Verjaringstermijnen

Bulgarije
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Welke termijnen worden gehanteerd in het burgerlijk procesrecht?

A) De uitoefening van het recht op bescherming van subjectieve materiële rechten is onderworpen aan verjarings- en absolute termijnen (kalendertermijnen) die bij wet zijn vastgesteld.

De verjaringstermijn is de periode van inactiviteit van de houder van een subjectief recht, na het verstrijken waarvan hij niet langer om juridische bescherming van dat recht kan vragen. Het verstrijken van de verjaringstermijn dooft het subjectieve recht zelf niet uit, maar wel het daaraan verbonden recht om vorderingen in te stellen en te verzoeken om executiemaatregelen, waardoor het recht een natuurlijk recht wordt (materieel recht dat geen gerechtelijke bescherming geniet). De verjaring wordt niet automatisch toegepast, maar pas na een bezwaar van de schuldenaar voor de bevoegde rechtbank of een gerechtsdeurwaarder.

De regels inzake duur, beëindiging en opschorting van verjaringstermijnen zijn vastgesteld in de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten (Zakon za zadalzheniata i dogovorite). Een algemene verjaringstermijn van vijf jaar geldt voor alle vorderingen waarvoor er geen bijzondere termijn is vastgesteld (artikel 110 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten).

Voor drie groepen vorderingen is een verjaringstermijn van drie jaar vastgesteld (artikel 111 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten):

  • loonvorderingen waarvoor geen andere verjaringstermijn geldt;
  • vorderingen tot schadeloosstelling en schadevergoedingen voortvloeiend uit een niet-nagekomen overeenkomst;
  • vorderingen voor huur, rente en andere periodieke betalingen, zoals de gas- en elektriciteitsrekening, ongeacht eventuele periodieke variaties in het bedrag ervan. Aflossingstermijnen voor bankleningen hebben echter niet het karakter van periodieke betalingen, zodat de standaardverjaringstermijn daarop van toepassing is.

Ook geldt een verjaringstermijn van drie jaar voor het recht om te verzoeken om gerechtelijke nietigverklaring van overeenkomsten die per vergissing, als gevolg van fraude of onder bedreiging zijn gesloten, alsmede van overeenkomsten die door handelingsonbekwame personen of hun vertegenwoordigers zijn gesloten zonder dat aan de toepasselijke vereisten is voldaan.

Voor het recht om te verzoeken om gerechtelijke nietigverklaring van een overeenkomst die is gesloten wegens uitzonderlijke noodzaak of in kennelijk ongunstige omstandigheden, geldt een verjaringstermijn van één jaar (artikel 33 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten).

Een verjaringstermijn van zes maanden is van toepassing op vorderingen met betrekking tot gebreken bij aangekochte roerende goederen of met betrekking tot een gebrekkige afwerking in het kader van een productieovereenkomst, behalve voor bouwwerken waar voor vorderingen de algemene verjaringstermijn van vijf jaar geldt (artikel 265 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten).

In executieprocedures geldt een verjaringstermijn van twee jaar. Wanneer de schuldeiser in een aanhangig gemaakte executieprocedure twee jaar lang nalaat om de uitvoering van de executie te verzoeken, zal de executieprocedure van rechtswege worden beëindigd op grond van punt 8 van artikel 433, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Grazhdanski protsesualen kodeks), en de nieuwe verjaringstermijn vangt aan vanaf de datum van uitvoering van de meest recente executievordering.

De verjaringstermijn vangt aan op het moment waarop het vorderingsrecht ontstaat en kan worden uitgeoefend afhankelijk van de aard van het betrokken materiële recht. Dit kan het moment zijn waarop de contractuele verplichting opeisbaar wordt, of het moment waarop de onrechtmatige daad is begaan, of het moment waarop de dader van een onrechtmatige daad of een delict is geïdentificeerd, of in het geval van een vordering wegens gebreken het moment waarop de betrokken zaak is overgedragen enz.

De partijen kunnen niet afspreken dat de verjaringstermijn wordt verkort of verlengd.

De verjaringstermijn kan echter wel worden opgeschort en gestuit.

De verjaringstermijn wordt opgeschort in de in artikel 115 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten limitatief opgesomde gevallen:

  • tussen kinderen en ouders, in de periode dat de ouders hun ouderlijke rechten uitoefenen;
  • tussen personen die onder voogdij of curatele staan en hun voogden of beheerders, zolang die voogdij of curatele duurt;
  • tussen echtgenoten;
  • voor vorderingen van personen van wie de goederen rechtens of bij rechterlijk bevel onder bewind zijn gesteld, tegen de bewindvoerder zolang de bewindvoering duurt;
  • voor schadevorderingen van rechtspersonen tegen hun bestuurders, zolang die bestuurders in functie zijn;
  • voor vorderingen van minderjarigen en handelingsonbekwame personen, zolang er geen wettelijke vertegenwoordiger is aangesteld en zes maanden na de aanstelling van die persoon of na de beëindiging van de handelingsonbekwaamheid;
  • zolang de vorderingsprocedure loopt.

In deze gevallen wordt de mogelijkheid van de betrokkene om het vorderingsrecht uit te oefenen tijdelijk en wettelijk ontnomen. De verjaringstermijn die tot de opschorting heeft gelopen, blijft gelden en loopt door nadat de omstandigheid die de opschorting heeft veroorzaakt is weggevallen.

In de volgende gevallen wordt de verjaringstermijn gestuit:

  • bij erkenning van de vordering door de schuldenaar;
  • bij indiening van een vordering, bezwaar of verzoek om bemiddeling; indien de vordering of het bezwaar wordt afgewezen, wordt de verjaringstermijn echter niet geacht te zijn gestuit;
  • door een vordering in te stellen in het kader van een insolventieprocedure;
  • door executiemaatregelen te nemen.

In deze gevallen verliest de periode die is verstreken tussen het moment waarop het vorderingsrecht is ontstaan en de stuiting van de verjaring haar juridische werking en begint er een nieuwe verjaringstermijn te lopen. Indien de schorsing het gevolg is van een vordering of bezwaar, voorziet de wet ook in een ander belangrijk gevolg: de nieuwe verjaringstermijn die na de stuiting begint, bedraagt altijd vijf jaar.

Absolute (uitsluitings)termijnen zijn termijnen na afloop waarvan de materiële rechten zelf vervallen. Deze termijnen beginnen te lopen vanaf het moment waarop het subjectieve recht ontstaat, en niet vanaf het moment waarop het vorderingsrecht ontstaat.

Anders dan verjaringstermijnen kunnen absolute termijnen niet worden opgeschort of gestuit.

Absolute termijnen worden ambtshalve door de rechtbank of een gerechtsdeurwaarder toegepast, wat betekent dat het voor de bescherming ervan niet nodig is dat de schuldenaar bezwaar aantekent. Het verstrijken van een absolute termijn maakt een ingestelde vordering niet-ontvankelijk, terwijl het verstrijken van een verjaringstermijn (mits er bezwaar is aangetekend) de vordering ongerechtvaardigd maakt.

Uitsluitingstermijnen omvatten onder meer: de termijn van drie maanden gedurende welke de pandhouder of hypotheekhouder bezwaar kan aantekenen indien een verzekeringsuitkering wordt betaald aan de eigenaar van het betrokken goed, en niet aan de pandhouder of hypotheekhouder; de termijn van twee maanden waarbinnen een mede-eigenaar een vordering met betrekking tot de aankoop van een goed in mede-eigendom kan instellen indien de andere mede-eigenaar zijn aandeel aan een derde heeft verkocht; de termijn van één jaar voor het instellen van een vordering tot herroeping van een schenking, enz.

B) In het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Grazhdanski protsesualen kodeks) zijn termijnen vastgesteld voor de uitvoering van bepaalde procedurele handelingen door de partijen en de rechtbank in zowel vorderings- als executieprocedures. De termijnen voor de uitvoering van procedurele handeling in insolventieprocedures zijn vastgesteld in de handelswet (Targovski zakon), in de bankinsolventiewet (Zakon za bankovata nesastoyatelnost) voor insolventies van banken en in andere bijzondere wetten.

Wat de partijen betreft, leidt het verstrijken van de termijn tot het verval van hun recht om de desbetreffende procedurele handeling te stellen.  Als de rechtbank een procedurele termijn niet in acht neemt, vormt dat geen beletsel om de procedurele handelingen later te stellen, aangezien deze altijd moeten worden gesteld. De termijnen voor de rechtbank zijn louter indicatief.

De termijnen voor het stellen van procedurele handelingen door de partijen zijn die welke bij wet zijn vastgesteld en die welke door de rechter zijn vastgesteld.

De bij wet vastgestelde termijnen (wettelijke termijnen) omvatten:

  • de termijn voor het corrigeren van onregelmatigheden in het inleidende verzoek (één week vanaf de mededeling aan de partij overeenkomstig artikel 129, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, maar het staat de rechtbank vrij om een langere termijn vast te stellen);
  • de termijn voor het antwoorden op de vordering van de verweerder, voor het specificeren van het bewijs, voor het betwisten van de waarheidsgetrouwheid van het bewijsmateriaal in het inleidende verzoek, voor het instellen van een tegenvordering, voor het oproepen van derden (tussenkomst) door de verweerder en het instellen van vorderingen tegen hen, en voor het aantekenen van bezwaar tegen de door de rechtbank vastgestelde procedure voor het in behandeling nemen van de zaak. De termijn begint te lopen vanaf de ontvangst van het afschrift van het inleidende verzoek door de verweerder en bedraagt één maand of twee weken, afhankelijk van de vraag of de procedure onder de standaardprocedure dan wel onder de bijzondere vorderingsprocedure valt (artikelen 131 en 367 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het eisen van een aanvullende verklaring door de eiser in een procedure over handelsgeschillen – een termijn van twee weken vanaf de ontvangst van het antwoord van de verweerder (artikel 372 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het antwoorden op de aanvullende verklaring door de verweerder in een procedure over handelsgeschillen – een termijn van twee weken vanaf de ontvangst van de aanvullende verklaring (artikel 372 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het instellen van beroep tegen de door de rechter gegeven beslissingen – een termijn van twee weken vanaf de betekening van de beslissing aan de partij (artikel 259 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het antwoorden op het beroep door de wederpartij en voor het instellen van een tegenberoep – een termijn van twee weken vanaf de ontvangst van een afschrift van het beroepschrift (artikel 263 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het instellen van cassatieberoep tegen de door de rechter gegeven beslissingen – een termijn van één maand vanaf de betekening van de beslissing aan de partij (artikel 283 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het instellen van beroep tegen door de rechter gegeven beslissingen – een termijn van één week vanaf de mededeling ervan aan de partij; indien de beslissingen zijn gegeven tijdens een door de partij bijgewoonde terechtzitting, loopt de termijn vanaf de datum van de terechtzitting (artikel 275 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het indienen van een verzoek om vernietiging van een ten uitvoer gelegde beslissing – een termijn van drie maanden vanaf het moment waarop de reden voor de herroeping zich voordoet (artikel 305 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn waarbinnen de partij om wraking van de rechter kan verzoeken – de eerste zitting nadat de reden voor wraking zich heeft voorgedaan of nadat de partij de reden voor wraking heeft vernomen (artikel 23 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn waarbinnen de partij een bezwaarschrift kan indienen wegens het ontbreken van exclusieve bevoegdheid – tot de voltooiing van de procedure in tweede aanleg (artikel 119 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn waarbinnen een partij een bezwaarschrift kan indienen wegens het ontbreken van lokale bevoegdheid op basis van de plaats waar het onroerend goed gelegen is – tot de voltooiing van het gerechtelijk onderzoek in eerste aanleg (artikel 119 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering); in alle andere gevallen waarin sprake is van een schending van de regels van lokale bevoegdheid kan alleen de verweerder een bezwaarschrift indienen binnen de termijn voor het beantwoorden van het verzoek (artikel 119 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). In consumentenvorderingen en vorderingen van een benadeelde persoon tegen een verzekeraar, het garantiefonds (Garantsionen fond) en het nationaal bureau van Bulgaarse motorrijtuigenverzekeraars (Natsionalno byuro na balgarskite avtomobilni zastrahovateli) zorgt de rechter ambtshalve voor conformiteit met de lokale rechtsbevoegdheid totdat de eerste terechtzitting heeft plaatsgevonden.
  • de termijn waarbinnen de eiser het inleidende verzoek zonder toestemming van de verweerder kan intrekken – tot de voltooiing van de eerste terechtzitting (artikel 232 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn waarbinnen een partij een bijkomend verzoekschrift kan indienen – tijdens de eerste terechtzitting voor de eiser en binnen de termijn voor het beantwoorden van het inleidende verzoek door de verweerder (artikel 212 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het betwisten van de waarheidsgetrouwheid van een stuk – uiterlijk bij de reactie op de rechtsvordering waarbij het stuk wordt ingediend; indien het stuk samen met het inleidende verzoek wordt ingediend, dient de verweerder het in zijn schriftelijk antwoord te betwisten (artikel 193 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het aantekenen van bezwaar tegen een betalingsbevel – een termijn van twee weken vanaf de betekening van het bevel (artikel 414 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het instellen van beroep tegen een weigering om een betalingsbevel uit te vaardigen – een termijn van één week vanaf de kennisgeving aan de indiener (artikel 413 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het instellen van beroep tegen het bevel tot afgifte van een executoriale titel – een termijn van twee weken die voor de indiener loopt vanaf de betekening van het bevel en voor de schuldenaar vanaf de betekening van het verzoek om vrijwillige naleving (artikel 407 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor vrijwillige naleving door de schuldenaar in een executieprocedure – een termijn van twee weken vanaf de betekening van het verzoek door de deurwaarder (artikel 428 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het instellen van beroep tegen de handelingen van de deurwaarder – een termijn van één week vanaf het stellen van de handeling indien de partij daarbij aanwezig was of indien ze naar behoren was gedagvaard, en in andere gevallen – vanaf de datum van de kennisgeving (artikel 436 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het indienen van een vordering in een insolventieprocedure – binnen één maand respectievelijk binnen drie maanden na de inschrijving van de beslissing tot inleiding van de insolventieprocedure in het handelsregister (artikelen 685 en 688 van de handelswet);
  • de termijn voor de toepassing van een herstelplan – binnen één maand na de datum van inschrijving in het handelsregister van de rechterlijke beslissing tot goedkeuring van de lijst van erkende vorderingen (artikel 696 van de handelswet);
  • de termijn voor het indienen van bezwaarschriften tegen de lijst van erkende vorderingen – een termijn van zeven dagen vanaf de bekendmaking van de lijst in het handelsregister (artikel 690 van de handelswet);
  • de termijn voor het indienen van bezwaarschriften tegen de door de curator opgestelde toewijzingsrekening – een periode van veertien dagen vanaf de inschrijving van de rekening in het handelsregister (artikel 727 van de handelswet);
  • de absolute termijnen voor de tenuitvoerlegging van de betreffende procedure handelingen zijn geregeld in andere bijzondere wetten, die hier onmogelijk uitputtend kunnen worden vermeld; de handelswet voor procedures betreffende de stabilisering van handelsondernemingen, de bankinsolventiewet, het verzekeringswetboek (Kodeks za zastrahovaneto) enz.

De door de rechter vastgestelde termijnen omvatten:

  • de termijn voor het verzamelen van bewijsmateriaal (artikel 157 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het vooruitbetalen van de kosten voor het verzamelen van bewijsmateriaal (dagvaarding van getuigen, betaling van een vergoeding aan getuige-deskundigen enz. – artikel 160 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor het corrigeren van de onregelmatigheden van een procedurele handeling van de partij (artikel 101 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering);
  • de termijn voor de registratie van het inleidende verzoek, die doorgaans meer dan een week bedraagt.

De termijnen zijn in twee soorten verdeeld, afhankelijk van de vraag of ze al dan niet door de rechter kunnen worden verlengd. Alle door de rechtbank vastgestelde termijnen kunnen worden verlengd. De termijnen voor het instellen van beroep en voor het instellen van een vordering tot nietigverklaring van een uitvoerbaar vonnis kunnen niet worden verlengd: artikel 63, lid 3, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

2 Lijst van feestdagen die worden aangemerkt als niet-werkdag zoals voorgeschreven in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van 3 juni 1971.

De officiële feestdagen omvatten:

1 januari – Nieuwjaarsdag;

3 maart – Bevrijdingsdag – Nationale feestdag;

1 mei – Dag van de Arbeid;

6 mei – Sint-Jorisdag, Dag van de moed en het Bulgaarse leger;

24 mei – Dag van het Bulgaarse onderwijs, de Bulgaarse cultuur en de Slavische literatuur;

6 september – Dag van de Hereniging;

22 september – Onafhankelijkheidsdag;

1 november – Dag van de leiders van de nationale wedergeboorte: vrije dag voor alle onderwijsinstellingen en werkdag voor alle andere rechtspersonen;

24 december – kerstavond, 25 en 26 december – Kerstmis;

Goede Vrijdag, paaszaterdag en paaszondag – twee dagen (zondag en maandag) voor vieringen in het betreffende jaar.

De ministerraad kan, zij het slechts eenmalig, ook andere dagen tot officiële feestdagen of dagen voor de viering van bepaalde beroepen verklaren en kan niet-werkdagen tijdens het jaar verschuiven.

3 Welke algemene regels gelden er voor de termijnen in de verschillende civiele procedures?

De algemene regels inzake termijnen voor de uitvoering van procedurele handelingen door de partijen en de rechtbank in zowel vorderings- als executieprocedures zijn vastgelegd in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. In een aantal bijzondere wetten zijn absolute termijnen voor de uitoefening van procedurele rechten vastgesteld, zoals in artikel 74 van de handelswet, de artikelen 19 en 25 van de wet betreffende het handelsregister en het register van rechtspersonen zonder winstoogmerk (Zakon za targovskiya registar i registara na yuridicheskite litsa s nestopanska tsel) enz. Informatie over de algemene regels van hoofdstuk 7 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, “Termijnen en stuiting van termijnen”, is te vinden in de antwoorden op de vragen 4, 5 en 6.

De algemene regels inzake verjaringstermijnen zijn uiteengezet in artikel 110 en volgende van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten. Zie het antwoord op vraag 1.

De algemene regels betreffende de termijnen voor de nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit op verbintenissen gebaseerde betrekkingen zijn opgenomen in de artikelen 69 tot en met 72 van de wet inzake verbintenissen en overeenkomsten.

Wanneer de in de procedurewetgeving (artikelen 61, 229 en 432 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) neergelegde voorwaarden zijn vervuld, wordt de vastgestelde procedurele termijn opgeschort op het moment van de gebeurtenis die heeft geleid tot schorsing van de procedure. Procedures worden geschorst wanneer zich een beletsel voor de voortzetting ervan heeft voorgedaan, en zolang dat beletsel blijft bestaan is de uitvoering van procedurele handelingen niet toegestaan, met uitzondering van het stellen van zekerheid voor de vordering. Nadat het beletsel heeft opgehouden te bestaan (bijv. wanneer een partij is overleden, voogdij moet worden ingesteld, er een onderliggende procedure loopt enz.), wordt de procedure hervat, waarna alle voor de opschorting verrichte handelingen hun geldigheid behouden.

In bijzondere wetten zijn andere termijnen vastgesteld die korter zijn dan de standaardverjaringstermijn.

4 Indien een handeling of formaliteit binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, wat is dan het moment van aanvang?

Het moment waarop de termijn voor het stellen van een bepaalde procedurele handeling begint te lopen, is gewoonlijk de datum waarop de partij ervan in kennis wordt gesteld dat zij die handeling dient te stellen of waarop zij in kennis wordt gesteld van een uitspraak van de rechtbank waartegen bezwaar kan worden aangetekend.

  • de termijn voor het corrigeren van onregelmatigheden in het inleidende verzoek begint te lopen vanaf de datum waarop de instructies van de rechtbank aan de partij zijn meegedeeld.
  • de termijn voor een schriftelijke reactie op het inleidende verzoek door de verweerder begint te lopen vanaf de ontvangst van een afschrift van het inleidende verzoek en het bijbehorende bewijsmateriaal; in de kennisgeving waarmee de rechtbank de afschriften aan de verweerder toezendt, moet de rechtbank de antwoordtermijn alsmede de gevolgen van het overschrijden ervan vermelden.
  • de termijn voor het instellen van beroep tegen een rechterlijke beslissing begint te lopen vanaf de betekening ervan aan de partij.
  • de termijn voor het instellen van beroep tegen een rechterlijke beslissing in een zaak die in het kader van een kort geding (deel 3, hoofdstuk 25, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) wordt behandeld, begint te lopen op de datum waarop de rechtbank heeft verklaard dat ze haar beslissing zou bekendmaken.
  • de termijn voor het instellen van beroep tegen een rechterlijke beslissing loopt vanaf de mededeling ervan aan de partij of, indien de beslissing is gegeven in een door de partij bijgewoonde rechtszitting, vanaf de datum van de rechtszitting.
  • de termijn voor het instellen van beroep tegen handelingen van een gerechtsdeurwaarder is één week vanaf het stellen van de handeling indien de partij daarbij aanwezig was of indien ze naar behoren was gedagvaard, en in andere gevallen vanaf de datum van de kennisgeving.
  • de termijnen in insolventieprocedures lopen vanaf de bekendmaking van de betreffende handeling van de curator (bijvoorbeeld het invullen van een lijst van schuldeisers met erkende vorderingen) of van een beslissing van de rechtbank in het handelsregister.

Er zijn ook termijnen die beginnen te lopen vanaf het moment waarop de vorderingsprocedure wordt ingeleid, aangezien in de wet alleen de uiterste datum voor de uitvoering ervan is vastgesteld.

Voorbeelden:

  • de eiser kan de redenen of het verzoekschrift van zijn vordering wijzigen, of kan de vordering zonder toestemming van de verweerder intrekken, tot de eerste zitting in de zaak is voltooid;
  • elk van de erfgenamen in een procedure tot verdeling kan tot het tijdstip van de eerste zitting schriftelijk verzoeken om de opneming van aanvullende goederen in de te verdelen goederen enz.

5 Is het moment waarop een termijn begint te lopen afhankelijk van de manier waarop het document wordt bezorgd of betekend (betekening door een deurwaarder of per post)?

De termijn loopt vanaf het moment van kennisgeving aan de partij. Het tijdstip waarop de kennisgeving aan de partij wordt geacht naar behoren te zijn gedaan is afhankelijk van de wijze van kennisgeving. Hoofdstuk VI “Kennisgevingen en dagvaardingen” van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bevat de regels voor de wijze waarop kennisgevingen en dagvaarding aan de partijen worden betekend en het tijdstip waarop de kennisgevingen geacht worden naar behoren te zijn betekend.

Als de kennisgeving persoonlijk wordt betekend aan de geadresseerde of zijn of haar vertegenwoordiger, of aan een andere persoon die op het adres woont of werkt, moet in de dagvaarding de datum worden vermeld waarop de kennisgeving door de betrokkene is ontvangen, ongeacht of de kennisgeving door een vertegenwoordiger van de rechtbank dan wel een postmedewerker is betekend. Vanaf die datum beginnen de termijnen voor het stellen van de desbetreffende procedurele handeling te lopen.

Kennisgevingen kunnen ook worden betekend door ze te versturen naar een door de partij opgegeven e-mailadres. Kennisgevingen worden geacht te zijn gedaan op het moment dat ze worden geregistreerd in het gespecificeerde informatiesysteem.

Indien er wettelijke voorwaarden zijn (bijvoorbeeld wanneer de partij is verhuisd naar een ander dan het adres dat zij voor de zaak heeft opgegeven zonder de rechtbank hiervan in kennis te stellen), kan de rechter gelasten dat de betekening wordt verricht door bijvoeging van de kennisgeving aan het dossier, waarna de termijn begint te lopen vanaf de datum van de bijvoeging. Dit heet “vervangende betekening”, een vorm van betekening waarvan gebruik wordt gemaakt wanneer een procedurele verplichting niet wordt nageleefd.

Als een verweerder niet op zijn vaste adres kan worden gevonden en geen enkele persoon de kennisgeving blijkt te hebben ontvangen, moet de bezorger aan de deur of brievenbus een kennisgeving aanplakken waarin wordt vermeld dat de stukken bij de griffie zijn gedeponeerd en binnen twee weken na de datum van de kennisgeving kunnen worden afgehaald. Indien de verweerder in dit geval de kennisgevingen niet lijkt te ontvangen, worden de kennisgeving en de bijbehorende stukken geacht te zijn betekend op het moment dat de termijn voor de ontvangst ervan verstrijkt.

In deze situatie resulteert de vervangende betekening uit de niet-nakoming door een natuurlijke persoon van zijn of haar administratieve verplichting om een vast en huidig adres op te geven waar hij of zij kan worden gevonden.

Kennisgevingen aan handelsondernemingen en rechtspersonen die zijn ingeschreven in het daartoe geëigende register worden betekend op het laatste adres dat in dat register wordt vermeld. Als er op het opgegeven adres geen kantoor of bedrijfsnaamplaat kan worden gevonden, d.w.z. indien er reden is om aan te nemen dat de persoon het opgegeven adres heeft verlaten, worden alle stukken opgenomen in het zaaksdossier en geacht naar behoren te zijn betekend: artikel 50, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

Als de handelsonderneming is gevestigd op het in het register ingeschreven adres, maar de betekenende persoon geen toegang tot het kantoor krijgt of niemand kan vinden die bereid is het stuk in ontvangst te nemen, plakt hij of zij een kennisgeving aan en wordt het stuk geacht te zijn betekend tenzij de stukken binnen twee weken na het aanplakken worden afgehaald (vervangende betekening).

6 Als de termijn ingaat vanaf een gebeurtenis, wordt de dag van deze gebeurtenis dan meegerekend in de berekening van de termijn?

De termijn wordt berekend in jaren, weken en dagen. De in dagen getelde termijn gaat in op de dag die volgt op de dag waarop de termijn begint te lopen en verstrijkt aan het eind van de laatste dag. Als de partij bijvoorbeeld wordt opgedragen om de onregelmatigheden van een vordering binnen zeven dagen te corrigeren en een kennisgeving op 1 juni wordt betekend, dan is 1 juni de datum waarop de termijn begint te lopen, maar begint de telling pas op de volgende kalenderdag, 2 juni, en loopt de termijn dus af op 8 juni.

7 Indien de looptijd van een termijn in dagen is vastgesteld, geldt het aantal dagen dan in kalenderdagen of alleen in werkdagen?

Termijnen worden berekend in kalenderdagen. Als de termijn echter afloopt op een niet-werkdag (in het weekend of op een feestdag), wordt deze geacht te vervallen op de eerste werkdag na de niet-werkdag.

8 En als die termijn in weken, maanden of jaren is vastgesteld?

Een termijn die in weken wordt geteld, verstrijkt op de desbetreffende dag van de laatste week. Indien bijvoorbeeld de partij wordt opgedragen om de onregelmatigheden van het inleidende verzoek binnen één week te corrigeren en de kennisgeving daarvan op vrijdag wordt betekend, is dat de dag waarop de termijn begint te lopen en verstrijkt de termijn op vrijdag van de volgende week.

Een termijn die in maanden wordt geteld, verstrijkt op de desbetreffende datum van de laatste maand of, indien de laatste maand niet een dergelijke datum heeft, op de laatste dag van de maand.

Een termijn die in jaren wordt geteld, verstrijkt op de desbetreffende datum van het laatste jaar of, indien het laatste jaar geen dergelijke datum heeft, op de laatste dag van dat jaar.

9 Wanneer verstrijken dergelijke termijnen?

Zie het antwoord op vraag 8.

10 Indien de termijn afloopt op een zaterdag, een zondag, een feestdag of een niet-werkdag, wordt deze dan verlengd tot de volgende werkdag?

Als de laatste dag van de termijn een vrije dag is, loopt de termijn altijd af op de eerstvolgende werkdag.

11 Zijn er omstandigheden waarin termijnen worden verlengd? Wat zijn de voorwaarden voor dergelijke verlengingen?

Alleen de termijnen voor het instellen van beroep tegen rechterlijke beslissingen en bevelen en voor het indienen van verzoeken tot herroeping van een ten uitvoer gelegde rechterlijke beslissing kunnen niet door de rechter worden verlengd. Hetzelfde geldt voor de termijn voor het aantekenen van bezwaar tegen een betalingsbevel.

Alle andere wettelijke en gerechtelijke termijnen kunnen op verzoek van de betrokken partij door de rechter worden verlengd indien daar gegronde redenen voor zijn en mits het verzoek vóór het verstrijken van de termijn is ingediend (artikel 63 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). De nieuwe vastgestelde termijn mag niet korter zijn dan de oorspronkelijke termijn. De verlengde termijn loopt vanaf het verstrijken van de oorspronkelijke termijn. De rechterlijke beslissing waarbij de termijn is verlengd (of geweigerd) wordt niet meegedeeld aan de partij, die de werkzaamheden van de rechtbank derhalve actief dient te volgen.

12 Welke termijnen gelden voor het instellen van een beroep?

Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bevat de algemene regels voor het instellen van beroep tegen rechterlijke beslissingen en bevelen in alle burgerlijke en handelszaken, waarbij de volgende termijnen gelden:

  • een termijn van twee weken voor het instellen van beroep tegen rechterlijke beslissingen – deze termijn loopt vanaf de betekening van de beslissing aan de partij;
  • een termijn van één maand voor het instellen van cassatieberoep tegen rechterlijke beslissingen – deze termijn loopt vanaf de betekening van de beslissing aan de partij;
  • een termijn van één week voor het instellen van beroep tegen rechterlijke beslissingen – deze termijn loopt vanaf de mededeling ervan aan de partij of, indien gegeven in een door de partij bijgewoonde rechtszitting, vanaf de datum van de rechtszitting.

Uitzonderingen op deze algemene regels worden uitputtend opgesomd in de wet en zijn gebaseerd op de specifieke kenmerken van de desbetreffende procedures. Deze uitzonderingen zijn vastgesteld voor:

  • beslissingen tot het inleiden van een insolventieprocedure waartegen beroep kan worden ingesteld binnen zeven dagen na de inschrijving ervan in het handelsregister;
  • beslissingen tot afwijzing van een verzoek om inleiding van een insolventieprocedure waartegen beroep kan worden ingesteld binnen zeven dagen na de datum van de kennisgeving volgens de procedure van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering;
  • tegen een beslissing in een procedure tot verdeling die de rechter geeft met betrekking tot de vorderingen van de medeverdelers voor rekeningen, een beslissing om een ondeelbaar onroerend goed openbaar te verkopen, een beslissing om een ondeelbaar onroerend goed toe te wijzen aan een van de medeverdelers, en een beslissing om het definitieve verdelingsprotocol bekend te maken, kan beroep worden ingesteld met een gezamenlijke klacht binnen de termijn voor het instellen van beroep tegen de meest recente beslissing;
  • tegen een beslissing die niet in het bijzijn van de partijen is genomen kan geen beroep worden ingesteld, maar binnen één maand na de betekening ervan kan de partij tegen wie de beslissing is gegeven het hof van beroep verzoeken de beslissing nietig te verklaren indien zij niet aan de zaak kan deelnemen;
  • tegen een beslissing om een echtscheiding door onderlinge toestemming toe te staan kan geen beroep worden ingesteld;
  • daarnaast zijn er andere bijzondere situaties met specifieke termijnen voor het instellen van beroep: zo kan tegen een beslissing over de inschrijving van een politieke partij binnen zeven dagen beroep worden ingesteld.

13 Kunnen rechtbanken termijnen veranderen, met name de termijnen waarbinnen een partij moet verschijnen, of een bijzondere datum vaststellen waarop een partij moet verschijnen?

De rechtbank kan de door haar of bij wet vastgestelde termijnen niet verkorten; wel kan de rechtbank deze op verzoek van de partijen verlengen. Alleen de termijnen voor het instellen van beroep tegen rechterlijke beslissingen en bevelen en voor het indienen van verzoeken tot herroeping van een ten uitvoer gelegde rechterlijke beslissing kunnen niet door de rechter worden verlengd. Hetzelfde geldt voor de termijn voor het aantekenen van bezwaar tegen een betalingsbevel.

De rechtbank kan wel – ambtshalve of op verzoek van een van de partijen– de datum van de rechtszitting wijzigen door deze op een vroegere of latere datum te plannen indien belangrijke omstandigheden dat vereisen. In dergelijke gevallen moet de rechtbank de partijen van de nieuwe datum in kennis stellen en moet de kennisgeving uiterlijk één week vóór de datum van de rechtszitting worden betekend.

14 Indien een partij die verblijft op een plaats waar hij voor een termijnverlenging in aanmerking komt, van een tot hem gerichte beslissing in kennis wordt gesteld op een plaats waar degenen die daar verblijven niet voor een termijnverlenging in aanmerking komen, verliest die partij dan het recht op termijnverlenging?

De procedureregels van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de verlenging van de termijn, zijn van toepassing op alle deelnemers aan de procedure, ongeacht hun woonplaats.

15 Welke sancties staan op de niet-naleving van een termijn?

Het algemene beginsel is dat procedurele handelingen die na het verstrijken van de termijnen zijn gesteld niet door de rechter in aanmerking worden genomen. In aanvulling op deze regel is in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering uitdrukkelijk bepaald dat indien de onregelmatigheden van het inleidende verzoek niet tijdig worden gecorrigeerd, dit document wordt teruggezonden; indien na het verstrijken van de termijn een beroepschrift tegen, een verzoekschrift tot herroeping van of een bezwaarschrift tegen een executoriale titel wordt ingediend, worden deze documenten teruggezonden wegens te laat ingediend; indien de partij het bewijsmateriaal waarover ze beschikt niet tijdig overlegt, wordt dat bewijsmateriaal niet aanvaard in de zaak, tenzij de te late indiening te wijten is aan bijzondere onvoorziene omstandigheden. Niet-naleving van procedurele termijnen leidt tot uitsluiting van de uitoefening van de rechten waarvoor deze termijnen zijn vastgesteld.

16 Als de termijn is verstreken, welke rechtsmiddelen hebben dan de partijen die deze hebben laten verstrijken, d.w.z. de niet verschenen partijen?

Een partij die de wettelijke of gerechtelijke termijn niet in acht heeft genomen, kan verzoeken die termijn opnieuw te laten ingaan indien zij bewijst dat de niet-naleving ervan te wijten is aan bijzondere onvoorziene omstandigheden waartegen zij niet opgewassen was. Het is niet toegestaan een termijn opnieuw te laten ingaan indien het mogelijk was de termijn te verlengen om de procedurele handeling uit te voeren.

Een verzoek om een termijn opnieuw te laten ingaan moet binnen één week na de kennisgeving van niet-inachtneming worden ingediend, onder vermelding van alle omstandigheden die de niet-inachtneming rechtvaardigen en alle bewijzen waaruit blijkt dat het verzoek gegrond is.  Het verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank waarbij de desbetreffende procedurele handeling had moeten worden gesteld. Samen met het verzoek om de termijn opnieuw te laten ingaan, worden ook de stukken ingediend waarvoor om een stuiting van de termijn wordt verzocht, en indien de termijn geldt voor de betaling van kosten, stelt de rechtbank een nieuwe termijn vast voor de indiening ervan.

Het verzoek moet worden behandeld in een openbare zitting. Als het verzoek wordt toegewezen, worden de vervallen rechten hersteld.

Laatste update: 02/03/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.