zijn de rechtbanken niet bevoegd om deze termijn te verlengen. De rechters hebben in bepaalde gevallen echter wel de discretionaire bevoegdheid om de in de procedurevoorschriften of rechterlijke bevelen vastgestelde termijn te verlengen of te verkorten. Als de eiser van mening is dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, kan hij de rechtbank verzoeken een vordering onmiddellijk te behandelen zonder op betekening of kennisgeving van de stukken aan de verweerder te wachten, oftewel “rauwelijks” of “bij eenzijdig verzoekschrift”. Als de rechter beslist tot een eenzijdige procedure wordt de andere partij daarvan op de hoogte gebracht. Deze krijgt de mogelijkheid om ten overstaan van de rechter om wijziging of vernietiging van het bevel te verzoeken. Over het algemeen kan de termijn voor de indiening van een processtuk worden verlengd als de partijen daarmee instemmen. Wanneer een partij een verlenging van de beroepstermijn wenst te verkrijgen, moet zij bewijzen dat zij van plan was binnen de gestelde termijn beroep in te stellen, dat dit door een fout niet is gebeurd en dat zij gerechtvaardigde argumenten naar voren kan brengen. Als de andere partij schade is berokkend omdat de termijn is verstreken, kan dat een relevante factor zijn. Onder zulke omstandigheden kan de rechtbank haar discretionaire bevoegdheid uitoefenen en weigeren de termijn te verlengen.
Een beroep tegen een beslissing van het hof van beroep moet binnen 28 dagen na de uitspraak worden ingesteld.
Een beroep tegen een beslissing van de arrondissementsrechtbank moet binnen tien dagen na de uitspraak of het bevel worden ingesteld [voorschrift 61, regel 3, van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken (Rules of the Superior Courts)].
Een beroep tegen een beslissing van de districtstrechtbank moet binnen 14 dagen na de uitspraak worden ingesteld [voorschrift 101, regel 1, van de procedurevoorschriften voor de districtsrechtbanken (District Court Rules)].
Om een rechterlijke toetsing van een beslissing van een rechter of een bestuurlijk orgaan te verkrijgen, moet snel een verzoek worden ingediend, en wel binnen drie maanden vanaf de datum waarop de redenen voor het verzoek voor het eerst ontstonden, tenzij de rechtbank van mening is dat er goede redenen bestaan om deze termijn te verlengen [voorschrift 84, regel 21, punt 1), van de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken (Rules of the Superior Courts)].
Wanneer een wet in een verjaringstermijn voorziet, zijn de rechtbanken niet bevoegd om deze termijn te verlengen of te verkorten. Onder voorbehoud van relevante wettelijke bepalingen heeft de rechtbank echter wel een discretionaire bevoegdheid om de termijnen voor het verrichten van bepaalde handelingen te verlengen of te verkorten. Zowel in de procedurevoorschriften voor de hogere rechtbanken als in de procedurevoorschriften voor de arrondissementsrechtbanken staat dat de rechtbank bevoegd is om de termijn die in deze procedurevoorschriften is vastgesteld of die een rechter heeft bepaald, te verlengen of te verkorten.
Nee, de partij verliest dit recht niet.
Elke partij die zich niet houdt aan de door de rechtbank of in de procedurevoorschriften of wetgeving gestelde termijnen, loopt de kans dat haar zaak wordt doorgehaald. Zo kan de eiser om een beslissing bij verstek verzoeken als een verweerder niet voor de rechter verschijnt of geen verweer voert.
Als onder deze omstandigheden een rechterlijke beslissing ten nadele van een verweerder wordt gegeven, kan hij om vernietiging van die beslissing verzoeken of bij een hogere rechtbank beroep instellen. Als een eiser niet binnen de gestelde termijn de details van zijn vordering verstrekt, kan de verweerder om die reden om afwijzing van de vordering verzoeken. De eiser kan bij een hogere rechtbank tegen deze beslissing beroep instellen. Als het gaat om de kosten van de zaak kan de rechtbank ook haar discretionaire bevoegdheid uitoefenen. Zij kan een boete uitdelen aan een partij die zich aan onredelijk uitstel schuldig heeft gemaakt of die de gestelde termijnen niet heeft geëerbiedigd.
De niet verschenen partij kan de rechtbank om een verlenging van de termijnen verzoeken. Als de verlopen termijn al heeft geleid tot een beslissing bij verstek, kan zij om vernietiging van die beslissing verzoeken of, als dit verzoek wordt afgewezen, bij een hogere rechtbank beroep instellen.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Termijnen zijn perioden waarbinnen een proceshandeling moet worden verricht of perioden die moeten verstrijken voordat een rechtszaak wordt behandeld of een proceshandeling kan worden verricht. De invoering van termijnen heeft als doel de rechtspleging te versnellen en het recht om te worden gehoord te waarborgen. Procestermijnen zijn termijnen waarvan de inachtneming of de niet-naleving procedurele gevolgen hebben. Procestermijnen worden in twee hoofdcategorieën ingedeeld: 1) handelingstermijnen zijn de voorgeschreven termijnen waarbinnen een proceshandeling moet worden verricht, zoals de wettelijke termijn voor het instellen van een beroep (zie artikel 318, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en 2) voorbereidingstermijnen zijn termijnen waarna de proceshandeling moet worden uitgevoerd. Deze termijnen, zoals de termijn voor het dagvaarden van de verweerder (zie artikel 228 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) zijn doorgaans in het voordeel van de verweerder, aangezien ze hem de tijd geven om zich voor te bereiden. Dit verschil is van belang, omdat handelingstermijnen in onderlinge overeenstemming tussen partijen kunnen worden verlengd, terwijl voorbereidingstermijnen niet kunnen worden verlengd. Handelingstermijnen die op een wettelijke niet-werkdag aflopen, verstrijken op de eerstvolgende werkdag, terwijl voorbereidingstermijnen verstrijken op hun vervaldag, ongeacht of dit een feestdag of een niet-werkdag is. Hieronder volgen enkele belangrijke procestermijnen die zijn opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering:
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering legt eveneens in het bijzonder procestermijnen vast voor andere procedures, zoals procedures die betrekking hebben op huwelijkskwesties (echtscheiding, nietigverklaring van het huwelijk enzovoort), het verzoek om een betalingsbevel en het bezwaar tegen dat verzoek (zie artikel 632 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), huurgeschillen, arbeidsgeschillen, bewarende maatregelen, tenuitvoerleggingsprocedures en het bezwaar tegen die tenuitvoerleggingsprocedures.
Feestdagen in Griekenland worden opgesomd in wet nr. 1157/1981, hoewel die lijst niet uitputtend is. Voor een feestdag geldt als criterium dat er in het algemeen geen transacties worden verricht. Voor bepaalde beroepen of diensten zijn feestdagen daarom niet van toepassing. Het kunnen nationale, religieuze of andere feestdagen zijn, of zelfs plaatselijke of incidentele feestdagen. Voor overheidsdiensten zijn feestdagen geen werkdagen. De volgende dagen gelden als officiële feestdagen: 25 maart (nationale feestdag), 28 oktober (nationale feestdag), nieuwjaarsdag, Driekoningen (6 januari), Goede Vrijdag, paaszaterdag, 1 mei, 15 augustus, eerste en tweede kerstdag, pinkstermaandag, Asmaandag (eerste dag van de vasten), paasmaandag en alle zondagen.
Artikelen 144 - 151 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verwijzen naar procestermijnen. Naargelang de bron die de duur van de termijn bepaalt, wordt er een onderscheid gemaakt tussen wettelijke termijnen (termijnen die worden vastgesteld door de wet, zoals termijnen voor het aanhangig maken van een zaak), gerechtelijke termijnen (termijnen die worden vastgesteld door de behandelend rechter, zoals de termijn voor het verschijnen van de partijen - zie artikel 245 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), opschortende termijnen (termijnen die de hoorzitting doen verzetten naar een latere datum als sanctie voor het niet in acht nemen van de termijn) en verplichte termijnen (termijnen die het tenietgaan van het recht tot gevolg hebben als sanctie voor het niet in acht nemen van de termijn). Het moment van aanvang en het moment van verstrijken van termijnen worden hieronder behandeld. Een termijn wordt gestuit indien een partij overlijdt voordat de termijn is verstreken. Indien de termijn aanving vanaf de betekening of kennisgeving van een document, zal de nieuwe termijn een aanvang nemen met de nieuwe betekening of kennisgeving aan de wettelijke opvolgers van de overledene. Indien de termijn aanving vanaf een andere gebeurtenis, zal de nieuwe termijn een aanvang nemen met de betekening of kennisgeving van de desbetreffende verklaring aan bovengenoemde personen. Indien een zaak wordt gestuit tijdens een termijn, wordt de termijn gestuit en begint de nieuwe termijn te lopen vanaf de datum waarop de zaak wordt overgedaan. De periode van 1 tot en met 31 augustus wordt niet meegeteld bij de berekening van de handelingstermijnen, zoals bedoeld in artikel 147, lid 7, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het gaat onder meer om termijnen voor het aanhangig maken van een zaak en termijnen voor het aantekenen van bezwaar).
De wet staat toe dat termijnen in onderlinge overeenstemming tussen de partijen en met instemming van de rechter worden verlengd. Zowel wettelijke als gerechtelijke termijnen kunnen worden verlengd, voor zover dit geen afbreuk doet aan de rechten van derden. Rechters zijn niet gebonden aan een verzoek tot verlenging van de overeenkomst en kunnen dergelijke verzoeken geheel of gedeeltelijk verwerpen, afhankelijk van hun beoordeling van de afzonderlijke omstandigheden. Dit betekent dat de partijen moeten aantonen waarom de verlenging gerechtvaardigd is. Ten slotte kunnen termijnen worden ingekort op grond van een rechterlijke beslissing na onderlinge overeenstemming tussen de partijen. Alle wettelijke termijnen kunnen worden ingekort, met uitzondering van termijnen voor het aanhangig maken van een zaak.
De termijn vangt aan op de dag die volgt op de gebeurentis die de termijn doet ingaan (momento ad momentum).
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kent geen bepalingen voor de verlenging of inkorting van termijnen indien documenten per post of anderszins worden verzonden.
De dag waarop de gebeurtenis zich voordoet die de termijn doet ingaan, telt alleen mee indien dit expliciet in de wet, de rechterlijke uitspraak of de overeenkomst is bepaald. Dit geldt niet voor de bepaling die stelt dat een bepaalde termijn aanvangt vanaf de datum van betekening of kennisgeving. De belangrijkste termijnen voor het instellen van hoger beroep, beroep in cassatie of het aantekenen van bezwaar gaan in vanaf de dag die volgt op de betekening of bekendmaking van het vonnis. Indien echter wordt bepaald dat de termijn vanaf een bepaalde dag een aanvang neemt, telt die dag mee bij de berekening. Wanneer de termijn aanvangt met de betekening of kennisgeving, is het voor de berekening van de termijn niet relevant of langs andere weg kennis is genomen van de inhoud van het te betekenen document.
Het is irrelevant of de termijn feestdagen omvat. Alleen als dit uitdrukkelijk is bepaald, tellen uitsluitend werkdagen mee bij de berekening van de termijn (zoals het geval is bij de termijn voor hoger beroep tegen een betalingsbevel).
Ook wanneer de termijn wordt uitgedrukt in maanden of jaren is het irrelevant of de termijn feestdagen bevat, tenzij de wet uitdrukkelijk bepaalt dat de termijn uitsluitend betrekking heeft op werkdagen.
Indien de termijn wordt uitgedrukt in jaren, verstrijkt de termijn aan het einde van dezelfde dag in het laatste jaar. Het is voor de berekening niet van belang of een van de jaren een schrikkeljaar is.
Indien de termijn wordt uitgedrukt in maanden, verstrijkt de termijn aan het einde van dezelfde dag van de laatste maand die overeenkomt met de aanvangsdag van de termijn. Indien een dergelijke dag niet bestaat, verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand. Hoeveel dagen een maand telt is niet van belang.
Een termijn van een half jaar komt overeen met een termijn van zes (6) maanden en een termijn van een halve maand komt overeen met een termijn van vijftien (15) dagen.
Indien de termijn wordt uitgedrukt in weken, verstrijkt de termijn aan het einde van dezelfde dag van de week die overeenkomt met de aanvangsdag van de termijn. Als de gebeurtenis zich voordoet op een maandag, verstrijkt de weektermijn de volgende maandag.
Als de termijn verstrijkt op een zaterdag, zondag, feestdag of een niet-werkdag, wordt deze verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
De wet staat toe dat termijnen in onderlinge overeenstemming tussen de partijen en met instemming van de rechter worden verlengd. Zowel wettelijke als gerechtelijke termijnen kunnen worden verlengd, voor zover dit geen afbreuk doet aan de rechten van derden. Rechters zijn niet gebonden aan een verzoek tot verlenging van de overeenkomst en kunnen dergelijke verzoeken geheel of gedeeltelijk verwerpen, afhankelijk van hun beoordeling van de afzonderlijke omstandigheden.
De aanspraak op wettelijke bescherming beslaat in de Griekse wetgeving zowel permanente als tijdelijke wettelijke bescherming, ongeacht de aard van het geschil. De gevallen waarbij een rechter, gezien de urgentie van de zaak of ter afwending van een dreigend gevaar, maatregelen kan bevelen om een recht veilig te stellen of om een situatie in goede banen te leiden en deze vervolgens kan wijzigen of intrekken, worden beslecht in kort geding (krachtens artikelen 682-738 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Gezien de urgentie van die gevallen, is de rechter bevoegd voor het bepalen van het tijdstip en de plaats waarop het verzoek om voorlopige maatregelen wordt gehoord, waarbij de rechter optreedt om tot een snelle oplossing te komen en rekening houdt met het recht van de partijen om te worden gehoord. Het is derhalve aan de rechter om de dagvaardingsmethode en de termijn voor de verschijning te bepalen, ook voor personen die in het buitenland verblijven of wiens verblijfplaats niet bekend is. De hoorzitting kan eventueel plaatsvinden op een zondag of een feestdag. Met uitzondering van voorlopige maatregelen, zijn bovengenoemde termijnen van toepassing voor alle civiele procedures en is er geen bepaling die de verlenging ervan mogelijk maakt.
De Griekse wetgeving kent hier geen bepalingen voor.
Er zijn geen procedurele gevolgen verbonden aan het niet in acht nemen van termijnen voor rechtshandelingen. Indien een termijn waarbinnen de partijen moeten handelen verstrijkt zonder dat ze enige handeling verrichten, gaat het recht teniet. Bij voorbereidingstermijnen verschillen de gevolgen. Zo kan een hoorzitting niet-ontvankelijk worden verklaard (zie artikel 271, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Restitutio in integrum is een rechtsmiddel dat in de grondwet is vastgesteld en dat een partij die omwille van overmacht of bedrog door de andere partij een termijn niet heeft nageleefd, in staat stelt een verzoek in te dienen tot herstel van de status quo die voorafging aan het verstrijken van de termijn.
Een verzoek tot herstel in de vorige toestand kan echter in uitzonderlijke gevallen niet worden ingediend als het gebaseerd is op a) een fout van de gemachtigde advocaat of wettelijke vertegenwoordiger van de eiser; b) feiten waarover de rechter zich tijdens de behandeling van een verzoek tot verlenging of opschorting van de termijn reeds heeft uitgesproken om de desbetreffende verlenging of opschorting toe te wijzen. In het verzoek moet worden vermeld waarom de termijn niet werd gehaald, moet het bewijs worden geleverd op basis waarvan de waarheid kan worden achterhaald, moet worden aangegeven welke handeling niet werd verricht of moet worden aangeven dat de handeling inmiddels is verricht. Het verzoek tot herstel in de vorige toestand dient te worden behandeld binnen dertig (30) dagen na de datum waarop het beletsel dat de oorzaak was van de overmacht werd opgeheven of waarop kennis werd genomen van het bedrog door de andere partij. Indien de bovenstaande termijn om eender welke reden niet wordt nageleefd, kan geen verzoek worden ingediend voor een nieuwe termijn (zie artikelen 152-158 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Een verzoek tot herstel in de vorige toestand kan echter in uitzonderlijke gevallen niet worden ingediend als het gebaseerd is op a) een fout van de gemachtigde advocaat of wettelijke vertegenwoordiger van de eiser; b) feiten waarover de rechter zich tijdens de behandeling van een verzoek tot verlenging of opschorting van de termijn reeds heeft uitgesproken om de desbetreffende verlenging of opschorting toe te wijzen. In het verzoek moet worden vermeld waarom de termijn niet werd gehaald, moet het bewijs worden geleverd op basis waarvan de waarheid kan worden achterhaald, moet worden aangegeven welke handeling niet werd verricht of moet worden aangeven dat de handeling inmiddels is verricht. Het verzoek tot herstel in de vorige toestand dient te worden behandeld binnen dertig (30) dagen na de datum waarop het beletsel dat de oorzaak was van de overmacht werd opgeheven of waarop kennis werd genomen van het bedrog door de andere partij. Indien de bovenstaande termijn om eender welke reden niet wordt nageleefd, kan geen verzoek worden ingediend voor een nieuwe termijn (zie artikelen 152-158 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In Spanje zijn er twee soorten termijnen voor proceshandelingen die door de wet worden vastgelegd: términos en plazos.
Een término verwijst naar het uiterste tijdstip waarop een gegeven proceshandeling moet zijn verricht.
Een plazo verwijst naar de tijdsperiode waarin de proceshandeling moet worden verricht. Termijnen worden uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren.
Als de wet geen termijn vastlegt, betekent dit dat de handeling onverwijld moet worden verricht.
Volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof (Tribunal Constitucional) kan elke vertraging van de gerechtelijke procedure leiden tot een inbreuk op het recht op een proces zonder onnodige vertraging. Het evenredigheidsbeginsel moet hier echter worden toegepast. Artikel 6, lid 1, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dat op 4 november 1950 werd ondertekend in Rome en de rechtspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) introduceren het concept van een redelijke termijn (die rekening houdt met factoren als de complexiteit van de zaak, de gebruikelijke duur van de zaak in kwestie, de belangen van de procespartij en haar procedurele houding, de houding van de instanties of de aandacht voor de beschikbare middelen). Als de rechtbank het concept van een redelijke termijn echter niet in acht neemt, heeft dit een invloed op het recht dat verankerd is in artikel 24, lid 2, van de Spaanse Grondwet.
Wanneer rechtbanken en gerechtsmedewerkers de termijnen niet in acht nemen zonder daar een goede reden voor te hebben, geeft dit bovendien aanleiding tot disciplinaire maatregelen uit hoofde van de Organieke wet op de rechterlijke macht (Ley Orgánica del Poder Judicial). Dit doet geen afbreuk aan het recht van de benadeelde partij om de nodige schadevergoeding te eisen.
Naast procestermijnen zijn er ook termijnen voor het uitoefenen van de materiële wettelijke rechten (verval- en verjaringstermijnen).
Verordening nr. 1182/71 wordt momenteel in het kader van de regeling van administratieve procedures omgezet in nationaal recht door artikel 48 van de wet betreffende de juridische regeling voor overheidsdiensten en de gemeenschappelijke administratieve procedures (Ley de Régimen Jurídico de las Administraciones Públicas y del Procedimiento Administrativo Común). Artikel 48 bevat de volgende bepalingen.
De kalender moet in het staatsblad en via andere media worden bekendgemaakt vóór de start van elk jaar opdat de bevolking er kennis van kan nemen.
Link naar de kalender van werkdagen van 2022.
Niet-werkdagen worden met het oog op gerechtelijke procedures vastgelegd in artikel 182 van de Organieke wet op de rechterlijke macht. Dit artikel bevat de volgende bepalingen:
Overeenkomstig artikel 183 van de Organieke wet op de rechterlijke macht zijn alle dagen in augustus voor alle gerechtelijke procedures niet-werkdagen, behalve voor procedures die volgens het procesrecht worden geacht spoedeisend te zijn.
De regels zijn vastgelegd in artikel 130 tot 136 van Hoofdstuk II, Titel V, Boek I van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Ley de Enjuiciamiento Civil) 1/2000, zoals gewijzigd door Wet 42/2015 van 5 oktober 2015.
De belangrijkste kenmerken van de geldende regels zijn als volgt.
a) Alle gerechtelijke procedures moeten worden uitgevoerd op werkdagen en tijdens de werkuren.
Werkdagen zijn alle dagen van het jaar, behalve zaterdagen en zondagen en officiële nationale, regionale en lokale feestdagen. De dagen in augustus zijn eveneens niet-werkdagen. Op deze dagen versturen rechtbanken evenmin elektronische berichten naar juridische beroepsbeoefenaars, tenzij de dagen als werkdagen worden beschouwd in het licht van de formaliteiten in kwestie.
Werkuren lopen van 8.00 uur tot 20.00 uur, tenzij de wet anders bepaalt voor een bepaalde procedure. Voor kennisgevingen en de tenuitvoerlegging worden de uren tussen 8.00 uur en 22.00 uur ook beschouwd als werkuren.
Voor bepaalde procedures, zoals het uitbrengen van biedingen in een elektronische veiling, wordt de termijn uitzonderlijk uitgedrukt in kalenderdagen, en zijn er geen werkuren van toepassing. Artikel 649 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering legt een termijn van twintig kalenderdagen vast die ingaat wanneer de veiling aanvangt. De veiling sluit pas een uur nadat de laatste bieding is uitgebracht, op voorwaarde dat die hoger is dan de vorige hoogste bieding, ook al betekent dit dat de initiële termijn van twintig dagen met 24 uur wordt verlengd.
b) Dagen en tijdstippen kunnen worden beschouwd als werkdagen en werkuren voor procedures die worden geacht spoedeisend te zijn, m.a.w. procedures waarbij een vertraging ernstige nadelen kan berokkenen aan de betrokken partijen of de goede rechtsbedeling, of een rechterlijke uitspraak kan tenietdoen. (Voorbeelden zijn de niet-vrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis en gerechtelijke maatregelen die worden getroffen in het belang van minderjarigen bij geschillen die voortvloeien uit civiele procedures.) Dit kan gebeuren op initiatief van de rechtbank of op verzoek van de betrokken partij, en kan hetzij door de griffier of door de rechtbank zelf, in voorkomend geval, worden gelast.
In ieder geval kunnen in augustus dringende maatregelen worden getroffen zonder dat daarvoor een uitdrukkelijke bevoegdverklaring vereist is. Het is evenmin vereist om toestemming te verkrijgen indien dringende maatregelen die worden getroffen tijdens werkuren noodzakelijkerwijs moeten worden voortgezet tijdens niet-werkuren.
c) Wat de berekening van de termijnen betreft, vangen termijnen aan op de dag die volgt op de juridische kennisgeving daarvan. De laatste dag van de termijn, die eindigt omstreeks middernacht, wordt meegeteld.
Wanneer de wet echter voorschrijft dat een termijn aanvangt zodra een andere termijn is verstreken, vangt de termijn aan op de dag na het verstrijken van de vorige termijn, zonder daar een nieuwe kennisgeving van te doen.
d) Er zijn twee manieren waarop processtukken worden uitgewisseld tussen de rechtbank en de procespartijen (artikel 135 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering):
Welke methode ook wordt gebruikt, stukken waarvoor een termijn geldt, kunnen worden ingediend tot en met 15.00 uur op de werkdag die volgt op de dag waarop de termijn verstrijkt.
Bij procedures in burgerlijke rechtbanken, mogen processtukken niet worden ingediend bij de rechtbank met wachtdienst.
e) Termijnen kunnen niet worden verlengd: indien een partij de termijn niet naleeft, verspeelt hij of zij de kans om de proceshandeling in kwestie uit te voeren.
LINK:
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Ley De Enjuiciamiento Civil)
Artikel 151 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering stelt dat alle beslissingen van rechtbanken of griffiers (Letrados de la Administración de Justicia) per definitie binnen drie dagen na de beslissing of bekendmaking moeten worden betekend of ter kennis gebracht.
Artikel 151, lid 2, stelt dat de betekening of kennisgeving aan de openbare aanklager, de juridische dienst van de staat, de griffier van de Cortes Generales en de wetgevende vergaderingen of de advocaat van de juridische dienst van de sociale zekerheid of andere overheidsdiensten van de autonome regio's of plaatselijke overheden, evenals de betekening of kennisgeving middels het bureau voor betekeningen van het college van procureurs, worden geacht te hebben plaatsgevonden op de eerstvolgende werkdag na de datum van ontvangst die formeel wordt geregistreerd of de datum die wordt vermeld in het ontvangstbewijs indien de betekening of kennisgeving elektronisch of online werd uitgevoerd. Wanneer de kennisgeving na 15.00 uur wordt verstuurd, wordt deze geacht te zijn ontvangen op de volgende werkdag.
Artikel 151, lid 3, bepaalt dat wanneer een document of bevel dat bij de betekening of kennisgeving hoort, wordt overhandigd op een datum na de ontvangst van de betekening of kennisgeving, de betekening of kennisgeving geacht wordt te hebben plaatsgevonden wanneer de overhandiging van het document is geregistreerd, op voorwaarde dat de gevolgen van de betekening of kennisgeving verband houden met het document.
Wanneer een beslissing door een gerechtsdeurwaarder (agente judicial) of per post wordt betekend of ter kennis gebracht, is de datum waarop het stuk wordt overhandigd door de gerechtsdeurwaarder of de postdienst en waarop een bewijs van ontvangst wordt ondertekend van belang.
Wanneer de betekening of kennisgeving plaatsvindt door middel van een bekendmaking uit hoofde van artikel 164 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering omdat het adres van de verweerder niet gekend is, vangt de termijn aan vanaf de dag die volgt op de bekendmaking op het mededelingenbord in de rechtbank, de publicatie in het Staatsblad of de elektronische publicatie.
Artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat, wanneer afschriften van stukken die door procureurs worden ingediend moeten worden doorgegeven aan de procureurs van de andere partijen en daardoor volgens de wet een termijn aanvangt waarin een proceshandeling moet worden uitgevoerd, die termijn aanvangt zonder tussenkomst van de rechtbank en dat die termijn wordt berekend vanaf de datum die volgt op de datum die wordt vermeld op de afschriften die werden doorgegeven of de datum waarop ze worden geacht elektronisch te zijn doorgegeven.
De termijn wordt berekend vanaf de dag die volgt op de gebeurtenis die volgens de wet de termijn doet ingaan.
Niet-werkdagen worden niet meegeteld bij de berekening van termijnen, tenzij zoals hierboven wordt toegelicht voor biedingen bij elektronische veilingen, waar de termijn wordt uitgedrukt in kalenderdagen.
Bij de berekening van termijnen voor spoedeisende zaken, worden de dagen in augustus niet beschouwd als niet-werkdagen: enkel zaterdagen, zondagen en officiële feestdagen worden niet meegeteld.
Termijnen die worden uitgedrukt in maanden of jaren worden berekend van de ene tot de andere datum. In de Spaanse wetgeving worden termijnen niet uitgedrukt in weken.
Wanneer in de laatste maand van de termijn geen dag voorkomt met hetzelfde datumgetal als de aanvangsdatum, verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand.
Als een termijn op een zaterdag, zondag of een andere niet-werkdag verstrijkt, wordt deze verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Termijnen kunnen niet worden verlengd. Ze kunnen echter wel worden gestuit en verlengd indien ze door overmacht niet kunnen worden nageleefd. In die gevallen wordt de termijn hervat zodra de reden voor de stuiting of de verlenging ophoudt te bestaan. De rechtbank moet, op eigen initiatief of op verzoek van de getroffen partij, het bestaan van de situatie van overmacht tijdens de hoorzitting die wordt bijgewoond door de andere partijen vaststellen (zie het antwoord op vraag 13).
De termijnen voor het instellen van de verschillende soorten beroep worden vastgelegd in de wet en kunnen niet worden verlengd. Voor het instellen van hoger beroep (recursos de apelación) en beroep in cassatie (recursos de casación) bedraagt de termijn 20 dagen vanaf de dag die volgt op de betekening of kennisgeving van de rechterlijke beslissing (artikel 458 en 479 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Wettelijke termijnen kunnen niet worden verlengd. In sommige gevallen eist de wet dat de rechtbank een specifieke datum en een specifiek tijdstip vastlegt voor het verrichten van een handeling.
Termijnen kunnen uitzonderlijk worden gestuit of verlengd in geval van overmacht:
Beide partijen kunnen in onderlinge overeenstemming verzoeken om de procedure op te schorten zonder opgave van redenen, om te trachten een akkoord of schikking tot stand te brengen of om zich te onderwerpen aan bemiddeling of arbitrage. De procedure kan maximaal 60 dagen worden opgeschort of kan worden opgeschort tot de bemiddeling is afgerond (artikel 19, lid 4, en artikel 415 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Indien een verzoek om rechtsbijstand wordt ingediend, zijn er twee mogelijke scenario’s, die vallen onder artikel 16 van Wet nr. 1/1996 van 10 januari 1996 (Wet inzake rechtsbijstand), zoals gewijzigd bij voornoemde Wet 42/2015:
De verjaringstermijn zal in ieder geval opnieuw starten wanneer de eiser in kennis is gesteld van de tijdelijke aanstelling van een advocaat door de orde van advocaten (Colegio de Abogados) of, in voorkomend geval, wanneer de raad voor rechtsbijstand zijn besluit neemt over het al dan niet verlenen van rechtsbijstand, en in elk geval binnen twee maanden na de indiening van het verzoek.
Indien het verzoek wordt afgewezen, duidelijk misbruik oplevert en uitsluitend bedoeld is om de termijnen te verlengen, kan de rechter die de zaak behandelt, de termijnen berekenen volgens de meest strikte voorwaarden waarin de wet voorziet, met alle gevolgen van dien.
In een mondelinge procedure in verband met uitzetting wegens niet-betaling of wegens het verstrijken van de termijn, voorziet artikel 441, lid 5, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in een ander geval van schorsing van de procedure wanneer de sociale diensten bevestigen dat het getroffen huishouden in een situatie van sociale en/of economische kwetsbaarheid verkeert. Na ontvangst van de mededeling schorst de griffier van de rechtbank de procedure totdat de door de sociale diensten passend geachte maatregelen zijn genomen, voor een periode van maximaal één maand vanaf de ontvangst van de mededeling van de sociale diensten aan de rechtbank, of van drie maanden indien de aanvrager een rechtspersoon is. Zodra de maatregelen zijn genomen of de termijn is verstreken, wordt de schorsing opgeheven en wordt de procedure voortgezet.
Niet van toepassing.
Een partij die een termijn niet in acht neemt, verliest doorgaans het recht om de proceshandeling in kwestie uit te voeren (artikel 136 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Een aantal van de belangrijkste voorbeelden:
Wanneer een partij in kennis wordt gesteld dat een termijn voor een bepaalde proceshandeling is verstreken, waardoor wordt overgegaan tot de volgende procedurefase, of wanneer een processtuk of verzoek van een partij wordt geweigerd omdat die te laat werden ingediend, kan de partij beroep aantekenen tegen de beslissing. Dit is bijvoorbeeld het geval als het verweer tegen een vordering wordt geweigerd omdat het na de termijn werd ingediend.
Een bij verstek veroordeelde partij aan wie het vonnis in persoon werd betekend of ter kennis gebracht kan uitsluitend in beroep gaan bij de volgende hogere rechtbank (recurso de apelación) of bij het Hooggerechtshof (recurso de casación). Deze vormen van beroep zijn eveneens mogelijk indien de betekening of kennisgeving plaatsvindt door middel van bekendmaking in officiële bladen of door middel van de elektronische publicatie. In beide gevallen moet beroep worden aangetekend binnen de in de wet vastgestelde termijn (artikel 500 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Een partij die voortdurend verstek heeft laten gaan, kan verzoeken om het definitieve vonnis nietig te verklaren indien de partij niet in staat was om te verschijnen voor de rechter of zich niet bewust was van het bestaan van de procedure omwille van overmacht (artikel 501 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het Franse recht onderscheidt verjaringstermijnen, vervaltermijnen en procestermijnen.
Verjaringstermijnen (délais de prescription) zijn de termijnen aan het einde waarvan een persoon een eigendomsrecht kan verkrijgen door bezit (délai de prescription acquisitive) of verliezen of zien vervallen als het recht niet is uitgeoefend (délai de prescription extinctive). Verjaringstermijnen kunnen worden opgeschort (suspension) en gestuit (interruption).
Vervaltermijnen (délais de forclusion/préfix) zijn bijzonder strikte termijnen die in het algemeen wettelijk zijn vastgelegd om een bepaalde vordering in te stellen. Wanneer de termijn verstrijkt, wordt de vordering als vervallen beschouwd. Vervaltermijnen kunnen niet worden opgeschort en in beginsel niet worden gestuit. Volgens de artikelen 2241 en 2244 van het Burgerlijk Wetboek worden deze termijnen echter wel gestuit door bepaalde handelingen, zoals een vordering om te verschijnen voor de rechtbank of een executiemaatregel (bv. een beslaglegging).
Procestermijnen (délais de procédure) zijn termijnen die van toepassing zijn op gerechtelijke procedures zodra de procedure is ingeleid. Deze termijnen zijn bij wet vastgelegd of worden vastgesteld door de rechter, al naar gelang de zaak. In tegenstelling tot vervaltermijnen betekent het einde van een procestermijn niet het einde van een proceshandeling. Procestermijnen kunnen niet worden opgeschort of gestuit.
De huidige wetgeving bepaalt dat de volgende dagen officiële feestdagen zijn:
Bepaalde departementen (départements) en territoriale publiekrechtelijke lichamen (communautés territoriales) kennen officiële feestdagen om de afschaffing van de slavernij te herdenken: 27 mei in Guadeloupe, 10 juni in Frans-Guyana, 22 mei in Martinique, 20 december in La Réunion en 27 april in Mayotte.
In de departementen Alsace en Moselle gelden 26 december en Goede Vrijdag ook als officiële feestdag.
Sinds Wet nr. 2008-561 van 17 juni 2008 (die overgangsbepalingen bevat) in werking is getreden, geldt in het gemene recht een verjaringstermijn van vijf jaar waarna een recht komt te vervallen (voorheen dertig jaar).
Er zijn echter talrijke uitzonderingen op dit beginsel, bijvoorbeeld voor procedures over burgerlijke aansprakelijkheid bij gebeurtenissen die lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad, waarvoor een verjaringstermijn van tien jaar is vastgelegd.
De looptijd van de verval- en procestermijnen is afhankelijk van de aard van de zaak en van de desbetreffende procedure.
In artikel 640 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is voor procestermijnen bepaald dat de termijn waarbinnen een handeling of formaliteit moet worden uitgevoerd, wordt berekend vanaf de datum van de handeling, de gebeurtenis, de beslissing of de betekening of kennisgeving die deze termijn doet ingaan.
Volgens het gemene recht gaat de verjaringstermijn van persoonlijke en roerende rechtsvorderingen in op de dag waarop de houder van een recht kennis had of zou hebben moeten gehad van feiten op grond waarvan het recht kan worden uitgeoefend. Er worden specifieke aanvangsmomenten vastgesteld in bepaalde zaken, zoals procedures over burgerlijke aansprakelijkheid bij gebeurtenissen die lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad. Volgens artikel 2226 van het Burgerlijk Wetboek gaat de verjaringstermijn van tien jaar in op het moment waarop het initiële of verergerde letsel is bevestigd.
Bij betekening van het stuk door een gerechtsdeurwaarder (huissier) is volgens artikel 664-1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de datum van betekening de dag waarop het stuk wordt overhandigd aan de geadresseerde of aan diens woon- of verblijfplaats wordt gelaten, dan wel, als het adres waar de geadresseerde woont, verblijft of werkt niet bekend is, de datum waarop de gerechtsdeurwaarder het officiële proces-verbaal opstelt waarin wordt aangegeven welke stappen zijn ondernomen om de geadresseerde te vinden. Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk elektronisch gebeurt, gelden de datum en het tijdstip van de toezending van het stuk aan de geadresseerde als de datum en het tijdstip van de betekening of kennisgeving.
Volgens de artikelen 668 en 669 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de datum van betekening of kennisgeving per post, de datum van verzending voor de afzender en de datum van ontvangst voor de geadresseerde. De datum van verzending is de datum die wordt vermeld op het stempel van de uitgevende instantie. De datum van ontvangst is de datum van het ondertekende ontvangstbewijs (récipissé) of de datum van ondertekening (émargement) door de geadresseerde. Indien de betekening of kennisgeving per aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst (avis de réception) gebeurt, is de datum van ontvangst de datum die door de post wordt aangebracht bij overhandiging van de brief aan de geadresseerde.
In afwijking hiervan stelt artikel 647-1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat de datum van betekening of kennisgeving van een buitengerechtelijk of gerechtelijk stuk in Frans-Polynesië, de eilanden Wallis en Futuna, Nieuw-Caledonië, de Franse Zuidelijke en Zuidpoolgebieden of in het buitenland, voor de afzender de datum is waarop de gerechtsdeurwaarder of de griffie (greffe) het exploot heeft verzonden, of bij ontstentenis daarvan, de datum van ontvangst door het bevoegde parket (parquet).
Volgens artikel 641 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vangt een termijn die in dagen wordt uitgedrukt, aan op de dag volgend op de dag van de handeling, de gebeurtenis, de beslissing of de betekening of kennisgeving. Deze regel is van toepassing op procestermijnen.
Evenzo wordt een verjaringstermijn waarna een recht vervalt wegens niet-uitoefening (délai de prescription extinctive), uitgedrukt in dagen en vangt deze aan op de dag na de dag van de gebeurtenis die de termijn doet ingaan. Indien de betekening of kennisgeving van een document niet in persoon is gebeurd, kan in het specifieke geval van beroepstermijnen de datum van de kennisgeving van het document aan de geadresseerde of de datum van de op het document gebaseerde uitvoeringsmaatregelen worden aangehouden als aanvangsdatum van de termijn.
Artikel 642 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een termijn die anders op een zaterdag, zondag, officiële feestdag of niet-werkdag zou verstrijken, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag.
Dit betekent dat de termijn doorloopt op zon- en feestdagen, maar dat deze wordt verlengd tot de eerstvolgende werkdag indien de laatste dag van de termijn een zaterdag, zondag, officiële feestdag of niet-werkdag is.
Artikel 641 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een termijn die wordt uitgedrukt in maanden of jaren, verstrijkt op de dag van de laatste maand of het laatste jaar die hetzelfde datumgetal heeft als de datum van de handeling, de gebeurtenis, de beslissing of de betekening of kennisgeving die de termijn doet ingaan. Als er in de volgende maand geen dag met hetzelfde datumgetal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand.
Indien een termijn wordt uitgedrukt in maanden en in dagen, worden eerst de maanden geteld en vervolgens de dagen.
De regel in artikel 642 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (zie de vorige vraag) geldt voor elke termijn, ongeacht of deze wordt uitgedrukt in dagen, maanden of jaren.
Artikel 641 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een termijn die wordt uitgedrukt in maanden of jaren, verstrijkt op de dag van de laatste maand of het laatste jaar die hetzelfde datumgetal heeft als de datum van de handeling, de gebeurtenis, de beslissing of de betekening of kennisgeving die de termijn doet ingaan. Als er in de volgende maand geen dag met hetzelfde datumgetal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand.
Indien een termijn wordt uitgedrukt in maanden en in dagen, worden eerst de maanden geteld en vervolgens de dagen.
De regel in artikel 642 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (zie de vorige vraag) geldt voor elke termijn, ongeacht of deze wordt uitgedrukt in dagen, maanden of jaren.
Zoals eerder aangegeven, wordt een termijn die anders op een zaterdag, zondag, officiële feestdag of niet-werkdag zou verstrijken, verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag.
De verlenging van de termijn tot en met de eerstvolgende werkdag is van toepassing op elke zaak en elke procedure.
Artikel 643 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat bij een vordering die wordt ingesteld bij een rechtbank in Europees Frankrijk, de oproepingstermijn (comparution) en de termijnen voor het aantekenen van beroep (appel), het aantekenen van bezwaar (opposition), het herzien van een vonnis (révision) en het instellen van een beroep in cassatie (recours en cassation) worden verlengd met:
Artikel 644 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat bij een vordering die wordt ingesteld bij een rechtbank in Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, Réunion, Mayotte, Saint-Barthélemy, Saint-Martin, Saint-Pierre en Miquelon, Frans-Polynesië en de eilanden Wallis en Futuna, de oproepingstermijn en de termijnen voor het aantekenen van beroep, het aantekenen van bezwaar en het herzien van een vonnis worden verlengd met:
In principe geldt volgens artikel 538 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een termijn van één maand voor een gewoon beroep bij zaken waarover in eigenlijke rechtspraak wordt beslist en een termijn van vijftien dagen bij zaken waarover in oneigenlijke rechtspraak wordt beslist. Er zijn echter diverse bepalingen die afwijken van dit principe. Zo bedraagt de beroepstermijn vijftien dagen in geval van uitspraken in kort geding, uitspraken van de uitvoerende rechter, uitspraken in familierechtelijke zaken en uitspraken van de kinderrechter over opvoedingsbijstand enz.
Met toestemming van de rechter kunnen de termijnen voor oproeping en dagvaarding voor gewone rechtbanken in het algemeen worden ingekort in noodgevallen. Die termijnen kunnen ook worden ingekort op grond van de wet of de verordening.
Zo kan het de partijen bijvoorbeeld worden toegestaan te dagvaarden voor een speciaal aangegeven datum in een kortgeding- of versnelde bodemprocedure, maar ook in het kader van een versneld kort geding (procédure à jour fixe).
In het algemeen kunnen rechtbanken eveneens besluiten het onderzoek naar de zaak naar een latere zitting te verschuiven om alle partijen de gelegenheid te geven voor de rechtbank te verschijnen.
Artikel 647 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat indien aan een partij die verblijft op een plaats waar zij voor een termijnverlenging in aanmerking komt, een tot haar gerichte beslissing wordt betekend of ter kennis gebracht op een plaats waar de plaatselijke bewoners niet voor een termijnverlenging in aanmerking komen, dezelfde termijn wordt gehanteerd als voor laatstgenoemden.
Met het verstrijken van een verjarings- of vervaltermijn vervalt het recht om een rechtsvordering in te stellen, zodat een vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard zonder inhoudelijk te worden beoordeeld.
Wanneer een bij wet of door de rechter vastgestelde procestermijn niet in acht wordt genomen, zijn de gevolgen afhankelijk van het soort termijn en de aard van de rechtshandelingen die moeten worden uitgevoerd. In de wet zijn geen sancties opgenomen voor het niet in acht nemen van een oproepingstermijn; volgens de jurisprudentie wordt een beslissing die vóór het verlopen van de termijn is gegeven, nietig verklaard indien de verweerder niet is verschenen.
Nalatigheid van de partijen in het kader van gestelde termijnen wordt doorgaans bestraft met het van de rol schrappen van de zaak. Het verzuim een proceshandeling te verrichten kan echter ook worden bestraft met nietigheid (bijvoorbeeld als de dagvaarding niet binnen de gestelde termijn aan de griffier wordt betekend) of met sluiting van het onderzoek in het kader van de voorbereiding van het dossier (gewone schriftelijke procedure).
Er bestaat geen enkele mogelijkheid om het vervallen van het vorderingsrecht ongedaan te maken. Dit is een rechtsgevolg van het verstrijken van de verjarings- of vervaltermijn.
Indien de wet hierin voorziet, heeft de rechtbank echter de mogelijkheid om het vervallen van de vorderingsrechten van een partij door het niet-naleven van een termijn deels ongedaan te maken. Artikel 540 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorziet in de mogelijkheid om het vervallen van de rechten als gevolg van het niet-naleven van de termijn voor het betwisten van een verstekvonnis of een vonnis dat geacht wordt op tegenspraak gewezen te zijn, deels nietig te verklaren indien de partij, zonder daaraan zelf schuld te hebben, niet tijdig heeft kunnen kennisnemen van het vonnis om het te betwisten of indien de partij niet in staat was om dit te doen.
Tegen de beslissing van een rechtbank een proceshandeling nietig te verklaren, kan een verzoek om verlening van een nieuwe termijn worden ingediend bij de rechter die de nietigverklaring heeft uitgesproken. Door dit soort nietigverklaring komt bovendien de lopende procedure ten einde, maar blijft het vorderingsrecht bestaan. Er kan dus een nieuw verzoek worden ingediend zolang er geen andere redenen zijn voor het vervallen van de procedure, met name het verstrijken van de vervaltermijn.
Tegen de beslissing de zaak van de rol te schrappen is geen beroep mogelijk. Door het van de rol schrappen wordt de procedure echter niet beëindigd. Dit betekent dat de opschorting van de verjarings- of de vervaltermijn door de dagvaarding blijft voortduren. De opschorting kan ongedaan worden gemaakt via een verzoek om de zaak weer op de rol te plaatsen dat is onderbouwd met bewijzen van uitvoering van de handelingen op grond waarvan de zaak van de rol was geschrapt.
Site Legifrance – Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Site Legifrance - Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in het Engels en het Spaans
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In de Republiek Kroatië worden termijnen voor burgerlijke rechtsvorderingen vastgelegd in de bepalingen van artikel 111 - 114 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zakon o parničnom postupku) (gepubliceerd in het staatsblad Narodne Novine van de Republiek Kroatië, nr. 53/91, 91/92, 112/99, 129/00, 88/01, 117/03, 88/05, 2/07, 84/08, 96/08, 123/08, 57/11, 25/13, 89/14 en 70/19; hierna: ZPP).
Een termijn is een specifieke tijdsperiode waarin een proceshandeling kan worden verricht of een specifieke tijdsperiode die moet zijn verstreken voordat een proceshandeling kan worden verricht.
Het Kroatische procesrecht erkent meerdere soorten termijnen:
De lijst van niet-werkdagen wordt in de Republiek Kroatië vastgelegd door de wet op feestdagen, herdenkingsdagen en niet-werkdagen (Zakon o blagdanima, spomendanima i neradnim danima u Republici Hrvatskoj) (gepubliceerd in het staatsblad Narodne Novine van de Republiek Kroatië nr. 110/19).
De officiële feestdagen in de Republiek Kroatië zijn:
Feestdagen zijn in de Republiek Kroatië niet-werkdagen.
Termijnen worden berekend in dagen, maanden en jaren.
De regels voor de berekening van termijnen gelden voor alle termijnen. De termijnen worden berekend in volledige dagen, van middernacht tot middernacht (computatio civilis, a die ad diem), en niet van moment tot moment door de uren en minuten te berekenen (computation naturalis, a momento ad momentum). Zie het antwoord onder 1) voor meer informatie over de algemene regels.
De aanvangsdatum is de datum waarop de procedure wordt ingeleid of de datum waarop een andere proceshandeling wordt uitgevoerd (bv. betekening, aankondiging). De looptijd moet vanaf die datum worden berekend. De aanvangsdatum wordt niet meegeteld voor termijnen die worden uitgedrukt in dagen. De eerstvolgende dag geldt als aanvang van de termijn.
De betekening of kennisgeving moet in de regel plaatsvinden op een werkdag, meer bepaald van zeven uur 's ochtends tot acht uur 's avonds, op het thuis- of werkadres van de persoon aan wie de betekening of kennisgeving gericht is, of in de rechtbank wanneer voornoemde persoon zich daar bevindt. De uitzondering op bovenstaande regel die stelt dat de betekening of kennisgeving moet plaatsvinden op een werkdag, meer bepaald van zeven uur 's ochtends tot acht uur ‘s avonds, geldt niet voor de betekening of kennisgeving per post of door een notaris.
De betekening of kennisgeving kan eveneens worden uitgevoerd op een ander tijdstip of een andere plaats met de toestemming van de persoon aan wie de betekening of kennisgeving moet worden gedaan.
Indien de rechtbank dit nodig acht, wordt een bevel uitgevaardigd tot betekening of kennisgeving op een andere plaats of een ander tijdstip. Bij deze vorm van betekening of kennisgeving moet een afschrift van de rechterlijke uitspraak voor het bevel worden overhandigd aan de persoon aan wie de betekening of kennisgeving moet worden gedaan. Deze uitspraak behoeft geen toelichting.
Indien een termijn wordt berekend in dagen, wordt de dag waarop de betekening of kennisgeving werd gedaan of de dag van de gebeurtenis die de termijn doet ingaan niet meegeteld. De termijn vangt derhalve aan op de eerstvolgende dag.
Een voorbeeld: indien de gebeurtenis waarna een termijn van 15 dagen ingaat plaatsvond op 5 februari, verstrijkt de termijn van 15 dagen op 20 februari omstreeks middernacht.
De berekening van de termijn begint derhalve niet op de dag van de gebeurtenis (dies a quo), maar op de volgende dag.
Als de termijn wordt uitgedrukt in dagen, dan verwijzen die dagen naar kalenderdagen. Valt de laatste dag van een termijn echter op een officiële feestdag, een zondag of een andere dag waarop de rechtbank gesloten is, dan verstrijkt die termijn aan het einde van de eerstvolgende werkdag.
Termijnen die in maanden of jaren zijn uitgedrukt, verstrijken in de laatste maand of het laatste jaar aan het einde van de dag met hetzelfde datumgetal als de dag waarop de termijn aanving.
Als er in de laatste maand geen dag met hetzelfde datumgetal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand.
Zie punt 8.
Ja.
Een termijn die door een rechtbank wordt vastgesteld kan slechts eenmaal worden verlengd op verzoek van een betrokkene, indien daar gegronde redenen voor bestaan.
Het verzoek moet worden ingediend voordat de termijn waarvoor een verlenging wordt aangevraagd is verstreken.
Er kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak over de verlenging van een termijn.
De verlengde termijn vangt aan op de eerstvolgende dag na het verstrijken van de termijn waarvoor de verlenging werd aangevraagd.
Partijen kunnen hoger beroep instellen tegen een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg binnen vijftien dagen volgend op de datum waarop een afschrift van het vonnis werd betekend of ter kennis gebracht, tenzij deze wet een andere termijn vastlegt. Bij geschillen over cheques en wissels bedraagt de termijn acht dagen.
Deze termijnen om hoger beroep in te stellen worden tussen 1 en 15 augustus geschorst.
Een termijn die door een rechtbank wordt vastgesteld kan slechts eenmaal worden verlengd op verzoek van een betrokkene, indien daar gegronde redenen voor bestaan.
De bepalingen van burgerlijke rechtsvordering in de Republiek Kroatië voorzien niet in een verlenging van de termijn op basis van de verblijfplaats van de partijen.
De gevolgen zijn afhankelijk van het juridische karakter van de termijnen, m.a.w. indien de partij geen proceshandeling verricht binnen de voorgeschreven wettelijke termijn - die niet verlengbaar is - verliest de partij door die niet-naleving het recht om die proceshandeling later te verrichten.
Daarnaast zijn er termijnen waarbij de partij het recht om de proceshandelingen later te verrichten niet verliest wanneer hij of zij de termijn niet in acht neemt. Dit zijn indicatieve termijnen.
Indien een partij niet verschijnt op een hoorzitting of geen proceshandelingen verricht binnen de termijn en daardoor het recht verliest om die proceshandeling alsnog te verrichten, kan de rechtbank die partij toestaan om, op zijn of haar verzoek, die proceshandelingen later te verrichten (verzoek om een terugkeer naar een eerdere toestand), als die van oordeel is dat er gegronde redenen waren voor het verzuim.
Het verzoek moet binnen acht dagen na de datum waarop de reden voor het verzuim ophoudt te bestaan worden ingediend; indien de partij pas later kennisneemt van het verzuim, vangt bovenstaande termijn aan op het moment waarop hij of zij daar kennis van neemt. Wanneer twee maanden zijn verstreken na de datum van het verzuim, kan niet langer een verzoek tot terugkeer naar een eerdere toestand worden ingediend.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Er zijn drie categorieën procestermijnen, d.w.z. de tijd waarbinnen een bepaalde procedurele stap moet worden genomen: a) verplichte termijnen (perentorio): niet-inachtneming leidt tot ongeldigheid van de stap; b) termijnen van orde (ordinatorio): niet-inachtneming leidt niet tot ongeldigheid of nietigheid; en c) minimumtermijnen (dilatorio): niet-inachtneming leidt tot ongeldigverklaring van de stap indien deze vóór de bewuste datum is genomen (wetboek van burgerlijke rechtsvordering, artikelen 152 t/m 155, zie de bijlage waarnaar verderop wordt verwezen).
De volgende dagen worden beschouwd als niet-werkdagen: alle zondagen, 1 januari, 6 januari, 25 april, paasmaandag, 1 mei, 2 juni, 15 augustus, 1 november, 8 december, en 25 en 26 december.
Bij het bepalen van procestermijnen wordt de aanvangsdag (dies a quo) niet meegeteld. Indien de laatste dag (dies ad quem) een niet-werkdag is, wordt de termijn automatisch verlengd tot de volgende werkdag. Indien de wet een termijn in hele dagen (giorni liberi) bepaalt, dienen zowel de aanvangsdag als de einddag buiten de berekening te worden gelaten.
Indien de wet niet uitdrukkelijk een verplichte termijn oplegt, wordt de termijn als termijn van orde beschouwd.
Voor de berekening van termijnen die in maanden of jaren worden uitgedrukt, wordt de gewone kalender gebruikt. De termijn loopt dus af op het laatste moment van de dag van de maand die overeenkomt met de oorspronkelijke dag van de maand, of in het geval van een termijn uitgedrukt in jaren, op het laatste moment van de dag van de maand en het daaropvolgende jaar dat overeenkomt met de oorspronkelijke dag van de maand en het jaar, waarbij het niet relevant is dat er maanden zijn met 31 of 28 dagen of dat de berekening de maand februari in een schrikkeljaar omvat.
Verplichte termijnen kunnen niet worden verlengd.
Krachtens de bij Wetsbesluit nr. 132/2014 uitgevoerde hervorming worden procestermijnen in zaken van de gewone en bestuursrechtbanken (met uitzondering van arbeidszaken) tijdens de jaarlijkse zomersluiting van 1 tot en met 31 augustus (voorheen 15 september) automatisch opgeschort, en beginnen deze (opnieuw) te lopen na deze opschortingsperiode.
Indien de aanvangsdatum niet door de rechter wordt gespecificeerd, begint de termijn normaliter te lopen vanaf het moment dat de partij daadwerkelijk of juridisch op de hoogte is van de verplichting (bijvoorbeeld: de termijn voor het instellen van hoger beroep, begint op het tijdstip van de kennisgeving van de beslissing of, bij gebreke daarvan, de bekendmaking ervan).
Dit gebeurt in de volgende twee gevallen:
a) Met betrekking tot termijnen die beginnen te lopen vanaf de datum van betekening of kennisgeving van een document (zoals bijvoorbeeld de beroepstermijn tegen de uitspraak):
Voor de korte termijn die is bepaald in artikel 325 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (30 dagen voor het eerste beroep, 60 dagen voor een beroep met betrekking tot een rechtsvraag aan het hof van cassatie) telt het moment van ontvangst van het afschrift van het vonnis door de geadresseerde. Het moment waarop een termijn begint te lopen kan dus inderdaad afhankelijk zijn van de manier van bezorging, aangezien postbezorging meer tijd kan kosten dan betekening door een gerechtsdeurwaarder.
b) Het constitutioneel hof heeft met betrekking tot betekening per post (uitspraken nr. 477 van 2002 en nr. 28 van 2004) bevestigd dat de betekening van een gerechtelijk document wordt verondersteld te zijn voltooid op het moment waarop het document aan de gerechtsdeurwaarder wordt overhandigd, dit ongeacht de daaropvolgende wijze van betekening (per post of in persoon door de gerechtsdeurwaarder), terwijl ten aanzien van de geadresseerde de betekeningsprocedure wordt voltooid op de datum waarop hij of zij het document ontvangt. Het moment waarop de partij die het stuk wenst te laten betekenen, kan stellen dat de betekening is voltooid, wordt hier onderscheiden van het moment waarop de betekening van het stuk met betrekking tot de geadresseerde als voltooid kan worden beschouwd.
Dit uitgangspunt is reeds aanvaard in Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad. Het beginsel betreft uitsluitend de tijdigheid van de betekening van het document, in die zin dat de wettelijke termijn door de betekenende partij wordt verondersteld in acht te zijn genomen, indien het te betekenen document vóór het verstrijken van de termijn aan de gerechtsdeurwaarder wordt overhandigd. Het heeft geen gevolg voor de andere termijnen, hetgeen het moment is van de kennisgeving of overhandiging van het document aan de geadresseerde, de publicatie van een gerechtelijke uitspraak of een van de andere gebeurtenissen die hierboven uitgebreid zijn behandeld.
Nee, de dag waarop de handeling is voltrokken wordt niet meegeteld.
Alle dagen worden meegeteld; alleen indien de termijn op een officiële feestdag verstrijkt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Wanneer een periode wordt uitgedrukt in maanden of jaren, worden kalendermaanden en -jaren bedoeld.
In die gevallen loopt de termijn af op het laatste moment van de dag van de maand die overeenkomt met de oorspronkelijke dag van de maand, of in het geval van een termijn uitgedrukt in jaren, op het laatste moment van de dag van de maand en het daaropvolgende jaar dat overeenkomt met de oorspronkelijke dag van de maand en het jaar, waarbij het niet relevant is dat er maanden zijn met 31 of 28 dagen of dat de berekening de maand februari in een schrikkeljaar omvat.
Inderdaad.
Verplichte termijnen kunnen niet worden verlengd. De partijen kunnen de rechter echter om verlenging verzoeken indien ze kunnen aantonen dat ze door overmacht de termijn niet hebben gehaald.
Ten eerste moet onderscheid worden gemaakt tussen lange en korte termijnen.
De lange termijn bedraagt zes maanden vanaf de bekendmaking van de uitspraak. De korte termijn, die begint zodra de uitspraak is bekendgemaakt, bedraagt 30 dagen voor het eerste beroep bij een hof van beroep en 60 dagen voor een beroep met betrekking tot een rechtsvraag aan het hof van cassatie. Verzoekschriften in verband met derdenverzet (opposizione di terzo revocatoria) en verzoekschriften om herziening (revocazione) moeten worden ingediend binnen 30 dagen na ontdekking van de fraude of de fout waarop het verzoekschrift is gestoeld. Beroep wegens onbevoegdheid moet binnen 30 dagen worden aangetekend.
In het algemeen mag de rechter naar eigen goeddunken termijnen vaststellen binnen een wettelijk vastgestelde periode. De termijnen voor het verschijnen van de partijen echter worden niet bepaald door de rechter, maar zijn van rechtswege vastgesteld. Krachtens artikel 168bis van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan de rechter de datum van de eerste hoorzitting met maximaal 45 dagen uitstellen.
In Italië is er geen algemene regel voor het toewijzen van een verlenging van de termijnen. In bepaalde gevallen zijn de termijnen wegens natuurrampen opgeschort. Derhalve geldt de verlenging in de regel alleen voor de persoon op wie of het gebied waarop de maatregel of het ministerieel decreet betrekking heeft.
In geval van de niet-inachtneming van een verplichte termijn komt er een einde aan de bevoegdheid om de desbetreffende handeling te verrichten.
De in gebreke blijvende partijen kunnen de rechter om verlenging van de termijn verzoeken indien ze kunnen aantonen dat ze door overmacht niet in staat zich aan de termijn te houden
Procestermijnen: wetboek van burgerlijke rechtsvordering, artikelen 323–338 (72 Kb)
Procestermijnen: wetboek van burgerlijke rechtsvordering, artikelen 152–155 (41 Kb)
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Dit zijn de belangrijkste termijnen op basis van de regels voor civiele procedures:
Termijn om gerechtelijke documenten te registreren:
In het geval van een algemeen bekrachtigde dagvaarding moet de eiser een conclusie van eis bij de rechtbank indienen en deze binnen 10 dagen na de datum waarop de verweerder zijn/haar memorandum van verschijning heeft ingediend aan de verweerder bezorgen, tenzij de rechtbank anders bepaalt.
Het verweerschrift van een verweerder die zijn/haar memorandum van verschijning al heeft ingediend moet binnen 14 dagen na ontvangst van de conclusie van eis worden ingediend, tenzij deze termijn door de rechtbank wordt verlengd.
Termijn om een rechterlijke uitspraak ten uitvoer te leggen:
Een rechterlijke uitspraak kan ten uitvoer worden gelegd binnen 6 jaar na de datum waarop deze uitvoerbaar is geworden. Als het niet mogelijk is een rechterlijke uitspraak binnen de gestelde termijn ten uitvoer te leggen, kan de eiser een verzoek indienen om de uitspraak te vernieuwen (hetgeen een indirecte verlenging van de termijn inhoudt).
Op zaterdag en zondag en op de volgende dagen wordt er in Cyprus niet gewerkt:
Daarnaast zijn de volgende periodes op grond van regel 61 voor civiele procedures officiële vrije dagen voor het rechtsstelsel:
Hoorzittingen of andere procedures kunnen in bovengenoemde periodes alleen worden gehouden op basis van instructies van het Hooggerechtshof of van een rechter indien de procedure onder zijn/haar bevoegdheid valt.
De termijn start op de dag na betekening, aangezien 'dagen' overeenkomstig artikel 2 van de wet inzake wetsinterpretatie 'etmalen' betekenen.
Overeenkomstig de regels voor civiele procedures moeten documenten in de Republiek Cyprus persoonlijk door een gerechtsdeurwaarder [deurwaarder] worden betekend (behalve in uitzonderlijke gevallen waarin het Hof op verzoek anderszins heeft bepaald). De datum van betekening heeft geen invloed op de termijn.
Nee. Zie het antwoord op vraag 4.
Als een termijn in dagen wordt uitgedrukt, worden hiermee 'kalenderdagen' bedoeld, tenzij de rechtbank in een bepaalde zaak anders heeft bepaald. De rechtbank kan bijvoorbeeld bepalen dat het bezwaar van de verweerder 'binnen 3 werkdagen vanaf vandaag' moet worden geregistreerd of dat de beschikking 'binnen 5 werkdagen na het opstellen ervan' moet worden betekend (bijv. aan de verweerder in een ex-parte procedure of aan een bankinstelling in het kader van een procedure ten behoeve van het bevriezen van een bankrekening).
De wet inzake wetsinterpretatie bepaalt dat 'dagen' altijd 'etmalen' betekenen.
De termijn wordt uitgedrukt in kalenderweken of -maanden.
In deze gevallen vervalt de termijn na het verstrijken van het laatste uur van de laatste dag van de week, de maand of het jaar van de termijn.
Ja, in deze gevallen wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Overeenkomstig regel 57, bepaling 2, voor civiele procedures kan de rechtbank alle termijnen verlengen en verkorten die in bovenstaande regels worden genoemd of die in een relevante beschikking worden beschreven, zonder dat hiervoor voorwaarden gelden of met inachtneming van voorwaarden in het belang van het recht.
Tegen een voorlopige of definitieve beschikking met betrekking tot een kwestie die geen zaak vormt en tegen de afwijzing van een voorlopig verzoek kan beroep worden aangetekend binnen 14 dagen na de datum waarop de beschikking bindend is geworden of de datum waarop het verzoek is afgewezen.
In alle andere gevallen (bijv. beroep tegen een definitieve uitspraak in een burgerlijke zaak) moet het beroep worden aangetekend binnen 6 weken na de datum waarop de uitspraak bindend is geworden.
Deze termijn kan alleen in zeer zeldzame en uitzonderlijke gevallen worden verlengd.
De termijnen voor het aanhangig maken van een zaak worden beschreven in de wet inzake verjaring 165(I)/2002.
Nadat de aanhangigmaking is betekend, heeft de verweerder 10 dagen de tijd om zijn/haar memorandum van verschijning in te dienen.
De andere datums waarop de partijen voor de rechtbank dienen te verschijnen worden door de rechtbank zelf vastgesteld.
De eerste verschijningsdatum wordt in het geval van een verzoek door de griffie van de rechtbank vastgesteld na indiening van het verzoek, tenzij er een speciale reden bestaat om een specifieke verschijningsdatum vast te stellen. In dat geval wordt de specifieke datum pas vastgesteld na toestemming van de rechtbank die de zaak behandelt.
Zie het antwoord op vraag 11 voor meer informatie over het wijzigen van andere termijnen.
Als in de jurisdictie het Cypriotisch recht van toepassing is, gelden dezelfde regels en dezelfde termijnen, ongeacht de woonplaats van de partij aan wie de betekening is gedaan.
Als een verweerder zijn/haar memorandum van verschijning niet indient of vervolgens zijn/haar verweerschrift niet binnen de gestelde termijnen overlegt, kan de eiser een verzoek indienen voor een uitspraak in zijn/haar voordeel.
Op dezelfde manier kan een verweerder een verzoek tot afwijzing van de zaak indienen als de eiser in het geval van een algemeen bekrachtigde dagvaarding zijn/haar conclusie van eis niet binnen de gestelde termijn heeft ingediend.
Daarnaast kan de rechtbank een bezwaar tegen een verzoek dat na het verlopen van de gestelde termijn is ingediend negeren, waardoor de verweerder die in gebreke is gebleven zijn/haar recht kan verliezen om tijdens de procedure te worden gehoord.
Een in gebreke blijvende eiser waarvan de zaak is afgewezen, kan verzoeken de zaak weer te openen.
Een in gebreke blijvende verweerder die in het ongelijk is gesteld, kan verzoeken de uitspraak te vernietigen.
Dergelijke verzoeken wordt bij wijze van uitzondering toegewezen.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Procestermijnen zijn perioden waarbinnen een proceshandeling moet worden uitgevoerd.
Procestermijnen kunnen als volgt worden ingedeeld, afhankelijk van wie eraan gebonden is:
- De termijnen die een rechter of deurwaarder in acht moet nemen, zijn vastgesteld bij wet en zijn doorgaans kort. In civiele procedures variëren deze termijnen van één tot dertig dagen (voorbeelden: artikel 102, lid 2, van de Wet op de burgerlijke rechtsvordering (Civilprocesa likums; hierna “WBRv”): vijftien dagen; artikel 140, lid 9, WBRv: dertig dagen; artikel 341.6, lid 2, WBRv: vijftien dagen). De rechter moet binnen zeven dagen na ontvangst van een verzoekschrift beslissen of het verzoek ontvankelijk is. Op een verzoekschrift dat strekt tot de terugkeer van een kind naar Letland en dat bij een instantie in het buitenland moet worden ingediend, moet de rechter echter binnen vijftien dagen na de indiening ervan ter zitting een beslissing geven. Over maatregelen voor het zekerstellen van een vordering moet uiterlijk op de dag nadat het daartoe strekkende verzoek is ingediend, een beslissing worden gegeven. Een verzoek om voorlopige bescherming tegen geweld moet uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst ervan worden behandeld voor zover geen aanvullend bewijs nodig is of indien uitstel de rechten van verzoeker aanzienlijk zou kunnen aantasten; in andere gevallen moet het verzoek binnen twintig dagen na de ontvangst ervan worden behandeld. Voor bepaalde categorieën zaken geldt een termijn waarbinnen met de behandeling van een zaak moet worden begonnen of de zaak moet worden herzien en uitspraak moet worden gedaan. Binnen drie dagen nadat uitspraak is gedaan of, in het geval van een verkorte uitspraak, binnen drie dagen nadat de volledige uitspraak is opgesteld, moet aan de partijen een afschrift van de uitspraak worden toegezonden. In het recht zijn ook andere termijnen vastgesteld. Soms moet een rechtbank of deurwaarder bepaalde handelingen onmiddellijk uitvoeren. In bepaalde wettelijk omschreven gevallen kan een rechtbank een algemene termijn nader invullen en op die manier zelf bepalen binnen welke termijn een handeling moet worden uitgevoerd. In complexe zaken kan de rechtbank een verkorte uitspraak opstellen, die slechts bestaat uit een inleidend gedeelte en een dictum. De rechtbank moet dan binnen veertien dagen een volledige uitspraak opstellen en in de verkorte uitspraak aangeven op welke datum die gereed zal zijn. In de Wet op de burgerlijke rechtsvordering zijn geen specifieke termijnen vastgesteld waarbinnen een civiele zaak in rechte moet worden behandeld. Artikel 28 van de Wet inzake de rechterlijke macht (Likums par tiesu varu) bepaalt echter dat om een persoon in staat te stellen zijn geschonden rechten te verdedigen, de zaak “tijdig” moet worden behandeld, dat wil zeggen zo snel mogelijk. Tegelijkertijd zijn in de Wet op de burgerlijke rechtsvordering, in afwijking van de regels voor de gewone procesvoering, specifieke termijnen vastgesteld voor bepaalde categorieën zaken die onder een bijzondere procedure vallen. Over een verzoek om gedwongen tenuitvoerlegging van een onbetwiste verbintenis moet de rechter bijvoorbeeld beslissen binnen zeven dagen na de ontvangst ervan. Voorts zijn er bepaalde in bijzondere wetgeving gestipuleerde zaken die in het kader van een buitengewone procedure moeten worden behandeld (zo bepaalt de Wet op de bescherming van de rechten van het kind (Bērnu tiesību aizsardzības likums) dat vorderingen die op de rechten en belangen van kinderen betrekking hebben, met voorrang moeten worden behandeld).
- In de Wet op de burgerlijke rechtsvordering zijn ook specifieke termijnen voor proceshandelingen van partijen vastgesteld: ten minste veertien dagen vóór aanvang van de zitting moet het bewijs worden ingediend, tenzij de rechter een andere termijn vaststelt (zeven dagen in het geval van een schriftelijke procedure); voor bezwaarschriften (blakus sūdzība) geldt een termijn van tien dagen; voor het instellen van hoger beroep (apelācija) twintig dagen enz. In de meeste gevallen worden de termijnen voor procespartijen en andere belanghebbende partijen echter bepaald door rechters of deurwaarders, die op basis van een in de wet neergelegde algemene termijn een specifieke datum vaststellen of dat onafhankelijk doen, rekening houdend met het type proceshandeling, de reisafstand van partijen en andere omstandigheden.
Termijnen voor personen die geen procespartij zijn, kunnen alleen door de rechtbank of de rechter worden vastgesteld.
De belangrijkste termijnen zijn:
• termijn voor het indienen van bewijs: tenzij de rechter anders beslist, moet bewijs uiterlijk veertien dagen vóór de zitting worden ingediend (zeven dagen vóór de inleiding van de procedure in het kader van de schriftelijke procedure). Tijdens de behandeling van een zaak kan bewijs worden ingediend op een met redenen omkleed verzoek van een procespartij of een derde, mits de behandeling van de zaak daardoor geen vertraging oploopt en de rechtbank van oordeel is dat er goede redenen zijn voor het niet tijdig indienen van het bewijs of als het bewijs betrekking heeft op feiten die pas tijdens de procedure bekend zijn geworden. De beslissing van de rechtbank om geen nieuw bewijs toe te laten, is niet vatbaar voor beroep. De bezwaren tegen een dergelijke beslissing kunnen wel tijdens een eventueel hoger beroep (apelācija) of cassatieberoep (kasācija) naar voren worden gebracht;
• termijn voor het indienen van een verweerschrift: zodra de procedure is gestart, wordt het verzoekschrift naar het officiële elektronische adres van de verweerder verstuurd of per aangetekende post aan de verweerder toegezonden, waarbij een termijn voor het indienen van een verweerschrift wordt vastgesteld die kan variëren van vijftien tot dertig dagen vanaf de dag van toezending van het verzoekschrift;
• termijn voor het corrigeren of aanvullen van een verzoek tot heropening van een procedure en een nieuwe behandeling van een zaak: wanneer een vonnis bij verstek is gewezen, heeft de verweerder twintig dagen de tijd, te rekenen vanaf de dag dat het vonnis aan hem is toegezonden, om bij de rechtbank een verzoek tot heropening van de procedure en een nieuwe behandeling van de zaak in te dienen.
Termijn voor schorsing van de procedure:
Termijn voor het instellen van hoger beroep: een eventueel hoger beroep tegen een uitspraak in eerste aanleg moet binnen twintig dagen worden ingesteld. Wanneer verkort vonnis is gewezen, gaat de beroepstermijn in op de datum die de rechtbank heeft vastgesteld voor het opstellen van de volledige uitspraak. Indien de volledige uitspraak na de vastgestelde datum wordt opgesteld, gaat de beroepstermijn in op de dag dat de uitspraak is opgesteld. Hoger beroep dat na het verstrijken van deze termijn wordt ingesteld, is niet ontvankelijk en wordt aan de appellant geretourneerd.
Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen tien dagen nadat de rechtbank de beslissing heeft gegeven waartegen de vordering is gericht, tenzij de Wet op de burgerlijke rechtsvordering anders bepaalt. Een bezwaarschrift dat later wordt ingediend, is niet ontvankelijk en wordt aan de indiener geretourneerd.
Termijn voor het indienen van een verzoek om de behandeling van nieuwe feiten – de termijn voor het indienen van een dergelijk verzoek gaat in:
Termijnen voor het indienen van executiedocumenten: een executiedocument voor gedwongen executie kan worden ingediend tot tien jaar nadat de beslissing van een rechtbank of rechter in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij bij wet een andere termijn is vastgesteld.
Wanneer in een rechterlijke beslissing is vastgesteld dat een schuld moet worden afgelost in termijnen, blijven de executiedocumenten gedurende de hele aflossingstermijn geldig; bovengenoemde termijn van tien jaar vangt voor iedere betaling aan op de laatste dag waarop deze betaling verschuldigd is.
Krachtens de Wet op vrije dagen, herdenkingsdagen en feestdagen zijn de volgende data als officiële vrije dagen vastgesteld:
De orthodoxen, oudgelovigen en gelovigen van andere religieuze denominaties vieren Pasen, pinksterzondag en Kerstmis op de dagen die deze religieuze denominaties hebben vastgesteld.
Indien 4 mei, de slotdag van het nationale Letse zang- en dansfestival, of 18 november op een zaterdag of zondag vallen, is de volgende werkdag een officiële feestdag.
Proceshandelingen moeten worden uitgevoerd binnen de wettelijk vastgestelde termijnen. Indien er geen wettelijke termijn is vastgesteld, wordt deze bepaald door de rechter. De termijn die door de rechter wordt bepaald, moet lang genoeg zijn om een proceshandeling te kunnen uitvoeren.
De termijn kan een concrete datum zijn, een periode die eindigt op een bepaalde datum of een periode uitgedrukt in jaren, maanden, dagen of uren. Als de proceshandeling niet op een specifieke datum hoeft te worden uitgevoerd, kan deze op elk moment binnen de vastgestelde termijn worden uitgevoerd. De termijn kan ook worden bepaald door het vaststellen van een gebeurtenis die moet plaatsvinden om de termijn te doen ingaan.
Een procestermijn uitgedrukt in jaren, maanden of dagen begint te lopen op de dag volgend op de datum of gebeurtenis die bepalend is voor de berekening van de termijn.
Een procestermijn uitgedrukt in uren begint te lopen vanaf het uur dat volgt op het uur waarin de voor de berekening van de termijn bepalende gebeurtenis plaatsvindt.
Gerechtelijke stukken worden voornamelijk langs elektronische weg naar personen verzonden, via een onlinesysteem, indien de geadresseerde de rechtbank heeft medegedeeld dat hij of zij ermee instemt om met de rechtbank te communiceren via het onlinesysteem; naar het door de geadresseerde verstrekte elektronische adres indien de geadresseerde de rechtbank heeft medegedeeld dat hij of zij instemt met het gebruik van e-mail voor correspondentie met de rechtbank; naar het officiële elektronische adres van de geadresseerde. Wanneer de stukken langs elektronische weg worden verzonden, worden zij geacht te zijn uitgereikt of ter kennis gebracht op de derde dag volgende op de datum van verzending.
Indien het niet mogelijk is om gerechtelijke stukken langs elektronische weg aan een natuurlijke persoon toe te zenden, worden zij naar het opgegeven woon- of verblijfadres van de natuurlijke persoon gezonden. Gerechtelijke stukken kunnen ook op iemands werkplek worden bezorgd. Indien het niet mogelijk is om gerechtelijke stukken langs elektronische weg aan een rechtspersoon toe te zenden, worden zij naar het adres van de statutaire zetel van de rechtspersoon gezonden. Indien de stukken per post worden toegezonden, worden zij geacht te zijn betekend op de zevende dag nadat ze zijn verzonden.
Gerechtelijke stukken kunnen worden betekend of ter kennis gebracht van de geadresseerde zelf of van een meerderjarig familielid dat bij de geadresseerde verblijft. In dat geval worden de stukken geacht te zijn betekend op de datum dat ze door de geadresseerde of een andere persoon zijn aanvaard.
Het feit dat gerechtelijke stukken zijn afgeleverd op het officiële woonadres van een natuurlijke persoon, dan wel op een aanvullend adres dat is opgegeven of op een speciaal correspondentieadres voor gerechtelijke stukken of, in het geval van een rechtspersoon, op de plaats van statutaire vestiging, en dat van de postdienst een bewijs van ontvangst is verkregen dan wel de stukken zijn teruggezonden, maakt geen verschil voor het gegeven dat de stukken zijn betekend. De geadresseerde kan het vermoeden dat de stukken op de zevende dag na toezending zijn betekend, in het geval van toezending per post, of op de derde dag, in het geval van toezending per e-mail of verzending via het onlinesysteem, weerleggen door objectieve, niet aan hem toerekenbare omstandigheden die hem hebben belet om de stukken op het opgegeven adres in ontvangst te nemen. Indien de geadresseerde weigert om de gerechtelijke stukken in ontvangst te nemen, worden de stukken geacht te zijn uitgereikt op de datum dat de geadresseerde de ontvangst ervan heeft geweigerd.
Nee. Indien een termijn afhankelijk is van een bepaalde gebeurtenis, dan begint die termijn te lopen op de eerstvolgende dag nadat die gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
Wanneer een termijn is uitgedrukt in dagen, gaat het om kalenderdagen.
Wanneer een termijn in jaren, maanden of dagen is uitgedrukt, omvat die termijn kalenderdagen.
Een termijn uitgedrukt in jaren verstrijkt in het laatste jaar van die termijn in de maand met dezelfde naam en op de dag met hetzelfde getal als de maand en de dag waarop de termijn is ingegaan.
Een termijn uitgedrukt in maanden verstrijkt in de laatste maand van die termijn op de dag met hetzelfde getal als de dag waarop de termijn is ingegaan. Wanneer een termijn die in maanden is uitgedrukt, eindigt in een maand waarin geen dag met hetzelfde getal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand.
Een termijn die loopt tot een bepaalde datum, verstrijkt op die datum.
Als de laatste dag van een termijn een zaterdag, zondag of nationale feestdag is, geldt de eerstvolgende werkdag als de laatste dag van de termijn.
Alleen door een rechtbank of rechter vastgestelde termijnen kunnen op verzoek van een partij bij de zaak worden verlengd. Andere wettelijke termijnen daarentegen kunnen op verzoek van een procespartij worden hernieuwd door een rechtbank. Een verzoek om verlenging van een termijn of van hernieuwing van een niet in acht genomen termijn moet worden ingediend bij de rechtbank waar de desbetreffende handeling moest worden uitgevoerd, en het verzoek moet in het kader van een schriftelijke procedure worden behandeld. Voorafgaand aan de behandeling van het verzoek via de schriftelijke procedure worden de procespartijen daarvan in kennis gesteld en wordt hun tegelijkertijd een verzoek tot verlenging van de termijn of hernieuwing van een niet in acht genomen termijn toegezonden. Een verzoek om het opnieuw laten ingaan van een procestermijn moet vergezeld gaan van de voor het uitvoeren van de proceshandeling benodigde stukken en moet met redenen zijn omkleed.
Een door een rechter vastgestelde termijn kan worden verlengd door een alleenzittende rechter. Tegen afwijzing van een verzoek om verlenging of hernieuwing van een termijn door de rechtbank of een rechter kan een bezwaarschrift worden ingediend.
Een bezwaarschrift kan worden ingediend binnen tien dagen nadat de rechtbank de beslissing heeft gegeven.
Wanneer een beslissing in het kader van een schriftelijke procedure is gegeven, gaat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in op de dag dat de beslissing aan de partijen is betekend.
In het geval van een beslissing bij verstek (bv. een bewijsopdracht of een voorlopige beschermingsmaatregel), gaat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in op de dag dat de beslissing aan de niet-verschenen partij is betekend of aan haar een afschrift van die beslissing is toegezonden.
Wanneer een rechterlijke uitspraak overeenkomstig het EU-recht of voor Letland bindende internationale overeenkomsten is betekend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan de woon- of verblijfplaats of de plaats van statutaire vestiging zich niet in Letland bevindt maar wel bekend is, heeft de betrokken persoon vanaf de dag van betekening van de uitspraak of, in het geval dat de rechtbank een verkorte uitspraak heeft gedaan, de dag van betekening van de volledige uitspraak, vijftien dagen de tijd voor het indienen van een bezwaarschrift.
Hoger beroep (apelācija) moet worden ingesteld binnen twintig dagen vanaf de dag dat vonnis is gewezen of, in het geval van een verkort vonnis, vanaf de datum die de rechtbank heeft vastgesteld voor het wijzen van het volledige vonnis. Indien het vonnis na de vastgestelde datum wordt gewezen, gaat de beroepstermijn in op de dag dat het vonnis is gewezen.
Wanneer een rechterlijke uitspraak overeenkomstig het EU-recht of voor Letland bindende internationale overeenkomsten is betekend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan de woon- of verblijfplaats of de plaats van statutaire vestiging zich niet in Letland bevindt maar wel bekend is, heeft de betrokken persoon vanaf de dag van betekening van de uitspraak twintig dagen de tijd voor het aantekenen van hoger beroep.
Een cassatieberoep (kasācija) moet worden ingesteld binnen dertig dagen vanaf de dag dat uitspraak is gedaan of, in het geval van een verkorte uitspraak, vanaf de datum die de rechtbank heeft vastgesteld voor het wijzen van de volledige uitspraak. Indien de uitspraak na de vastgestelde datum wordt gewezen, gaat de beroepstermijn in op de dag dat de volledige uitspraak wordt gewezen.
Wanneer een rechterlijke uitspraak overeenkomstig het EU-recht of voor Letland bindende internationale overeenkomsten is betekend aan de natuurlijke of rechtspersoon waarvan de woon- of verblijfplaats of de plaats van statutaire vestiging zich niet in Letland bevindt maar wel bekend is, heeft de betrokken persoon vanaf de dag van betekening van de uitspraak dertig dagen de tijd voor het instellen van cassatieberoep.
Zowel voor hoger beroep als voor cassatieberoep geldt dat een verzoekschrift dat na het verstrijken van de daarvoor vastgestelde termijn wordt ingediend, niet ontvankelijk is en aan de indiener wordt geretourneerd. Een bezwaarschrift tegen de afwijzing van een verzoek om hoger beroep of cassatieberoep moet worden ingediend binnen tien dagen nadat de betwiste beslissing is gegeven.
Voor bepaalde categorieën geschillen (bv. betreffende de erkenning van de beslissing van een buitenlandse rechter) kunnen conform de regels voor de burgerlijke rechtsvordering specifieke beroepstermijnen gelden.
In de volgende omstandigheden moet de rechtbank de behandeling van een zaak uitstellen en een andere zittingsdatum bepalen:
De rechtbank kan de behandeling van een zaak ook in enkele andere gevallen uitstellen.
De rechter kan de behandeling van de zaak uitstellen:
Nee. Ingevolge de regels voor de burgerlijke rechtsvordering wordt voor de betekening van gerechtelijke stukken aan een persoon van wie de woon- of verblijfplaats zich niet in Letland bevindt, een andere procedure gevolgd en worden procestermijnen die ingaan op het moment van ontvangst van de stukken anders berekend.
Zo luidt bijvoorbeeld de hoofdregel voor hoger beroep tegen een uitspraak in eerste aanleg dat dat beroep moet worden ingesteld binnen twintig dagen vanaf de dag dat het vonnis is gewezen. Maar als een vonnis wordt betekend aan een partij van wie de woon- of verblijfplaats zich niet in Letland bevindt, gaat die beroepstermijn van twintig dagen pas in op de dag van betekening. Wanneer voor de partijen bij een zaak in eerste aanleg verschillende termijnen gelden voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis in die zaak, gaat het vonnis in kracht van gewijsde als geen hoger beroep is ingesteld binnen de daarvoor vastgestelde termijn, die in dat geval ingaat op de laatste dag van betekening van het vonnis, tenzij hoger beroep wordt aangetekend.
Het recht op het uitvoeren van een bepaalde rechtshandeling houdt op te bestaan bij het verstrijken van de termijn die daarvoor in het recht of door de rechtbank is vastgesteld. Bezwaren en andere stukken die na het verstrijken van de daarvoor vastgestelde termijn worden ingediend, zijn niet ontvankelijk.
Wanneer een procespartij hierom verzoekt, hernieuwt de rechter een niet in acht genomen procestermijn als hij van oordeel is dat er geldige gronden voor het niet in acht nemen van de termijn bestaan.
Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om een termijn voor de indiening van een executiedocument te hernieuwen na het verstrijken van de verjaringstermijn van tien jaar, die ingaat op de dag dat de betreffende rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde gaat.
Wanneer de rechter een niet in acht genomen termijn opnieuw laat ingaan, staat hij ook toe dat de uitgestelde proceshandeling wordt uitgevoerd.
Procestermijnen die door een rechter of deurwaarder zijn vastgesteld, kunnen op verzoek van een partij vóór het verstrijken van de termijn worden verlengd. Termijnen die bij wet zijn vastgesteld, kunnen niet worden verlengd. Wanneer een door een rechter of deurwaarder vastgestelde termijn niet in acht wordt genomen, kan de persoon voor wie de termijn gold, verzoeken om de vaststelling van een nieuwe termijn voor het uitvoeren van de proceshandeling.
Een verzoek om verlenging van een termijn of van het opnieuw laten ingaan van een niet in acht genomen termijn moet worden ingediend bij de rechtbank waar de desbetreffende handeling moest worden uitgevoerd. Over het verzoek wordt in een zitting van de rechtbank beslist. De partijen worden vooraf in kennis gesteld van de tijd en plaats van die zitting. Het niet verschijnen van een partij belet de rechter niet om over het verzoek te beslissen.
Een verzoek om het opnieuw laten ingaan van een procestermijn moet vergezeld gaan van de voor het uitvoeren van de proceshandeling benodigde stukken en moet met redenen zijn omkleed.
Een door een rechter vastgestelde termijn kan worden verlengd door een alleenzittende rechter.
Tegen afwijzing van een verzoek om verlenging of hernieuwing van een termijn door de rechtbank of een rechter kan een bezwaarschrift worden ingediend.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het burgerlijk wetboek (Civilinis kodeksas) voorziet in een algemene verjaringstermijn en kortere verjaringstermijnen. Er zijn stuitbare, verkrijgende of ontbindende verjaringstermijnen.
Zondagen;
1 januari: nieuwjaarsdag;
16 februari: dag van het herstel van de staat Litouwen;
11 maart: dag van het herstel van de onafhankelijkheid van Litouwen;
Paaszondag en paasmaandag (volgens Westerse traditie);
1 mei: Internationale Dag van de Arbeid;
Eerste zondag in mei: Moederdag;
Eerste zondag in juni: Vaderdag;
24 juni: midzomerdag, Sint-Jansfeest;
6 juli: soevereiniteitsdag (kroning van koning Mindaugas);
15 augustus: Maria-Tenhemelopneming (Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart);
1 november: Allerheiligen;
24 december: kerstavond;
25 en 26 december: Kerstmis.
Een verjaringstermijn die wettelijk, contractueel of door een rechterlijke instantie is vastgesteld, wordt aangegeven door middel van een kalenderdatum of wordt uitgedrukt in een aantal jaren, maanden, weken, dagen of uren.
Een verjaringstermijn kan ook worden gedefinieerd in termen van een gebeurtenis die onvermijdelijk moet plaatsvinden. Er zijn stuitbare, verkrijgende of ontbindende verjaringstermijnen. Een stuitbare verjaringstermijn is een verjaringstermijn die na het verstrijken ervan door een rechter kan worden gestuit, mits de desbetreffende termijn om gewichtige redenen is overschreden. Een verkrijgende verjaringstermijn is een periode na afloop waarvan een bepaald burgerrecht of een bepaalde burgerplicht ontstaat (wordt verkregen). Een ontbindende verjaringstermijn is een termijn na afloop waarvan een bepaald burgerrecht of een bepaalde burgerplicht vervalt. Ontbindende verjaringstermijnen kunnen niet door een rechtbank of arbitragetribunaal worden gestuit.
De algemene verjaringstermijn bedraagt tien jaar.
De Litouwse wetgeving voorziet in kortere verjaringstermijnen voor bepaalde soorten vorderingen.
Voor vorderingen betreffende de resultaten van aanbestedingsprocedures geldt een kortere verjaringstermijn van een maand.
Voor vorderingen tot nietigverklaring van de besluiten van de organen van een rechtspersoon geldt een kortere verjaringstermijn van drie maanden.
Er geldt een kortere verjaringstermijn van zes maanden voor:
Voor vorderingen voortvloeiend uit relaties tussen vervoersondernemingen en hun klanten met betrekking tot verzendingen vanuit Litouwen geldt een kortere verjaringstermijn van zes maanden, terwijl voor verzendingen naar het buitenland een verjaringstermijn van een jaar geldt.
Voor verzekeringsvorderingen geldt een kortere verjaringstermijn van een jaar.
Voor vorderingen tot schadevergoeding, met inbegrip van vorderingen tot schadevergoeding wegens ontoereikende productkwaliteit, geldt een kortere verjaringstermijn van drie jaar.
Voor vorderingen tot invordering van rente en andere periodieke betalingen geldt een kortere verjaringstermijn van vijf jaar.
Voor vorderingen wegens gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden gelden kortere verjaringstermijnen.
Voor vorderingen voortvloeiend uit het vervoer van vracht, passagiers en bagage gelden de verjaringstermijnen die zijn vastgesteld in de wet- en regelgeving die van toepassing is op specifieke vervoerswijzen.
Een verjaringstermijn of de wijze van berekening ervan kan niet in onderling overleg tussen de partijen worden gewijzigd.
Een verjaringstermijn geldt niet voor:
1) vorderingen die voortvloeien uit de schending van persoonlijke niet-eigendomsrechten, behalve in zaken die in de wet zijn vastgesteld;
2) vorderingen van depositohouders tot terugbetaling van hun deposito's bij een bank of andere kredietinstelling;
3) andere vorderingen tot vergoeding van schade die voortvloeit uit de volgende in het wetboek van strafrecht (Baudžiamasis kodeksas) genoemde misdrijven:
1) genocide (artikel 99);
2) behandeling van personen die krachtens het internationaal recht verboden is (artikel 100);
3) het doden van personen die krachtens het internationaal humanitair recht worden beschermd (artikel 101);
4) deportatie of overbrenging van burgers (artikel 102);
5) de toebrenging van lichamelijk letsel aan of de foltering of andere onmenselijke behandeling van personen die krachtens het internationaal humanitair recht worden beschermd (artikel 103);
6) gedwongen gebruik van burgers of krijgsgevangenen in de strijdkrachten van een vijand (artikel 105);
7) vernietiging van beschermde voorwerpen of plundering van nationaal bezit (artikel 106);
8) agressie (artikel 110);
9) verboden militaire aanvallen (artikel 111);
10) gebruik van verboden oorlogsmiddelen (artikel 112);
11) nalatige uitvoering van de taken van een commandant.
4) in andere wetsbepalingen gespecificeerde gevallen en andere rechtsvorderingen.
Termijnen voor de behandeling van burgerlijke zaken. Een rechtbank moet ernaar streven een burgerlijke zaak zo snel mogelijk en in een terechtzitting te behandelen en vertragingen te voorkomen.
In wetgeving kunnen er specifieke termijnen voor de behandeling van bepaalde categorieën burgerlijke zaken zijn vastgesteld. Indien een rechtbank van eerste aanleg nalaat om een procedurele handeling te stellen die volgens het burgerlijk wetboek vereist is, kan een partij in de procedure die er belang bij heeft dat die handeling wordt gesteld zich tot een hof van beroep wenden om een termijn voor het stellen van die handeling te laten vaststellen. Het verzoek moet worden ingediend via de rechtbank die de zaak behandelt, en die rechtbank moet uiterlijk op de werkdag na ontvangst van het verzoek beslissen over de ontvankelijkheid ervan. Als de rechtbank die heeft nagelaten de aan het verzoek ten grondslag liggende procedurele handeling te stellen, die handeling binnen zeven werkdagen na ontvangst van het verzoek stelt, wordt de betrokken partij geacht afstand te hebben gedaan van het verzoek. In het andere geval wordt het verzoek binnen zeven werkdagen na de datum van ontvangst ervan aan het hof van beroep voorgelegd. Dergelijke verzoeken worden gewoonlijk via een schriftelijke procedure behandeld zonder dat de partijen in kennis worden gesteld van het tijdstip en de plaats van de zitting en zonder dat ze worden uitgenodigd om de zitting bij te wonen. Het verzoek moet binnen zeven werkdagen na ontvangst door het hof van beroep worden behandeld. Het moet door de voorzitter van het hof van beroep, de voorzitter van de burgerlijke kamer of een door hen aangewezen rechter worden onderzocht, waarna diezelfde persoon er een beslissing over dient te nemen. Er kan geen afzonderlijk beroep worden ingesteld tegen die uitspraak.
De termijn gaat in op het eerste uur (0.00 uur) van de dag na de kalenderdag of de gebeurtenis die het begin ervan bepaalt, tenzij in specifieke wetgeving anders is bepaald.
Schriftelijke verzoeken en kennisgevingen die vóór middernacht op de laatste dag van een termijn per post, per fax of via een ander communicatiemiddel worden verzonden, worden geacht tijdig te zijn verzonden (artikel 1.122 van het burgerlijk wetboek).
In artikel 123, leden 3 en 4, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Civilinio proceso kodeksas) is bepaald dat als een persoon die een processtuk aflevert de geadresseerde niet aantreft op de plaats waar deze woont of werkt, het stuk moet worden betekend aan een volwassen familielid dat bij de geadresseerde woont (kinderen (pleegkinderen), ouders (pleegouders), echtgenoot enz.), tenzij de betrokken familieleden tegenstrijdige belangen hebben bij de uitkomst van de zaak, of, indien ook zij afwezig zijn, aan de administratieve dienst van de werkplaats van de geadresseerde.
Als een persoon die een processtuk aflevert de geadresseerde niet aantreft op de maatschappelijke zetel van een rechtspersoon of op een andere door de rechtspersoon opgegeven plaats, moet het processtuk worden betekend aan een werknemer van de rechtspersoon die op de plaats van aflevering aanwezig is. Als een processtuk niet op de in deze alinea beschreven wijze wordt afgeleverd, moet het worden verzonden naar het kantooradres van de rechtspersoon en wordt het geacht te zijn afgeleverd binnen tien dagen na de datum waarop het per post is verzonden.
De termijn gaat in op het eerste uur (0.00 uur) van de dag na de gebeurtenis die het begin ervan bepaalt, tenzij in specifieke wetgeving anders is bepaald (artikel 73 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Een verjaringstermijn wordt in kalenderdagen berekend. Een verjaringstermijn gaat in op het eerste uur (0.00 uur) van de dag na de kalenderdag of de gebeurtenis die het begin ervan bepaalt, tenzij in specifieke wetgeving anders is bepaald
Een procedurele termijn uitgedrukt in jaren, maanden, weken of dagen gaat in op het eerste uur (0.00 uur) van de dag na de kalenderdag of de gebeurtenis die het begin ervan bepaalt, tenzij in specifieke wetgeving anders is bepaald
Een in weken uitgedrukte termijn verstrijkt om 24.00 uur op de desbetreffende dag van de laatste week die in de termijn is opgenomen. Een in maanden uitgedrukte termijn verstrijkt om 24.00 uur op de desbetreffende dag van de laatste maand die in de termijn is opgenomen. Een in jaren uitgedrukte termijn verstrijkt om 24.00 uur op de desbetreffende dag van de desbetreffende maand van het laatste jaar dat in de termijn is opgenomen. Indien een in jaren of maanden uitgedrukte termijn verstrijkt in een maand die niet de betrokken datum omvat, verstrijkt die termijn op de laatste dag van die maand.
Officiële feestdagen en rustdagen (zaterdagen en zondagen) worden meegeteld in de termijn. Als de laatste dag van de termijn een rustdag of officiële feestdag is, wordt de termijn geacht op de volgende werkdag te verstrijken.
Stuiting van procedurele termijnen. Als iemand een in een specifieke wet of door een rechtbank vastgestelde termijn overschrijdt om een reden die door de rechtbank als gewichtig wordt erkend, kan de betrokken termijn worden gestuit. Een rechtbank heeft het recht om ambtshalve een termijn te stuiten indien uit het dossier blijkt dat de betrokken termijn om gewichtige redenen is overschreden.
Een verzoek tot stuiting van een verjaringstermijn moet worden ingediend bij de rechtbank waar de procedurele handeling moest worden uitgevoerd. Het verzoek zal schriftelijk worden behandeld. De procedurele handeling (indiening van een vordering, indiening van stukken of andere vorderingen) waarvoor de termijn is overschreden, moet tegelijkertijd met de indiening van het verzoek worden uitgevoerd. Een verzoek om stuiting van een termijn moet met redenen worden omkleed. Het moet vergezeld gaan van bewijsstukken waaruit blijkt dat een stuiting nodig is.
Een procedurele termijn wordt door een rechterlijke uitspraak gestuit. Een weigering om een procedurele termijn te stuiten, geschiedt in de vorm van een gemotiveerde rechterlijke uitspraak. Er kan afzonderlijk beroep worden ingesteld tegen een rechterlijke uitspraak tot afwijzing van een verzoek om stuiting van een overschreden procedurele termijn.
Tegen een vonnis van een regionale rechtbank kan er beroep worden ingesteld binnen 30 dagen nadat het vonnis door de rechtbank van eerste aanleg is gewezen.
Er kan afzonderlijk beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van een regionale rechtbank:
Er kan beroep worden ingesteld tegen beslissingen ten gronde van regionale rechtbanken. Er kan afzonderlijk beroep worden ingesteld tegen voorlopige uitspraken van regionale rechtbanken die uitdrukkelijk zijn vermeld in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (bijvoorbeeld tegen een uitspraak tot afwijzing van een verzoek om stuiting van een procedurele termijn (artikel 78, lid 6, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering), tegen een uitspraak over de proceskosten (artikel 100 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) of tegen een uitspraak tot beëindiging van een procedure).
Een terechtzitting moet in elke zaak zonder onderbreking plaatsvinden, behalve wanneer ze wordt geschorst, in welk geval de schorsing niet langer dan vijf werkdagen mag duren. Een zitting kan worden geschorst om de rechtbank en de partijen in de procedure in staat te stellen uit te rusten van een lange zitting en eventueel ontbrekende bewijsstukken te verzamelen, zodat de zaak zo snel mogelijk kan worden beslecht.
Indien een rechter een zitting schorst, moet het tijdstip van de volgende zitting worden vastgesteld en worden bevestigd in een door de partijen te ondertekenen kennisgeving. Personen die niet in de rechtbank zijn verschenen of die nog maar net bij de procedure zijn betrokken, worden overeenkomstig het wetboek van burgerlijke rechtsvordering in kennis gesteld van het tijdstip van de volgende terechtzitting.
In bepaalde situaties kan een terechtzitting worden opgeschort. Elke procedurele handeling die moet worden gesteld om een zaak ten gronde te behandelen, wordt dan voor onbepaalde tijd opgeschort. Een zaak kan worden opgeschort om objectieve, in specifieke wetgeving gespecificeerde redenen die een belemmering vormen voor de behandeling van een burgerlijke zaak en niet onderworpen zijn aan de keuzevrijheid van de partijen of de rechtbank, of in omstandigheden die niet in specifieke wetgeving zijn vastgesteld maar die de rechtbank niettemin beletten om de zaak ten gronde te behandelen.
De rechtbank moet een zitting in de volgende omstandigheden opschorten:
Niet van toepassing.
Het verstrijken van een verjaringstermijn voordat er een vordering wordt ingesteld, leidt tot afwijzing van de vordering.
Als de rechtbank erkent dat er een gewichtige reden is voor de overschrijding van een termijn, moet het geschonden recht worden beschermd en moet de desbetreffende verjaringstermijn worden gestuit.
Kwesties met betrekking tot eigendom waarvan de terugvordering is onderworpen aan verjaringstermijnen die zijn verstreken, worden beslecht conform de bepalingen van deel IV van het burgerlijk wetboek.
Het recht om een procedurele handeling te stellen, vervalt wanneer de in de wet of door de rechtbank vastgestelde termijn is verstreken. Alle processtukken die na het verstrijken van een termijn worden ingediend, worden aan de verzoekers teruggezonden. Het overschrijden van een termijn voor het nakomen van een bepaalde procedurele verplichting ontslaat de betrokkene niet van die verplichting.
Als termijnen om gewichtige redenen zijn overschreden en er niet meer dan drie maanden zijn verstreken sinds het vonnis, kan de rechter op verzoek van de verzoekende partij de termijnen in kwestie stuiten. De termijn voor het instellen van beroep kan worden gestuit als de rechtbank erkent dat de betrokken termijn om gewichtige redenen is overschreden. Er kan afzonderlijk beroep worden ingesteld tegen een rechterlijke uitspraak tot afwijzing van een verzoek tot stuiting van een beroepstermijn. Als het hof van beroep dit afzonderlijke beroep toekent en de beroepstermijn stuit, moet de voorzitter van de burgerlijke kamer van het hof van beroep het beroep, samen met het dossier van de zaak, verwijzen naar de rechterlijke kamer van het hof van beroep of moet hij de kwestie van de ontvankelijkheid van het beroep terugverwijzen naar de rechtbank van eerste aanleg, die hierover zal beslissen. Als het dossier in deze omstandigheden naar de rechterlijke kamer van het hof van beroep wordt verwezen, moet het hof van beroep binnen drie werkdagen na de toelating van het beroep afschriften van het beroepschrift en de bijlagen erbij toezenden aan de partijen in de procedure. Zodra de termijn voor het aanvechten van een vonnis en het reageren op een beroep is verstreken, stuurt de rechtbank van eerste aanleg de zaak binnen zeven dagen naar het hof van beroep en stelt de rechtbank de partijen daarvan in kennis. Als de zaak naar het hof van beroep wordt verwezen en dat hof vaststelt dat de beroepstermijn is overschreden, kan het hof de termijn ambtshalve (ex officio) stuiten, mits in het dossier duidelijk is aangegeven dat de termijn om gewichtige redenen is overschreden, of kan het hof de partij in de procedure voorstellen om een verzoek tot stuiting van de beroepstermijn in te dienen (artikel 307, leden 2 tot en met 3, en de artikelen 338 en 78 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Er kan afzonderlijk beroep worden ingesteld tegen een uitspraak tot afwijzing van het verzoek van de verzoekende partij om stuiting van een termijn (artikel 78, lid 6, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Volgens het Luxemburgse recht hebben de procestermijnen onder andere betrekking op de termijnen voor het instellen van hoger beroep, de termijnen voor het verrichten van proceshandelingen, de termijnen van dagvaarding en de termijnen wegens afstand.
Aangezien de verjarings- en vervaltermijnen niet louter procedureel van aard zijn, worden ze hier niet behandeld.
Naast zaterdagen en zondagen worden onderstaande wettelijke feestdagen als niet-werkdagen beschouwd:
De procestermijnen kunnen verschillen naargelang van de materie en de beoogde procedure.
De termijn gaat in op middernacht van de dag van de akte, de gebeurtenis, de beslissing of de betekening van de akte.
Ja, indien betekening door de gerechtsdeurwaarder of kennisgeving door de griffier wettelijk vereist is, kan de betekening of kennisgeving geacht worden op een andere dag te zijn verricht dan de dag van de effectieve afgifte van het document aan de betrokkene (bv. in geval van weigering van de akte, in geval van betekening of kennisgeving aan de woonplaats enz.).
Een procestermijn wordt altijd gerekend vanaf middernacht van de dag van de akte, de gebeurtenis, de beslissing of de betekening die hem doet ingaan.
Hij omvat alle dagen, ook wettelijke feestdagen, zaterdagen en zondagen.
Hij omvat alle dagen, ook wettelijke feestdagen, zaterdagen en zondagen.
Een procestermijn verstrijkt altijd de laatste dag om middernacht.
Een in weken bepaalde termijn verstrijkt op de dag van de laatste week die dezelfde naam heeft als de dag van de akte, de gebeurtenis, de beslissing of de betekening die hem doet ingaan.
Een in maanden of jaren bepaalde termijn verstrijkt op de dag van de laatste maand of het laatste jaar die dezelfde cijferaanduiding heeft als de dag van de akte, de gebeurtenis, de beslissing of de betekening die hem doet ingaan. Indien er geen dag met een identieke cijferaanduiding is, verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand.
In geval van een in maanden en dagen of in delen van maanden bepaalde termijn worden eerst de volle maanden geteld en daarna de dagen of de delen van maanden; om de delen van maanden te berekenen, wordt ervan uitgegaan dat een maand dertig dagen telt.
Indien een termijn normaal op een zaterdag, zondag, wettelijke feestdag of vervangingsfeestdag zou verstrijken, wordt deze vervaldag naar de eerstvolgende werkdag verplaatst. Hetzelfde geldt voor betekeningen aan het gemeentehuis, wanneer de gemeentediensten op de laatste dag van de termijn niet voor het publiek geopend zijn.
Ten aanzien van in het buitenland verblijvende personen worden de procestermijnen met een termijn wegens afstand verlengd wanneer tegen hen een rechtsvordering wordt ingesteld voor een Luxemburgse rechtbank. Deze termijn varieert van 15 tot 35 dagen afhankelijk van de verblijfplaats van de gedaagde.
Algemeen genomen, bedraagt de termijn voor hoger beroep veertig dagen, vermeerderd met een termijn wegens afstand voor wie zijn woonplaats in het buitenland heeft. Beroep tegen een niet bij voorraad uitvoerbaar vonnis kan echter slechts worden aangetekend binnen acht dagen.
De termijn om verzet aan te tekenen tegen een verstekvonnis bedraagt 15 dagen en gaat in vanaf de betekening of de kennisgeving.
Tegen een beschikking in kort geding kan beroep worden aangetekend binnen een termijn van 15 dagen na betekening ervan. In geval van verstek kan verzet worden aangetekend binnen een termijn van acht dagen vanaf de betekening. De verzettermijn loopt tegelijk met de termijn voor hoger beroep.
Een vordering in kort geding wordt door dagvaarding op een zitting gebracht op de dag en het uur dat voor kortgedingzittingen gebruikelijk is. In spoedeisende zaken kan de president of de rechter die hem vervangt, echter toelaten ter zitting of te zijnen huize te dagvaarden op het bepaalde uur, zelfs op feestdagen of op doorgaans niet-werkdagen.
In geval van een dagvaarding van een partij die haar woonplaats niet in het Groothertogdom Luxemburg heeft, gelden de gewone termijnen, behoudens eventuele verlenging door de rechtbank als er daartoe reden is.
Bij het verstrijken van een termijn voor hoger beroep vervalt het recht op beroep, gaat het verloren. Het verstrijken van een termijn voor het verrichten van proceshandelingen leidt algemeen genomen tot verjaring of schrapping van de rol.
Indien een persoon niet in rechte is opgetreden binnen de toegestane termijn, kan in alle zaken het verval ten gevolge van het verstrijken van de termijn worden opgeheven indien de betrokkene buiten zijn schuld om niet tijdig kennis heeft genomen van de akte die de termijn doet ingaan, of indien hij zich in de onmogelijkheid bevond om op te treden. Het verzoek is slechts ontvankelijk indien het wordt ingediend binnen een termijn van 15 dagen na het tijdstip waarop de betrokkene kennis heeft genomen van de akte die de termijn doet ingaan, of na het tijdstip waarop de onmogelijkheid tot optreden is opgehouden te bestaan. Het verzoek wordt onontvankelijk zodra meer dan een jaar is verstreken sinds het verstrijken van de termijn die de akte normaal doet ingaan. Die termijnen hebben geen schorsende werking.
Een geding houdt op te bestaan bij staking van vervolging gedurende drie jaar. Deze termijn wordt met zes maanden verlengd in alle gevallen waarin er grond is tot een verzoek tot hervatting van het geding of wanneer er een nieuwe vertegenwoordiger wordt aangewezen. Dat leidt niet tot het verval van de rechtsvordering; alleen de procedure dooft daardoor uit. Wie in rechte wil optreden, moet dan een nieuwe rechtsvordering instellen om zijn rechten te doen gelden op voorwaarde echter dat zijn vordering niet is verjaard.
Tegen een beschikking tot schrapping wegens niet-naleving van de termijnen door advocaten, staat er geen hoger beroep open.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De algemene regel is dat proceshandelingen alleen het gewenste rechtsgevolg hebben als ze binnen de wettelijk voorgeschreven termijn worden verricht. Bepalingen met die strekking zijn zowel in het materieel als het formeel recht te vinden.
In het materieel recht zijn de relevante voorwaarden deels in de voorschriften inzake rechtsmiddelen en deels in de voorschriften inzake verjaringstermijnen vastgelegd. Ze geven aan binnen welke termijn een civiele procedure aanhangig moet worden gemaakt. De wet staat uitzonderingen op deze restricties uitsluitend toe als het gaat om de onvoorwaardelijke tenuitvoerlegging van vorderingen (bijvoorbeeld eigendomsvorderingen). Sommige proceshandelingen zijn alleen rechtsgeldig als ze binnen een bepaalde termijn worden verricht. De duur van die termijn is in bepaalde gevallen duidelijk in de wet vastgelegd (wettelijke termijn), zoals in het geval van rechtsmiddelen, terwijl in andere gevallen, zoals het verhelpen van tekortkomingen, de duur van de termijn wordt bepaald door de rechter (rechterlijke termijn).
In het materieel recht wordt een andere methode voor het berekenen van de procestermijnen gebruikt dan in het formeel recht. Ook de rechtsgevolgen van het niet in acht nemen van een termijn verschillen. Niet-inachtneming van een materieelrechtelijke termijn heeft het verlies van rechten tot gevolg en de partij kan vervolgens niet in haar rechten worden hersteld door het aanvoeren van een rechtvaardigingsgrond. Een rechtvaardigingsgrond kan door de rechter alleen in het geval van verjaringstermijnen en volgens de toepasselijke regels van het materieel recht worden aanvaard. Procestermijnen worden onderscheiden in subjectieve en objectieve termijnen. Subjectieve termijnen zijn onder meer termijnen die beginnen te lopen zodra de betrokken partij is kennisgegeven en waarvoor in het algemeen een verzoek tot verlenging (restitutio in integrum) kan worden ingediend. Bij objectieve termijnen, daarentegen speelt kennisneming geen rol en kan de niet-inachtneming niet worden hersteld met een verzoek tot restitutio in integrum.
Krachtens artikel 102, lid 1, van wet I van 2012 betreffende het wetboek van arbeid gelden de volgende dagen als vrije dagen: 1 januari, 15 maart, paasmaandag, 1 mei, pinkstermaandag, 20 augustus, 23 oktober, 1 november en 25 en 26 december.
Termijnen worden uitgedrukt in dagen, maanden of jaren. Bij termijnen die in dagen zijn uitgedrukt, telt de dag van de ingangsdatum niet mee. De dag van de ingangsdatum is de dag waarop de handeling of gebeurtenis plaatsvindt (bijv. betekening, publicatie) waardoor de termijn begint te lopen. Termijnen die in maanden of jaren zijn uitgedrukt, verstrijken op de dag van de laatste maand van de termijn waarvan het nummer overeenkomt met dat van de dag van de ingangsdatum of, indien de laatste maand geen dag met dat nummer heeft, op de laatste dag van die maand. Wanneer de laatste dag van de termijn een vrije dag is, wordt deze verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Termijnen verstrijken aan het einde van de laatste dag. Termijnen voor het indienen van verzoekschriften of voor het verrichten van handelingen ter zitting, verstrijken echter al aan het einde van de kantooruren. De algemene regels die van toepassing zijn op de termijnen in alle overige civiele procedures zijn neergelegd in de artikelen 103 tot en met 112 van wet III van 1952 betreffende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (“WvBR”).
De dag van de ingangsdatum is de dag waarop de handeling of gebeurtenis plaatsvindt (bijv. betekening, publicatie) waardoor de termijn begint te lopen. Bij termijnen die in dagen zijn uitgedrukt, telt de dag van de ingangsdatum niet mee.
Wat de berekening van termijnen betreft, maakt het WvBR geen onderscheid tussen de verschillende manieren waarop stukken kunnen worden betekend. Wel gelden speciale bepalingen voor de elektronische uitwisseling van stukken. Van sommige stukken wordt een versie op papier naar de deskundige gestuurd, zelfs als de deskundige langs elektronische weg met het gerecht communiceert: het gerecht verstrekt de deskundige de bijlagen bij gerechtelijke stukken op papier of op een andere gegevensdrager als digitalisering door het grote volume van de bijlagen of de aard van de gegevensdrager een onevenredig grote belasting of een onoverkomelijk probleem vormt of als de authenticiteit van de stukken twijfelachtig is. Indien elektronische stukken die door het gerecht worden verzonden om bovengenoemde redenen vergezeld gaan van bijlagen op papier, gaat de termijn in op de datum van ontvangst van de bijlagen. Het indienen van verzoekschriften en betekenen van gerechtelijke stukken gebeurt in bepaalde in het WvBR omschreven gevallen al langs elektronische weg. Dagen waarop het transmissiesysteem voor ten minste vier uur niet voor dit doel beschikbaar is, worden niet in de door de wet of rechter voorgeschreven termijn meegeteld.
Indien de communicatie in het kader van de procedure langs elektronische weg plaatsvindt, kunnen de gevolgen van het niet in acht nemen van de termijn niet intreden als een verzoekschrift uiterlijk op de laatste dag van die termijn langs elektronische weg is ingediend, in overeenstemming met de IT-vereisten. Wat de berekening van termijn betreft, wordt een verzoekschrift geacht te zijn ingediend nadat het IT-systeem van de rechtbank een ontvangstbevestiging heeft verzonden, overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving. De voorzitter van de nationale gerechtelijke autoriteit voorziet in een formulier voor de indiening van documenten op opslagmedia. Het opslagmedium dient aan de rechtbank te worden overgelegd in persoon of per post, uiterlijk drie werkdagen nadat de voor de elektronische indiening van stukken bevoegde persoon van de rechtbank een bevestiging van ontvangst van het formulier heeft ontvangen. Door middel van het systeem voor betekening en kennisgeving stuurt de rechtbank de contactpersoon voor elektronische indiening van stukken automatisch een bevestiging van ontvangst van het opslagmedium. De kennisgeving van het verzoekschrift aan de rechtbank wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de datum die de rechtbank heeft vermeld in de bevestiging van ontvangst van het formulier.
Bij termijnen die in dagen zijn uitgedrukt, telt de dag van de ingangsdatum niet mee. De dag van de ingangsdatum is de dag waarop de handeling of gebeurtenis plaatsvindt (bijv. betekening, publicatie) waardoor de termijn begint te lopen.
Wanneer een termijn is uitgedrukt in dagen, gaat het om kalenderdagen. Wanneer de laatste dag van de termijn echter een vrije dag is, wordt deze verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Termijnen die in maanden of jaren zijn uitgedrukt, verstrijken op de dag van de laatste maand van de termijn waarvan het nummer overeenkomt met dat van de dag van de ingangsdatum of, indien de laatste maand geen dag met dat nummer heeft, op de laatste dag van die maand.
Termijnen die in maanden of jaren zijn uitgedrukt, verstrijken op de dag van de laatste maand van de termijn waarvan het nummer overeenkomt met dat van de dag van de ingangsdatum of, indien de laatste maand geen dag met dat nummer heeft, op de laatste dag van die maand.
Ja.
Naast de bovengenoemde gevallen kan de rechter een door hem gestelde termijn om zwaarwegende redenen één keer verlengen. Een rechterlijke termijn, inclusief verlenging, mag de vijfenveertig dagen niet overschrijden, tenzij een langere termijn nodig is voor de overlegging van een deskundigenadvies. Wettelijke termijnen kunnen alleen worden verlengd in de gevallen waarin de wet voorziet. In termijnen die in dagen zijn uitgedrukt, wordt de periode van 15 juli tot en met 20 augustus (gerechtelijke vakantie) niet meegeteld. Wanneer de laatste dag van een termijn die in maanden of jaren is uitgedrukt, in de periode van de gerechtelijke vakantie valt, dan wordt die termijn verlengd tot de dag van de volgende maand waarvan het nummer overeenkomt met dat van de dag van de ingangsdatum of, als die dag ook in de periode van de gerechtelijke vakantie valt, de eerste dag na de gerechtelijke vakantie. De wet bevat uitzonderingen op deze bepalingen inzake gerechtelijke vakanties. De rechter moet de partijen uitdrukkelijk op deze uitzonderingen wijzen. In buitengerechtelijke procedures die niet in het WvBR zijn geregeld, kunnen de bepalingen inzake gerechtelijke vakanties alleen worden toegepast als een afzonderlijke wet hierin voorziet.
De algemene regel is dat een eventueel beroep binnen vijftien dagen na kennisgeving van de beslissing moet worden ingesteld, en binnen 3 dagen als het om vorderingen betreffende wisselbrieven gaat.
De rechter kan de door hem gestelde termijn slechts één keer verlengen en alleen om zwaarwegende redenen. Een rechterlijke termijn, inclusief verlenging, mag de vijfenveertig dagen niet overschrijden, tenzij een langere termijn nodig is voor de overlegging van een deskundigenadvies. Wettelijke termijnen kunnen alleen worden verlengd in de gevallen waarin de wet voorziet.
Het WvBR voorziet niet in de mogelijkheid van verlenging op grond van de woonplaats van een partij. Wat wel als rechtvaardigingsgrond voor niet-naleving van een termijn wordt aanvaard, is de situatie waarin een partij niet bereikbaar was op het in het register van persoonsgegevens vermelde adres, mits naar behoren gemotiveerd.
Tenzij de wet anders bepaalt, kan een verzuimde proceshandeling niet meer rechtsgeldig worden verricht. De gevolgen van het verzuim – met uitzondering van de gevallen waarin de wet voorziet – treden zonder voorafgaande kennisgeving van rechtswege in. Wanneer de gevolgen van een verzuim volgens de wet uitsluitend intreden na voorafgaande kennisgeving of op verzoek van de wederpartij, kan de verzuimde handeling worden verricht tijdens de in de kennisgeving vermelde periode dan wel tot de indiening van het verzoek of, wanneer het verzoek tijdens de zitting wordt gedaan, tot het moment waarop de rechter over het verzoek beslist. Wanneer een partij door een natuurverschijnsel van algemene bekendheid of enige andere vorm van overmacht wordt belemmerd in de verrichting van een handeling, wordt dit niet als verzuim beschouwd. De gevolgen van het niet in acht nemen van een termijn treden niet in als een verzoekschrift uiterlijk op de laatste dag van die termijn als aangetekende post aan het gerecht is verzonden.
De partijen kunnen hun verzuim rechtvaardigen met een verzoek tot restitutio in integrum. De rechter moet een billijke beslissing over het verzoek nemen.
Indien een partij of haar vertegenwoordiger door overmacht niet op de zitting verschijnt of een termijn overschrijdt, kunnen de gevolgen daarvan door het aanvoeren van een rechtvaardigingsgrond worden hersteld, behalve in de hieronder genoemde gevallen. Er kan geen rechtvaardigingsgrond worden aangevoerd als de wet dit uitsluit, als de gevolgen van het verzuim kunnen worden voorkomen zonder het aanvoeren van een rechtvaardigingsgrond, als het verzuim geen enkel nadeel met zich meebrengt dat in een vonnis tot uitdrukking komt of als de partij ook de nieuwe termijn overschrijdt die op grond van een verzoek tot restitutio in integrum is gesteld.
Een verzoek tot restitutio in integrum moet binnen vijftien dagen worden ingediend. Deze termijn begint te lopen op de dag van de gemiste sluitingsdatum of de laatste dag van de verzuimde termijn. Indien een partij of haar vertegenwoordiger zich echter pas later bewust wordt van het verzuim, of de overmacht pas op een latere datum eindigt, begint de termijn voor indiening van het verzoek tot restitutio in integrum op het moment dat de partij kennis neemt van het verzuim c.q. de overmacht eindigt. Een verzoek tot restitutio in integrum moet binnen drie maanden na het verzuim worden ingediend.
In het verzoek tot restitutio in integrum moeten de oorzaak en omstandigheden van het verzuim worden vermeld. De verstrekte gegevens moeten het aannemelijk maken dat het verzuim niet opzettelijk was. In geval van niet-naleving van een termijn moet tegelijkertijd met het indienen van het verzoekschrift tot restitutio in integrum ook de verzuimde handeling worden verricht.
Indien het aanvoeren van rechtvaardigingsgronden bij wet is uitgesloten of een verzoek tot restitutio in integrum niet op tijd is ingediend, wordt het verzoek van rechtswege afgewezen zonder dat de rechter zich uitspreekt over de gegrondheid ervan. Hetzelfde gebeurt wanneer – in geval van niet-naleving van een termijn – de partij die het verzoek tot restitutio in integrum heeft ingediend, niet tegelijkertijd ook de verzuimde handeling heeft verricht.
Tegen een beslissing tot afwijzing van een verzoek tot restitutio in integrum kan beroep worden ingesteld.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Op grond van hoofdstuk 12 van de Wetten van Malta is de algemene procedure dat een persoon vanaf de datum van betekening twintig dagen de tijd heeft om zijn antwoord in te dienen. Er zijn echter speciale wetten waarin andere termijnen worden vastgesteld.
1 januari, 10 februari, 19 maart, 31 maart, Goede Vrijdag, 1 mei, 7 juni, 29 juni, 15 augustus, 8 september, 21 september, 8 december, 13 december, 25 december.
In het algemeen heeft een persoon tegen wie een civiele procedure is ingesteld, twintig dagen om zijn antwoord bij de rechtbank in te dienen. Er bestaan echter speciale wetten met daarin, afhankelijk van het geval, kortere of langere termijnen.
De datum van betekening.
Nee, de bezorgmethode heeft geen invloed op het moment waarop de termijn begint te lopen. Als uitgangspunt wordt de datum van betekening genomen.
Over het algemeen begint de termijn vanaf de volgende dag te lopen. Soms wordt in de wet echter een termijn genoemd of stelt de rechtbank een termijn vast waarbij de datum van betekening voor de berekening van die termijn is meegeteld.
In het Maltese recht gaat het om kalenderdagen, tenzij uitdrukkelijk wordt aangegeven dat er sprake is van werkdagen.
Bij de berekening van de termijn wordt een dag als een periode van 24 uur beschouwd, terwijl maanden en jaren op basis van de kalender worden vastgesteld.
Bij de berekening van de termijn wordt een dag als een periode van 24 uur beschouwd, terwijl maanden en jaren op basis van de kalender worden vastgesteld.
Ja, als de termijn afloopt op een niet-werkdag (d.w.z. een zaterdag, zondag of feestdag), wordt deze verlengd tot de volgende werkdag in overeenstemming met artikel 108 van hoofdstuk 12 van de Wetten van Malta.
De termijn kan alleen worden verlengd als de rechter dat toestaat, en de betreffende persoon mag zijn antwoord indienen als hij naar tevredenheid van de rechter en op deugdelijke wijze kan aantonen waarom hij zijn beëdigde antwoord niet kon indienen.
Nadat een rechtbank van eerste aanleg vonnis heeft gewezen, kan een persoon binnen twintig dagen (kalenderdagen) daartegen beroep instellen. De verweerder heeft ook twintig dagen om te antwoorden. In grondwettelijke zaken bedraagt de beroepstermijn twintig dagen nadat uitspraak is gedaan, als de vordering door middel van een verzoekschrift is ingesteld. Als de zaak door een andere rechtbank naar het Constitutionele Hof wordt verwezen, moet binnen acht werkdagen beroep worden ingesteld. In een grondwettelijke zaak heeft de verweerder acht werkdagen om te antwoorden. Als vóór de definitieve uitspraak tegen een beslissing beroep wordt ingesteld, moet dat gebeuren binnen zes dagen nadat de beslissing in een openbare rechtszitting is voorgelezen. Dat is de algemene procedure. Er zijn echter speciale wetten waarin andere beroepstermijnen zijn vastgesteld, als het beroep wordt behandeld in een andere rechtbank dan hierboven genoemd.
Voor alle gewone civiele zaken geldt dat binnen twee maanden met de behandeling ter terechtzitting moet worden begonnen en dat de zittingen eens per twee maanden moeten plaatsvinden. De rechtbank kan ervoor kiezen van 16 juli tot en met 15 september geen rechtszittingen te plannen.
In grondwettelijke zaken moet de rechtbank een datum voor een rechtszitting vaststellen die valt binnen acht dagen na de datum dat een verzoekschrift is ingediend of na het indienen van een antwoord door de verweerder binnen de termijn die voor dat antwoord geldt of, als geen antwoord is ingediend, nadat die termijn is verstreken.
In geval van een spoedprocedure of bijzondere procedure moet de verweerder worden opgeroepen om niet eerder dan vijftien dagen en niet later dan dertig dagen na de betekening te verschijnen.
In Malta zijn geen plaatsen waarvan de inwoners voor een termijnverlenging in aanmerking komen.
Als een termijn niet wordt geëerbiedigd, wordt de betrokken partij geacht schuldig te zijn aan belemmering van de rechtsgang en verliest zij het recht om een antwoord in te dienen en bewijsstukken te overleggen. Voordat de rechter zijn beslissing geeft, kan de verweerder gedurende een korte en onherroepelijke tijd schriftelijk of mondeling op de vordering van de eiser reageren. De partij die niet verschijnt, behoudt het recht om tegen de definitieve uitspraak beroep in te stellen, mocht deze niet in haar voordeel zijn.
Zij moeten motiveren waarom zij niet zijn verschenen. Als de rechter bepaalt dat zij een goede reden hadden om niet te verschijnen, kan hij hun toestaan een antwoord in te dienen.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het burgerlijk procesrecht kent in grote lijnen de volgende groepen termijnen:
a. Minimumtermijnen voor dagvaarding van de wederpartij en oproeping van eventuele derden en getuigen in het geding. De gewone termijn is ten minste 1 week. Ook voor oproeping van belanghebbenden in verzoekschriftprocedures geldt in beginsel een termijn van tenminste 1 week, tenzij de rechter anders bepaalt (artikelen 114-119 en 276 (oproeping van partijen en derden) en art. 170 en 284 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (oproeping van getuigen). Van belang is dat indien gedaagde een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland heeft, de termijn van dagvaarding tenminste 4 weken is (art. 115 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
b. Maximumtermijnen, voor het instellen van rechtsmiddelen. Voor het rechtsmiddel verzet geldt een gewone termijn van 4 weken. Voor hoger beroep, cassatie en herroeping gelden in het algemeen termijnen van 3 maanden. Voor herroeping geldt eveneens een termijn van 3 maanden (zie artikel 143 (verzet), art. 339 en 358 (hoger beroep), art. 402 en 426 (cassatie) en art. 383 en 391 (herroeping) Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
c. Termijnen voor het verrichten van proceshandelingen door partijen en voor beslissingen van de rechter. Deze variëren in het algemeen van 2 tot 6 weken. Voor het verrichten van proceshandelingen kan onder bepaalde voorwaarden uitstel worden verleend door de rechter.
d. Verjaringstermijnen, voor het instellen van rechtsvorderingen en voor het uitoefenen van de bevoegdheid tot executie. De algemene verjaringstermijn is 20 jaar. In zeer veel gevallen geldt echter een kortere verjaringstermijn van 5 jaar. Dwangsommen verjaren al 6 maanden na de dag van verbeuren. Door stuiting wordt een lopende verjaring afgebroken, waarna een nieuwe verjaringstermijn kan beginnen te lopen. Zo kan de verjaring van de bevoegdheid tot executie bij voorbeeld worden gestuit door betekening van de uitspraak of door enige daad van tenuitvoerlegging (art. 306-325 Boek 3 Burgerlijk Wetboek).
Voor hoe moet worden omgegaan met wettelijke termijnen gelden voorts de regels van de Algemene Termijnenwet.
Naast de vrije zaterdagen en zondagen geeft de Algemene Termijnenwet de volgende dagen als algemeen erkende feestdagen aan:
Voor wettelijke termijnen gelden de regels van de Algemene termijnenwet. In deze wet is bepaald dat een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Een gestelde termijn van tenminste drie dagen wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste twee dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.
In het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingen bij de rechtbanken geldt als uitgangspunt een termijn van 6 weken voor het verrichten van proceshandelingen door partijen en het wijzen van vonnis. Uitzonderingen daarop zijn het voldoen van de griffierechten (binnen 4 weken) en de termijn voor het indienen van verzet (binnen 4 weken). Over het algemeen geldt dat stukken nog tot 10 dagen voor de zitting mogen worden ingediend (art. 87 lid 6 Rv). Ingevolge het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton kantonrechters in beginsel met termijnen van 4 weken.
Het moment van aanvang is steeds de eerste dag na de beslissende gebeurtenis.
Oproeping
Niet van toepassing.
Rechtsmiddelen
De termijn voor het rechtsmiddel verzet (alleen mogelijk tegen verstekvonnissen) kent drie verschillende aanvangstijdstippen:
De termijn voor hoger beroep en cassatie van vonnissen wordt berekend van de dag van de uitspraak. De eerste dag van de termijn is de dag na die van de uitspraak. Zie ook vraag 12.
De termijn voor hoger beroep en cassatie van beschikkingen wordt:
De termijn voor herroeping van vonnissen en beschikkingen vangt aan nadat de grond voor herroeping is ontstaan en eiser of verzoeker daarmee bekend is geworden, maar in ieder geval niet voordat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, dat wil zeggen niet meer vernietigd kan worden door verzet, hoger beroep of cassatie.
Proceshandelingen
De vaste termijnen voor het verrichten van proceshandelingen lopen in het algemeen vanaf de vorige roldatum in hele weken. Bijvoorbeeld: Na een rolzitting op een woensdag komt de zaak 4 weken later weer op een woensdag op de rol.
Verjaring
De aanvang van verjaringstermijnen van rechtsvorderingen hangt af van de aard van de rechtsvordering. Zo verjaart een vordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen door verloop van 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Bijvoorbeeld: de vordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand verjaart 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand gevorderd kan worden.
Executie
De bevoegdheid tot executie verjaart in beginsel door verloop van 20 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die van de uitspraak.
Nee. Wel is in sommige gevallen de wijze van bekend worden met de uitspraak van invloed op het aanvangstijdstip voor het instellen van een rechtsmiddel, bijvoorbeeld bij het instellen van het rechtsmiddel van verzet. Zie hiervoor ook vraag 4.
Nee. De termijn begint op de volgende dag na de dag van de gebeurtenis.
De Nederlandse wet werkt – tenzij anders aangegeven – met kalenderdagen. De Algemene termijnenwet bepaalt dat een termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Verder wordt een in een wet gestelde termijn van tenminste 3 dagen zo nodig zoveel verlengd, dat daarin ten minste 2 dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.
Ook hier geldt dat dan wordt gerekend met kalendermaanden en kalenderjaren.
Oproeping
Niet van toepassing.
Proceshandelingen eerste aanleg
Als een zaak op de rol staat voor het indienen van processtukken geldt het volgende. In beginsel wordt een voor een roldatum bestemd processtuk uiterlijk op het inlevertijdstip ter griffie ingediend. Het inlevertijdstip is het tijdstip waarop processtukken, met uitzondering van de dagvaarding, en berichten uiterlijk bij de rechtbank moeten worden ingeleverd. Volgens het landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken is de inleverdatum en het inlevertijdstip: woensdag en 10.00 uur. Wordt er geen terechtzitting gehouden omdat de rol schriftelijk wordt gehouden, dan worden de stukken ingediend ter griffie vóór of op de roldatum.
Bij de sector kanton wordt altijd een zitting gehouden, omdat proceshandelingen hier ook mondeling mogen worden verricht. Processtukken worden ter griffie of ter zitting uiterlijk de dag voorafgaande aan de roldatum ingediend. Het indienen ter griffie kan digitaal, per post of door afgifte tijdens de openingstijden en per fax tot 24.00 uur .
Hoger beroep
In dagvaardingsprocedures worden rechtsmiddelen ingesteld door het uitbrengen van een dagvaarding. De deurwaarder mag – behoudens verlof van de rechter voor wie wordt opgeroepen – het dagvaardingsexploot niet na 20.00 uur uitbrengen. De laatste dag van de termijn eindigt dus feitelijk om 20.00 uur. In deze procedures dient er voorts rekening mee te worden gehouden dat bij de berekening van de dagvaardingstermijn niet alleen de dag van dagvaarding, maar ook de dag waartegen wordt opgeroepen (de eerste roldatum) niet meetelt. De minimale dagvaardingstermijn moet dus tussen die twee data worden gehaald.
In verzoekschriftprocedures worden rechtsmiddelen ingesteld door indiening van een verzoekschrift ter griffie. Dat kan per post of door afgifte tijdens de openingstijden en per e-mail tot 24.00 uur van de laatste dag. Het gerechtshof kan belanghebbenden in door hen bepaalde zaken in de gelegenheid stellen processtukken digitaal in te dienen. HIervoor gelden de door het hof bepaalde regels.
Voor hoger beroep in familiezaken geldt een iets ander aanvangstijdstip dan voor hoger beroep in andere verzoekschriftprocedures (zie ook onder 4. Rechtsmiddelen). Hoger beroep kan door verzoeker worden ingesteld binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak. Door andere belanghebbenden kan het hoger beroep worden ingesteld binnen 3 maanden na de betekening of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden. Voor de wijze van hoger beroep instellen in echtscheidingsprocedures waarin een echtgenoot niet is verschenen wordt verwezen naar artikel 820 Rv.
Verjaring
Zie ook Verjaring onder vraag 4. Bij sommige rechtsvorderingen is het moment van bekend worden met een bepaald gegeven van belang. Voorbeeld: Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart door verloop van 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van de vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden en in ieder geval 20 jaren nadat de vordering is ontstaan.
Ja, een termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Maar dit geldt niet voor termijnen, bepaald door terugrekening vanaf een tijdstip of een gebeurtenis, aldus de Algemene termijnenwet. Met andere woorden: de regel geldt voor maximumtermijnen en niet voor minimumtermijnen.
In een enkel geval voorziet de wet in een verlenging van de termijn. Zo geldt een nieuw termijn van 3 maanden in geval de in het ongelijk gestelde partij tijdens de beroepstermijn komt te overlijden en zijn erfgenamen hem in de beroepsprocedure willen opvolgen. In andere gevallen vorzien de betreffende procesreglementen in verlenging van een termijn, bijvoorbeeld voor het indienen van processtukken. Zie hieronder bij vraag 13.
In het algemeen wordt in hoger beroep zaken uitgegaan van strikte handhaving van de regels inzake de termijnen. De Hoge Raad der Nederlanden heeft wel een uitzondering gemaakt voor het geval waarin degene die beroep instelt, door een fout of verzuim van het gerecht, niet tijdig op de hoogte was van de uitspraak. Hij heeft dan buiten zijn schuld een termijn gemist, in welk geval een korte verlenging wordt toegestaan.
Voor het instellen van beroep geldt in de regel een termijn van 3 maanden. Voor bepaalde civielrechtelijke zaken, zoals kort geding (spoedprocedure) gelden kortere termijnen voor hoger beroep en cassatie, namelijk respectievelijk 4 en 8 weken. De gedaagde die bij verstek is veroordeeld, kan daartegen verzet doen bij exploot van dagvaarding binnen 4 weken na de in artikel 143, tweede lid, Rv opgenomen aanvangsmomenten.
Alle termijnen met betrekking tot de vraag of een partij moet verschijnen zijn minimumtermijnen. Een maximumtermijn is niet gesteld.
Oproeping
Dagvaardingstermijnen kunnen op verzoek van de eiser door de rechter, zo nodig onder het stellen van voorwaarden, worden verkort. In kort geding wordt pas gedagvaard nadat de voorzieningenrechter de datum en het tijdstip van de behandeling heeft bepaald; dit kan eventueel zelfs op zondag zijn. Zo nodig kan op zeer korte termijn worden opgeroepen. Ook in verzoekschriftprocedures kan de rechter een kortere oproepingstermijn bepalen.
Dagvaardingstermijnen kunnen door de rechter niet worden verlengd. In verzoekschriftprocedures kan de rechter wel een langere oproepingstermijn bepalen (zie onder 7 en 8).
Proceshandelingen
Termijnen voor het verrichten van proceshandelingen door partijen kunnen door de rechter worden verlengd wanneer daarom door partijen gezamenlijk wordt gevraagd. Bij een eenzijdig verzoek wordt uitstel slechts verleend op grond van klemmende redenen of overmacht. Klemmende redenen zijn bijvoorbeeld feitelijke of juridische ingewikkeldheid van de zaak, het wachten op de uitspraak in een andere relevante procedure, ziekte of vakantie van de partij zelf of van diens advocaat.
Het Nederlandse recht voorziet niet in een regel voor dit geval.
Oproeping in dagvaardingsprocedures
Wanneer op een te korte termijn is gedagvaard, is de dagvaarding bij niet verschijnen van gedaagde nietig. De rechter spreekt de nietigheid uit. Er is geen nietigheid van rechtswege. De eiser kan een gebrek herstellen door voor de eerste roldatum een herstel exploot uit te brengen.
Verschijnt de gedaagde niet op de eerste roldatum, dan wordt de dagvaarding op nietigheden gecontroleerd. Als de dagvaarding in orde is, wordt tegen de gedaagde verstek verleend en wordt in het algemeen de vordering bij verstek toegewezen. Verschijnt de gedaagde niet in het geding en is aannemelijk dat het exploot van de dagvaarding hem niet heeft bereikt als gevolg van het gebrek, dan spreekt de rechter de nietigheid van het exploot uit.
Verschijnt de gedaagde niet of verzuimt hij advocaat te stellen hoewel hem dat in de dagvaarding is aangezegd, en blijkt dat het exploot een gebrek heeft dat nietigheid met zich brengt, dan wordt geen verstek verleend. De rechter bepaalt een nieuwe roldatum en beveelt herstel van het gebrek op kosten van de eisende partij. Verschijnt gedaagde en beroept hij zich niet op het gebrek, dan is het gebrek gedekt.
Rechtsmiddelen
Wordt de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel overschreden, dan is de sanctie niet-ontvankelijkheid. De onderliggende rechterlijke beslissing krijgt dan kracht van gewijsde. Dat wil zeggen dat deze niet meer vernietigd kan worden door verzet, hoger beroep of cassatie.
Proceshandelingen
Wanneer een proceshandeling niet binnen de daarvoor gestelde termijn wordt verricht, kan onder bepaalde voorwaarden uitstel daarvoor worden verkregen (zie onder 10). Als geen uitstel kan worden verkregen, vervalt het recht om de proceshandeling te verrichten.
Verjaring
Heeft de belanghebbende partij de termijn voor het instellen van een rechtsvordering laten verlopen, dan is het door de rechtsvordering beschermde vorderingsrecht op zichzelf blijven bestaan. Het kan echter niet meer in rechte worden geëffectueerd.
Partijen hebben de volgende rechtsmiddelen wanneer de termijnen reeds zijn verstreken.
Oproeping
De gedaagde die niet op de eerste roldatum is verschenen, wordt doorgaans bij verstek veroordeeld. Totdat het eindvonnis is gewezen kan deze gedaagde zijn verstek zuiveren door zich alsnog als partij in het geding te stellen. Nadat het eindvonnis is gewezen kan de bij verstek veroordeelde het rechtsmiddel verzet instellen. In verzoekschriftprocedures bestaan verstek, zuivering en verzet niet. De niet verschenen belanghebbende kan hoger beroep instellen.
Rechtsmiddelen
Termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen worden ambtshalve gehandhaafd. Beroepstermijnen en cassatietermijnen zijn van openbare orde. De rechter is hier zeer streng in het belang van de rechtszekerheid. De Hoge Raad der Nederlanden heeft echter enige versoepeling aangebracht ten behoeve van het hoger beroep in verzoekschriftprocedures. Het beroepschrift moet de gronden van het beroep inhouden, maar in gevallen waarin de beschikking wel is uitgesproken maar nog niet is toegezonden en de appellant dus niet beschikt over de motivering, is het toegestaan de gronden van het beroep in een later, aanvullend beroepschrift voor te dragen. Het beroep zelf moet echter binnen de termijn zijn ingesteld. Slechts in een enkel geval van een dubbele fout van het gerecht is de termijn verlengd met 14 dagen na ontvangst van de beschikking. Dit is het geval als degene die het beroep instelt niet wist en niet had kunnen weten wanneer de beschikking zou worden gegeven ten gevolge van een fout van (de griffier van) het gerecht én de beschikking pas is toegezonden of verstrekt na afloop van de beroepstermijn, ten gevolge van een hem niet aan te rekenen fout. In dagvaardingsprocedures hoeft de appeldagvaarding de gronden van het beroep niet te bevatten. Deze worden pas later in het geding voorgedragen.
Proceshandelingen
Voor het verrichten van proceshandelingen kan onder bepaalde omstandigheden uitstel worden gevraagd (zie onder 13). Wordt geen uitstel verkregen, dan vervalt het recht om de proceshandeling te verrichten.
Verjaring
Voor het laten verlopen van verjaringstermijnen bestaat – behoudens tijdige stuiting (zie onder 1. d.) geen remedie. Niettemin kan onder zeer uitzonderlijke omstandigheden een beroep op verjaring door de rechter in strijd met de redelijkheid en billijkheid worden geoordeeld.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het Oostenrijkse recht kent verschillende soorten termijnen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen formeel- en materieelrechtelijke termijnen. Formeelrechtelijke termijnen zijn termijnen waarbinnen een partij of andere procesdeelnemer een bepaalde proceshandeling kan of moet verrichten. Materieelrechtelijke termijnen zijn termijnen waarbinnen een bepaalde gebeurtenis moet plaatsvinden om een bepaald materieelrechtelijk gevolg tot stand te brengen (bv. de termijn voor het instellen van een rechtsvordering tot opheffing van een bezitsstoornis ex § 454 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung – ZPO) of voor het opzeggen van de huur ex § 560 ZPO). Van belang is dat bij formeelrechtelijke termijnen de dagen voor de postbezorging niet zijn inbegrepen en bij materieelrechtelijke termijnen wel. Dit betekent bijvoorbeeld dat een beroep (formeelrechtelijke termijn) wordt geacht tijdig te zijn ingesteld als het beroepschrift is gepost op de laatste dag van de beroepstermijn (datum van het poststempel), zelfs als het pas na het verstrijken van de termijn bij de rechtbank wordt bezorgd.
Het maakt ook verschil of de duur van de termijn rechtstreeks door de wet wordt bepaald (bijvoorbeeld termijnen voor het instellen van beroep) of dat deze door de rechter is vastgesteld, afhankelijk van wat in het concrete geval noodzakelijk is (bijvoorbeeld de termijn voor het storten van een waarborgsom voor de proceskosten). Een combinatie van beide zijn de onderzoekstermijnen, waarbij de wet slechts een bepaald tijdkader voorschrijft (een minimum- of maximumtermijn of, zoals in § 257, lid 1, ZPO voor de datum van de voorbereidende zitting, een globale termijn).
Absolute termijnen worden bepaald door het tijdstip waarop ze verstrijken (meestal een kalenderdag), terwijl relatieve termijnen worden bepaald door de duur. De aanvangsdata worden bepaald op basis van de gebeurtenis die de termijn doet ingaan.
Over het algemeen kan een termijn door de rechter worden verlengd (verlengbare termijnen – erstreckbare Fristen). In de uitzonderlijke gevallen dat verlenging bij wet is verboden, spreekt men van niet-verlengbare of fatale termijnen (unerstreckbare Fristen of Notfristen).
Het onderscheid tussen herstelbare (restituierbare) en niet-herstelbare (nicht restituierbare) termijnen heeft betrekking op de vraag of bij het niet in acht nemen van een termijn herstel in de vorige toestand mogelijk is. In de regel zijn termijnen herstelbaar. In de uitzonderlijke gevallen dat herstel in de vorige toestand is verboden, spreekt men van een Präklusivfrist of Fallfrist. Voorbeelden van dergelijke formeelrechtelijke termijnen zijn de absolute termijnen voor een verzoek tot nietigverklaring of herziening (§ 534, lid 3, ZPO).
Zaterdag, zondag, Goede Vrijdag en de wettelijk erkende feestdagen zijn in Oostenrijk vrije dagen. Wettelijk erkende feestdagen zijn 1 januari (Nieuwjaarsdag), 6 januari (Driekoningen), Tweede Paasdag, 1 mei (Staatsfeiertag), Hemelvaart, Tweede Pinksterdag, Sacramentsdag, 15 augustus (Maria-Hemelvaart), 26 oktober (Nationale Feestdag), 1 november (Allerheiligen), 8 december (Maria-Onbevlekte-Ontvangenis) en 25 en 26 december (Eerste en Tweede Kerstdag).
De wettelijke bepalingen over termijnen zijn hoofdzakelijk te vinden in § 123 tot en met § 129 ZPO en § 140 tot en met § 143 ZPO, alsmede in § 222 ZPO en § 89 van de wet op de rechterlijke organisatie (Gerichtsorganisationsgesetz – GOG).
Een termijn begint normaliter te lopen op de dag dat de beslissing waarin de termijn wordt genoemd of die de termijn doet ingaan, rechtsgeldig is betekend, of anders bij de uitspraak van die beslissing (§ 124 ZPO).
Ja. in tegenstelling tot de algemene regel, op grond waarvan de datum van betekening duidt op de betekening of uitspraak van de beslissing die de termijn doet ingaan of waarin de termijn wordt genoemd, worden elektronisch verstuurde gerechtelijke beslissingen en juridische verzoekschriften (§ 89a, lid 2, GOG) geacht te zijn betekend op de eerstvolgende werkdag na de aankomst ervan in het elektronische domein van de geadresseerde (zaterdag wordt daarbij niet als werkdag beschouwd) (§ 89a, lid 2, GOG).
Wanneer een termijn in dagen wordt uitgedrukt, wordt de datum op basis waarvan de aanvangsdatum wordt berekend, of de datum van de gebeurtenis, niet meegeteld bij het berekenen van de termijn.
Termijnen die in weken, maanden of jaren worden uitgedrukt, eindigen daarentegen met het verstrijken van de dag van de laatste week of de laatste maand waarvan de naam of het getal overeenkomt met de aanvangsdag van de termijn. Indien deze dag ontbreekt in de laatste maand, eindigt de termijn met het verstrijken van de laatste dag van die maand.
Termijnen worden uitgedrukt in en berekend op basis van kalenderdagen.
Vanwege het karakter van de berekening die wordt gebruikt voor in weken, maanden of jaren uitgedrukte termijnen (zie de vragen 6 en 9), is dit bij dergelijke termijnen niet aan de orde.
Termijnen die in weken, maanden of jaren worden uitgedrukt, eindigen met het verstrijken van de dag van de laatste week of de laatste maand waarvan de naam of het getal overeenkomt met de aanvangsdag van de termijn. Indien deze dag ontbreekt in de laatste maand van de termijn (bijvoorbeeld omdat een termijn van één maand begint op 31 januari), eindigt de termijn met het verstrijken van de laatste dag van die maand (in dit geval op 28 of 29 februari). Zaterdagen, zondagen, wettelijk erkende feestdagen en Goede Vrijdag hebben geen invloed op de aanvang en duur van een termijn.
Ja. Wanneer het einde van een termijn op een zaterdag, zondag, feestdag of op Goede Vrijdag valt, verstrijkt die termijn pas op de eerstvolgende werkdag (zolang die werkdag niet een van de voornoemde dagen is).
Fatale termijnen in beroepsprocedures worden geschorst van 15 juli tot en met 17 augustus en van 24 december tot en met 6 januari. Als het begin van een van deze perioden in een fatale termijn valt of het begin van een fatale termijn in een van deze perioden, dan wordt de termijn verlengd voor de gehele duur van die periode c.q. het gedeelte van die periode dat bij aanvang van de termijn nog resteert.
Dit geldt niet in enkele bijzondere procedures, in het bijzonder procedures wegens bezitsstoornis en alimentatie-, tenuitvoerleggings- en kortgedingprocedures, en evenmin voor termijnen voor beroepen tegen verstekvonnissen en Anerkenntnisurteile (beslissing die kan volgen op een erkentenis van de gedaagde).
De termijnen voor het instellen van beroep zijn in de regel afhankelijk van het soort beslissing (vonnis of beschikking) en het onderwerp van de zaak. In contentieuze civiele procedures is de termijn voor het aantekenen van beroep tegen een beschikking (Rekurs) over het algemeen veertien dagen en voor het aantekenen van beroep tegen een vonnis (Berufung) vier weken.
Over het algemeen kan een termijn door de rechter worden verlengd (verlengbare termijnen – erstreckbare Fristen). In de uitzonderlijke gevallen dat verlenging bij wet is verboden, spreekt men van niet-verlengbare of fatale termijnen (unerstreckbare Fristen of Notfristen), bijvoorbeeld de termijnen voor het instellen van beroep.
Alle termijnen kunnen door de partijen bij schriftelijke overeenkomst worden verkort. De rechtbank kan op verzoek van een partij een termijn verkorten, mits aannemelijk wordt gemaakt dat dit noodzakelijk is ter voorkoming van aanzienlijke schade en de wederpartij de proceshandeling zonder problemen tijdens de verkorte termijn kan verrichten (§ 129 ZPO).
Een termijn kan op verzoek worden verlengd wanneer de partij die hierbij gebaat is om dwingende of zeer gewichtige redenen de proceshandeling niet binnen de gestelde termijn kan verrichten, en in het bijzonder wanneer deze partij bij het niet verlengen van de termijn onherstelbare schade zou lijden (§ 128, lid 2, ZPO). Partijen mogen een termijn niet bij overeenkomst verlengen (§ 128, lid 1, ZPO).
Dagvaardingen zijn gewoonlijk echter gekoppeld aan een specifieke datum. De aanpassing van de “dagvaardingstermijn” of “bijzondere data” geldt daarom niet voor dagvaardingen.
Nee, want het gaat hier om het tijdig verrichten van proceshandelingen tegenover een Oostenrijkse rechter.
Een partij die een proceshandeling niet binnen de gestelde termijn verricht, wordt in het algemeen uitgesloten van het verrichten van die handeling (Präklusionswirkung, § 144 ZPO). Uitzonderingen zijn onder meer § 289, lid 2, ZPO (gevolgen van het niet verschijnen bij de bewijsverkrijging) en § 491 ZPO (gevolgen van het niet verschijnen in hoger beroep).
Een te laat verrichte proceshandeling moet in de regel krachtens de wet, maar in sommige gevallen alleen op verzoek (van de wederpartij), nietig worden verklaard.
In bepaalde gevallen heeft een verzuim naast algemene ook specifieke gevolgen. Die zijn zeer divers. Het belangrijkste specifieke gevolg van een verzuim is dat een partij in een civiele procedure onder bepaalde omstandigheden kan verzoeken om vonnis bij verstek te wijzen wanneer de andere partij niet is verschenen (§ 396 en § 442 ZPO). Andere voorbeelden: wanneer beide partijen niet ter terechtzitting verschijnen, wordt de procedure op grond van § 170 ZPO voor minstens drie maanden geschorst. Wanneer de eiser in een echtelijk geschil niet verschijnt, verklaart de rechtbank de vordering op verzoek van de gedaagde voor ingetrokken zonder dat afstand is gedaan van de vordering (§ 460, lid 5, ZPO).
Voor het ongedaan maken van de specifieke gevolgen van niet-naleving van een termijn of vastgestelde datum komen de volgende rechtsmiddelen in aanmerking:
Herstel in de vorige toestand (Wiedereinsetzung in den vorigen Stand) (§ 146 e.v. ZPO):
Herstel in de vorige toestand is een rechtsmiddel dat kan worden ingesteld tegen de gevolgen van het niet ter terechtzitting verschijnen of het niet binnen de gestelde termijn verrichten van een proceshandeling. Het rechtsmiddel is ontvankelijk wanneer het verzuim van de partij of haar vertegenwoordiger is toe te schrijven aan een onvoorziene of onvermijdelijke gebeurtenis en de partij of haar vertegenwoordiger geen of slechts een geringe schuld heeft aan het verzuim (leichte Fahrlässigkeit). Dit rechtsmiddel moet binnen veertien dagen nadat de belemmering is opgeheven, worden ingesteld.
Verzet (Widerspruch) (§ 397a en § 442a ZPO):
Verzet is een rechtsmiddel dat strekt tot opheffing van een verstekvonnis in de zin van § 396 of § 442 ZPO. Verzet moet in de regel binnen de niet-verlengbare termijn van veertien dagen na betekening van het verstekvonnis bij de behandelende rechtbank worden aangetekend in de vorm van een conclusie (vorbereitender Schriftsatz).
Hoger beroep (Berufung) (§ 461 e.v. ZPO):
Een verstekvonnis kan met name dan in hoger beroep worden aangevochten wanneer feitelijk geen sprake is van verstek omdat een van de nietigheidsgronden van § 477, lid 1, punten 4 en 5, ZPO (gebrekkige betekening resp. geen procesvertegenwoordiging) van toepassing is. Een beroep op nietigheid kan echter niet gebaseerd zijn op daadwerkelijk verstek door een partij; zoals alle rechtsmiddelen moet het gebaseerd zijn op een fout van de rechter die ervoor heeft gezorgd dat de partij heeft verzuimd de termijn na te leven.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het Poolse wetboek van burgerlijke rechtsvordering bevat bepalingen voor 1) wettelijke, gerechtelijke en contractuele termijnen voor proceshandelingen die door de partijen moeten worden verricht, en 2) indicatieve termijnen voor proceshandelingen die door de rechtbank moeten worden verricht.
Wettelijke en gerechtelijke termijnen zijn definitief en mogen niet worden overschreden.
Wettelijke termijnen zijn vervaltermijnen (in die zin dat een proceshandeling nietig is als de termijn niet wordt nageleefd), die in de wet worden vastgelegd. Die termijnen kunnen niet worden verlengd of ingekort. Een wettelijke termijn gaat in op het moment dat in de wet is aangegeven. Er zijn twee soorten wettelijke termijnen: termijnen waarbinnen een handeling moet worden verricht en termijnen na afloop waarvan een handeling mag worden verricht. Wettelijke termijnen zijn onder meer termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen, bv. de termijn om beroep aan te tekenen of een klacht in te dienen.
Gerechtelijke termijnen zijn eveneens vervaltermijnen, maar ze worden vastgelegd door een rechtbank of een rechter. Gerechtelijke termijnen kunnen, ook zonder dat de tegenpartij is gehoord, worden verlengd of ingekort, mits daar een belangrijke reden voor is en het verzoek hiertoe vóór het verstrijken van de termijn is ingediend. Deze termijnen gaan in op het moment waarop een beslissing of bevel hierover wordt uitgesproken. Indien het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorziet in de automatische betekening of kennisgeving van de beslissing of het bevel, gaat de termijn in op het moment van de betekening of kennisgeving. Onder gerechtelijke termijnen vallen eveneens termijnen voor het treffen van voorzieningen in geval van onbekwaamheid om in de rechtbank dan wel als procespartij op te treden, evenals termijnen voor het wegwerken van vormgebreken bij een beroep of een klacht.
Contractuele termijnen, zoals de naam dat al aangeeft, worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de partijen. Een klassiek voorbeeld is de opschorting van de procedure op verzoek van beide partijen. Indien de partijen een dergelijk verzoek indienen, kan de rechtbank de procedure opschorten (maar deze is daar niet toe verplicht). De toepassing van dit soort termijn hangt uitsluitend af van de wil van de partijen.
Indicatieve termijnen zijn doorgaans bedoeld voor rechterlijke instanties (rechtbanken), en niet voor partijen. Wanneer ze niet in acht worden genomen, heeft dat geen nadelige procedurele gevolgen. Deze termijnen zijn in eerste instantie bedoeld om procedures snel af te handelen. Een voorbeeld van dergelijke termijn is de termijn waarin een rechtbank een beslissing moet motiveren.
De wet van 18 januari 1951 betreffende niet-werkdagen schrijft de volgende wettelijk erkende niet-werkdagen voor:
1. alle zondagen (zaterdagen zijn geen wettelijk erkende niet-werkdagen)a) 1 januari – nieuwjaarsdag
b) 6 januari – Driekoningen
c) Paaszondag
d) Paasmaandag
e) 1 mei - officiële feestdag
f) 3 mei - Nationale feestdag van 3 mei
g) Pinksterzondag
h) Sacramentsdag
i) 15 augustus - Maria-Hemelvaart
j) 1 november - Allerheiligen
k) 11 november - Nationale feestdag - onafhankelijkheidsdag
l) 25 december - Kerstmis
m) 26 december - Tweede kerstdag
In 2019 valt Paaszondag op 21 april, paasmaandag op 22 april, pinksterzondag op 9 juni en Sacramentsdag op 20 juni.
In het burgerlijk recht kan de term "termijn" twee betekenissen hebben: het kan een specifiek moment zijn (bv. 5 april 2017) of een specifieke periode met een begin en einde (bv. 14 dagen).
Bij definitieve termijnen (de uiterste datum waarop iets moet zijn gedaan) is het exacte moment waarop de termijn verstrijkt van belang. Het einde van een termijn hoeft niet te worden aangeduid met een datum, maar moet worden bepaald door een gebeurtenis die in een bepaalde situatie haar beslag moet krijgen door toedoen van de contractpartijen.
Procestermijnen worden uitgedrukt in tijdseenheden zoals dagen, weken, maanden en jaren. Voor de berekening van termijnen in civiele procedures gelden krachtens artikel 165 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek betreffende termijnen, indien een wet, een rechterlijke uitspraak, een beslissing van een ander overheidsorgaan of een rechtshandeling een termijn vastlegt zonder daarvoor een berekeningswijze aan te geven (artikel 110 van het Burgerlijk Wetboek). Het afgeven van een processtuk bij een Pools postkantoor of een postkantoor van een bedrijf dat een universele postdienst verleent in een andere lidstaat van de Europese Unie staat gelijk aan het afgeven van een processtuk bij de rechtbank. Hetzelfde geldt indien een militair een processtuk afgeeft bij het militaire hoofdkwartier, indien een persoon die van zijn vrijheid is benomen een processtuk afgeeft in het administratiekantoor van de gevangenis, of indien een bemanningslid van een Pools zeeschip een processtuk afgeeft aan de kapitein van dat schip.
Een dag telt 24 uur, en begint en eindigt om 24.00 uur. Een termijn die wordt uitgedrukt in dagen verstrijkt aan het einde van de laatste dag. Een termijn die wordt uitgedrukt in weken, maanden of jaren verstrijkt aan het einde van de dag die dezelfde naam of hetzelfde datumgetal heeft als de eerste dag van de termijn, of indien er in de laatste maand geen dag met hetzelfde datumgetal voorkomt, op de laatste dag van die maand. Indien een termijn wordt uitgedrukt als het begin, het midden of het einde van een maand, moet dit worden begrepen als de eerste, de vijftiende of de laatste dag van de maand. Een halve maand komt overeen met 15 dagen. Indien een termijn is vastgesteld in maanden of jaren maar het geen aaneensluitende periode hoeft te zijn, wordt ervan uitgegaan dat een maand 30 dagen en een jaar 365 dagen telt. Indien het einde van een termijn voor het verrichten van een handeling op een wettelijk erkende niet-werkdag of een zaterdag valt, verstrijkt de termijn op de eerstvolgende dag die geen niet-werkdag en geen zaterdag is.
Als de termijn wordt berekend in dagen en aanvangt na een bepaalde gebeurtenis, wordt de dag waarop deze gebeurtenis plaatsvindt niet meegeteld. Indien een rechtbank een partij op 11 januari 2017 oproept om een specifieke handeling te verrichten binnen een termijn van zeven dagen, dan verstrijkt die termijn op 18 januari 2017 omstreeks middernacht (24.00 uur).
Een rechtbank kan de betekening of kennisgeving op verschillende manieren laten plaatsvinden: per post, via een gerechtsdeurwaarder, gerechtsbodes of de bezorgdienst van de rechtbank. De betekening of kennisgeving aan de geadresseerde kan ook plaatsvinden door de stukken persoonlijk bij de griffie aan hem of haar te overhandigen. Zolang de betekening of kennisgeving naar behoren wordt uitgevoerd, zijn al deze methoden even geldig en de gekozen methode heeft geen invloed op de termijn.
Sinds 8 september 2016 kan de rechtbank een betekening of kennisgeving laten plaatsvinden via een datatransmissiesysteem, indien de geadresseerde via dergelijk systeem documenten heeft ingediend of heeft gekozen om dat te doen. Een geadresseerde die ervoor heeft gekozen om documenten via een datatransmissiesysteem in te dienen, kan zich terugtrekken uit die elektronische dienst.
Een document dat op elektronische wijze wordt betekend of ter kennis gebracht, wordt geacht te zijn betekend of ter kennis gebracht op de datum die wordt vermeld in het elektronische ontvangstbewijs, zelfs wanneer die datum een wettelijk erkende niet-werkdag is. Indien elektronische correspondentie 's nachts wordt ontvangen, heeft dat geen invloed op de uitwerking van de betekening of kennisgeving. Bij gebrek aan een elektronisch ontvangstbewijs voor de correspondentie, wordt de betekening of kennisgeving geacht van kracht te zijn 14 dagen na de datum waarop het document wordt geüpload in het datatransmissiesysteem. Bovenstaande regels eisen dat partijen hun elektronische account ten minste eenmaal per 14 dagen bekijken.
Als de termijn wordt berekend in dagen en aanvangt na een bepaalde gebeurtenis, wordt de dag waarop deze gebeurtenis plaatsvindt niet meegeteld.
Termijnen die worden vastgesteld in dagen worden uitgedrukt in kalenderdagen. Indien het einde van een termijn voor het verrichten van een handeling op een wettelijk erkende niet-werkdag of een zaterdag valt, verstrijkt de termijn op de eerstvolgende dag die geen niet-werkdag en geen zaterdag is.
Een termijn die wordt uitgedrukt in weken, maanden of jaren verstrijkt aan het einde van de dag die dezelfde naam of hetzelfde datumgetal heeft als de eerste dag van de termijn, of indien er in de laatste maand geen dag met hetzelfde datumgetal voorkomt, op de laatste dag van die maand.
Indien een termijn wordt uitgedrukt als het begin, het midden of het einde van een maand, moet dit worden begrepen als de eerste, de vijftiende of de laatste dag van de maand. Een halve maand komt overeen met 15 dagen.
Indien een termijn is vastgesteld in maanden of jaren maar het geen aaneensluitende periode hoeft te zijn, wordt ervan uitgegaan dat een maand 30 dagen en een jaar 365 dagen telt.
Een termijn die wordt uitgedrukt in weken, maanden of jaren verstrijkt aan het einde van de dag die dezelfde naam of hetzelfde datumgetal heeft als de eerste dag van de termijn, of indien er in de laatste maand geen dag met hetzelfde datumgetal voorkomt, op de laatste dag van die maand.
Indien een termijn wordt uitgedrukt als het begin, het midden of het einde van een maand, moet dit worden begrepen als de eerste, de vijftiende of de laatste dag van de maand. Een halve maand komt overeen met 15 dagen.
Indien een termijn is vastgesteld in maanden of jaren maar het geen aaneensluitende periode hoeft te zijn, wordt ervan uitgegaan dat een maand 30 dagen en een jaar 365 dagen telt.
Indien het einde van een termijn voor het verrichten van een handeling op een wettelijk erkende niet-werkdag of een zaterdag valt, verstrijkt de termijn op de eerstvolgende dag die geen niet-werkdag en geen zaterdag is.
Enkel gerechtelijke termijnen, met name termijnen die worden vastgelegd door de rechtbank of de voorzitter van de rechtbank, kunnen worden verlengd of ingekort. Een beslissing om een termijn te verlengen of in te korten kan worden genomen door de voorzitter van de rechtbank of de rechtbank zelf, maar uitsluitend om belangrijke redenen, die de rechtbank en de voorzitter van de rechtbank naar eigen goeddunken beoordelen.
Een termijn kan uitsluitend worden verlengd of ingekort op verzoek van een partij, een deelnemer in een niet-contentieuze procedure, een tussenkomende partij, een openbaar aanklager, een arbeidsinspecteur, de consumentenombudsman, een niet-gouvernementele organisatie, een door de rechtbank aangewezen deskundige of een getuige, indien de termijn betrekking heeft op hun handelingen. De beslissing mag niet worden genomen op het verzoek van de rechtbank of de rechter zelf.
Een verzoek moet worden ingediend voordat de vastgestelde termijn is verstreken.
Op grond van het Poolse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn wettelijke procestermijnen voor het instellen van rechtsmiddelen afhankelijk van de rechterlijke uitspraak in kwestie (vonnis (wyrok), uitspraak over de gegrondheid van een niet-contentieuze procedure (postanowienie co do istoty sprawy w postępowaniu nieprocesowym), verstekvonnis (wyrok zaoczny), betalingsbevel in een tenuitvoerleggingsprocedure (nakaz zapłaty w postępowaniu upominawczym), betalingsbevel in een betalingsbevelprocedure (nakaz zapłaty w postępowaniu nakazowym) en beslissingen (postanowienie)). De volgende wettelijke termijnen worden met name vastgelegd:
Een getuige of een procespartij heeft de absolute plicht om voor de rechtbank te verschijnen. Een getuige moet eveneens voor de rechtbank verschijnen, ook wanneer hij niet op de hoogte is van de omstandigheden van de zaak of wanneer hij al heeft besloten om zijn recht om niet te getuigen te laten gelden. Een getuige moet zich vóór de datum van de hoorzitting schriftelijk verontschuldigen voor zijn afwezigheid (het niet-verschijnen). Verontschuldigingen voor het niet-verschijnen die later worden ingediend weerhouden de rechtbank er niet van om de getuige tijdens de hoorzitting een geldboete op te leggen. Getuigen moeten aan de schriftelijke verontschuldiging een document hechten waarin ze de gegronde reden voor het niet-verschijnen aanvoeren. Het niet-verschijnen van een getuige kan worden verontschuldigd als deze gerechtvaardigd is om gezondheidsredenen, een belangrijke zakenreis of een ernstige onvoorziene gebeurtenis. Indien een getuige niet ter zitting verschijnt wanneer hij wordt gedagvaard omwille van ziekte, moet een attest worden afgegeven door de wetsgeneesheer waarin wordt bevestigd dat de partij niet kan verschijnen. In dat geval legt de rechtbank een nieuwe datum vast voor de verschijning.
Partijen of getuigen zijn gebonden aan de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die worden toegepast door de rechterlijke instantie (rechtbank).
Proceshandelingen die na het verstrijken van de termijn worden verricht zijn nietig. Dit geldt zowel voor wettelijke als voor gerechtelijke termijnen. De nietigheid van een proceshandeling houdt in dat een handeling die volgens de wet te laat wordt verricht geen rechtsgevolgen heeft. Proceshandelingen die na het verstrijken van de termijn worden verricht zijn nietig, zelfs als de rechtbank nog geen uitspraak heeft gedaan na het verstrijken van de termijn.
Wanneer een termijn is verstreken, kan een partij verzoeken om de termijn opnieuw in te stellen of om de procedure te heropenen.
Wanneer een partij een proceshandeling niet binnen de termijn uitvoert en dit niet door eigen schuld is veroorzaakt, zal de rechtbank de termijn op verzoek van de partij opnieuw instellen. Een termijn mag echter niet opnieuw worden ingesteld indien het niet-naleven van de termijn geen negatieve procedurele gevolgen heeft voor de partij. Een processtuk met het verzoek om de termijn opnieuw in te stellen moet worden ingediend bij de rechtbank waar de proceshandeling had moeten plaatsvinden, binnen één week nadat de reden voor het niet-naleven van de termijn is opgehouden te bestaan. In dit processtuk moet worden vermeld welke omstandigheden aanleiding hebben gegeven tot het verzoek. De partij dient gelijktijdig met het indienen van het verzoek de proceshandeling uit te voeren. Een jaar na het aflopen van de termijn, kan de termijn uitsluitend in uitzonderlijke gevallen opnieuw worden ingesteld. Het is niet toegestaan om de termijn voor het instellen van beroep tegen een vonnis inzake de nietigverklaring van een huwelijk, een echtscheiding of de vaststelling van het niet-bestaan van een huwelijk, opnieuw in te stellen indien ten minste een van de partijen na het van kracht worden van het vonnis is hertrouwd. Een verzoek om een termijn opnieuw in te stellen wordt door de rechtbank geweigerd indien het verzoek te laat wordt ingediend of niet-ontvankelijk is uit hoofde van de wet. Het indienen van een verzoek om een termijn opnieuw in te stellen leidt niet tot de stopzetting van de procedure of de tenuitvoerlegging van de uitspraak. Afhankelijk van de omstandigheden kan de rechtbank de procedure of de tenuitvoerlegging van de uitspraak echter stopzetten. Als het verzoek wordt ingewilligd, kan de rechtbank de zaak meteen behandelen.
Het heropenen van een procedure maakt het mogelijk om een zaak waarin een definitieve uitspraak werd gedaan over te doen. Een klacht waarin wordt verzocht om de procedure over te doen wordt vaak behandeld als een buitengewoon rechtsmiddel (of een buitengewoon beroep) dat wordt ingesteld om een definitieve uitspraak te betwisten, in tegenstelling tot gewone rechtsmiddelen (die worden ingesteld voor een niet-definitieve uitspraak). Een verzoek tot het heropenen van een procedure kan worden ingediend om de volgende redenen: het vonnis berust op een vervalst of gewijzigd document of op een strafrechtelijke veroordeling die later werd nietig verklaard; of het vonnis werd gewezen door middel van een misdrijf. Een verzoek tot het heropenen van een procedure kan eveneens worden ingediend: indien een definitief vonnis betreffende dezelfde rechtsbetrekking later wordt bekendgemaakt of feitelijke omstandigheden of bewijs aan het licht worden gebracht die een invloed kunnen hebben op de uitkomst van de zaak en die de partij niet kon aanwenden in een vorige procedure; indien de inhoud van een vonnis werd beïnvloed door een uitspraak die niet heeft geleid tot het einde van de procedure en die werd gedaan op grond van een normatieve handeling die door het Grondwettelijk Hof wordt beschouwd als zijnde in strijd met de Grondwet, een geratificeerd internationaal verdrag of gewone wet (nietig verklaard of gewijzigd krachtens het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Het verzoek tot het heropenen van een procedure kan worden ingediend tot uiterlijk tien jaar na de datum waarop een vonnis definitief werd (tenzij een partij niet in staat was tot handelen of niet naar behoren werd vertegenwoordigd).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Bij procestermijnen gaat het om een verplichte termijn wanneer daardoor het recht vervalt om een handeling te verrichten. Het betreft een verlengingstermijn wanneer de mogelijkheid om de handeling te verrichten, of de begindatum van de termijn, wordt uitgesteld.
Voor de procestermijnen gelden de regels van de artikelen 138 tot en met 143 van het Portugese wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Código Processo Civil).
De regels in de artikelen 278, 279 en 296 van het Portugese burgerlijk wetboek (Código Civil) hebben betrekking op de berekening van de procestermijnen of de door de rechtbanken vastgestelde termijnen.
Wat betreft de civiele termijnen geldt dat de duur en de gevolgen daarvan voor de rechtsverhoudingen worden behandeld in de artikelen 296 tot en met 333 van het burgerlijk wetboek.
Met name wat betreft het verstrijken of verjaren van termijnen zijn de artikelen 300 tot en met 327 en 328 tot en met 333 van het burgerlijk wetboek van toepassing.
Portugal heeft de Europese Commissie meegedeeld dat het de volgende feestdagen kent:
1 januari; 7 april (Goede Vrijdag); 9 april (Paaszondag); 25 april; 1 mei; 8 juni (Sacramentsdag); 10 juni; 15 augustus; 5 oktober; 1 november; 1, 8 en 25 december.
De Europese Commissie heeft deze lijst gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, nr. 2023/C 39/07. De lijst is beschikbaar via deze link
Houd er rekening mee dat de lidstaten deze lijst elk jaar opnieuw aan de Europese Commissie overhandigen en dat er ook feestdagen zijn die niet op een vaste datum vallen.
De algemene regel in het Portugese burgerlijke procesrecht is dat, indien er geen specifieke bepaling bestaat, er een termijn van tien dagen geldt waarin de partijen een verzoek tot een handeling of een juridische procedure kunnen instellen, nietigheid kunnen aanvoeren, een incidenteel pleidooi kunnen indienen of een ander procesrecht kunnen uitoefenen; ook krijgt de partij een termijn van tien dagen om te reageren op de vordering van de tegenpartij (artikel 149 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
In de regel vangt de termijn voor een reactie altijd aan op het moment van kennisgeving van de handeling in kwestie (artikel 149, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Kennisgevingen aan de partijen tijdens procedures worden aan hun wettelijke vertegenwoordigers gedaan.
Als de kennisgeving ten doel heeft een partij uit te nodigen om in persoon te verschijnen, wordt er niet alleen kennisgeving gedaan aan de vertegenwoordiger, maar wordt er ook een bericht van aangetekende betekening per post naar de partij zelf gestuurd, waarin de datum waarop en de plaats waar men moet verschijnen en het doel daarvan worden vermeld.
Aan vertegenwoordigers wordt langs elektronische weg kennisgeving gedaan (Uitvoeringsbesluit nr. 280/13 van 26 augustus 2013, hier beschikbaar). Het computersysteem zorgt voor een officiële bevestiging van de datum waarop de kennisgeving is gedaan. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de kennisgeving is betekend op de derde dag na het opstellen ervan of de eerste werkdag daarna als de termijn van drie dagen op een niet-werkdag afloopt.
Betekening via een aangetekend schrijven, met ontvangstbevestiging, “wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop de ontvangstbevestiging wordt ondertekend en wordt geacht door de geadresseerde in ontvangst te zijn genomen, zelfs indien de ontvangstbevestiging door een derde werd ondertekend, ervan uitgaande dat, tenzij er tegenbewijs is, het schrijven direct is bezorgd bij de ontvanger” (artikel 230, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Indien de betekening door een wettelijk vertegenwoordiger, een deurwaarder of griffier wordt verricht, vangt de termijn aan op het moment dat de persoon aan wie de betekening wordt gedaan het desbetreffende document ondertekent.
Ja. Zie het antwoord op de vorige vraag.
De feitelijke datum van de handeling, gebeurtenis, beslissing, betekening of kennisgeving telt niet mee (artikel 279, punt b), van het burgerlijk wetboek).
Indien de termijn voor het uitvoeren van een proceshandeling eindigt op een dag waarop de gerechten zijn gesloten, wordt de termijn tot de volgende werkdag verlengd (artikel 138, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Rechterlijke vakanties zijn van 22 december tot en met 3 januari, van Palmzondag tot en met tweede paasdag en van 16 juli tot en met 31 augustus.
De rechter kan, op basis van een met redenen omkleed bevel en nadat de partijen zijn gehoord, besluiten de procestermijn op te schorten overeenkomstig de bepalingen van artikel 269, lid 1, punt c), van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
De dag of, indien een dergelijke periode in uren wordt uitgedrukt, het uur waarop de periode begint te lopen wordt niet meegerekend overeenkomstig artikel 279, punt b), van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Een termijn die wordt uitgedrukt in weken, maanden of jaren en aanvangt op een bepaalde datum eindigt om 24.00 uur van de desbetreffende dag in de laatste week of maand of het laatste jaar. Indien de desbetreffende dag niet bestaat in de laatste maand, eindigt de termijn op de laatste dag van die maand (artikel 279, punt c), van het burgerlijk wetboek).
De gerechten zijn alleen op werkdagen open; aangezien zondagen en officiële feestdagen als rechterlijke vakanties gelden, lopen termijnen die op een zondag of een officiële feestdag eindigen door tot de eerste werkdag daarna, indien de handeling in kwestie in het gerecht behandeld moet worden.
De regel voor het berekenen van alle procestermijnen is dat het eind van de termijn voor het uitvoeren van de proceshandeling tot de volgende werkdag wordt verlengd indien het einde van deze termijn een datum betreft waarop de gerechten gesloten zijn (artikel 138, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De wettelijk vastgestelde procestermijn kan worden verlengd in de gevallen waarin is voorzien.
Indien de partijen ermee instemmen, kan de termijn eenmaal voor dezelfde tijdsduur worden verlengd (artikel 141 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
In geval van een gerechtvaardigd beletsel staat de wet toe dat de termijn wordt verlengd (artikel 140 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De wet staat ook toe dat de handeling binnen de eerste drie werkdagen na het einde van de termijn wordt uitgevoerd, op voorwaarde dat een boete wordt betaald (zie artikel 139 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De termijn voor het instellen van beroep is dertig dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing (artikel 638 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering), en vijftien dagen in urgente gevallen en in de gevallen die zijn vastgesteld in artikel 644, lid 2, en artikel 677 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Wanneer van de beslissing geen kennisgeving wordt gedaan, gaat deze termijn in vanaf de dag waarop de beslissing aan deze persoon bekend werd.
Wettelijke termijnen kunnen niet worden ingekort. Het gerecht kan evenwel een datum of een termijn voor de verschijning van de interveniënten vaststellen.
Wanneer de dagvaarding is betekend buiten het arrondissement waar het gerecht is gevestigd en waar de procedure gaat plaatsvinden, wordt de verweertermijn van de verweerder aan wie een dagvaarding is betekend vanwege een civiele procedure verlengd (artikel 245 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Door het verstrijken van de verplichte termijn vervalt het recht om de handeling uit te voeren. De handeling kan echter ook worden uitgevoerd buiten de termijn indien er sprake is van een gerechtvaardigd beletsel en, afgezien hiervan, ook worden uitgevoerd binnen de eerste drie werkdagen na de termijn. In het laatste geval moet onmiddellijk een boete worden betaald, anders is de handeling niet geldig (artikel 139 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De handeling kan na de termijn worden uitgevoerd in gevallen van gerechtvaardigd beletsel.
Overeenkomstig artikel 140 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is een gerechtvaardigd beletsel een gebeurtenis die niet te wijten is aan de personen voor wie de termijn geldt of hun vertegenwoordigers of gemachtigden, en die het onmogelijk maakt een bepaalde handeling tijdig uit te voeren. In dit geval moet de partij die het beletsel aanvoert ook onmiddellijk bewijs ter staving hiervan overleggen.
Ongeacht gerechtvaardigd beletsel kan de handeling worden uitgevoerd binnen de eerste drie werkdagen die volgen op het einde van de termijn, waarbij een boete moet worden betaald, zoals hierboven gesteld. De rechter kan, bij wijze van uitzondering, beslissen de boete te verlagen of ervan af te zien in gevallen waarin duidelijk is dat de financiële middelen ontbreken of als het bedrag als duidelijk disproportioneel wordt gezien, met name in procedures waarvoor geen wettelijke vertegenwoordiger hoeft te worden aangesteld en indien de handeling door de partij zelf is verricht.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Vanuit procedureel oogpunt is de procestermijn per definitie de periode waarin bepaalde proceshandelingen moeten worden verricht of, omgekeerd, de periode waarin bepaalde proceshandelingen niet mogen worden verricht. Die termijn is vastgelegd in de artikelen 180 tot en met 186 van Wet nr. 134/2010 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Codul de procedură civilă), zoals later gewijzigd en aangevuld (trad in werking op 15 februari 2013).
De verschillende termijnen die van toepassing zijn in burgerlijke rechtsvorderingen, worden allemaal ingedeeld naar de manier waarop ze tot stand komen: wettelijke, gerechtelijke of overeengekomen termijnen (ongeacht de aard ervan). Wettelijke termijnen worden uitdrukkelijk vastgesteld in de wet en zijn in principe onveranderlijk, waardoor ze niet kunnen worden ingekort of verlengd door de rechter of de partijen (bv. een termijn van vijf dagen voor de betekening of kennisgeving van het exploot). De wet staat bij uitzondering toe dat bepaalde wettelijke termijnen worden verlengd of ingekort. Gerechtelijke termijnen zijn termijnen die door de rechtbank in de loop van de procedure worden vastgelegd voor de verschijning van partijen, voor het getuigenverhoor, voor de verwerking van ander bewijsmateriaal, met name documenten, deskundigenverslagen enz. Overeengekomen termijnen zijn termijnen die door de partijen kunnen worden vastgelegd tijdens de geschillenbeslechting. Voor deze termijnen is geen goedkeuring van een rechterlijke instantie vereist.
Procestermijnen kunnen naargelang hun karakter worden ingedeeld in maximumtermijnen (verplichting) en minimumtermijnen (verbod). Maximumtermijnen zijn termijnen waarin een bepaalde proceshandeling moet worden verricht (bv. de termijnen waarin een beroep moet worden ingesteld - beroep, tweede beroep enz.). Minimumtermijnen zijn termijnen waarin volgens de wet geen proceshandelingen mogen worden verricht.
Een ander criterium voor de indeling van termijnen houdt verband met de sancties voor het niet-naleven van de termijnen. Termijnen kunnen op grond daarvan worden ingedeeld in absolute en relatieve termijnen. De niet-naleving van absolute termijnen heeft gevolgen voor de geldigheid van proceshandelingen; als relatieve termijnen (bv. termijnen voor het wijzen van een vonnis, termijnen voor de voorbereiding enz.) daarentegen niet worden nageleefd, kunnen disciplinaire sancties of geldboetes worden opgelegd aan de schuldige partij, ook al worden de proceshandelingen niet noodzakelijk ongeldig.
Afhankelijk van de duur kunnen termijnen tot slot worden uitgedrukt in uren, dagen, weken, maanden en jaren. Deze indeling is eveneens te vinden in artikel 181 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Daarnaast zijn er bepaalde omstandigheden waarvoor in de wet geen specifieke termijn (uitgedrukt in uren, dagen enz.) is vastgelegd. In plaats daarvan wordt verwezen naar een bepaald moment waarop de proceshandeling moet worden verricht (uitvoering kan bijvoorbeeld worden betwist tot aan het laatste uitvoeringsbesluit), of wordt aangegeven dat de proceshandeling “onverwijld”, “zo snel mogelijk” of “met de meeste spoed” moet worden verricht.
Volgens de Roemeense wetgeving zijn zaterdagen, zondagen en de volgende feestdagen niet-werkdagen: 1 en 2 januari (Nieuwjaar); 24 januari (Dag van de Roemeense vereniging); Pasen – twee dagen, afhankelijk van de kalenderdagen (inclusief Goede Vrijdag); 1 mei (Dag van de Arbeid); 1 juni (Dag van het Kind); Pinksteren – één dag, afhankelijk van de kalenderdagen; 15 augustus (Maria-Hemelvaart); 30 november (Sint-Andreas); 1 december (nationale feestdag); 25 en 26 december (Kerstmis).
De toepasselijke regelgeving voor termijnen is vastgelegd in de artikelen 180 tot en met 186 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Elke termijn heeft een moment van aanvang en een moment van verstrijken; de periode daartussen is de looptijd van de termijn.
In artikel 184, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is bepaald dat termijnen aanvangen op de dag dat proceshandelingen worden betekend of ter kennis gebracht, tenzij de wet anders bepaalt.
In sommige gevallen kan de betekening of kennisgeving van de proceshandeling die het moment van aanvang voor de termijn bepaalt, worden vervangen door andere gelijkwaardige proceshandelingen. Zo wordt in bepaalde gevallen de dag van betekening of kennisgeving van de proceshandeling die de termijn doet ingaan, vervangen door andere handelingen als moment van aanvang van de termijn (bv. het verzoek tot betekening of kennisgeving van proceshandelingen aan de wederpartij, het instellen van een beroep of de betekening of kennisgeving van het gerechtelijk bevel tot handelen).
Bij wijze van uitzondering op de algemene regel gaat de termijn in sommige gevallen in op andere momenten dan de datum van betekening of kennisgeving, met name wanneer de uitspraak wordt gedaan (die de verjaringstermijn doet verstrijken, het vonnis aanvult); wanneer bewijs wordt toegelaten (om de gevraagde hoeveelheid bewijs of de lijst van getuigen binnen vijf dagen voor te leggen); wanneer bepaalde stukken worden bekendgemaakt (voor de aankondiging van de verkoop van een gebouw binnen vijf dagen).
Het moment van verstrijken is het moment waarop het rechtsgevolg van een termijn intreedt, in die zin dat de handeling waarvoor de termijn was gesteld, niet langer kan worden verricht (bij maximumtermijnen) of juist het moment vanaf wanneer bepaalde proceshandelingen kunnen worden verricht (bij minimumtermijnen).
Termijnen lopen in principe ononderbroken vanaf het moment van aanvang tot het moment van verstrijken. Ze kunnen niet worden gestuit of opgeschort. Belemmeringen ten gevolge van omstandigheden die niet aan de betrokken partij kunnen worden toegeschreven – zoals bedoeld in artikel 186 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering – zijn een grond om procestermijnen te stuiten. Ook andere bijzondere omstandigheden voor stuiting kunnen zich voordoen (bijvoorbeeld de stuiting van de beroepstermijn – artikel 469 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). De wet bepaalt dat procestermijnen eveneens kunnen worden opgeschort (net zoals bij verjaringstermijnen – artikel 418 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Als de termijn wordt gestuit uit hoofde van artikel 186 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, vangt na opheffing van de belemmering een vaste termijn van 15 dagen aan, ongeacht de looptijd van de termijn die door stuiting is verstreken. In geval van opschorting loopt de termijn verder vanaf het moment waarop de opschorting voorbij is. De periode voorafgaand aan de opschorting van de termijn wordt hier meegeteld.
Processtukken die binnen de wettelijke termijn worden ingediend per aangetekende brief via het postkantoor, een koeriersdienst, een gespecialiseerde communicatiedienst of per fax of e-mail, worden uit hoofde van artikel 183 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering geacht te zijn ingediend binnen de termijn. Het processtuk dat door de belanghebbende partij binnen de wettelijke termijn wordt afgegeven bij de militaire eenheid of het administratiekantoor van de plaats waar die partij wordt vastgehouden, wordt ook geacht te zijn ingediend binnen de termijn. Het ontvangstbewijs van het postkantoor en de registratie of certificatie van het ingediende stuk door de koeriersdienst, de gespecialiseerde communicatiedienst, de militaire eenheid of het administratiekantoor van de plaats waar de belanghebbende partij wordt vastgehouden, evenals de vermelding van de datum en het tijdstip van ontvangst van het fax- of e-mailbericht zoals weergegeven door de computer of het faxapparaat van de rechtbank, geldt in voorkomend geval als bewijs voor de datum waarop de belanghebbende partij de handeling heeft ingesteld.
Uit hoofde van artikel 181 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden de in dagen uitgedrukte termijnen volgens een exclusief systeem berekend, met name op basis van vrije dagen, waarbij noch de eerste dag (dies a quo) noch de laatste dag (dies ad quem) wordt meegeteld. De regels in vraag 4 met betrekking tot het moment van aanvang zijn hier van toepassing.
De in dagen uitgedrukte termijnen worden altijd berekend in volledige dagen, hoewel het processtuk enkel kan worden ingediend tijdens de openingsuren van de rechtbank. Deze beperking kan echter worden omzeild door het processtuk per post te versturen. De postbeambte geeft dan aan op welke datum en op welke wijze het processtuk aan de ontvanger wordt bezorgd. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Als aan een persoon bijvoorbeeld op 4 april 2005 een document wordt betekend of ter kennis gebracht en die persoon wordt verzocht om binnen 14 dagen na betekening of kennisgeving te reageren, betekent dit dan dat de persoon moet antwoorden vóór:
Antwoord: het vermelde aantal dagen betreft kalenderdagen. De betrokkene moet dus uiterlijk op 19 april effectief gevolg geven aan dit verzoek.
Uit hoofde van artikel 182 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering verstrijken termijnen die worden uitgedrukt in jaren, maanden of weken op de dag van het jaar, de maand of de week die overeenkomt met de aanvangsdag van de termijn.
Een termijn die aanvangt op de 29e, 30e of 31e dag van een maand en die verstrijkt in een kortere maand, wordt geacht te verstrijken op de laatste dag van de betreffende maand.
Een termijn die verstrijkt op een wettelijke feestdag of op een dag waarop niet wordt gewerkt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag.
Een termijn die in weken, maanden of jaren wordt uitgedrukt verstrijkt op de overeenkomstige dag van de laatste week, de laatste maand of het laatste jaar. Als er in de laatste maand geen dag voorkomt die overeenstemt met de dag waarop de termijn inging, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand. Wanneer de laatste dag van een termijn een niet-werkdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Wanneer de laatste dag van een termijn een niet-werkdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Artikel 184 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bepaalt dat in de volgende gevallen de procestermijn wordt gestuit en een nieuwe termijn aanvangt vanaf de datum van de nieuwe betekening of kennisgeving:
De procestermijn vangt niet aan, en als die toch al was aangevangen, wordt deze gestuit voor een partij die niet of beperkt handelingsbekwaam is, totdat een persoon wordt aangesteld om die partij in voorkomend geval te vertegenwoordigen of bij te staan.
Voor sommige rechtsgebieden gelden bijzondere termijnen. De algemene termijnen voor het instellen van een beroep en een beroep in cassatie bedragen dertig dagen in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. In bepaalde zaken (speciale procedures), bijvoorbeeld in het geval van een bevel van de voorzitter van een rechtbank, is de beroepstermijn vijf dagen, wat korter is dan de beroepstermijn uit hoofde van het gemene recht.
Het antwoord is ja, in die zin dat in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden de rechter de termijn kan verlengen (bijvoorbeeld met vijf dagen krachtens de artikelen 469 en 490 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering in geval van respectievelijk beroep en tweede beroep) of inkorten (bijvoorbeeld krachtens artikel 159 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering met betrekking tot de termijn voor de betekening of kennisgeving van het exploot vijf dagen voor de hoorzitting).
Uit hoofde van artikel 1088 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering past de rechtbank bij internationale burgerlijke rechtsvorderingen het Roemeense procesrecht toe, behoudens uitdrukkelijke andersluidende bepalingen. Zie ook het antwoord op de vragen 5, 11 en 16.
Zoals gezegd, heeft de niet-naleving van absolute termijnen gevolgen voor de geldigheid van proceshandelingen. Als daarentegen relatieve termijnen (bv. termijnen voor het wijzen van een vonnis, termijnen voor de voorbereiding enz.) niet worden nageleefd, kunnen disciplinaire sancties of geldboetes worden opgelegd aan de schuldige partij, ook al worden de proceshandelingen niet noodzakelijk ongeldig.
Mogelijke sancties voor het niet-naleven van procestermijnen zijn:
In artikel 185 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is bepaald dat, wanneer een procedureel recht moet worden uitgeoefend binnen een bepaalde termijn, de niet-naleving van deze verplichting aanleiding geeft tot het vervallen van het recht, tenzij de wet anders bepaalt. Proceshandelingen die na het verstrijken van de termijn worden verricht, zijn nietig. Indien de wet voorziet in de onderbreking van een proceshandeling binnen een termijn, kan de handeling die wordt uitgevoerd vóór het verstrijken van de termijn, nietig worden verklaard op verzoek van de belanghebbende.
In artikel 186 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering staat dat voor de partij die een procestermijn heeft laten verstrijken, een nieuwe termijn wordt vastgelegd, op voorwaarde dat die partij aantoont dat er een gegronde reden is voor het uitstel. De betrokken partij verricht de proceshandeling binnen 15 dagen na de datum waarop de onderbreking is beëindigd, en verzoekt tegelijkertijd om een nieuwe termijn. Bij instelling van beroep is die termijn gelijk aan die voor beroepsprocedures. Het verzoek om een nieuwe termijn wordt behandeld door de bevoegde rechtbank die zich eveneens buigt over het verzoek met betrekking tot het niet binnen de termijn uitgeoefende recht. Wanneer de partij schuldig is, zijn er geen procedurele rechtsmiddelen mogelijk.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In het Sloveense procesrecht wordt een termijn gedefinieerd als een tijdsperiode die wordt afgebakend door twee tijdstippen - het begin en het einde van de tijdsperiode - waarin een bepaalde proceshandeling kan worden uitgevoerd en, in uitzonderlijke gevallen, een tijdsperiode waarin een bepaalde proceshandeling niet mag worden uitgevoerd.
In de Sloveense wetgeving worden diverse termijnen onderscheiden:
Volgens Verordening nr. 1182/71 zijn "werkdagen" alle dagen die niet zaterdag, zondag of officiële feestdag zijn. De volgende officiële feestdagen worden in Slovenië in de Wet betreffende officiële feestdagen en niet-werkdagen in de Republiek Slovenië (Zakon o praznikih in dela prostih dnevih v Republiki Sloveniji; afgekort ZPDPD) als niet-werkdagen aangeduid:
Niet-werkdagen in Slovenië zijn onder meer:
De algemene regels voor procestermijnen in het Sloveense recht zijn vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zakon o pravdnem postopku; afgekort: ZPP). Artikel 110 - 112 en 116 - 120 ZPP zijn direct van toepassing op civiele procedures, en mutatis mutandis op niet-contentieuze procedures, procedures voor tenuitvoerlegging en zekerheidstelling, en procedures inzake verplichte geschillenregeling of faillissement door insolvabiliteit van een onderneming of de liquidatie ervan.
Volgens het Sloveense recht worden termijnen berekend aan de hand van kalenderdagen. Termijnen worden berekend in dagen, maanden en jaren. Als een termijn wordt uitgedrukt in dagen, wordt de dag van betekening of kennisgeving van een gerechtelijk stuk of de dag waarop de gebeurtenis plaatsvindt waarmee de termijn ingaat, niet meegeteld. De termijn vangt derhalve aan op de eerstvolgende dag. Termijnen die worden uitgedrukt in maanden of jaren verstrijken in de laatste maand of het laatste jaar aan het einde van de dag met hetzelfde datumgetal als de datum waarop de termijn aanving. Als er in de laatste maand geen dag met hetzelfde datumgetal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand. In dit geval vangen termijnen aan wanneer de gebeurtenis waarmee de termijn ingaat plaatsvindt (als een proceshandeling bijvoorbeeld dient te worden uitgevoerd binnen één jaar na de betekening of kennisgeving van een document en die betekening of kennisgeving plaatsvond op 25 april 2005, verstrijkt de termijn op 25 april 2006). Als de laatste dag van een termijn een zaterdag, zondag, officiële feestdag of een andere niet-werkdag is, zoals bepaald door de Wet betreffende officiële feestdagen en niet-werkdagen in de Republiek Slovenië (zie punt 2 hierboven), verstrijkt de termijn op de eerstvolgende werkdag. Bovengenoemde dagen hebben geen invloed op het begin en het verloop van een procedure, omdat de termijn ook op deze dagen ononderbroken loopt. Een uitzondering op deze regel is de rechterlijke vakantie (tussen 15 juli en 15 augustus), waarin een termijn niet kan aanvangen. De termijn vangt in dat geval aan op de eerste dag na de rechterlijke vakantie.
De gebeurtenissen waarna termijnen aanvangen, zijn in de meeste gevallen de betekening of kennisgeving van een gerechtelijk stuk, een handeling van de tegenpartij of een niet-procedurele gebeurtenis.
Volgens het Sloveense recht kunnen gerechtelijke stukken worden betekend of ter kennis gebracht per post, via een gerechtsdeurwaarder, in de rechtbank of op een andere manier die in de wet is vastgelegd. Als een termijn aanvangt na de betekening of kennisgeving, is de manier van de betekening of kennisgeving van de gerechtelijke stukken niet van invloed op het begin van de termijn. De termijn vangt, in overeenstemming met de wet, aan op het moment waarop de betekening of kennisgeving daadwerkelijk heeft plaatsgevonden of op het moment waarop de betekening of kennisgeving geacht wordt te hebben plaatsgevonden.
De betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken wordt beheerst door artikel 132 e.v. ZPP. Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen gewone betekening of kennisgeving per post en betekening of kennisgeving per post in persoon, en betekening of kennisgeving op beveiligde elektronische wijze, die eveneens gewoon dan wel in persoon kan zijn.
Bij de gewone betekening of kennisgeving van stukken (artikel 140 en 141 ZPP) wordt de betekening of kennisgeving geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop een deurwaarder de stukken overhandigt aan de geadresseerde op zijn woon- of werkplaats. Als de geadresseerde niet thuis is, kunnen de stukken worden overhandigd aan een volwassen huisgenoot. Indien de deurwaarder de stukken op de werkplek van de geadresseerde betekent, maar die daar niet aanwezig is op het moment van de betekening of kennisgeving, of indien de deurwaarder de persoon niet kan bereiken omwille van arbeidsprocedures op de werkplek, wordt de betekening of kennisgeving geacht te hebben plaatsgevonden wanneer de stukken worden overhandigd aan een persoon die bevoegd is om post te ontvangen of aan een persoon die op die werkplek in dienst is. Als de geadresseerde in een wooncentrum woont en de deurwaarder hem daar niet aantreft, worden de stukken overhandigd aan een persoon die bevoegd is om post te ontvangen voor de bewoners. De termijn vangt aan op de dag na de betekening of kennisgeving. Indien de betekening of kennisgeving op die wijze niet mogelijk is, deponeert de deurwaarder de stukken in een brievenbus op het adres van de woonplaats. De betekening of kennisgeving wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop het stuk in de brievenbus is achtergelaten. Indien de geadresseerde geen brievenbus heeft of die onbruikbaar is, mogen de stukken worden overhandigd aan de rechtbank die de opdracht heeft gegeven voor de betekening of kennisgeving of aan het plaatselijke postkantoor. Er wordt een bericht van betekening of kennisgeving achtergelaten op de voordeur van de woning, met de vermelding waar de stukken kunnen worden opgehaald. De betekening of kennisgeving wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop het bericht van betekening of kennisgeving op de voordeur is aangebracht. De stukken worden gedurende 30 dagen bijgehouden in het postkantoor. Indien de geadresseerde de stukken niet ophaalt binnen die termijn, worden de stukken terugbezorgd aan de rechtbank. Als de documenten moeten worden betekend of ter kennis gebracht aan een rechtspersoon die in het register is ingeschreven of aan een zelfstandige ondernemer en de betekening of kennisgeving niet mogelijk is op het adres dat staat ingeschreven in het register, vindt de betekening of kennisgeving plaats door de stukken of een bericht van betekening of kennisgeving achter te laten op het adres dat staat ingeschreven in het register, op voorwaarde dat het adres daadwerkelijk bestaat.
De betekening of kennisgeving in persoon (artikel 142 en 143 ZZP) verwijst naar de betekening of kennisgeving van stukken die betrekking hebben op een rechtshandeling, een rechterlijke beslissing waartegen hoger beroep of buitengewone rechtsmiddelen worden toegestaan, een betalingsbevel voor de gerechtskosten uit hoofde van de indiening van stukken vermeld in artikel 105a ZZP alsmede de uitnodiging om op de zitting voor een schikking of de eerste hoofdzitting te verschijnen. Overige stukken worden alleen in persoon betekend of ter kennis gebracht indien dat bij wet is voorgeschreven of indien de rechtbank van oordeel is dat dat noodzakelijk is omdat het originele stukken betreft of omwille van een andere reden waarvoor meer voorzichtigheid is geboden. De termijn vangt aan op de dag na de betekening of kennisgeving. De termijn kan verstrijken op een niet-werkdag. In dat geval wordt de termijn met andere woorden niet verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Als de rechtstreekse betekening of kennisgeving in persoon vereist maar niet mogelijk is, mag de deurwaarder het stuk achterlaten in een brievenbus of een bericht achterlaten op de voordeur van de woning, met de vermelding dat een termijn van 15 dagen wordt vastgelegd waarin de geadresseerde de stukken kan ophalen in het plaatselijke postkantoor indien de betekening of kennisgeving per post had moeten plaatsvinden, of in de rechtbank die de opdracht had gegeven voor de betekening of kennisgeving. De betekening of kennisgeving wordt geacht te hebben plaatsgevonden wanneer de geadresseerde de stukken ophaalt in het postkantoor of indien de geadresseerde de stukken niet ophaalt, wordt de betekening of kennisgeving geacht te hebben plaatsgevonden na 15 dagen. Indien de geadresseerde de stukken niet ophaalt, vangt de termijn aan op de dag nadat de betekening of kennisgeving heeft plaatsgevonden of wordt geacht te hebben plaatsgevonden.
De elektronische betekening of kennisgeving van stukken kan op een beveiligde elektronische wijze geschieden. Het gerechtelijk informatiesysteem verzendt de stukken automatisch naar het voor betekening of kennisgeving in het register ingeschreven adres of naar een beveiligde mailbox via een natuurlijke persoon of rechtspersoon die beveiligde elektronische betekening of kennisgeving van stukken verricht als geregistreerde activiteit op basis van een speciale vergunning van de minister van Justitie. De geadresseerde moet de stukken binnen 15 dagen in ontvangst nemen. De geadresseerde neemt de stukken van het informatiesysteem in ontvangst door op de voorgeschreven wijze zijn identiteit te bewijzen, ondertekent elektronisch het bewijs van betekening of kennisgeving, en stuurt dit op beveiligde elektronische wijze terug naar de afzender. De betekening of kennisgeving wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de dag dat de geadresseerde de elektronische stukken aanvaardt. Als de stukken niet worden aanvaard binnen 15 dagen, wordt de betekening of kennisgeving geacht te hebben plaatsgevonden na het verstrijken van die termijn. De geadresseerde moet de mogelijkheid hebben om gedurende minstens drie maanden na het verstrijken van de termijn van 15 dagen na ontvangst van de elektronische stukken, kennis te nemen van de inhoud van de stukken. Indien de geadresseerde de stukken niet ophaalt, vangt de termijn aan op de dag nadat de betekening of kennisgeving heeft plaatsgevonden of wordt geacht te hebben plaatsgevonden. Er moet met nadruk op worden gewezen dat de elektronische betekening of kennisgeving, hoewel die een wettelijke rechtsgrond heeft, nog niet mogelijk is voor burgerlijke en handelszaken, met uitzondering van tenuitvoerleggingsprocedures, insolventieprocedures en procedures betreffende kadastrale gegevens. Zie het thema "geautomatiseerde verwerking" voor het gebruik van elektronische handelingen.
Als een termijn wordt uitgedrukt in dagen, wordt de dag van betekening of kennisgeving van een gerechtelijk stuk of de dag waarop de gebeurtenis plaatsvindt waarmee de termijn ingaat, niet meegeteld. De eerste dag van de termijn is daarentegen de dag na de betekening of kennisgeving van het gerechtelijke stuk of de dag na de gebeurtenis.
Termijnen die worden uitgedrukt in maanden of jaren verstrijken in de laatste maand of het laatste jaar aan het einde van de dag met hetzelfde datumgetal als de datum waarop de termijn aanving. Als er in de laatste maand geen dag met hetzelfde datumgetal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand. In dit geval vangen termijnen aan wanneer de gebeurtenis waarmee de termijn ingaat plaatsvindt (als een proceshandeling bijvoorbeeld dient te worden uitgevoerd binnen één jaar na de betekening of kennisgeving van een document en die betekening of kennisgeving plaatsvond op 25 april 2005, verstrijkt de termijn op 25 april 2006).
Wanneer termijnen worden uitgedrukt in dagen, zijn dit kalenderdagen. Termijnen worden niet onderbroken, ook niet op zaterdagen, zondagen en niet-werkdagen. Als een vonnis bijvoorbeeld op een vrijdag wordt betekend of ter kennis gebracht, vangt de beroepstermijn aan op zaterdag. Als de laatste dag van een termijn een zaterdag, zondag, officiële feestdag of een andere niet-werkdag is, zoals bepaald door de Wet betreffende officiële feestdagen en niet-werkdagen in de Republiek Slovenië, verstrijkt de termijn op de eerstvolgende werkdag.
Bij de berekening van termijnen moeten de bijzondere regels van artikel 83 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Zakon o sodiščih) betreffende rechterlijke vakanties worden toegepast. Tussen 15 juli en 15 augustus worden door de rechtbank uitsluitend hoorzittingen gehouden en uitspraken gedaan voor spoedeisende gevallen, zoals wordt bepaald door de wet (rechterlijke bevelen, voogdij over en opvang van kinderen, onderhoudsverplichtingen enz.). Procestermijnen vangen niet aan, tenzij voor spoedeisende gevallen. Als de betekening of kennisgeving plaatsvond tijdens de rechterlijke vakantie (bijvoorbeeld op 20 juli), vangt de procestermijn aan op de eerstvolgende dag na de rechterlijke vakantie, met name 16 augustus. Procestermijnen kunnen evenmin verstrijken tijdens de rechterlijke vakantie. Als de betekening of kennisgeving bijvoorbeeld plaatsvond op 10 juli, verstrijkt de termijn van 15 dagen op 26 augustus. De termijn wordt gestuit door de rechterlijke vakantie.
Volgens het Sloveense recht worden termijnen niet uitgedrukt in weken. Termijnen worden berekend in dagen, maanden en jaren. Zaterdagen, zondagen en andere niet-werkdagen hebben geen invloed op een termijn, en een termijn kan niet verstrijken op voornoemde dagen. Als de laatste dag van een termijn een zaterdag, zondag, officiële feestdag of een andere niet-werkdag is, zoals bepaald door de Wet betreffende officiële feestdagen en niet-werkdagen in de Republiek Slovenië, verstrijkt de termijn op de eerstvolgende werkdag.
De bepalingen in de Wet op de rechterlijke organisatie betreffende termijnen tijdens de rechterlijke vakantie zijn ontoereikend voor termijnen die worden uitgedrukt in maanden of jaren, en waarvoor artikel 111, lid 3, ZZP stelt dat termijnen verstrijken op de dag met hetzelfde datumgetal als de dag waarop de termijn aanving. De rechterlijke vakantie heeft geen invloed op het verloop van termijnen die worden uitgedrukt in jaren. Volgens de rechtspraak worden in maanden uitgedrukte termijnen onderbroken tijdens de rechterlijke vakantie en worden ze bijgevolg met een maand verlengd (een procestermijn van drie maanden die aanvangt op 20 juni verstrijkt bijvoorbeeld op 20 september; een termijn van drie maanden die normaal verstrijkt tijdens de rechterlijke vakantie, bijvoorbeeld op 5 augustus, wordt een maand verlengd en verstrijkt op 5 september).
Termijnen die worden uitgedrukt in maanden of jaren verstrijken in de laatste maand of het laatste jaar aan het einde van de dag met hetzelfde datumgetal als de datum waarop de termijn aanving. Als de laatste maand geen dag heeft met hetzelfde datumgetal, verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand (als een bepaalde proceshandeling bijvoorbeeld moet worden uitgevoerd binnen een jaar na de betekening of kennisgeving van stukken en de stukken werden betekend of ter kennis gebracht op 25 april 2005, verstrijkt de termijn op 25 april 2006; als een bepaalde proceshandeling moet worden uitgevoerd binnen een maand na de betekening of kennisgeving die plaatsvond op 31 mei 2005, eindigt de termijn op 30 juni 2005).
Termijnen verstrijken niet op zaterdagen, zondagen of andere niet-werkdagen. Als de laatste dag van een termijn een zaterdag, zondag, officiële feestdag of een andere niet-werkdag is, zoals bepaald door de Wet betreffende officiële feestdagen en niet-werkdagen in de Republiek Slovenië, verstrijkt de termijn op de eerstvolgende werkdag.
Enkel termijnen die worden vastgelegd door een rechtbank, de zogenaamde gerechtelijke termijnen (artikel 110 ZZP), kunnen worden verlengd. Een gerechtelijke termijn kan door de rechtbank worden verlengd op verzoek van een partij, wanneer daar gegronde redenen voor zijn. Een verlenging van een termijn moet worden aangevraagd voordat de termijn is verstreken. Wettelijke termijnen kunnen niet worden verlengd. De bepaling omtrent het niet-verlengbare karakter van wettelijke termijnen is dwingend.
Partijen kunnen beroep instellen tegen een vonnis of beslissing in eerste aanleg binnen de algemene beroepstermijn van 15 dagen na de betekening of kennisgeving van het vonnis, tenzij het ZZP (artikel 31, lid 3, en artikel 333) anders bepaalt.
Er geldt een kortere beroepstermijn van 15 dagen bij geschillen over wissels en cheques (artikel 333 ZZP), en van 8 dagen bij geschillen over inbreuken (artikel 428 ZZP), geringe vorderingen (artikel 458 ZZP), voor het instellen van hoger beroep in commerciële geschillen betreffende geringe vorderingen en voor het uitvaardigen van een betalingsbevel. De kortere periode van acht dagen geldt eveneens voor het instellen van rechtsmiddelen (hoger beroep en bezwaar) in procedures voor tenuitvoerlegging en zekerheidstelling (artikel 9 van de Wet inzake de tenuitvoerlegging en zekerheidstelling van vorderingen (Zakon o izvršbi in zavarovanju)).
Rechtbanken houden hoorzittingen wanneer dat wettelijk wordt voorgeschreven of noodzakelijk is in de loop van de procedure (artikel 113 ZZP). Een hoorzitting is een afspraak op een bepaalde plaats en een bepaald tijdstip waarin een proceshandeling wordt verricht. Een rechtbank kan een hoorzitting verdagen wanneer daar gegronde redenen voor zijn (artikel 115 ZZP).
Een rechtbank kan de termijn waarin een partij een proceshandeling moet uitvoeren (gerechtelijke termijn) eveneens verlengen indien daar gegronde redenen voor zijn en de partij een verzoek tot verlenging indient voordat de termijn is verstreken.
Het is uit hoofde van het Sloveense recht niet mogelijk om een termijn te verlengen omdat een partij op een bepaalde plaats of in een bepaald gebied woont.
Wanneer een partij een termijn laat verstrijken, betekent dat doorgaans dat een recht verloren gaat. Een partij verliest het recht om een rechtsmiddel in te stellen (extinctieve verjaring) en ook een te laat ingesteld rechtsmiddel wordt verworpen. Een verzoek dat door een partij niet binnen de voorgeschreven termijn wordt gewijzigd of aangevuld, wordt door de rechtbank verworpen.
Als een partij een termijn laat verstrijken, kan worden aangenomen dat de partij haar vordering heeft ingetrokken (als een partij in een zaak bijvoorbeeld de gerechtskosten niet betaalt binnen de wettelijke termijn, wordt ervan uitgegaan dat die partij haar vordering heeft ingetrokken en dat de procedure wordt opgeschort; hetzelfde geldt wanneer geen van de partijen verzoekt dat de procedure wordt hervat binnen vier maanden nadat deze werd opgeschort).
Als een partij niet ter zitting verschijnt, wordt in sommige gevallen aangenomen dat de partij zich heeft teruggetrokken (bijvoorbeeld indien geen van beide partijen verschijnt op de eerste hoorzitting, wordt ervan uitgegaan dat de eiser zich heeft teruggetrokken).
Wanneer een termijn niet wordt gehaald, kan dat eveneens gevolgen hebben voor een partij in een bewijsprocedure. Wanneer een voorschot voor het verkrijgen van het voorgelegde bewijs niet wordt betaald binnen de termijn, dan wordt het bewijs niet verkregen.
Als een partij een termijn voor een bepaalde proceshandeling heeft laten verstrijken en dit heeft geleid tot verjaring (waardoor de partij dus het recht verliest om de handeling uit te voeren), kan de rechtbank de partij op verzoek toestaan de handeling op een later tijdstip uit te voeren (m.a.w. een terugkeer naar de eerdere toestand, artikel 116 - 121 ZZP).
Voorwaarden voor de terugkeer naar de eerdere toestand:
Een verzoek om terugkeer naar de eerdere toestand heeft doorgaans geen gevolgen voor het verloop van de procedure, maar een rechtbank kan beslissen om de procedure op te schorten totdat de beslissing over het verzoek van kracht wordt. Nadat het verzoek om terugkeer naar de eerdere toestand tijdig is ontvangen, houdt de rechtbank doorgaans een hoorzitting waarin een beslissing over het verzoek wordt genomen. Als een terugkeer naar de eerdere toestand wordt toegestaan, vangt de procedure weer aan op het punt waar die was gebleven vóór het oponthoud en worden alle beslissingen die de rechtbank heeft genomen ten gevolge van het oponthoud, nietig verklaard.
http://www.dz-rs.si/wps/portal/Home/deloDZ/zakonodaja/preciscenaBesedilaZakonov
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
a) Wettelijke termijnen – termijnen waarvan de looptijd wettelijk is vastgelegd;
b) Gerechtelijke termijnen - termijnen die door de rechtbank kunnen worden verlengd op verzoek van de betrokken entiteit.
Niet-werkdagen zijn rustdagen voor werknemers tijdens de week evenals wettelijke feestdagen.
a) Niet-werkdagen in de Slowaakse Republiek: 6 januari, Goede Vrijdag, paaszondag, paasmaandag, 1 mei, 8 mei, 15 september, 1 november, 24 december, 25 december, 26 december
b) Wettelijke feestdagen in de Slowaakse Republiek: 1 januari, 5 juli, 29 augustus, 1 september, 17 november
a) Ingevolge wet nr. 160/2015, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (zákona č. 160/2015 Civilný sporový poriadok) (hierna "CCAP"), en bij ontstentenis van andersluidende bepalingen, wordt een termijn voor het verrichten van een handeling vastgelegd door een rechtbank. Als de termijn wordt berekend in dagen en de termijn aanvangt na een bepaalde gebeurtenis, wordt de dag waarop de gebeurtenis zich voordoet, niet meegeteld.
b) Een termijn vangt niet aan voor een persoon die de bevoegdheid heeft verloren om aan de procedure deel te nemen of om in rechte op te treden (artikel 119 CCAP).
c) Indien een nieuwe partij, wettelijke vertegenwoordiger of voogd van een partij zich in de procedures voegt, zullen voor hen nieuwe termijnen aanvangen vanaf het moment waarop ze zich in de procedure voegen (artikel 120 CCAP).
d) Een termijn wordt nageleefd als op de laatste dag van de termijn de handeling in kwestie in de rechtbank is verricht of de voorlegging heeft plaatsgevonden aan de instantie die tot aflevering daarvan is gehouden (artikel 121, lid 5, CCAP).
Een termijn vangt aan op de dag die volgt op de dag waarop de gebeurtenis die de termijn doet ingaan, heeft plaatsgevonden.
Nee.
Nee.
Termijnen worden berekend aan de hand van kalenderdagen.
Termijnen die zijn vastgesteld in weken, maanden en jaren worden eveneens berekend aan de hand van kalenderdagen.
Een termijn die wordt vastgesteld in weken, maanden of jaren verstrijkt aan het einde van de dag die dezelfde is als de dag waarop de gebeurtenis die de termijn doet ingaan zich heeft voorgedaan. Kent de laatste maand een dergelijke dag niet, dan verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand. Als een termijn op een zaterdag, een zondag of een feestdag verstrijkt, dan geldt de eerstvolgende werkdag als de laatste dag van de termijn (artikel 121 CCAP).
Ja.
Indien de wet geen termijn vastlegt voor de uitvoering van een handeling, wordt de termijn indien nodig vastgelegd door een rechtbank. Een termijn die door een rechtbank werd vastgelegd, kan door die rechtbank worden verlengd (artikel 118, lid 2, CCAP).
Een beroep moet binnen 15 dagen volgend op de betekening of kennisgeving van een beslissing worden ingesteld bij de rechtbank tot de welke het beroep is gericht (artikel 362 CCAP).
Ja, maar uitsluitend termijnen voor een informatief verhoor.
Wanneer een termijn niet in acht wordt genomen, wordt de termijn niet gehaald.
Een rechtbank kan verschoning verlenen voor het niet-halen van een termijn, indien een partij of haar vertegenwoordiger een verschoonbare reden heeft waardoor deze niet in staat was om een handeling te verrichten waarop hij of zij recht had. Een verzoek moet worden ingediend binnen 15 dagen nadat de belemmering is weggenomen, en dit verzoek moet vergezeld gaan van de niet-verrichte handeling (artikel 122 CCAP). Het is volledig aan de rechtbank om na te gaan of de partij of haar vertegenwoordiger een verschoonbare reden heeft voor het niet-halen van de wettelijke termijn.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Termijnen hebben betrekking op de deadlines die zijn vastgesteld voor het doorlopen van een bepaalde fase in een procedure. Sommige termijnen zijn wettelijk vastgelegd, andere worden door de rechtbank vastgesteld.
Naast zondagen en zaterdagen zijn de volgende dagen in Finland aangemerkt als niet-werkdagen:
De regels voor het berekenen van de termijnen zijn opgenomen in de Wet tot vaststelling van termijnen (määräaikalaki) (150/1930). Bepalingen over termijnen zijn ook opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (oikeudenkäymiskaari) en diverse andere wetten.
Termijnen worden over het algemeen berekend vanaf het begin van de dag volgend op de datum van de gebeurtenis die aanleiding vormde voor de handeling of formaliteit. De termijn voor het betwisten van een testament zal worden berekend vanaf het begin van de dag volgend op de datum waarop kennisgeving van het testament is gedaan.
De methode waarmee documenten worden verzonden of betekend heeft geen invloed op de begintijd. De termijn gaat pas van start zodra het document is betekend.
Wanneer een termijn wordt uitgedrukt als een aantal dagen na een bepaalde datum, wordt deze datum niet meegerekend. Zo wordt de datum waarop de kennisgeving wordt betekend niet meegeteld.
Het vermelde aantal dagen omvat alle kalenderdagen, niet alleen werkdagen. Als de laatste dag van de termijn echter op een van de onder punt 2 genoemde dagen valt, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag.
Termijnen die in weken, maanden of jaren na een bepaalde datum zijn uitgedrukt, eindigen op de dag of de week of maand die in naam of nummer overeenkomt met die datum. Als de maand waarin de termijn verstrijkt geen overeenkomstige datum heeft met de maand, eindigt de termijn op de laatste dag van die maand.
Zie het antwoord op vraag 8.
Zie het antwoord op vraag 7.
Termijnen kunnen worden verlengd als de noodzaak van verlenging kan worden gerechtvaardigd. Verlengingen van termijnen die van toepassing zijn op lopende rechtszaken, kunnen door de betrokken rechtbank op verzoek worden toegekend. De aan de zaak toegewezen persoon besluit of verlenging wordt toegekend.
Een partij in een rechtszaak die beroep wenst in te stellen tegen een uitspraak van een districtsrechtbank (käräjäoikeus) moet dit niet later doen dan de zevende dag vanaf de datum waarop de districtsrechtbank uitspraak heeft gedaan. De termijn voor het indienen van beroep is dertig dagen vanaf de datum waarop de districtsrechtbank uitspraak heeft gedaan. De appellant moet zijn of haar beroepsschrift niet later dan op de laatste dag van de termijn, tijdens kantooruren, ter griffie van de districtsrechtbank indienen.
Met betrekking tot uitspraken van hoven van beroep (hovioikeus) is de termijn voor het indienen van een verzoek om beroep in te stellen en van een beroepsschrift zestig dagen vanaf de datum van de uitspraak van het betrokken hof van beroep. De appellant moet zijn of haar verzoekschrift ‑ dat moet worden gericht tot het Hooggerechtshof (korkein oikeus) en vergezeld moet gaan van een verzoek om beroep te mogen instellen en het beroep zelf ‑ niet later dan op de laatste dag van de termijn ter griffie van het hof van beroep indienen.
Als het beroep verband houdt met een zaak die het hof van beroep heeft behandeld in eerste aanleg, is de termijn voor het instellen van beroep dertig dagen vanaf de datum waarop het hof van beroep uitspraak heeft gedaan.
De termijnen die zijn vastgelegd in de Wet tot vaststelling van termijnen kunnen niet worden verkort. In de meeste gevallen beschikt de rechtbank over de discretionaire bevoegdheid om termijnen vast te stellen voor specifieke handelingen en formaliteiten en om deze termijnen te verlengen. In bepaalde gevallen kan de rechtbank ook termijnen voor het instellen van beroep verlengen.
In Finland bestaan dit soort woonplaatsen niet, zodat dergelijke situaties zich niet kunnen voordoen.
Als algemene regel geldt dat verzuim om termijnen na te leven schadelijk is voor de niet-nalevende partij en ertoe kan leiden dat die partij haar rechten in de zaak verliest.
Er is geen universeel rechtsmiddel in geval van het verstrijken van een termijn. In bepaalde gevallen kan op verzoek een nieuwe termijn worden vastgesteld. Dit komt echter zeer zelden voor.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In de grondwet zijn verschillende typen termijnen en perioden voor civielrechtelijke zaken vastgelegd. Dit zijn bijvoorbeeld termijnen voor het instellen van beroep, het indienen van een klacht en het laten heropenen van een zaak (de periode waarbinnen een zaak aanhangig moet worden gemaakt). Ook zijn er bepalingen die louter voorschrijven dat een bepaalde maatregel moet worden genomen, waarbij het aan de rechtbank is om een beslissing te nemen over de termijn waarbinnen dit dient te geschieden; daarbij gaat het bijvoorbeeld om het indienen van aanvullende informatie, bewijs of een verweerschrift.
Zaterdagen, zondagen en officiële feestdagen worden beschouwd als niet-werkdagen.
De volgende dagen zijn in Zweden officiële feestdagen (wet (1989:253) betreffende officiële feestdagen; “lagen om allmänna helgdagar”):
Het basisbeginsel ten aanzien van termijnen is dat een persoon die op last van de rechter een proceshandeling moet verrichten, daarvoor een redelijke tijd krijgt (hoofdstuk 32, afdeling 1, van het Zweedse wetboek van rechtsvordering; “rättegångsbalken”). In de meeste gevallen wordt de toegestane duur bepaald door de rechter, die de partij op het moment van de beslissing ter zake een aanvaardbare termijn moet geven om de verplichting na te komen.
In een klein aantal gevallen is in het Zweedse wetboek van rechtsvordering een specifieke termijn vastgelegd. Deze termijnen zijn vooral van toepassing op het instellen van beroep tegen een rechterlijke uitspraak of beslissing, het indienen van een verzoek tot heropening van een gesloten zaak of, in enkele gevallen, het indienen van een verzoek om wijziging van een termijn.
Een persoon die in een civielrechtelijke zaak hoger beroep wenst in te stellen tegen een uitspraak van een arrondissementsrechtbank, dient dit hoger beroep binnen drie weken na de uitspraak in te stellen. Ook een persoon die in een civielrechtelijke zaak hoger beroep wenst in te stellen tegen een beslissing van een arrondissementsrechtbank (“tingsrätt”) dient dit binnen drie weken te doen. Indien een tijdens de gerechtelijke procedure genomen beslissing echter niet is uitgesproken ter terechtzitting en er voor de rechtbank niet is verklaard wanneer de beslissing bekend zal worden gemaakt, wordt de beroepstermijn berekend vanaf de dag dat de eiser de beslissing heeft ontvangen. Voor hoger beroep tegen uitspraken of beslissingen van het hof van beroep (“hovrätt”) is de termijn vier weken (hoofdstuk 50, afdeling 1, hoofdstuk 52, afdeling 1, hoofdstuk 55, afdeling 1, en hoofdstuk 56, afdeling 1, van het Zweedse wetboek van rechtsvordering).
Een partij kan binnen een maand na de betekeningsdatum van een tegen hem of haar door een arrondissementsrechtbank (“tingsrätt”) gewezen verstekvonnis om heropening van de zaak verzoeken (hoofdstuk 44, afdeling 9, van het Zweedse wetboek van rechtsvordering).
Indien een hoger beroep wordt gestaakt omdat de appellant de behandeling van de zaak door het hof van beroep (“hovrätt”) niet heeft bijgewoond, kan de appellant het hof binnen drie weken na de datum van de beslissing verzoeken om de zaak opnieuw in behandeling te nemen (hoofdstuk 50, afdeling 22, van het Zweedse wetboek van rechtsvordering).
Indien een partij de termijn voor het indienen van beroep of voor het opnieuw in behandeling nemen of het heropenen van een zaak niet heeft gehaald, kan zij verzoeken om de vaststelling van een nieuwe termijn. Het verzoek dient te worden ingediend binnen drie weken na het einde van de verschonende omstandigheden en uiterlijk binnen een jaar na het verstrijken van de eerste termijn (hoofdstuk 58, afdeling 12, van het Zweedse wetboek van rechtsvordering).
Een aantal termijnen is ook van toepassing in versnelde procedures van de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie. Een verweerder zal worden opgedragen om binnen een bepaalde tijd na de betekening of kennisgeving van het verzoekschrift zijn of haar verweer in te dienen. Behalve in bijzondere omstandigheden, mag deze termijn niet langer dan twee weken zijn (afdeling 25 van de wet (1990:746) inzake betalingsbevelen en ondersteuning; “lagen om betalningsföreläggande och handräckning”). Indien de verweerder het verzoekschrift betwist, kan de eiser maximaal vier weken na de datum waarop de kennisgeving van de betwisting naar hem of haar was gezonden, verzoeken de zaak over te dragen aan een arrondissementsrechtbank (“tingsrätt”) voor verdere behandeling (afdeling 34). Indien de Zweedse tenuitvoerleggingsinstantie een beslissing neemt in een zaak met betrekking tot een betalingsbevel of algemene ondersteuning, kan de verweerder binnen een maand na de beslissingsdatum verzoeken om heropening van de zaak (afdeling 53). Hoger beroep tegen andere soorten beslissingen van de instantie kan worden ingesteld binnen drie weken na de datum van de beslissing (afdelingen 55-57).
Indien een handeling binnen een bepaalde periode dient te worden verricht, vangt de termijn doorgaans aan op de dag waarop de beslissing wordt genomen of het bevel wordt uitgevaardigd. Wanneer kennisgeving of betekening van een document aan de partij dient plaats te vinden, gaat de termijn echter pas in nadat de partij het document heeft ontvangen (datum van betekening of kennisgeving).
Wanneer kennisgeving of betekening van een document aan de partij dient plaats te vinden, gaat de termijn pas in nadat de partij het document heeft ontvangen (datum van betekening of kennisgeving).
Wanneer de aanvangsdatum de datum is waarop de beslissing is genomen of het bevel is uitgevaardigd, wordt de uiterste datum vaak uitgedrukt in de vorm van een specifieke datum waarop de handeling die uit de beslissing of het bevel voortkomt, moet zijn verricht. Soms wordt een termijn echter ook vastgesteld door te bepalen dat een handeling binnen een bepaald aantal dagen, weken, maanden of jaren dient te worden verricht; deze termijn begint altijd met een aanvangsdatum. Als de aanvangsdatum de datum van betekening of kennisgeving is, wordt altijd vermeld dat een handeling binnen een bepaald aantal dagen weken, maanden of jaren dient te worden verricht; deze termijn begint altijd met de datum waarop de partij het document ontvangt.
Indien de termijn wordt uitgedrukt in dagen, heeft het aantal dagen betrekking op kalenderdagen en dus niet alleen op werkdagen.
Indien een handeling binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, begint deze termijn normaliter op de dag waarop de beslissing is genomen of het bevel is uitgevaardigd. Wanneer kennisgeving of betekening van een document aan de partij dient plaats te vinden, gaat de termijn echter pas in nadat de partij het document heeft ontvangen (datum van betekening of kennisgeving).
De wet (1930:173) inzake de berekening van wettelijke termijnen (“lag om beräkning av lagstadgad”) bepaalt dat wanneer termijnen worden uitgedrukt in weken, maanden of jaren, de uiterste datum de datum is waarvan de naam of het nummer van de maand overeenkomt met de dag waarop de termijn begon. Indien er geen overeenkomende dag in de laatste maand bestaat, wordt de laatste dag van de maand genomen als de laatste dag van de termijn.
Indien de uiterste datum voor het verrichten van een handeling valt op een zaterdag, zondag of andere officiële feestdag (zie het antwoord op vraag 2 hierboven), de dag voor midzomerdag, de dag voor Kerstmis (24 december) of oudejaarsdag (31 december), wordt de uiterste termijn voor het verrichten van de handeling verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag. Dit is ook van toepassing indien de termijn ingaat op de datum van betekening of kennisgeving.
Wanneer Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden van toepassing is, gelden echter de bepalingen van deze verordening.
Indien de uiterste datum voor het verrichten van een handeling valt op een zaterdag, zondag of andere officiële feestdag (zie het antwoord op vraag 2 hierboven), de dag voor midzomerdag, de dag voor Kerstmis (24 december) of oudejaarsdag (31 december), wordt de uiterste termijn voor het verrichten van de handeling verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag. Dit is ook van toepassing indien de termijn ingaat op de datum van betekening of kennisgeving.
Er bestaan geen bijzondere regels voor de verlenging van termijnen wanneer de partij buiten Zweden woont of gevestigd is of zich om een andere reden buiten Zweden of in een afgelegen gebied bevindt. Zoals eerder is opgemerkt, zal de lengte van de termijn echter in veel gevallen door de rechter worden bepaald en zal deze erop toezien dat de partij een redelijke termijn krijgt om een handeling te verrichten.
De termijn voor het instellen van beroep tegen een gerechtelijke uitspraak of beslissing is doorgaans drie of vier weken.
Indien een termijn wettelijk is vastgesteld (zoals de termijn voor het instellen van beroep), kan deze termijn niet worden verkort en evenmin worden verlengd. Indien een partij is opgedragen ter zitting te verschijnen of enige andere handeling te verrichten, kan de rechter de termijn verlengen door een nieuwe uiterste datum vast te stellen. In geval van nood kan het gerecht een geplande zitting annuleren en een andere zitting op een eerdere datum organiseren. De partijen dienen echter een redelijke termijn te krijgen om zich voor te bereiden.
Nee; zie het antwoord op vraag 11 hierboven.
Termijnen om te voldoen aan bevelschriften enz.
Indien de eiser niet voldoet aan een bevelschrift om aanvullende informatie over te leggen in verband met zijn verzoek tot dagvaarding of als er enig ander beletsel is om de zaak te behandelen, wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Indien de verweerder verzuimt een verweerschrift in te dienen, kan tegen hem of haar een verstekvonnis worden gewezen. Verzuim om tijdig te voldoen aan een bevelschrift hoeft de rechter er echter niet van te weerhouden desondanks uitspraak te doen in de zaak.
Verzuim om ter zitting te verschijnen
In zaken die buitengerechtelijk kunnen worden geschikt (bijvoorbeeld handelsgeschillen) kan verzuim van een van de partijen om voor de arrondissementsrechtbank (“tingsrätt”) te verschijnen, leiden tot een verstekvonnis. In zaken die niet geschikt zijn om buitengerechtelijk af te handelen (bijvoorbeeld geschillen in familiezaken) kan verzuim van de eiser om ter terechtzitting te verschijnen, leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring, terwijl een afwezige wederpartij een boete kan krijgen of voor de rechter kan worden gebracht. Indien de eiser verzuimt om ter terechtzitting te verschijnen voor de beroepsinstantie, kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Indien de wederpartij verzuimt te verschijnen, kan deze een boete worden opgelegd.
Indien een partij te laat hoger beroep instelt, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Indien de termijn niet bij wet is bepaald, dient de partij voor het verstrijken van de termijn bij de rechter een verzoek tot uitstel in te dienen en te vragen om verlenging van de termijn. Indien de termijn is verstreken en de rechter vervolgens over de zaak heeft beslist, heeft een partij de keuze uit een aantal gewone en bijzondere maatregelen. Het doel van deze maatregelen is om ofwel een gesloten zaak opnieuw voor de rechter te brengen, ofwel, in bepaalde omstandigheden, de termijn te wijzigen (zie het antwoord op vraag 3 hierboven).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De belangrijkste termijnen zijn de volgende:
Termijn voor reactie op een vordering – na ontvangst van een gedinginleidend stuk of van de bijzonderheden van de vordering heeft de verweerder 14 dagen om op de vordering te reageren of om een ontvangstbevestiging terug te zenden. Na toezending van een ontvangstbevestiging heeft de verweerder nog eens 14 dagen om zijn verweer op te stellen. Dit betekent dat de verweerder 28 dagen kan hebben om te reageren op de vordering; wanneer hij de ontvangstbevestiging echter de dag na ontvangst van de bijzonderheden van de vordering terugzendt, heeft hij slechts 15 dagen om zijn verweer in te dienen.
Termijn voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen – volgens artikel 24 van de Limitation Act 1980 moet uiterlijk zes jaar nadat een rechterlijke beslissing uitvoerbaar is geworden om tenuitvoerlegging ervan worden verzocht.
Verjaringstermijnen – in het algemeen geldt een verjaringstermijn van zes jaar, bijvoorbeeld voor:
De verjaringstermijnen voor andere soorten gevallen variëren. Bijvoorbeeld:
De punten 2.8 tot en met 2.10 van de Civil Procedure Rules (regeling voor de burgerlijke rechtsvordering) betreffen de toepassing en uitlegging van de voorschriften inzake de berekening van termijnen.
Naast de zaterdagen en zondagen zijn de volgende officiële feestdagen in Engeland en Wales erkend als niet-werkdagen:
Indien eerste kerstdag, tweede kerstdag of nieuwjaarsdag in een weekend vallen, is de volgende weekdag een vrije dag. Als 25 en 26 december bijvoorbeeld op zaterdag en zondag vallen, dan zijn de volgende maandag en dinsdag respectievelijk vrije dagen.
Bovendien zijn alle rechtbanken met Kerstmis nog een extra dag gesloten.
De Limitation Act 1980 – deze Act bevat diverse termijnen voor het aanhangig maken van zaken en andere termijnen waarbinnen bijvoorbeeld een vonnis ten uitvoer moet worden gelegd of de partijen andere handelingen dienen te verrichten. Meer informatie is te vinden in het antwoord op vraag 1.
De Foreign Limitation Periods Act 1984 – deze Act zorgt ervoor dat elke wet die verband houdt met verjaringstermijnen in gevallen waarin een buitenlandse wet dan wel een uitspraak van een buitenlandse rechtbank ten uitvoer wordt gelegd, inhoudelijk wordt behandeld in plaats van procedureel. Wanneer rekening moet worden gehouden met het recht van een ander land, is deze Act in de rechtbanken van Engeland en Wales van toepassing op zowel arbitrage- als gerechtelijke procedures.
De Civil Procedure Rules – de procedureregels voor de burgerlijke rechtbanken in Engeland en Wales met verjaringstermijnen voor diverse vorderingen.
Het aanvangstijdstip van een termijn is gewoonlijk de dag waarop de relevante gebeurtenis plaatsvindt. De termijn van 14 dagen om te antwoorden op een vordering vangt bijvoorbeeld aan op de dag van ontvangst van het gedinginleidende stuk of van de bijzonderheden van de vordering (onverminderd de regels inzake de datum waarop betekening wordt geacht te hebben plaatsgevonden, zie hieronder). De termijn van zes jaar waarin een vonnis ten uitvoer moet worden gelegd, vangt aan op de dag dat het vonnis uitvoerbaar wordt.
De gebruikelijke betekeningswijze is toezending per first class post. Indien een stuk per first class post wordt toegezonden, wordt het geacht te zijn betekend op de tweede dag nadat het werd gepost.
Meer informatie over de datum van betekening bij andere wijzen van betekening die niet in persoon werd verricht (bv. uitwisseling van stukken, betekening in het geval van woonplaatskeuze, betekening per fax of via andere elektronische hulpmiddelen) is te vinden in punt 6 van de Civil Procedure Rules.
Indien een termijn in dagen is uitgedrukt, wordt daaronder verstaan volle dagen. Bij de berekening van het aantal “volle” dagen wordt geen rekening gehouden met de dag waarop de termijn aanvangt; wanneer er voor het verstrijken van de termijn wordt verwezen naar een gebeurtenis, wordt de dag waarop die gebeurtenis plaatsvindt evenmin meegeteld. Voorbeelden van de berekening van deze dagen zijn te vinden in punt 2 van de Civil Procedure Rules.
Wanneer in een vonnis, rechterlijk bevel of instructie een termijn wordt bepaald waarbinnen een handeling dient te worden verricht, wordt indien mogelijk verwezen naar een kalenderdag en wordt bepaald op welk tijdstip van die dag de handeling moet zijn verricht. Wanneer in een stuk een termijn wordt bepaald waarbinnen een handeling dient te worden verricht, moet indien mogelijk naar een kalenderdag worden verwezen.
Voorbeeld: wanneer er op 4 april een stuk wordt betekend aan een persoon en wanneer deze persoon 14 dagen heeft vanaf de betekening, moet hij uiterlijk op 18 april antwoorden.
Indien de gestelde termijn echter minder dan 5 dagen bedraagt, worden zaterdagen, zondagen en feestdagen niet meegeteld.
Wanneer in een vonnis, rechterlijk bevel, instructie of ander stuk het begrip “maand” wordt gebruikt, wordt kalendermaand bedoeld.
Hoewel er daarvoor geen expliciete regel bestaat, wordt in het geval van een in jaren uitgedrukte termijn naar analogie punt 2.10 van de Civil Procedure Rules toegepast. Dus indien het begrip “jaar” wordt gebruikt in een vonnis, rechterlijk bevel, instructie of ander stuk, wordt kalenderjaar bedoeld.
Indien er voor het verstrijken van de termijn wordt verwezen naar een gebeurtenis, is de dag waarop die gebeurtenis plaatsvindt niet in de termijn begrepen. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Wanneer de in de Civil Procedure Rules of in een instructie, vonnis of rechterlijk bevel vastgestelde termijn waarbinnen een handeling dient te worden verricht bij een griffie, afloopt op een dag waarop die griffie gesloten is, en de handeling daarom die dag niet kan worden verricht, wordt de handeling geacht tijdig te zijn verricht indien deze plaatsvindt op de eerstvolgende dag waarop de griffie wel open is. Deze regel geldt telkens bij het verstrijken van een termijn.
Er zijn speciale regels van toepassing wanneer het gedinginleidende stuk wordt betekend buiten het rechtsgebied van Gibraltar. Bijvoorbeeld in het geval van betekening in een EU-lidstaat of een staat die partij is bij het Haags Verdrag van 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken, is de termijn voor het indienen van een ontvangstbevestiging 21 dagen na de datum van betekening van het gedinginleidende stuk of van de bijzonderheden van de vordering. De termijn voor het indienen van verweer is 21 dagen na de datum van betekening van de bijzonderheden van de vordering of indien de verweerder een ontvangstbevestiging toezendt, 35 dagen na de betekening van de bijzonderheden van de vordering. Wanneer de betekening plaatsvindt in een ander deel van een staat die partij is bij het Haags Verdrag van 1965, bedraagt de termijn voor het toezenden van een ontvangstbevestiging 31 dagen na de betekening van het gedinginleidende stuk of van de bijzonderheden van de vordering. De termijn voor het indienen van verweer is 31 dagen na de datum van betekening van de bijzonderheden van de vordering of indien de verweerder een ontvangstbevestiging toezendt, 45 dagen na de betekening van de bijzonderheden van de vordering. Nadere details zijn te vinden in punt 6 van de Civil Procedure Rules.
In het geval van betekening in een ander land is de termijn voor toezending van een ontvangstbevestiging of voor indiening van verweer het aantal in de toepasselijke tabel opgegeven dagen (zie weblink hieronder) na de betekening van de bijzonderheden van de vordering of wanneer de verweerder een ontvangstbevestiging heeft toegezonden het aantal in de toepasselijke tabel opgegeven dagen plus 14 dagen extra na de betekening van de bijzonderheden van de vordering. De tabel staat in instructie 6B van de Civil Procedure Rules.
De termijn voor hoger beroep tegen vonnissen bedraagt 14 dagen. Termijnen voor een verzoek om herziening van een beslissing van een instantie door een rechter zijn, als de wet hiertoe de mogelijkheid biedt, 28 dagen tenzij in de betreffende wet anders is bepaald.
Als de eiser van mening is dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie, kan hij of zij de rechter vragen een verzoekschrift onmiddellijk in behandeling te nemen, zonder dat er aan de verweerder enig document wordt betekend, oftewel “rauwelijks” of “bij eenzijdig verzoekschrift”. Als de rechter beslist tot een eenzijdige procedure, wordt voor de eiser een terechtzitting gepland. De verweerder mag hierbij aanwezig zijn, zodat de rechter beide partijen kan horen voordat hij al dan niet een ander rechterlijk bevel uitvaardigt.
Deel II van de Limitation Act 1980 biedt nog meer mogelijkheden voor de verlenging van termijnen. Een verjaringstermijn kan bijvoorbeeld worden verlengd als de eiser gehandicapt is (artikel 28 van de Limitation Act 1980).
Tenzij in de Civil Procedure Rules anders is bepaald of de rechter anders beveelt, kan de in een rule of door de rechter vastgestelde termijn voor het verrichten van een handeling met schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd. Bovendien hebben rechters ruime case-managementbevoegdheden om termijnen te wijzigen.
Nee. Een partij zou dit recht niet verliezen.
Wanneer een verweerder niet binnen de gestelde termijn reageert op een vordering, kan de eiser verzoeken om een verstekvonnis. De verweerder kan dan echter nog steeds tegen de uitspraak in beroep gaan of een rechter kan het vonnis vernietigen.
De rechter beschikt over nog meer sanctiemogelijkheden om zaken ordentelijk te laten verlopen. Zo kan de rechter bijvoorbeeld een deskundigenrapport niet-ontvankelijk verklaren als de partij die dit moest indienen dat te laat heeft gedaan.
De rechter kan bovendien tot een sanctie besluiten vanwege minachting van het gerecht.
De niet-verschenen partijen kunnen naar de rechtbank gaan en verzoeken om een verlenging van de termijnen. Als de verlopen termijn al heeft geleid tot een verstekvonnis, kunnen zij in beroep gaan of vragen om vernietiging van het besluit.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Termijn voor reactie op een vordering – Bij procedures voor het High Court dient de verweerder, indien hij in Noord-Ierland woont, te verschijnen binnen 14 dagen na betekening van de dagvaarding (inclusief de dag van de betekening) (Order 10), maar mag hij ook later nog verschijnen zolang er geen vonnis is gewezen. Voor verschijning na het vonnis is toestemming nodig (Order 12 van de Rules of the Court of Judicature (Northern Ireland) 1980). De verweerder moet een verweerschrift indienen binnen zes weken na afgifte van de conclusie van eis, binnen zes weken na zijn verschijning of binnen zes weken na toestemming te hebben gekregen voor verweer, al naargelang de laatste van deze data (Order 18). Bij procedures voor het County Court dient de verweerder binnen 21 dagen na betekening van een civil bill (civiele aanklacht) zijn voornemen kenbaar te maken zich te verweren (Order 12 van de County Court Rules (Northern Ireland) 1981).
Termijn voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen – Volgens artikel 16 van de Limitation (Northern Ireland) Order 1989, kan geen beroep meer worden aangetekend tegen een rechterlijke beslissing later dan zes jaar nadat deze uitvoerbaar is geworden.
Verjaringstermijnen – In het algemeen geldt een verjaringstermijn van zes jaar, bijvoorbeeld voor:
De verjaringstermijnen voor andere soorten gevallen variëren. Bijvoorbeeld:
de verjaringstermijn voor letselschade bedraagt drie jaar (artikel 7 van de Limitation (Northern Ireland) Order 1989).
Order 3 van de Rules of the Court of Judicature (Northern Ireland) 1980 juncto artikel 5 van de Interpretation Act 1978 en Order 43 van de County Court Rules (Northern Ireland) 1981 juncto artikel 39 van de Interpretation Act (Northern Ireland) 1954 betreffen de toepassing en interpretatie van respectievelijk de Rules of the Supreme Court en de County Court Rules voor wat betreft de berekening van termijnen.
Naast de zaterdagen en zondagen zijn de volgende officiële feestdagen in Noord-Ierland erkend als niet-werkdagen:
Indien eerste kerstdag, tweede kerstdag of nieuwjaarsdag in een weekend vallen, is de volgende weekdag een vrije dag. Als 25 en 26 december bijvoorbeeld op zaterdag en zondag vallen, dan zijn de volgende maandag en dinsdag respectievelijk vrije dagen.
Bovendien zijn alle rechtbanken met Kerstmis en op Goede Vrijdag nog een extra dag gesloten.
Limitation (Northern Ireland) Order 1989 – Deze order bevat diverse termijnen voor het aanhangig maken van zaken en andere perioden waarbinnen bijvoorbeeld een vonnis ten uitvoer moet worden gelegd of de partijen andere handelingen dienen te verrichten. Meer informatie is te vinden in het antwoord op vraag 1.
Foreign Limitation Periods (Northern Ireland) Order 1985 – Deze order zorgt ervoor dat iedere wet die verband houdt met verjaringstermijnen of andere beperkende termijnen, in gevallen waarin een buitenlandse wet dan wel een uitspraak van een buitenlandse rechtbank ten uitvoer wordt gelegd, inhoudelijk wordt behandeld in plaats van procedureel. Wanneer rekening moet worden gehouden met het recht van een ander land dan wel met een uitspraak van een buitenlandse rechtbank, is deze order in de rechtbanken van Noord-Ierland van toepassing op zowel arbitrage- als gerechtelijke procedures.
De Rules of the Court of Judicature (Northern Ireland) 1980 en de County Court Rules (Northern Ireland) 1981 – Dit zijn de procedurele bepalingen voor de burgerlijke rechtbanken in Noord-Ierland, inclusief de termijnen voor verschillende handelingen.
Het aanvangstijdstip van de verweerperiode voor een vordering is in het algemeen de dag van betekening; zie het antwoord op vraag 1. Volgens de Limitation (Northern Ireland) Order 1989 is het aanvangstijdstip van een termijn gewoonlijk de dag waarop de betreffende gebeurtenis plaatsvindt; zo begint de termijn van zes jaar waarin een vonnis ten uitvoer moet worden gelegd op de dag dat het vonnis uitvoerbaar wordt.
Ja – indien een dagvaarding wordt betekend per post of door bezorging in de brievenbus, wordt deze geacht op de zevende dag (het weekend meegerekend) nadien te zijn betekend (Order 10, rule 1 van de Rules of the Court of Judicature (Northern Ireland) 1980), zij het dat wanneer de dagvaarding op een zondag op de post wordt gedaan er waarschijnlijk van wordt uitgegaan dat deze op de maandag acht dagen later is betekend. Evenzo wordt een civil bill (civiele aanklacht) die door een advocaat per first class post wordt verzonden, geacht te zijn betekend op de zevende werkdag na het posten (de dag van het posten niet meegerekend) – hier worden voor de periode van zeven dagen dus geen zaterdagen, zondagen en officiële feestdagen meegerekend (Order 43, rule 19A van de County Court Rules (Northern Ireland) 1981).
Order 3, rule 2 van de Rules of the Court of Judicature (Northern Ireland) 1980 is van toepassing op iedere termijn die is vastgelegd in de Rules of in een vonnis, een rechterlijk bevel of een instructie voor het verrichten van een handeling. Indien een handeling binnen een bepaalde termijn na of vanaf een vastgestelde datum moet worden verricht, gaat de termijn normaal gesproken onmiddellijk na die datum in. Indien de handeling een vastgesteld aantal volle dagen voor of na een bepaalde datum moet worden verricht, moet ten minste dat aantal dagen liggen tussen de dag waarop de handeling wordt verricht en de betreffende datum.
Order 43, rule 17 van de County Court Rules (Northern Ireland) 1981 is van toepassing op termijnen die in de Rules zijn vastgelegd. Indien iets moet worden gedaan binnen een bepaalde termijn vanaf of na een bepaalde gebeurtenis, begint de termijn te lopen aan het eind van de dag waarop de gebeurtenis plaatsvindt, tenzij expliciet is aangegeven dat die dag meetelt.
Order 3, rule 2 van de Rules of the Court of Judicature (Northern Ireland) 1980 bepaalt dat als de betreffende termijn een periode van zeven dagen of minder is, zaterdagen, zondagen, bank holidays, eerste kerstdag en Goede Vrijdag niet meetellen. Order 3, rule 3 bepaalt dat, tenzij de rechtbank anders aangeeft, de periode van de grote vakantie (d.w.z. de zomervakantie) niet zal worden meegenomen in de berekening van een termijn volgens de Rules of volgens een ander rechterlijk bevel of een andere instructie voor het betekenen, indienen of wijzigen van een processtuk. Order 3, rule 4 bepaalt dat wanneer de in de Rules, of in een vonnis, rechterlijk bevel of instructie vastgestelde termijn waarbinnen een handeling dient te worden verricht bij een griffie van het Court of Judicature afloopt op een dag waarop die griffie gesloten is, en de handeling daarom die dag niet kan worden verricht, de handeling tijdig is verricht indien deze plaatsvindt op de eerstvolgende dag waarop de griffie wel open is.
Order 43, rule 17 van de County Court Rules (Northern Ireland) 1981 bepaalt dat indien iets volgens de Rules moet worden gedaan binnen een termijn van niet meer dan drie dagen, daarbij zaterdagen, zondagen en andere dagen waarop de griffie gesloten is niet worden meegeteld. Als de voorgeschreven termijn voor een bepaalde handeling afloopt op een zaterdag, een zondag of een andere dag waarop de griffie gesloten is, mag de handeling ook nog de eerstvolgende dag waarop de griffie open is worden verricht. Deze laatste bepaling is ook van toepassing op termijnen die in een beschikking of een rechterlijk bevel worden opgenomen.
Order 3, rule 1 van de Rules of the Court of Judicature (Northern Ireland) 1980 bepaalt dat, onverminderd de toepassing van artikel 5 van de Interpretation Act 1978 op de Rules, het woord “maand” in vonnissen, rechterlijke bevelen, instructies en andere documenten, een kalendermaand aanduidt tenzij de context anders vereist.
Hoewel hiervoor geen expliciete regel bestaat, worden in het geval van een in jaren uitgedrukte termijn, naar analogie, kalenderjaren bedoeld.
Op zaken die door een County Court worden behandeld, is artikel 39 van de Interpretation Act (Northern Ireland) 1954 van toepassing, waarin wordt bepaald dat “een jaar” staat voor twaalf (kalender)maanden en “een maand” voor een kalendermaand.
Order 3, rule 2 van de Rules of the Court of Judicature (Northern Ireland) 1980 bepaalt dat, indien een handeling moet worden verricht binnen of niet later dan een vastgestelde periode vóór een bepaalde datum, die periode onmiddellijk voor die datum eindigt.
Volgens de County Court Rules (Northern Ireland) 1981, en op grond van artikel 39 van de Interpretation Act (Northern Ireland) 1954, omvat een termijn waarvan is aangegeven of berekend dat deze op een bepaalde dag verstrijkt ook die laatste dag zelf.
Order 3, rule 2 van de Rules of the Court of Judicature (Northern Ireland) 1980 bepaalt dat als de betreffende termijn een periode van zeven dagen of minder is, zaterdagen, zondagen, bank holidays, eerste kerstdag en Goede Vrijdag niet meetellen. Order 3, rule 3 bepaalt dat, tenzij de rechtbank anders aangeeft, de periode van de grote vakantie (d.w.z. de zomervakantie) niet zal worden meegenomen in de berekening van een termijn volgens de Rules of volgens een ander rechterlijk bevel of een andere instructie voor het betekenen, indienen of wijzigen van een processtuk. Order 3, rule 4 bepaalt dat wanneer de in de Rules, of in een vonnis, rechterlijk bevel of instructie vastgestelde termijn waarbinnen een handeling dient te worden verricht bij een griffie van het Court of Judicature afloopt op een dag waarop die griffie gesloten is, en de handeling daarom die dag niet kan worden verricht, de handeling tijdig is verricht indien deze plaatsvindt op de eerstvolgende dag waarop de griffie wel open is.
-
De termijn voor hoger beroep tegen een vonnis van het High Court is in het algemeen zes weken en voor hoger beroep tegen een uitspraak van een County Court 21 dagen. Termijnen voor een verzoek om herziening van een beslissing van een instantie door een rechter zijn, als de wet hiertoe de mogelijkheid biedt, 21 dagen tenzij in de betreffende wet anders is bepaald.
Als de eiser van mening is dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie, kan hij of zij de rechter vragen een verzoekschrift onmiddellijk in behandeling te nemen, zonder dat er aan de verweerder enig document wordt betekend, oftewel “rauwelijks” of “bij eenzijdig verzoekschrift”. Als de rechter besluit tot een eenzijdige procedure, wordt voor de eiser een terechtzitting gepland. De verweerder mag hierbij aanwezig zijn, zodat de rechter beide partijen kan horen voordat hij al dan niet besluit tot een ander rechterlijk bevel.
Deel IV van de Limitation (Northern Ireland) Order 1989 biedt nog meer mogelijkheden voor de verlenging van termijnen. Een verjaringstermijn kan bijvoorbeeld worden verlengd als de eiser gehandicapt is (artikel 48 van de Limitation Act 1980).
Tenzij de gerechtsregels anders bepalen of de rechter anders beveelt, kan de in een rule of door de rechter vastgestelde termijn voor het verrichten van een handeling met schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd. Bovendien hebben rechters de bevoegdheid termijnen te wijzigen.
Nee. De partij verliest het voordeel van dergelijke wetgeving voor verblijf in het buitenland niet.
Wanneer een verweerder niet binnen de gestelde termijn reageert op een aangekondigde procedure, kan de eiser verzoeken om een verstekvonnis. De verweerder kan dan echter nog steeds tegen de uitspraak in beroep gaan of een rechter kan het vonnis vernietigen.
De rechter beschikt over nog meer sanctiemogelijkheden om zaken ordentelijk te laten verlopen. Zo kan de rechter bijvoorbeeld een deskundigenrapport niet-ontvankelijk verklaren als de partij die dit moest indienen dat te laat heeft gedaan.
De rechter kan bovendien tot een sanctie besluiten vanwege minachting van het gerecht.
De niet-verschenen partijen kunnen naar de rechtbank gaan en verzoeken om een verlenging van de termijn. Als de verlopen termijn al heeft geleid tot een verstekvonnis, kunnen zij in beroep gaan of vragen om vernietiging van het besluit.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Termijn voor reactie op een vordering
Voor zaken die door het Court of Session worden behandeld en waarin betekening plaatsvindt binnen Europa of daarbuiten, geldt een termijn van 21 dagen vanaf de datum van betekening. Voor bepaalde zaken waarin de betekening niet wordt verricht volgens de geldende voorschriften, is de termijn 42 dagen.
Voor zaken die door het Sheriff Court worden behandeld en waarin betekening plaatsvindt binnen Europa, geldt een termijn van 21 dagen vanaf de datum van betekening. Voor alle zaken waarin betekening plaatsvindt buiten Europa, is de termijn 42 dagen vanaf de datum van betekening.
Meer informatie is te vinden in:
Er is ook regelgeving voor Simple Procedures en Summary Cause-procedures (eenvoudige procedures en verkorte procedures) voor de vordering van bedragen van ten hoogste 5000 GBP.
Verjaringstermijnen
In het Schotse recht worden de verjaringstermijnen waarbinnen een zaak aanhangig moet worden gemaakt bepaald door de juridische begrippen limitation en negative prescription (verjaring). Limitation is een procesregel – een verweer – die bepaalt dat bepaalde rechten en verplichtingen blijven bestaan maar na afloop van een bepaalde periode wettelijk onuitvoerbaar worden. Negative prescription is een regel van materieel recht volgens welke een recht of verplichting van een persoon na afloop van een bepaalde periode komt te vervallen.
De huidige wetgeving is te vinden in de Prescription and Limitation (Scotland) Act 1973 (zoals gewijzigd).
In de bepalingen inzake negative prescription is vastgelegd wanneer contractuele rechten en verplichtingen komen te vervallen. De termijnen variëren afhankelijk van de aard van de verplichting.
De Act geeft een verjaringstermijn voor vorderingen tot vergoeding van schade, letselschade, smaad en vorderingen in verband met productgebreken waarvoor de producent aansprakelijk is. Er geldt een verjaringstermijn van drie jaar vanaf het moment dat het letsel bekend werd, al hebben rechtbanken de discretionaire bevoegdheid om een procedure ook na deze termijn voort te zetten indien zij van oordeel zijn dat dit billijk is.
In verschillende andere wetsbepalingen staan andere verjaringstermijnen, bijvoorbeeld met betrekking tot de verjaring van vorderingen in verband met luchtvervoer, vervoer over de weg, over zee en per spoor (van personen of goederen).
De vraag of er verjaringstermijnen gelden voor de specifieke vordering die u wilt instellen, kan worden beantwoord door een advocaat of een Citizens Advice Bureau.
Naast de zaterdagen en zondagen zijn de volgende officiële feestdagen in Schotland erkend als niet-werkdagen:
Indien eerste kerstdag, tweede kerstdag of nieuwjaarsdag en 2 januari in een weekend vallen, is de volgende weekdag een vrije dag. Als 25 en 26 december bijvoorbeeld op zaterdag en zondag vallen, dan zijn de volgende maandag en dinsdag respectievelijk vrije dagen.
Alle data zijn vastgelegd in Schema 1 van de Banking and Financial Dealings Act 1971 met uitzondering van de Spring Bank Holiday en tweede kerstdag die bij Koninklijk Besluit worden vastgesteld.
Verjaring
De Prescription and Limitation (Scotland) Act 1973, zoals gewijzigd, bevat gedetailleerde bepalingen ten aanzien van de berekening van de diverse verjaringstermijnen die zijn beschreven in het antwoord op vraag 1.
Het aanvangstijdstip wordt bepaald door de datum van betekening. Voor betekening per post geldt de eerstvolgende dag nadat de inleidende vordering/dagvaarding is gepost als de datum van betekening. Wanneer voor een dagvaarding een termijn geldt die afloopt in het weekend, op een feestdag of op een dag waarop de rechtbank gesloten is, wordt de termijn in feite verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Het aanvangstijdstip is altijd de datum van betekening, ongeacht de manier waarop het document wordt betekend. Zie het antwoord op vraag 4 voor meer informatie over de definitie van de datum van betekening.
De datum van de rechtshandeling. De eerste dag na de datum van betekening is de eerste dag die meetelt voor de berekening van een termijn (afhankelijk van de informatie in het antwoord op vraag 4 over feestdagen).
Kalenderdagen (maar zie het antwoord op vraag 4 over feestdagen enz.). Hoewel een termijn niet op een niet-werkdag kan verstrijken, worden bij het berekenen van een termijn alle overige niet-werkdagen gewoon meegeteld.
Wanneer in gerechtelijke stukken het woord “maand” voorkomt, wordt hiermee een kalendermaand bedoeld.
Termijnen verstrijken volgens de beginselen die in de antwoorden op de bovenstaande vragen uiteen zijn gezet, d.w.z. dat dit, afhankelijk van de termijn, gebeurt op de laatste dag van de termijn, waarbij bedacht moet worden dat men begint te tellen op de dag na de datum van betekening.
Ja, dat klopt. Zie het antwoord op vraag 4.
De termijn voor de periode voor kennisgeving van betekening kan door het gerecht worden verlengd als de zaak gerechtvaardigd is en als het overtuigd is van de noodzaak hiervan.
De verweerder heeft voor het Court of Session vanaf de datum van kennisgeving van een eind- of tussenvonnis 14 dagen de tijd om hoger beroep aan te tekenen tegen deze uitspraak en het gerecht van dit voornemen in kennis te stellen.
De termijn voor het instellen van beroep tegen bepaalde uitspraken van het Sheriff Court is per 1 januari 2016 verlengd van 14 tot 28 dagen. Deze beroepen worden nu rechtstreeks bij het Sheriff Appeal Court ingediend.
Beroepen in een Summary Cause-procedure en Simple Procedure moeten nog steeds binnen 14 dagen bij het Sheriff Court worden ingediend.
Er moet worden opgemerkt dat deze termijn geldt wanneer de wetgeving voorziet in een beroepstermijn voor bepaalde soorten beroepen, zoals statutaire beroepen, die niet in de Rules zijn opgenomen.
Alleen in uitzonderlijke gevallen. Voor verkorte termijnen geldt een minimum van 48 uur. Alleen in zaken betreffende het welzijn van kinderen waarin wordt bevolen tot voorlopige voorzieningen kan de eis van voorafgaande kennisgeving aan de verweerder volledig terzijde worden gesteld. In dergelijke zaken kan uiteraard later wel een zittingsdatum worden vastgesteld om te waarborgen dat alle partijen een eerlijk proces kunnen voeren.
Nee.
Wanneer de verweerder de vordering niet aanvecht, kan er vonnis worden gewezen bij verstek, indien de eiser daartoe verzoekt. De verweerder kan hiertegen uiteraard beroep aantekenen, zoals vermeld in het antwoord op vraag 12.
De verweerder kan het gerecht verzoeken de termijn te verlengen. Als er reeds (bij verstek) vonnis is gewezen, kan de verweerder het gerecht verzoeken het vonnis te herroepen, afhankelijk van de toepasselijke procesregels.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De belangrijkste termijnen zijn de volgende:
Termijn voor reactie op een vordering – na ontvangst van een gedinginleidend stuk of van de bijzonderheden van de vordering heeft de verweerder 14 dagen om op de vordering te reageren of om een ontvangstbevestiging terug te zenden. Na toezending van een ontvangstbevestiging heeft de verweerder nog eens 14 dagen om zijn verweer op te stellen. Dit betekent dat de verweerder 28 dagen kan hebben om te reageren op de vordering; wanneer hij de ontvangstbevestiging echter de dag na ontvangst van de bijzonderheden van de vordering terugzendt, heeft hij slechts 15 dagen om zijn verweer in te dienen.
Termijn voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen – volgens artikel 4, lid 4, van de Limitation Act 1960 moet uiterlijk twaalf jaar nadat een rechterlijke beslissing uitvoerbaar is geworden om tenuitvoerlegging ervan worden verzocht.
Verjaringstermijnen – in het algemeen geldt een verjaringstermijn van zes jaar, bijvoorbeeld voor:
De verjaringstermijnen voor andere soorten gevallen variëren. Bijvoorbeeld:
De punten 2.8 tot en met 2.10 van de Civil Procedure Rules (regeling voor de burgerlijke rechtsvordering) betreffen de toepassing en uitlegging van de voorschriften inzake de berekening van termijnen.
Naast de zaterdagen en zondagen zijn de volgende officiële feestdagen in Gibraltar erkend als niet-werkdagen:
Indien eerste kerstdag, tweede kerstdag, nieuwjaarsdag of National Day in een weekend valt, is de volgende weekdag een vrije dag. Als 25 en 26 december bijvoorbeeld op zaterdag en zondag vallen, dan zijn de volgende maandag en dinsdag respectievelijk vrije dagen. Daarnaast kunnen rechtbanken gesloten zijn in de periode tussen kerst en Nieuwjaar.
De Limitation Act 1960 – deze Act bevat diverse termijnen voor het aanhangig maken van zaken en andere termijnen waarbinnen bijvoorbeeld een vonnis ten uitvoer moet worden gelegd of de partijen andere handelingen dienen te verrichten. Meer informatie is te vinden in het antwoord op vraag 1.
De Civil Procedure Rules – de procedureregels voor de burgerlijke rechtbanken in Engeland en Wales (die ook van toepassing zijn op Gibraltar) met verjaringstermijnen voor diverse vorderingen.
Het aanvangstijdstip van een termijn is gewoonlijk de dag waarop de relevante gebeurtenis plaatsvindt. De termijn van 14 dagen om te antwoorden op een vordering vangt bijvoorbeeld aan op de dag van ontvangst van het gedinginleidende stuk of van de bijzonderheden van de vordering (onverminderd de regels inzake de datum waarop betekening wordt geacht te hebben plaatsgevonden, zie hieronder). De termijn van twaalf jaar waarin een vonnis ten uitvoer moet worden gelegd, vangt aan op de dag dat het vonnis uitvoerbaar wordt.
De gebruikelijke betekeningswijze in Gibraltar is betekening in persoon. Wanneer de betekening per aangetekende post wordt verricht, wordt in artikel 8 van de Interpretation and General Clauses Act bepaald dat de betekening wordt geacht te zijn verricht op het tijdstip waarop een brief zou zijn ontvangen per gewone post.
Meer informatie over de datum van betekening bij andere wijzen van betekening die niet in persoon werd verricht (bv. uitwisseling van stukken, betekening in het geval van woonplaatskeuze, betekening per fax of via andere elektronische hulpmiddelen) is te vinden in punt 6 van de Civil Procedure Rules.
Wanneer een stuk in persoon werd betekend op een werkdag na 17.00 uur dan wel op een zaterdag, zondag of een feestdag, wordt het geacht te zijn betekend op de daaropvolgende werkdag.
Indien een termijn in dagen is uitgedrukt, wordt daaronder verstaan volle dagen. Bij de berekening van het aantal “volle” dagen wordt geen rekening gehouden met de dag waarop de termijn aanvangt; wanneer er voor het verstrijken van de termijn wordt verwezen naar een gebeurtenis, wordt de dag waarop die gebeurtenis plaatsvindt evenmin meegeteld. Voorbeelden van de berekening van deze dagen zijn te vinden in punt 2 van de Civil Procedure Rules.
Wanneer in een vonnis, rechterlijk bevel of instructie een termijn wordt bepaald waarbinnen een handeling dient te worden verricht, wordt indien mogelijk verwezen naar een kalenderdag en wordt bepaald op welk tijdstip van die dag de handeling moet zijn verricht. Wanneer in een stuk een termijn wordt bepaald waarbinnen een handeling dient te worden verricht, moet indien mogelijk naar een kalenderdag worden verwezen.
Voorbeeld: wanneer er op 4 april een stuk wordt betekend aan een persoon en wanneer deze persoon 14 dagen heeft vanaf de betekening, moet hij uiterlijk op 18 april antwoorden.
Indien de gestelde termijn echter minder dan 5 dagen bedraagt, worden zaterdagen, zondagen en feestdagen niet meegeteld.
Wanneer in een vonnis, rechterlijk bevel, instructie of ander stuk het begrip “maand” wordt gebruikt, wordt kalendermaand bedoeld.
Hoewel er daarvoor geen expliciete regel bestaat, wordt in het geval van een in jaren uitgedrukte termijn naar analogie punt 2.10 van de Civil Procedure Rules toegepast. Dus indien het begrip “jaar” wordt gebruikt in een vonnis, rechterlijk bevel, instructie of ander stuk, wordt kalenderjaar bedoeld.
Indien er voor het verstrijken van de termijn wordt verwezen naar een gebeurtenis, is de dag waarop die gebeurtenis plaatsvindt niet in de termijn begrepen. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Wanneer de in de Civil Procedure Rules of in een instructie, vonnis of rechterlijk bevel vastgestelde termijn waarbinnen een handeling dient te worden verricht bij een griffie, afloopt op een dag waarop die griffie gesloten is, en de handeling daarom die dag niet kan worden verricht, wordt de handeling geacht tijdig te zijn verricht indien deze plaatsvindt op de eerstvolgende dag waarop de griffie wel open is. Deze regel geldt telkens bij het verstrijken van een termijn.
Er zijn speciale regels van toepassing wanneer het gedinginleidende stuk wordt betekend buiten het rechtsgebied van Gibraltar. Bijvoorbeeld in het geval van betekening in een EU-lidstaat of een staat die partij is bij het Haags Verdrag van 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken, is de termijn voor het indienen van een ontvangstbevestiging 21 dagen na de datum van betekening van het gedinginleidende stuk of van de bijzonderheden van de vordering. De termijn voor het indienen van verweer is 21 dagen na de datum van betekening van de bijzonderheden van de vordering of indien de verweerder een ontvangstbevestiging toezendt, 35 dagen na de betekening van de bijzonderheden van de vordering. Wanneer de betekening plaatsvindt in een ander deel van een staat die partij is bij het Haags Verdrag van 1965, bedraagt de termijn voor het toezenden van een ontvangstbevestiging 31 dagen na de betekening van het gedinginleidende stuk of van de bijzonderheden van de vordering. De termijn voor het indienen van verweer is 31 dagen na de datum van betekening van de bijzonderheden van de vordering of indien de verweerder een ontvangstbevestiging toezendt, 45 dagen na de betekening van de bijzonderheden van de vordering. Nadere details zijn te vinden in punt 6 van de Civil Procedure Rules.
In het geval van betekening in een ander land is de termijn voor toezending van een ontvangstbevestiging of voor indiening van verweer het aantal in de tabel uit instructie 6B van de Civil Procedure Rules opgegeven dagen na de betekening van de bijzonderheden van de vordering of wanneer de verweerder een ontvangstbevestiging heeft toegezonden het aantal in de toepasselijke tabel opgegeven dagen plus 14 dagen extra na de betekening van de bijzonderheden van de vordering.
De termijn voor hoger beroep tegen vonnissen bedraagt 14 dagen. Termijnen voor een verzoek om herziening van een beslissing van een instantie door een rechter zijn, als de wet hiertoe de mogelijkheid biedt, drie maanden tenzij in de betreffende wet anders is bepaald (al moeten verzoeken om rechterlijke toetsing in alle gevallen onverwijld worden ingediend).
Als de eiser van mening is dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie, kan hij of zij de rechter vragen een verzoekschrift onmiddellijk in behandeling te nemen, zonder dat er aan de verweerder enig document wordt betekend, oftewel “rauwelijks” of “bij eenzijdig verzoekschrift”. Als de rechter beslist tot een eenzijdige procedure, wordt voor de eiser een terechtzitting gepland. De verweerder mag hierbij aanwezig zijn, zodat de rechter beide partijen kan horen voordat hij al dan niet een ander rechterlijk bevel uitvaardigt.
De Limitation Act 1960 biedt nog meer mogelijkheden voor de verlenging van termijnen. Een verjaringstermijn kan bijvoorbeeld worden verlengd als de eiser gehandicapt is (artikel 28 van de Limitation Act).
Tenzij in de Civil Procedure Rules anders is bepaald of de rechter anders beveelt, kan de in een rule of door de rechter vastgestelde termijn voor het verrichten van een handeling met schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd. Bovendien hebben rechters ruime case-managementbevoegdheden om termijnen te wijzigen.
Nee. Een partij zou dit recht niet verliezen.
Wanneer een verweerder niet binnen de gestelde termijn reageert op een vordering, kan de eiser verzoeken om een verstekvonnis. De verweerder kan de rechter echter verzoeken om het vonnis in te trekken.
De rechter beschikt over nog meer sanctiemogelijkheden om zaken ordentelijk te laten verlopen. Zo kan de rechter bijvoorbeeld een deskundigenrapport niet-ontvankelijk verklaren als de partij die dit moest indienen dat te laat heeft gedaan.
De rechter kan bovendien tot een sanctie besluiten vanwege minachting van het gerecht.
De niet-verschenen partijen kunnen naar de rechtbank gaan en verzoeken om een verlenging van de termijnen. Als de verlopen termijn al heeft geleid tot een verstekvonnis, kunnen zij vragen om vernietiging van het besluit.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.