Verjaringstermijnen

Tsjechië
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Welke termijnen worden gehanteerd in het burgerlijk procesrecht?

De termijnen die doorgaans van belang zijn bij burgerlijke rechtsvorderingen, zijn de termijnen in het procesrecht en de termijnen in het materieel recht.

Er bestaan twee soorten procestermijnen: wettelijke en gerechtelijke procestermijnen.

Wettelijke termijnen worden bij wet vastgelegd. Indien wettelijke procestermijnen niet in acht worden genomen, zijn daar steeds procedurele gevolgen aan verbonden (bv. verlies van de mogelijkheid om een bepaalde taak met succes te volbrengen, het opgelegd krijgen van een disciplinaire boete). Er kan verschoning worden verleend voor het niet in acht nemen van een wettelijke termijn (zie artikel 58 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (zákon č. 99/1963 Sb., občanský soudní řád, ve znění pozdějších předpisů) (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), zoals gewijzigd, indien een partij of haar wettelijke vertegenwoordiger de termijn om een verschoonbare reden niet heeft gehaald en als gevolg daarvan niet in staat was een handeling uit te voeren waartoe hij of zij gerechtigd was. Een verzoek moet worden ingediend binnen vijftien dagen nadat de belemmering is weggenomen en dit verzoek moet vergezeld gaan van de niet-verrichte handeling. Een rechtbank kan op verzoek van een partij het verzoek aanvaarden met opschortende werking en daarmee verschoning verlenen voor het niet-naleven van de termijn.

Indien in deze wet niet rechtstreeks een termijn is vastgesteld voor het verrichten van een handeling, dan wordt die vastgesteld door de voorzitter van de rechterlijke kamer (of een alleenzetelend rechter). De voorzitter van de rechterlijke kamer (of een alleenzetelend rechter) kan niet alleen in de bij de wet vastgestelde gevallen een termijn vaststellen, maar ook in die gevallen waar dat vereist is om de procedure doeltreffend en met de vereiste spoed te behandelen. Een rechtbank kan een gerechtelijke termijn verlengen naargelang de omstandigheden (zie artikel 55 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd). Het is niet toegestaan om verschoning te verlenen voor het niet-naleven van een termijn.

Voor de rechtbank vastgelegde termijnen, bijvoorbeeld voor het uitvaardigen van een besluit, zijn geen procestermijnen, maar administratieve termijnen.

2 Lijst van feestdagen die worden aangemerkt als niet-werkdag zoals voorgeschreven in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van 3 juni 1971.

Nieuwjaarsdag en de dag waarop Tsjechië opnieuw onafhankelijk werd: 1 januari

Paasmaandag: de dag varieert, maar meestal valt de feestdag eind maart of begin april

Dag van de Arbeid: 1 mei

Bevrijdingsdag: 8 mei

Dag van de Slavische apostelen Cyrillus en Methodius: 5 juli

Sterfdag van Jan Hus: 6 juli

Dag van de Tsjechische Soevereiniteit: 28 september

Onafhankelijkheidsdag: 28 oktober

Dag van de Strijd voor vrijheid en democratie: 17 november

Kerstavond: 24 december

Kerstmis: 25 december

Tweede Kerstdag: 26 december

3 Welke algemene regels gelden er voor de termijnen in de verschillende civiele procedures?

De wettelijke regels voor de methode waarmee termijnen worden berekend wordt vastgelegd in artikel 55-58 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd.

Een termijn die is vastgesteld in dagen begint op de dag nadat de gebeurtenis zich heeft voorgedaan die bepalend is voor de aanvang van de termijn.

Een halve maand wordt aangeduid als vijftien dagen.

Een termijn die is vastgesteld in weken, maanden of jaren eindigt op de dag waarvan de naam of het getal overeenstemt met de dag waarop de gebeurtenis die de termijn doet ingaan zich heeft voorgedaan. Indien in de laatste maand geen dag met dezelfde naam of hetzelfde getal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand.

Eindigt een termijn op een zaterdag, een zondag of een officiële feestdag, dan geldt de eerstvolgende werkdag als de laatste dag van de termijn.

Termijnen die zijn vastgesteld in uren eindigen op het tijdstip waarvan de aanduiding overeenkomt met die van het tijdstip waarop de gebeurtenis die de termijn doet ingaan zich heeft voorgedaan.

Een procestermijn wordt nageleefd als op de laatste dag van de termijn de handeling in de rechtbank is verricht of de voorlegging heeft plaatsgevonden aan de instantie die tot aflevering daarvan gehouden is, m.a.w. meestal de houder van een postlicentie.

Als een procedure wordt gestuit, wordt de looptijd van de procestermijnen ook gestuit (artikel 111, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Als de procedure wordt hervat, vangt de termijn opnieuw aan.

4 Indien een handeling of formaliteit binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, wat is dan het moment van aanvang?

De dag waarop de gebeurtenis die bepalend is voor de aanvang van de termijn zich heeft voorgedaan, wordt niet meegeteld in de termijn. Dit geldt niet voor een termijn die in uren is vastgesteld. Een termijn loopt bijgevolg doorgaans vanaf de dag die volgt op de gebeurtenis die bepalend is voor de aanvang van de termijn (zie artikel 57, lid 1, van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd).

5 Is het moment waarop een termijn begint te lopen afhankelijk van de manier waarop het document wordt bezorgd of betekend (betekening door een deurwaarder of per post)?

Nee.

6 Als de termijn ingaat vanaf een gebeurtenis, wordt de dag van deze gebeurtenis dan meegerekend in de berekening van de termijn?

De dag waarop de gebeurtenis die bepalend is voor de aanvang van de termijn zich heeft voorgedaan, wordt niet meegeteld in de termijn. Dit geldt niet voor een termijn die in uren is vastgesteld (artikel 57, lid 1, van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd).

7 Indien de looptijd van een termijn in dagen is vastgesteld, geldt het aantal dagen dan in kalenderdagen of alleen in werkdagen?

Een termijn wordt berekend aan de hand van kalenderdagen.

8 En als die termijn in weken, maanden of jaren is vastgesteld?

Termijnen die zijn vastgesteld in weken komen zelden aan bod in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (wet nr. 99/1963, zoals gewijzigd) (bv. artikel 260, lid 3; artikel 295, lid 1; en artikel 295, lid 2). Ze komen vaker aan bod als gerechtelijke termijnen in de justitiële praktijk.

Termijnen die zijn vastgesteld in maanden hebben ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een looptijd van één maand (bv. artikel 82, lid 3; artikel 336m, lid 2; en artikel 338za, lid 2); twee maanden (bv. artikel 240, lid 1 en artikel 247, lid 1); drie maanden (bv. artikel 111, lid 3; artikel 233, lid 1; en artikel 234, lid 1); en zes maanden (bv. artikel 77a, lid 2 en artikel 260g, lid 3).

Er zijn twee soorten termijnen die zijn vastgesteld in jaren in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: een termijn van één jaar (bv. artikel 111, lid 3) en een termijn van drie jaar (bv. artikel 99, lid 3; artikel 233, lid 2; en artikel 234, lid 2).

9 Wanneer verstrijken dergelijke termijnen?

Een termijn die is vastgesteld in weken, maanden of jaren verstrijkt aan het einde van de dag die gelijk is aan de dag waarop de gebeurtenis die de termijn doet ingaan zich heeft voorgedaan. Kent de laatste maand een dergelijke dag niet, dan verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand (zie artikel 57, lid 2 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd).

10 Indien de termijn afloopt op een zaterdag, een zondag, een feestdag of een niet-werkdag, wordt deze dan verlengd tot de volgende werkdag?

Ja (zie artikel 57, lid 2, van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd).

11 Zijn er omstandigheden waarin termijnen worden verlengd? Wat zijn de voorwaarden voor dergelijke verlengingen?

Wettelijke procestermijnen kunnen niet worden gewijzigd op grond van een rechterlijke beslissing.

Een gerechtelijke procestermijn kan, naargelang de omstandigheden, door een rechtbank worden verlengd.

12 Welke termijnen gelden voor het instellen van een beroep?

Een partij kan de beslissing van een arrondissementsrechtbank (okresní soud) of de beslissing van een regionale rechtbank (krajský soud) die bij procedures in eerste aanleg wordt gegeven aanvechten, tenzij de wet dit niet toelaat (zie artikel 201 van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd). Een beroep moet binnen vijftien dagen na afgifte van een schriftelijk exploot van een beslissing worden ingediend bij de rechtbank wiens beslissing wordt aangevochten. De termijn voor het instellen van een beroep vangt aan op de dag nadat de beslissing aan de partij werd betekend of ter kennis gebracht. Het volstaat dat een beroep op de laatste dag van de termijn wordt overhandigd aan een instantie die verplicht is tot de betekening of kennisgeving ervan (met name de houder van een postlicentie, een penitentiaire instelling als een persoon in de gevangenis of in hechtenis zit, een instelling voor de institutionele zorg of bescherming van personen die daar worden opgenomen enz.) of aan de rechtbank om te voldoen aan deze procestermijn.

Wanneer de rechtbank ten aanzien van een beslissing een corrigerende uitspraak doet, begint de termijn te lopen nadat de corrigerende uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen (zie artikel 204, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Als een beroep na het verstrijken van de termijn van vijftien dagen wordt ingediend omdat de appellant heeft gehandeld op basis van onjuiste informatie van de rechtbank met betrekking tot een beroep, wordt dat beroep geacht tijdig te zijn ingediend. Indien een beslissing geen informatie bevat over het beroep, de beroepstermijn of de rechtbank waar het beroep moet worden ingesteld, of onjuiste informatie bevat waaruit blijkt dat een beroep niet mogelijk is, mag het beroep binnen drie maanden na de betekening of kennisgeving van de beslissing worden ingesteld.

Indien een betalingsbevel wordt uitgevaardigd in een zaak, kan de gedaagde voorkomen dat het bevel van kracht wordt, door louter en alleen bezwaar aan te tekenen bij de rechtbank die het bevel heeft uitgevaardigd binnen de wettelijke termijn van vijftien dagen volgend op de datum van de betekening of kennisgeving van het bevel (zie artikel 172, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het betalingsbevel wordt vernietigd wanneer bezwaar wordt aangetekend, waarna de rechtbank een hoorzitting gelast. Een beroep kan enkel worden ingesteld met betrekking tot de procedurekosten, maar vernietigt uiteraard het betalingsbevel niet.

13 Kunnen rechtbanken termijnen veranderen, met name de termijnen waarbinnen een partij moet verschijnen, of een bijzondere datum vaststellen waarop een partij moet verschijnen?

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (wet nr. 99/1963, zoals gewijzigd) laat toe dat een hoorzitting om belangrijke redenen wordt verdaagd, indien het niet mogelijk is om in één enkele hoorzitting over een zaak te beraadslagen en tot een beslissing te komen (zie artikel 119 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Een belangrijke reden om een hoorzitting te verdagen is bijvoorbeeld het feit dat een van de partijen in de procedure niet voor de rechtbank is verschenen en dat de hoorzitting in diens afwezigheid niet kon plaatsvinden (zie artikel 101, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) of dat een van de partijen onvoldoende tijd had om de hoorzitting voor te bereiden doordat deze de dagvaarding niet tijdig of om andere belangrijke redenen niet had ontvangen.

Een partij kan de rechtbank verzoeken de hoorzitting te verdagen. De rechtbank zal zich uitspreken over het vooraf ingediende verzoek van een partij om de hoorzitting te verdagen op basis van de ernst van de aangehaalde reden. Indien de rechtbank niet ingaat op het verzoek van de partij, moet de partij verschijnen voor de hoorzitting.

14 Indien een partij die verblijft op een plaats waar hij voor een termijnverlenging in aanmerking komt, van een tot hem gerichte beslissing in kennis wordt gesteld op een plaats waar degenen die daar verblijven niet voor een termijnverlenging in aanmerking komen, verliest die partij dan het recht op termijnverlenging?

De wetgeving van de Tsjechische Republiek bevat geen uitdrukkelijke regels voor een dergelijke situatie.

In geval van procedures met een internationaal karakter waarbij een document moet worden betekend of ter kennis gebracht aan een partij die in het buitenland verblijft, gelden de procedureregels van de lex fori, m.a.w. de procedureregels van de rechtbank onder wiens bevoegdheid de zaak valt.

15 Welke sancties staan op de niet-naleving van een termijn?

Wanneer een procestermijn niet in acht wordt genomen, heeft dit steeds procedurele gevolgen.

Indien het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (wet nr. 99/1963, zoals gewijzigd) een bepaalde termijn vaststelt voor het verrichten van een handeling (bv. het instellen van een beroep of buitengewoon beroep), dan kan een handeling niet met succes worden verricht als de termijn niet in acht wordt genomen. Er kan verschoning worden verleend voor het niet-naleven van een termijn indien de partij of haar vertegenwoordiger daar een verschoonbare reden voor heeft (bv. plotse ziekte of letsel enz.) en daardoor de handeling waartoe hij of zij gerechtigd is niet kon verrichten (zie artikel 58 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), tenzij de verschoning van het niet-naleven van een specifieke termijn door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt uitgesloten (bv. op grond van artikel 235, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is de verschoning voor het niet-naleven van een termijn uitgesloten in het geval van verzoeken tot herziening van een procedure en tot vernietiging). Indien een termijn wordt vastgesteld waarin een bepaalde verplichting moet worden nagekomen en die termijn niet wordt nageleefd, dan wordt een bepaalde sanctie (bv. een disciplinaire boete) opgelegd.

De wet koppelt bepaalde gevolgen aan het niet-naleven van een gerechtelijke procestermijn. Een gerechtelijke termijn kan door de voorzitter van de rechterlijke kamer (of een alleenzetelend rechter) worden verlengd. Het is niet toegestaan om verschoning te verlenen voor het niet-naleven van een gerechtelijke termijn.

Indien geen bezwaar wordt aangetekend tegen een betalingsbevel, heeft dat betalingsbevel dezelfde uitwerking als een definitief en uitvoerbaar vonnis (zie artikel 174, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

16 Als de termijn is verstreken, welke rechtsmiddelen hebben dan de partijen die deze hebben laten verstrijken, d.w.z. de niet verschenen partijen?

Het niet ter zitting verschijnen heeft andere gevolgen dan het niet-naleven van een termijn. Indien een naar behoren opgeroepen partij niet ter zitting verschijnt en geen tijdig verzoek heeft ingediend om de hoorzitting te verdagen om van een belangrijke reden, dan kan de rechtbank beraadslagen over de zaak en een vonnis uitspreken in zijn afwezigheid (zie artikel 101, lid 3, van wet nr. 99/1963 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd) en, indien voldaan is aan de voorwaarden in artikel 153b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kan de rechtbank een verstekvonnis uitspreken.

Indien de gedaagde om verschoonbare redenen verstek laat gaan voor de eerste zitting in een zaak waarvoor een verstekvonnis werd uitgesproken, vernietigt de rechter het vonnis op verzoek van de gedaagde en gelast hij een hoorzitting voor de zaak. Een partij kan dergelijk verzoek indienen tot en met de datum waarop het verstekvonnis van kracht wordt (zie artikel 153b, lid 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Er kan eveneens beroep ten gronde worden aangetekend tegen een verstekvonnis. Indien de gedaagde niet alleen een verzoek tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg heeft ingediend, maar eveneens beroep aantekent tegen het vonnis, en de rechtbank het verzoek tot vernietiging van het vonnis heeft goedgekeurd middels een afdwingbare uitspraak, wordt geen rekening gehouden met het beroep (zie artikel 153b, lid 5, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Laatste update: 16/09/2020

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.