Bewijsverkrijging

Tsjechië
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 De bewijslast

1.1 Wat zijn de rechtsregels betreffende de bewijslast?

De bewijslast vloeit voort uit de “stelplicht”, die in beginsel kan worden afgeleid uit de wettelijke bepaling op grond waarvan een recht in een gerechtelijke procedure kan worden afgedwongen. Het gaat hoofdzakelijk om het feitencomplex dat in een bepaald geding moet worden gesteld. Het Tsjechische wetboek van burgerlijke rechtsvordering (občanský soudní řád) bepaalt dat elke partij haar stellingen moet bewijzen door relevante bewijsmiddelen aan te dragen. Dit is de zogenoemde “bewijslast”. In de regel berust de bewijslast voor een bepaald feit bij de partij die stelt dat het betreffende feit relevant is in een geding.

Alle partijen moeten de voor hun vordering relevante feiten stellen en bewijzen. Als de door een partij gestelde feiten en de aangedragen bewijsmiddelen onvolledig zijn, is de rechter gehouden de partij daarvan op de hoogte te stellen.

Als de rechter in een contentieuze procedure van oordeel is dat de door een partij gestelde feiten niet zijn bewezen, is hij verplicht die partij erop te wijzen dat zij bewijs moet leveren ter onderbouwing van al haar stellingen en dat zij in het ongelijk kan worden gesteld, als zij niet aan deze verplichting voldoet. De rechter hoeft partijen hierop echter enkel tijdens zittingen te wijzen, niet in gerechtelijke stukken die aan de partijen worden toegezonden (bv. in een dagvaarding).

1.2 Bestaan er rechtsregels krachtens welke bepaalde feiten niet hoeven te worden bewezen? In welke gevallen? Kan bij deze vermoedens een tegenbewijs worden geleverd?

Feiten van algemene bekendheid (feiten die een grote groep mensen op een bepaalde plek en een bepaald tijdstip bekend zijn) of feiten die de rechter uit hoofde van zijn functie kent en wetgeving die in het Tsjechische staatsblad (Sbírka zákonů) is gepubliceerd of bekendgemaakt, hoeven niet te worden bewezen. De rechter kan zich van buitenlands recht op de hoogte stellen door eigen onderzoek, via een verklaring van het ministerie van Justitie op verzoek van de rechter, via een deskundigenoordeel of door middel van een verzoek overeenkomstig internationale verdragen. Al deze feiten kunnen door tegenbewijs worden weerlegd.

Voor bepaalde categorieën feiten zijn in de wet vermoedens neergelegd. Bij weerlegbare vermoedens is tegenbewijs toegelaten. Onweerlegbare vermoedens kunnen niet worden weerlegd, maar deze categorie vermoedens vormt de uitzondering. De rechter acht een weerlegbaar vermoeden bewezen, als geen van de partijen gedurende het proces bewijsmiddelen overlegt om het vermoeden te ontkrachten en zo bewijst dat de feiten in dit geval anders liggen. Bij sommige weerlegbare vermoedens kan tegenbewijs alleen binnen een wettelijke termijn worden geleverd.

De rechter is gebonden aan beslissingen van bevoegde organen dat een strafbaar feit is gepleegd of een bestuursrechtelijke bepaling is overtreden waarop een sanctie is gesteld ingevolge bijzondere bepalingen, en aan beslissingen over daderschap. Ook is de rechter gebonden aan beslissingen over de staat van personen. De rechter is echter niet gebonden aan een beslissing dat een strafbaar feit is gepleegd of over daderschap, als deze beslissing in een spoedprocedure is genomen. Andere beslissingen in een strafprocedure of beslissingen over bestuurlijke overtredingen hebben geen gezag van gewijsde.

Een bijzonder soort weerlegbaar vermoeden geldt als een partij stelt dat zij, direct of indirect, het slachtoffer is geweest van discriminatie op grond van geslacht, ras, geloof of andere kenmerken. De bewijslast berust dan bij de wederpartij, die moet bewijzen dat de eiser niet is gediscrimineerd.

Akten die door een rechterlijke of andere overheidsinstantie in Tsjechië binnen het kader van haar bevoegdheden zijn afgegeven en akten die bij wet authentiek zijn verklaard, bevestigen dat het gaat om een voorschrift of verklaring van de instantie die de akte heeft afgegeven (behoudens tegenbewijs). Zij bevestigen tevens de juistheid van de daarin verklaarde of bevestigde feiten. Indien feiten worden bewezen door een authentieke akte, rust de bewijslast op de partij die de echtheid van de akte betwist. Gaat het echter om een onderhandse akte, dan rust de bewijslast op de partij die zich op de akte beroept. Als een partij haar stellingen onderbouwt met een onderhandse akte en de wederpartij de echtheid of juistheid van deze akte betwist, dan verschuift de bewijslast weer naar de partij in het geschil die dit bewijsmiddel heeft overgelegd. Zij moet het bewijs van haar stelling dan op een andere wijze leveren.

In de regel hoeven feiten die door geen der partijen worden betwist, niet te worden bewezen. De rechter beschouwt deze als zijn eigen overtuiging.

1.3 In welke mate moet de rechtbank overtuigd zijn van een feit om zijn oordeel erop te mogen baseren?

In gerechtelijke procedures geldt het beginsel van de vrije waardering van het bewijs, dat wil zeggen dat de wet niet precies bepaalt wanneer een rechter een feit al dan niet als bewezen moet aanvaarden. Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bepaalt dat “de rechter elk bewijsmiddel afzonderlijk en al het bewijsmateriaal in zijn onderlinge samenhang beoordeelt en waardeert, en dat de rechter alles wat tijdens de procedure naar voren is gekomen bij zijn beslissing betrekt, met inbegrip van de feiten die door de partijen zijn gesteld”.

De rechter doet uitspraak op grond van zijn overtuiging. Overtuiging is een situatie waarin er geen redelijke of rechtmatige twijfels zijn.

Als de weging van de bewijsmiddelen tot de conclusie leidt dat de stellingen niet kunnen worden bewezen of weerlegd, zal in het algemeen de partij die de juistheid van haar stellingen moest bewijzen in het ongelijk worden gesteld.

2 Het verkrijgen van bewijs

2.1 Kan bewijsverkrijging enkel op verzoek van een partij plaatsvinden of kan de rechter in bepaalde gevallen eigener beweging bewijs verkrijgen?

In contentieuze procedures neemt de rechter in beginsel alleen door partijen aangeboden bewijsmiddelen aan. De rechter kan echter beslissen dat bepaalde bewijsmiddelen niet worden toegelaten, in de regel als hij het feit in kwestie bewezen acht. De rechter kan ook andere dan de door partijen aangeboden bewijsmiddelen toelaten, wanneer de feiten moeten worden vastgesteld en als dat voortvloeit uit de inhoud van het dossier. Als de partijen niet aangeven welk bewijs nodig is om hun stellingen te onderbouwen, baseert de rechter zijn onderzoek van de feiten op het bewijs dat is verkregen. De rechter kan feiten die door geen der partijen worden betwist als zijn eigen overtuiging beschouwen.

In niet-contentieuze (voluntaire) zaken daarentegen, dat wil zeggen in zaken die door de rechter ambtshalve kunnen worden ingeleid, en in bepaalde andere procedures is de rechter verplicht om ook andere dan de door partijen aangedragen bewijsmiddelen toe te laten om de feiten vast te stellen.

2.2 Als een verzoek tot leveren van bewijs is toegewezen, welke stappen volgen dan?

De rechter verkrijgt bewijs tijdens de zitting. Als dat praktisch haalbaar is, kan een andere rechtbank, of de voorzitter in opdracht van de kamer, worden gevraagd het bewijs buiten de zitting om te verkrijgen (afhankelijk van onder meer het soort bewijs). De partijen hebben het recht om bij de bewijsvoering aanwezig te zijn. De uitkomst moet na afloop van de zitting altijd worden bekendgemaakt. De partijen hebben het recht opmerkingen te maken over elk bewijsstuk dat is verkregen.

2.3 In welke gevallen kan de rechter een bewijsaanbod afwijzen?

Het is aan de rechter om te beslissen welke bewijsmiddelen worden toegelaten. De beslissing van de rechter om bepaalde aangedragen bewijsmiddelen niet toe te laten, moet naar behoren worden gemotiveerd. In het algemeen laat de rechter geen bewijsmiddelen toe, als deze naar zijn mening de feiten niet kunnen verhelderen (om het onnodig leveren van bewijs te voorkomen), als de kosten van de verkrijging niet in verhouding staan tot het bedrag van de vordering die het voorwerp van het geding is of als het bedrag van de vordering in het geheel niet kan worden vastgesteld. Om ervoor te zorgen dat de rechter een duidelijk beeld krijgt van het te verkrijgen bewijs, moeten de partijen een specifiek bewijsaanbod doen. Dat wil zeggen dat zij de namen en andere identificatiegegevens van getuigen moeten opgeven en moeten aangeven over welke feiten de voorgestelde getuige een verklaring zal afleggen. Partijen zijn ook verplicht schriftelijk bewijs te specificeren en de reikwijdte aan te geven van een kwestie die een deskundige in een deskundigenoordeel kan verduidelijken.

2.4 Wat zijn de verschillende bewijsmiddelen?

Alle middelen die kunnen dienen om de feiten in een zaak vast te stellen, kunnen als bewijsmiddel worden gebruikt. Deze omvatten met name het ondervragen van getuigen, deskundigenoordelen, verslagen en verklaringen van autoriteiten en van natuurlijke en rechtspersonen, akten van notarissen en deurwaarders en andere akten, en het horen en ondervragen van partijen.

2.5 Wat zijn de methodes om bewijs te verkrijgen van getuigen en zijn deze verschillend van de middelen om bewijs te verkrijgen van deskundigen? Wat zijn de regels betreffende het overleggen van schriftelijk bewijs en deskundigenrapporten/-adviezen?

Elke natuurlijke persoon die geen partij is bij het geding en als getuige wordt opgeroepen, is verplicht te verschijnen en een verklaring af te leggen. Een getuige legt een verklaring af over wat hij zelf heeft ervaren of waargenomen. Hij moet de waarheid vertellen en mag niets verzwijgen. Getuigen kunnen zich uitsluitend op hun verschoningsrecht beroepen, als zijzelf of hun naasten door het afleggen van een verklaring het risico van strafvervolging zouden lopen. De rechter beslist of de getuige terecht een verschoningsrecht inroept. Aan het begin van een verhoor moet de identiteit van de getuige worden vastgesteld en moet worden bepaald welke omstandigheden van invloed kunnen zijn op zijn geloofwaardigheid. Getuigen moeten ook op de hoogte worden gesteld van de betekenis van hun verklaring, hun rechten en plichten en van de strafrechtelijke gevolgen van een valse getuigenverklaring. De voorzitter vraagt de getuigen alles te beschrijven wat zij weten over het onderwerp van het verhoor. De rechter stelt vervolgens de nodige vragen om hun verklaring aan te vullen of te verduidelijken. Ook de leden van de rechtbank en, na toestemming van de voorzitter, partijen en deskundigen kunnen de getuigen vragen stellen.

De bewijslevering door middel van deskundigen verschilt hiervan hoofdzakelijk omdat deskundigen in de meeste gevallen een schriftelijk oordeel opstellen en daarop tijdens de zitting een mondelinge toelichting geven. Bewijs op basis van een deskundigenoordeel wordt verkregen in gevallen waarin omstandigheden moeten worden beoordeeld waarvoor de kennis van een deskundige nodig is. Een deskundigenoordeel bestaat uit drie delen: de bevindingen, waarin de deskundige de omstandigheden beschrijft die hij heeft onderzocht; het oordeel, met de beoordeling van de feiten door de deskundige (conclusie), en de deskundigenclausule. In de regel behandelen deskundigen specifieke vraagstukken die door de rechter zijn vastgesteld, tenzij voor een oordeel wettelijke eisen gelden (met name in het ondernemingsrecht). Deskundigen worden door de rechter benoemd en gekozen uit een lijst van geregistreerde deskundigen en tolken, die door de regionale gerechten wordt bijgehouden. Deskundigen hebben recht op een financiële vergoeding voor het opstellen van hun oordeel of advies, als de toepasselijke wetgeving daarin voorziet.

De voorzitter kan een partij of een andere persoon gelasten om voor een deskundige te verschijnen, de nodige stukken aan hem over te leggen, hem de nodige toelichtingen te geven, een medisch onderzoek of een bloedproef te ondergaan, of iets te doen of te dulden, als dat nodig is voor het indienen van een deskundigenoordeel.

Een deskundigenoordeel kan ook door een partij in de procedure worden ingediend. Als een door een procespartij ingediend deskundigenoordeel alle wettelijke elementen bevat en als er een clausule in is opgenomen waarin de deskundige verklaart dat hij zich bewust is van de gevolgen van een opzettelijk onjuist oordeel, wordt het bewijs verkregen alsof het oordeel op verzoek van de rechter is opgesteld. De rechter staat toe dat een deskundige die door een der partijen om een deskundigenoordeel is gevraagd, het dossier inziet of anderszins kennisneemt van de informatie die nodig is om het deskundigenoordeel op te stellen.

Getuigen leggen een verklaring af over feiten die zij uit eigen waarneming kennen, terwijl deskundigen enkel een oordeel geven op terreinen waar de beoordeling van de feiten afhankelijk is van de kennis van een deskundige. De conclusies van een deskundige worden door de rechter niet op hun juistheid beoordeeld; de rechter beoordeelt de overtuigingskracht van het advies aan de hand van de volledigheid ervan met betrekking tot de gestelde eisen, de interne samenhang en de overeenstemming met ander geleverd bewijs.

Schriftelijk bewijs wordt verkregen door middel van voorlezing van het document of een deel ervan tijdens de zitting door de voorzitter of bekendmaking van de inhoud ervan. De voorzitter kan een partij die een bepaalde akte bezit die nodig is als bewijs, opdragen deze akte over te leggen of kan deze akte van een andere rechtbank, autoriteit of rechtspersoon verkrijgen.

2.6 Hebben bepaalde bewijsmiddelen meer bewijskracht dan andere?

Er is geen voorkeur voor een bepaalde bewijsmethode, hoewel sommige bewijsmiddelen enkel mogen worden toegelaten, nadat de verkrijging van wettelijke bewijsmiddelen onmogelijk is geworden. Hierbij gaat het in de regel om akten die in de voorgeschreven schriftelijke vorm zijn opgemaakt: alleen als deze akten bijvoorbeeld verloren zijn gegaan, kan bewijs worden verkregen met andere middelen (zoals door het horen van getuigen). Het verkrijgen van bewijs door een partij te horen over haar stellingen, kan in contentieuze zaken alleen worden bevolen, als het betwiste feit niet met andere middelen kan worden bewezen (anders dan via instemming met een verhoor). Andere bewijsmiddelen hebben dus voorrang.

2.7 Zijn voor het bewijzen van bepaalde feiten bepaalde bewijsmiddelen verplicht?

In sommige gevallen kan de wet voorschrijven welk bewijs moet worden verkregen, afhankelijk van het geschil. In een procedure tot verkrijging van toestemming voor een huwelijk moeten bijvoorbeeld beide aanstaande echtgenoten worden gehoord.

Bepaalde feiten kunnen alleen met bepaalde middelen worden bewezen. Een orderwissel of cheque kan bijvoorbeeld alleen worden afgegeven na overlegging van het originele papier, een aflossingspapier of andere akte; een bevelschrift kan enkel ten uitvoer worden gelegd op grond van een uitvoerbare beslissing of executoriale titel enz.

Voor het vaststellen van bepaalde verplichtingen of zakelijke rechten (vooral met betrekking tot onroerende zaken) vereist de wet een schriftelijke overeenkomst. In dat geval geldt uitsluitend deze overeenkomst als bewijsmiddel.

2.8 Zijn getuigen wettelijk verplicht te getuigen?

Ja, eenieder die als getuige wordt opgeroepen, is wettelijk verplicht te verschijnen en een verklaring af te leggen. Vertegenwoordiging is niet mogelijk. Getuigen die voldoen aan hun plicht een verklaring af te leggen, hebben recht op een “getuigenvergoeding” (vergoeding van kosten en gederfde inkomsten).

2.9 In welke gevallen kan een getuige zich beroepen op het verschoningsrecht?

Getuigen kunnen zich uitsluitend op hun verschoningsrecht beroepen, als zijzelf of hun naasten door het afleggen van een verklaring het risico van strafvervolging zouden lopen. De rechter beslist of de getuige terecht een verschoningsrecht inroept. De rechter moet ook de wettelijke verplichting van getuigen eerbiedigen om de vertrouwelijkheid van door een bijzondere wet beschermde gerubriceerde gegevens te bewaren en andere wettelijke of door de staat erkende geheimhoudingsplichten in acht nemen (bv. gegevens die onder het medisch beroepsgeheim of het bankgeheim vallen enz.). In deze gevallen mag iemand alleen worden gehoord, als hij van die verplichting is vrijgesteld door de bevoegde autoriteit of door degene die belang heeft bij die verplichting.

2.10 Kan een persoon die weigert te getuigen, daartoe worden gedwongen? Kan hij worden gestraft?

De naleving van de verplichting om te getuigen kan worden afgedwongen door de getuige door de Tsjechische politie te laten ophalen om voor de rechter te verschijnen of, in extreme gevallen, door een geldboete op te leggen.

2.11 Zijn er personen van wie geen getuigenis kan worden verkregen?

In het algemeen zijn er geen categorieën personen die niet kunnen worden verplicht om te getuigen. Er zijn echter wel soorten feiten waarover bepaalde personen geen getuigenverklaring mogen afleggen (zie vraag 2.9).

2.12 Wat is de rol van de rechter en van de partijen bij het horen van een getuige? Onder welke voorwaarden kan een getuige worden gehoord via nieuwe technologieën zoals videoconferencing?

Alleen een rechter (de voorzitter van de rechtbank) mag een getuige ondervragen en het is de rechter die het verhoor leidt. De overige leden van de rechtbank, partijen en deskundigen mogen een getuige alleen na toestemming van de voorzitter aanvullende vragen stellen. De voorzitter kan beletten dat een vraag wordt beantwoord, bijvoorbeeld een suggestieve vraag die bedoeld is om de getuige in de val te laten lopen, of een vraag die niet passend of ter zake dienend is.

Het gebruik van moderne technologieën (waaronder videoconferenties) waarmee verhoor op afstand mogelijk is, is momenteel toegestaan in rechtbanken die over de benodigde technische voorzieningen beschikken.

3 De waardering van het bewijs

3.1 Gelden voor de rechter beperkingen om tot zijn oordeel te komen op basis van onrechtmatig verkregen bewijs?

Ja. Als een partij ter staving van haar stellingen bewijs aanbiedt dat zij in strijd met algemeen bindende wetgeving heeft verkregen en bij de verkrijging van het bewijs de rechten van een andere natuurlijke of rechtspersoon zijn geschonden, is dit bewijsmateriaal niet ontvankelijk en laat de rechter het derhalve niet toe.

3.2 Geldt ook de verklaring van een partij als bewijs?

De rechter kan gelasten dat bewijs wordt verkregen door de partijen te horen, als het betwiste feit niet op een andere manier kan worden bewezen en als de te horen partij daarmee instemt. Deze regel is niet van toepassing in niet-contentieuze zaken, dat wil zeggen in zaken die door de rechter ambtshalve kunnen worden ingeleid (zie vraag 2.1), en in echtscheidingsprocedures of procedures tot ontbinding, nietigverklaring of nietigheid van een partnerschap. Enkel als een verhoor van partijen door de rechter afzonderlijk is bevolen als procedureel bewijs om gestelde feiten te bewijzen, wordt het als bewijsmiddel beschouwd.

4 Heeft deze lidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de verordening inzake bewijsverkrijging andere autoriteiten aangewezen die bevoegd zijn om overeenkomstig de verordening bewijs te verkrijgen met het oog op een gerechtelijke procedure in burgerlijke en handelszaken? Zo ja, in welke procedures zijn zij bevoegd bewijs te verkrijgen? Kunnen zij alleen verzoeken om bewijs te verkrijgen of kunnen zij ook bijstand verlenen bij het verkrijgen van bewijs naar aanleiding van een verzoek van een andere lidstaat? Zie ook de mededeling op grond van artikel 2, lid 1, van de verordening inzake bewijsverkrijging.

In Tsjechië bestaan dergelijke autoriteiten niet.

Laatste update: 14/04/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.