Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Frans) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
Swipe to change

Van welk land is de wetgeving van toepassing?

Luxemburg
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Bronnen van geldend recht

1.1 Regels van nationaal recht

Luxemburg kent geen wetboek van internationaal privaatrecht. De bepalingen met betrekking tot conflictregels in het nationale recht zijn verspreid over verschillende wetboeken en speciale wetten. Deze materie wordt voornamelijk geregeld in internationale multilaterale verdragen en in secundaire wetgeving van de Europese Unie.

1.2 Geldende multilaterale verdragen

Een aanzienlijk aantal conflictregels vloeit voort uit internationale multilaterale verdragen waarbij Luxemburg partij is. Het merendeel van deze verdragen is opgesteld in het kader van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.

Een lijst van deze verdragen is te vinden op de website van de Haagse Conferentie.

1.3 De belangrijkste bilaterale verdragen

Bepaalde bilaterale verdragen bevatten conflictregels. Raadpleeg voor nadere gegevens de website Legilux.

2 Toepassing van de conflictregels

2.1 Ambtshalve toepassing van de conflictregels

Op het gebied van de staat van personen past de rechter de conflictregels ambtshalve toe. Dit is niet het geval wanneer er sprake is van een vrije rechtskeuze, zoals bij contractuele kwesties, omdat de partijen dan vrij kunnen kiezen welk recht van toepassing is. Hier past de rechter de conflictregels uitsluitend ambtshalve toe als de wet duidelijk is ontdoken.

De rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, past automatisch zijn nationale recht toe als de partijen niet om toepassing van een buitenlands recht hebben verzocht.

2.2 Renvoi (herverwijzing, verderverwijzing)

In Luxemburg staat de jurisprudentie renvoi (herverwijzing of verderverwijzing) tot op zekere hoogte toe in zaken die niet zijn geregeld in internationale verdragen of Europese verordeningen waarin dit uitdrukkelijk is uitgesloten. Als het renvoi dat voortvloeit uit de toepassing van de conflictregels het nationale recht van de aangezochte rechter aanwijst, wordt het toegestaan, maar eindigt het daar. Het wordt beschouwd als verderverwijzing naar het materiële recht van die rechter.

Renvoi is uitgesloten in zaken waarin de partijen vrij kunnen kiezen welk recht van toepassing is.

2.3 Wijziging aanknopingspunt

Van wijziging van aanknopingspunt of conflit mobile is sprake wanneer een situatie achtereenvolgens aan twee verschillende rechtsstelsels wordt onderworpen als gevolg van een wijziging van het aanknopingspunt dat aangeeft welk recht van toepassing is. Conflit mobile wordt gedefinieerd als een rechtsconflict in de tijd dat wordt veroorzaakt door de verplaatsing in de ruimte van het aanknopingspunt.

In Luxemburg wordt het nieuwe recht toegepast op de toekomstige gevolgen van een situatie die in het verleden is ontstaan maar doorwerkt in het heden. Het nieuwe, door de conflictregels aangewezen recht is echter ook van toepassing wanneer wijzigingen worden aangebracht in een situatie die onder het oude, als toepasselijk aangemerkte recht is ontstaan.

2.4 Niet-toepassing van conflictregels in uitzonderingsgevallen

Er bestaan gevallen waarin de aangezochte rechter zijn eigen nationale recht moet toepassen terwijl volgens de conflictregels een ander recht van toepassing is, namelijk:

  • als het niet mogelijk is het buitenlandse recht vast te stellen;
  • in geval van staatlozen;
  • als het buitenlandse recht geen oplossing biedt;
  • in geval van spoedeisende voorlopige voorzieningen;
  • als het buitenlandse recht strijdig is met de openbare orde van de staat van de aangezochte rechter.

Wanneer bepalingen onmiddellijk van toepassing zijn, past de rechter het recht van de staat waar de zaak aanhangig is gemaakt ook toe voor:

  • procesrecht en wetten inzake de rechterlijke organisatie;
  • wettelijke bepalingen ter bescherming van werknemers en betreffende huurovereenkomsten;
  • rechtsbescherming van consumenten.
  • Indien de partijen toepassing van het recht van de aangezochte rechter met een duidelijk frauduleus doel terzijde hebben geschoven ten gunste van een buitenlands recht dat op kunstmatige wijze toepasselijk is verklaard, moet de rechter weigeren dit recht toe te passen en alsnog zijn eigen nationale recht toepassen.

2.5 Vaststelling van de inhoud van buitenlands recht

Daar de inhoud van het buitenlandse recht in Luxemburg een feit vormt dat de Luxemburgse rechter in aanmerking moet nemen, moet degene die zich erop beroept in principe het bewijs ervan leveren. Het is dus aan de partijen en meer bepaald aan de partij waarvan de vordering aan het buitenlandse recht is onderworpen om het bewijs van de inhoud van dat recht te leveren.

3 De conflictregels

3.1 Contractuele verbintenissen en rechtshandelingen

In principe worden contractuele verbintenissen beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen, mits de bepalingen van dwingend recht inzake openbare orde en wetsontduiking worden nageleefd.

Indien de partijen geen keuze hebben gemaakt, zijn de bepalingen van het Verdrag van Rome van 1980 en van Verordening (EG) nr. 593/2008 van 17 juni 2008 van toepassing. In dit laatste geval past de rechter het objectief meest passende recht toe.

3.2 Niet-contractuele verbintenissen

In principe worden buitencontractuele verbintenissen beheerst door het recht van de plaats waar de schade of verbintenis ontstaat, tenzij een ander recht nauwer bij de feiten aanknoopt of een internationaal verdrag van toepassing is.

3.3 De burgerlijke staat van personen (naam, woonplaats, handelingsbekwaamheid)

In principe wordt de burgerlijke staat beheerst door het nationale recht van de natuurlijke persoon, behalve wanneer situatiespecifieke criteria van toepassing zijn, zoals de gewone verblijfplaats van de betrokkenen en met name die van de betrokken kinderen. Dit geldt ook voor de vorming, de samenstelling en de voorwaarden voor verandering van de naam, aangezien die deel uitmaakt van de staat van personen.

De algemene bekwaamheid om een rechtshandeling te verrichten en de bekwaamheid om in rechte op te treden, worden beheerst door het nationale recht van de betrokkene. De procesbevoegdheid wordt echter beheerst door het op dat gebied toepasselijke recht, aangezien deze kwestie betrekking heeft op het materiële recht. Voor overeenkomsten wordt deze regel afgezwakt wanneer de medecontractant te goeder trouw is maar onbekwaamheid wordt aangevoerd op gronden die in het land waar de handeling is verricht niet bekend zijn. Het nationale recht moet dan wijken voor het recht van de plaats van uitvoering.

3.4 Afstamming en adoptie

3.4.1 Afstamming

Op het gebied van wettige afstamming is in Luxemburg in principe het recht dat het huwelijk beheerst van toepassing, dat wil zeggen het gemeenschappelijke nationale recht van de ouders, en anders het recht van de gemeenschappelijke woonplaats, en anders het recht van de staat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.

Alles wat verband houdt met het vaststellen van de natuurlijke afstamming wordt in principe beheerst door het nationale recht van het kind.

Het nationale recht van het kind is van toepassing op de aard van het bewijsmateriaal dat nodig is om de afstamming vast te stellen, de materiële voorwaarden van de erkenning, de termijn voor het indienen van een bezwaar tegen de afstamming en het verlies van rechten in dat verband, en de verweermiddelen tegen een dergelijk bezwaar.

3.4.2 Adoptie

- Adoptievoorwaarden

Overeenkomstig artikel 370 van het burgerlijk wetboek (Code civil) worden de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om te kunnen adopteren in principe beheerst door het nationale recht van de adoptant(en). Als de twee adopterende echtgenoten een verschillende nationaliteit hebben, is het recht van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats op het moment van het verzoek van toepassing. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan om te worden geadopteerd, worden daarentegen in principe beheerst door het nationale recht van de geadopteerde. Er geldt een uitzondering op dit beginsel als de geadopteerde door de adoptie de nationaliteit van de adoptant verwerft. In dat geval worden de voorwaarden beheerst door het nationale recht van de adoptant.

- Gevolgen van de adoptie

Het nationale recht van de adoptant(en) is van toepassing op de gevolgen van de adoptie. Als de twee adopterende echtgenoten een verschillende nationaliteit hebben of staatloos zijn, of als een van de twee echtgenoten staatloos is, is het recht van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats op het moment dat de adoptie van kracht wordt van toepassing.

In het geval van adopties in het buitenland kan er sprake zijn van een conflict tussen de bevoegdheidsregels van het nationale recht van de adoptant en die van het nationale recht van de geadopteerde. De adoptie wordt dan geacht rechtsgeldig te zijn als zij volgens de regels van het recht van het land waar zij heeft plaatsgevonden en voor de in datzelfde recht aangewezen bevoegde autoriteiten is uitgevoerd.

3.5 Huwelijk, ongehuwd samenwonen en geregistreerd partnerschap, echtscheiding, scheiding van tafel en bed, onderhoudsverplichtingen

3.5.1 Huwelijk

- Geldigheidsvereisten voor het huwelijk

De vormvereisten worden in principe beheerst door het recht van de plaats waar het huwelijk wordt gesloten.

Volgens het Verdrag van 's -Gravenhage van 14 maart 1978 inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken is een huwelijk alleen geldig als aan de materiële voorwaarden van het nationale recht van beide echtgenoten wordt voldaan. Het nationale recht is het recht dat wordt aangewezen door de conflictregels van de staat waarin het huwelijk wordt gesloten. Indien ten minste een van de echtgenoten de nationaliteit heeft van deze staat of er gewoonlijk verblijft, moeten ook de materiële voorwaarden van het recht van die staat worden nageleefd. Het recht dat de geldigheidsvereisten voor het huwelijk beheerst, is eveneens van toepassing op de materiële voorwaarden van de vordering tot nietigverklaring van een huwelijk.

Voor huwelijken die in het buitenland zijn gesloten, geldt een vermoeden van geldigheid indien de huwelijksakte wordt overgelegd en deze is opgesteld conform de vormvereisten van het recht van de plaats waar het huwelijk is gesloten. De erkenning kan worden geweigerd als het in het buitenland gesloten huwelijk duidelijk in strijd is met de nationale openbare orde van Luxemburg.

- Gevolgen van het huwelijk

Als er geen gemeenschappelijke nationaliteit is, worden de gevolgen in Luxemburg in principe beheerst door het recht van de gemeenschappelijke woonplaats van de echtgenoten, dat wil zeggen de plaats waar het paar daadwerkelijk verblijft.

3.5.2 Ongehuwd samenwonen en geregistreerd partnerschap

Voor ongehuwd samenwonen gelden geen conflictregels, aangezien relaties tussen ongehuwde paren in het Luxemburgse recht als een de-factosituatie worden aangemerkt.

Het recht dat van toepassing is op partnerschappen die in Luxemburg zijn gesloten, is het recht van de staat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.

Partners die hun partnerschap in het buitenland hebben geregistreerd, kunnen dat partnerschap in het register van de burgerlijke stand laten inschrijven, op voorwaarde dat beide partners op de datum waarop het partnerschap in het buitenland werd gesloten, voldeden aan de voorwaarden van artikel 4. Zodra het in het buitenland gesloten partnerschap in Luxemburg is erkend, gelden hiervoor dezelfde gunstige voorwaarden als voor Luxemburgse partnerschappen.

3.5.3 Echtscheiding en scheiding van tafel en bed

Echtscheiding en scheiding van tafel en bed worden beheerst door het nationale recht van de echtgenoten als zij dezelfde nationaliteit hebben. Als dit niet zo is, is het recht van hun daadwerkelijke gemeenschappelijke woonplaats van toepassing. Ontbreekt ook een gemeenschappelijke woonplaats, dan is het recht van de staat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt het toepasselijke recht.

Deze regels zijn eveneens van toepassing op de toelaatbaarheid van de echtscheiding in het algemeen, op de oorzaken ervan, op de gevolgen ervan en op bijkomende maatregelen.

3.5.4 Onderhoudsverplichtingen

Volgens artikel 15 van Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad betreffende onderhoudsverplichtingen wordt het op dit gebied toepasselijke recht bepaald overeenkomstig het Haagse Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen. In principe is het recht van de staat waar de onderhoudsgerechtigde gewoonlijk verblijft van toepassing, maar de partijen kunnen overeenkomen om voor een reeds aangespannen procedure het recht van de staat waar de zaak aanhangig is gemaakt of een van de volgende rechtsstelsels aan te wijzen:

a) het recht van een staat waarvan een van de partijen op het tijdstip van de aanwijzing de nationaliteit bezit;

b) het recht van de staat waar een van de partijen op het tijdstip van de aanwijzing haar gewone verblijfplaats heeft;

c) het recht dat door de partijen als toepasselijk op hun vermogensregime is aangewezen, of het recht dat daadwerkelijk daarop is toegepast;

d) het recht dat door de partijen als toepasselijk op hun echtscheiding of scheiding van tafel en beid is aangewezen, of het recht dat daadwerkelijk daarop is toegepast.

3.6 Huwelijksvermogensrecht

Het huwelijksvermogensregime wordt beheerst door het nationale recht dat de echtgenoten vóór het huwelijk hebben aangewezen.

Als de echtgenoten ten tijde van de sluiting van het huwelijk geen keuze hebben gemaakt, wordt het toepasselijke recht bepaald overeenkomstig het Verdrag van 's-Gravenhage van 14 maart 1978 inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken.

Krachtens dat verdrag kunnen de echtgenoten slechts een van de volgende rechtsstelsels aanwijzen:

1. het recht van een staat waarvan een van de echtgenoten de nationaliteit bezit op het tijdstip van die aanwijzing;

2. het recht van de staat op het grondgebied waarvan een van de echtgenoten zijn of haar gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip van die aanwijzing;

3. het recht van de eerste staat op het grondgebied waarvan een van de echtgenoten na het huwelijk een nieuwe gewone verblijfplaats vestigt.

Het aldus aangewezen recht is van toepassing op het gehele vermogen van de echtgenoten.

De echtgenoten kunnen echter, ongeacht of zij tot de in de voorgaande alinea bedoelde aanwijzing zijn overgegaan, met betrekking tot het geheel of een gedeelte van de onroerende goederen het recht aanwijzen van de plaats waar die goederen zijn gelegen. Zij kunnen eveneens bepalen dat op onroerende goederen die later worden verkregen, het recht van de plaats waar die goederen zijn gelegen van toepassing zal zijn.

Indien de partijen geen keuze maken, zal de rechter moeten onderzoeken wat hun stilzwijgende keuze was. Er geldt dan een vermoeden dat het nationale recht van de staat op het grondgebied waarvan zij hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen, van toepassing is.

Het huwelijksvermogensregime wordt evenwel overeenkomstig het Verdrag van 's‑Gravenhage van 14 maart 1978 beheerst door het nationale recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten:

1. indien door die staat de in artikel 5 van dat verdrag bedoelde verklaring is afgelegd en de werking daarvan niet door het tweede lid van dat artikel is uitgesloten;
2. indien die staat geen partij is bij het verdrag, terwijl volgens zijn internationaal privaatrecht zijn interne recht van toepassing is en de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen:

a) in een staat die de in artikel 5 van het verdrag bedoelde verklaring heeft afgelegd, of

b) in een staat die geen partij is bij het verdrag en waarvan het internationaal privaatrecht eveneens de toepassing van hun nationale recht voorschrijft;

3. indien de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk niet op het grondgebied van dezelfde staat vestigen.

Bij gebreke van een gewone verblijfplaats van de echtgenoten op het grondgebied van dezelfde staat en bij gebreke van een gemeenschappelijke nationaliteit, wordt hun huwelijksvermogensregime beheerst door het interne recht van de staat waarmee het, alle omstandigheden in aanmerking genomen, het nauwst is verbonden.

Het is mogelijk om vrijwillig het toepasselijke recht te wijzigen voor zover dit krachtens het nieuwe gekozen recht is toegestaan.

3.7 Erfrecht

Verordening (EU) nr. 650/2012 van 4 juli 2012 is van toepassing op de erfopvolging van op of na 17 augustus 2015 overleden personen. In artikel 21 van deze verordening is bepaald dat op de erfopvolging in haar geheel het recht van de staat van toepassing is waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn of haar gewone verblijfplaats had.

Op de erfopvolging van personen die vóór 17 augustus 2015 zijn overleden, blijven de Luxemburgse conflictregels van toepassing.

- Erfopvolging bij versterf

In Luxemburg wordt de nalatenschap verdeeld in roerend goed en een of meer onroerende goederen. Om te bepalen of een goed roerend of onroerend is, moet het recht van de aangezochte rechter worden toegepast.

De roerende nalatenschap wordt in principe beheerst door het recht van de laatste woonplaats van de overledene op de dag van zijn of haar overlijden. De woonplaats moet worden vastgesteld volgens de regels van het burgerlijk wetboek.

De onroerende nalatenschap wordt beheerst door het recht van de staat waarin de onroerende goederen zijn gelegen.

- Erfopvolging bij testament

In principe is de persoonlijke staat bepalend voor de algemene bekwaamheid tot het opstellen van een testament. De specifieke gevallen van onbekwaamheid vallen echter onder het erfrecht. De algemene bekwaamheid om bevoordeling uit vrijgevigheid (schenkingen) te ontvangen valt onder het personenrecht.

3.8 Goederenrecht

Overeenkomstig artikel 3 van het burgerlijk wetboek wordt eigendom van onroerend goed beheerst door het recht van de staat waarin het goed is gelegen. Dit geldt ook voor de inhoud van met het goed samenhangende zakelijke rechten, het ontstaan en de overdracht daarvan en de verwerving ervan door bezit (usucapio of verkrijgende verjaring).

3.9 Insolventie

Deze materie valt buiten de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 1346/2000 en Verordening (EU) 2015/848 betreffende insolventieprocedures. Van toepassing is het recht van de plaats waar dergelijke procedures worden aangespannen.

Dit recht is van toepassing op de gevolgen van alle collectieve procedures die in Luxemburg en in het buitenland worden aangespannen. Voor de bijzondere gevolgen van het faillissement van een van de partijen voor de rechten waarop zijn medecontractant zich kan beroepen, is evenwel het recht van de staat waar het faillissement is uitgesproken van toepassing.

Die rechtsbevoegdheid geldt alleen voor de specifieke gevolgen van het faillissement; zij bestrijkt niet alle aspecten van de onderneming waarop het faillissement betrekking heeft.

Laatste update: 11/01/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.