Gerechtskosten bij de Europese procedure voor geringe vorderingen

Oostenrijk

Op deze pagina vindt u informatie over gerechtskosten in Oostenrijk.

Inhoud aangereikt door
Oostenrijk

Inleiding

Op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen wordt het document tot instelling van een procedure een “Klage” (vordering) genoemd, net zoals in het interne recht. De Oostenrijkse wetgeving inzake gerechtskosten bevat dus geen afzonderlijke nationale bepaling voor vorderingen uit hoofde van deze verordening. De vordering en de daaropvolgende procedures in eerste aanleg vallen onder tariefpost 1 (Tarifpost 1) van de Oostenrijkse Wet op de gerechtskosten (Gerichtsgebührengesetz (GGG)), die van toepassing is op alle nationale civielrechtelijke procedures.

Welke tarieven zijn van toepassing?

Bij procedures in verband met vorderingen krachtens de Europese procedure voor geringe vorderingen in eerste aanleg is tariefpost 1 van de Wet op de gerechtskosten van toepassing, overeenkomstig aantekening 1 bij die tariefpost 1. Het gaat daarbij om een vast tarief dat moet worden betaald ongeacht of de procedure al dan niet wordt voltooid. Kortingen zijn slechts mogelijk:

  • als de vordering onmiddellijk wordt ingetrokken of afgewezen voordat de betekening aan de tegenpartij heeft plaatsgevonden (de vergoeding wordt tot een kwart verlaagd; aantekening 3 bij tariefpost 1 van de Wet op de gerechtskosten); of
  • als de vordering wordt ingetrokken nadat de betekening aan de tegenpartij heeft plaatsgevonden, maar nog vóór of tijdens de eerste hoorzitting (de vergoeding wordt met de helft verlaagd; aantekening 4, punt a), bij tariefpost 1 van de Wet op de gerechtskosten); of
  • als de zaak tijdens de eerste hoorzitting of aan het begin van de tweede hoorzitting wordt geschikt als gevolg van bemiddeling die ten laatste tijdens die hoorzitting is ingeleid en die schikking rechtsgeldig wordt (de vergoeding wordt met de helft verlaagd; aantekening 4, punt b), bij tariefpost 1 van de Wet op de gerechtskosten).

Krachtens het Oostenrijkse gerechtskostensysteem hoeven bij een civielrechtelijke procedure in eerste aanleg alleen gerechtskosten te worden betaald bij het verzoek tot instelling van de procedure (in dit geval de vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen). Voor verdere procedures in eerste aanleg worden geen extra gerechtskosten aangerekend.

Krachtens paragraaf 2, lid 1, punt a), van de Wet op de gerechtskosten ontstaat de verplichting tot betaling van gerechtskosten op het moment waarop de vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen bij de rechtbank wordt ingediend. (Wordt de procedure in een later stadium uitgebreid, dan ontstaat de verplichting tot betaling van gerechtskosten op het moment waarop schriftelijke pleidooien worden ingediend. Bij onderhandelingen ontstaat de verplichting tot betaling van gerechtskosten op het moment waarop de vorderingsuitbreiding, of een schikking die het bestek van de vordering te buiten gaat, wordt geregistreerd). De kosten moeten op dat moment worden betaald. Mits aan de voorwaarden is voldaan, kan in het kader van de rechtsbijstand (in Oostenrijk: Verfahrenshilfe) uiterlijk op dat moment een verzoek tot vrijstelling van betaling van de gerechtskosten worden ingediend.

Verzoeken om heroverweging op grond van artikel 18 van de verordening kunnen kosteloos worden ingediend.

Hoeveel moet ik betalen?

Het bedrag van de gerechtskosten voor procedures in eerste aanleg is afhankelijk van de waarde van het voorwerp van de vordering (betwist bedrag = bedrag van de ingestelde vordering) en het aantal partijen. Hieronder vindt u de volledige tabel van tarieven onder tariefpost 1 van de Wet op de gerechtskosten (per 1 mei 2021; klik hier voor de actuele tekst van de Wet op de gerechtskosten):

Tariefpost 1

Waarde van het voorwerp van de vordering

Verschuldigde vergoeding

is niet hoger dan

150 EUR

25 EUR

is hoger dan

150 EUR, maar niet hoger dan

300 EUR

48 EUR

is hoger dan

300 EUR, maar niet hoger dan

700 EUR

68 EUR

is hoger dan

700 EUR, maar niet hoger dan

2 000 EUR

114 EUR

is hoger dan

2 000 EUR, maar niet hoger dan

3 500 EUR

182 EUR

is hoger dan

3 500 EUR, maar niet hoger dan

7 000 EUR

335 EUR

is hoger dan

7 000 EUR, maar niet hoger dan

35 000 EUR

792 EUR

is hoger dan

35 000 EUR, maar niet hoger dan

70 000 EUR

1 556 EUR

is hoger dan

70 000 EUR, maar niet hoger dan

140 000 EUR

3 112 EUR

is hoger dan

140 000 EUR, maar niet hoger dan

210 000 EUR

4 670 EUR

is hoger dan

210 000 EUR, maar niet hoger dan

280 000 EUR

6 227 EUR

is hoger dan

280 000 EUR, maar niet hoger dan

350 000 EUR

7 783 EUR

is hoger dan

350 000 EUR

1,2 % van het betwiste bedrag plus 4 203 EUR

Indien er meer dan twee partijen zijn, kan er krachtens paragraaf 19a van de Wet op de gerechtskosten een meerpartijentoeslag van 10 tot 50 % in rekening worden gebracht.

Wat gebeurt er als ik de gerechtskosten niet op tijd betaal?

Bij laattijdige betaling moet krachtens paragraaf 31 van de Wet op de gerechtskosten een vaste boete worden betaald die momenteel (per 1 mei 2021) 23 EUR bedraagt. Te late betaling van de gerechtskosten heeft echter geen gevolgen voor de uitvoering van de civielrechtelijke procedure zelf. Gerechtelijke procedures staan volledig los van de betaling van gerechtskosten — zij worden geheel onafhankelijk daarvan gevoerd.

De inning van de gerechtskosten door de gerechtelijke autoriteit valt onder de Wet op gerechtelijke betalingen (Gerichtliches Einbringungsgesetz (GEG)). Indien de gerechtelijke autoriteit als gevolg van wanbetaling een betalingsbevel (een uitvoerbare titel ter invordering van de gerechtskosten) moet uitvaardigen krachtens paragraaf 6a van de Wet op gerechtelijke betalingen, wordt (sinds 1 januari 2014) een aanvullend bedrag van momenteel 8 EUR aangerekend.

Hoe kan ik de gerechtskosten betalen?

De wijze van betaling is geregeld in paragraaf 4 van de Wet op de gerechtskosten. Hierin is bepaald dat de kosten kunnen worden betaald met een betaalpas met pincode of met een creditcard, door storting of overmaking van het bedrag op de rekening van de bevoegde rechtbank, of door contante betaling bij de bevoegde rechtbank. De bankgegevens van de rechtbank zijn te vinden op de website van het federale ministerie van Justitie (Bundesministerium für Justiz, onder het tabblad “Gerichte” (rechtbanken)).

De kosten kunnen bovendien per automatische afschrijving worden betaald als de rechtbank (of, meer in algemene zin, het Oostenrijkse gerechtelijk apparaat) gemachtigd is om de gerechtskosten te innen van een bankrekening die is vermeld door de partij die de kosten moet betalen, en om dat bedrag vervolgens op een bankrekening van de rechtbank te storten. In dit geval moet in het verzoek (de vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen) het rekeningnummer worden vermeld van waaraf het bedrag moet worden afgeschreven en moet een machtiging worden gegeven om dit bedrag te innen, bijvoorbeeld door opname van de verwijzing “Gebühreneinzug!” (Inning van kosten) of “AEV!” (“Verordening inzake automatische afschrijvingen”). Voor een beperkte machtiging kan in het verzoek ook het maximumbedrag worden vermeld dat mag worden afgeschreven (paragrafen 5 en 6 van de Verordening inzake automatische afschrijvingen (Abbuchungs- und Einziehungs-Verordnung)).

Wanneer de vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen is ingediend met behulp van het Oostenrijkse e-justitiesysteem (Elektronischer Rechtsverkehr (ERV)), moeten de gerechtskosten via automatische afschrijving worden betaald. Er kan dan geen maximumbedrag voor de afschrijving worden opgegeven.

Wat moet ik na de betaling doen?

Indien de federale autoriteiten bij de indiening van het verzoek (de vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen) gerechtskosten mogen innen en er geen sprake is van een machtiging voor een automatische afschrijving, moet aan het verzoek een bewijs van betaling van de kosten (bewijs van overmaking) worden gehecht (paragraaf 4 van de Wet op de gerechtskosten). Bij betaling met een pinpas of creditcard, storting of overmaking op de rekening van de bevoegde rechtbank of een automatische afschrijving van de rekening van de betrokken partij, kan het Oostenrijkse federale rekenbureau (Buchhaltungsagentur des Bundes) de gerechtelijke autoriteit pas in een later stadium inlichten over de boeking van de betalingen op de rekening van de rechtbank. De procedure voor kennisgeving van gerechtskosten eindigt wanneer bewijs wordt overgelegd dat de kosten (volledig) zijn betaald.

Indien het betaalde bedrag hoger is dan het verschuldigde bedrag, kan het te veel betaalde bedrag binnen vijf jaar worden teruggevorderd (paragraaf 6c, lid 1, punt 1, van de Wet op gerechtelijke betalingen).

Laatste update: 18/10/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.