Detentie en overdracht van gevangenen

De EU helpt gedetineerden te rehabiliteren door hen in staat te stellen hun straf uit te zitten in hun land van herkomst. Daartoe heeft zij een systeem opgezet voor de terugkeer van gedetineerden naar het EU-land van herkomst, het land waar zij gewoonlijk wonen of waarmee zij nauwe banden onderhouden.

Het systeem is gebaseerd op 3 „kaderbesluiten”:

Besluit over de overbrenging van gevangenen naar hun land van herkomst

Het kaderbesluit van 2008 over vrijheidsstraffen biedt de mogelijkheid om gevangenen terug te brengen naar het land waar zij gewoonlijk wonen. Dit komt omdat de kans groter is dat gevangenen worden gerehabiliteerd als zij hun straf in hun land van herkomst kunnen uitzitten.

Met het besluit wordt de communicatie tussen de landen verbeterd en kunnen overdrachten plaatsvinden binnen een vaste termijn.

Sinds het moment waarop het wordt toegepast?

De EU-landen moesten dit besluit uiterlijk op 5 december 2011 in hun nationale wetgeving opnemen. Informatie over de stand van de uitvoering is hier te vinden.

Wat vervangt het?

Voor de EU vervangt het besluit het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (1983) en het aanvullend protocol (1997), hoewel deze verdragen van toepassing blijven op landen buiten de EU.

Beslissing over proeftijd in het land van herkomst van de daders

Het kaderbesluit van 2008 betreffende proeftijdvoorwaarden, waardoor een persoon kan worden teruggezonden naar het land waar hij gewoonlijk woont, indien hij:

  • op proef is veroordeeld of vrijgelaten, of
  • een alternatieve straf

in een EU-land waar zij gewoonlijk niet wonen.

Dit land zal vervolgens toezien op de tenuitvoerlegging van de straf, aangezien de mensen in hun land gemakkelijker worden gerehabiliteerd.

Sinds het moment waarop het wordt toegepast?

De EU-landen moesten dit besluit uiterlijk op 6 december 2011 in hun nationale wetgeving opnemen. Informatie over de stand van de uitvoering is hier te vinden.

Wat vervangt het?

Het besluit vervangt de relevante delen van het Verdrag van de Raad van Europa van 1964 inzake voorwaardelijk veroordeelde of vrijgelaten overtreders, hoewel dit verdrag van toepassing blijft op derde landen.

Besluit over alternatieven voor voorlopige hechtenis

Het kaderbesluit van 2009 past het beginsel van wederzijdse erkenning toe op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis.

Voor verdachten die vóór hun proces voorlopig zijn vrijgelaten, maakt dit besluit het mogelijk de verantwoordelijkheid voor niet tot vrijheidsbeneming strekkende controle over te dragen naar het land waar zij gewoonlijk wonen.

Dit biedt EU-burgers de mogelijkheid om naar huis terug te keren, in afwachting van hun proces in een ander EU-land. Hun land van herkomst ziet toe op het gebruik van niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen (bijvoorbeeld de eis dat zij op een bepaalde plaats blijven of hen verzoeken om elke dag aangifte te doen bij een politiebureau). Dit voorkomt langdurige voorlopige hechtenis in het buitenland.

Sinds het moment waarop het wordt toegepast?

De landen moesten dit besluit uiterlijk op 11 december 2012 in hun nationale wetgeving opnemen. Informatie over de stand van de uitvoering is hier te vinden.

Meer informatie

Zie Europris en CEP.

Laatste update: 27/11/2019

Deze tekst is automatisch vertaald. De beheerder van deze website kan niet instaan voor de kwaliteit van de vertaling.