Samenvatting:De verschrijving die de rechter mag verbeteren, is een schrijffout, namelijk een onachtzaamheid die de wettigheid of de regelmatigheid van de beslissing niet aantast en waarvan de rechtzetting de in d Meer weergevene verbeterde beslissing vastgelegde rechten of de door haar bevolen maatregelen ongewijzigd laat (1). (1) Cass. 8 mei 2019, AR P.19.0439.F, AC 2019, nr. 272, en de verwijzingen in de voetnoten.
Minder weergeven
De rechter beoordeelt op onaantastbare wijze in feite of een onjuiste vermelding in een beslissing een verschrijving is die hij mag verbeteren; het Hof gaat na of de rechter uit zijn vaststellingen ge Meer weergevenen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of die onverenigbaar zijn met het begrip verschrijving (1). (1) Cass. 8 mei 2019, AR P.19.0439.F, AC 2019, nr. 272, en de verwijzingen in de voetnoten.
Minder weergeven
Uit de samenhang tussen artikel 794, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, en de artikelen 16, § 6, 21, § 4, en 30 Voorlopige Hechteniswet volgt dat de identiteit van een partij die in het aanhoudingsbeve Meer weergevenl per vergissing werd vermeld, mag worden verbeterd; artikel 794, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek is van algemene toepassing, zonder uitzondering van het geval waarin de vergissing werd begaan naar aanleiding van de toetsing van de voorlopige hechtenis (1). (1) Cass. 8 mei 2019, AR P.19.0439.F, AC 2019, nr. 272, en de verwijzingen in de voetnoten. (wat betreft een vergissing in de beslissing van de raadkamer over de handhaving van de voorlopige hechtenis); Cass. 4 maart 2014, AR P.14.0335.N, AC 2014, nr. 175; Cass. 7 juni 2011, AR P.11.0999.N, AC 2011, nr. 387; Cass. 12 oktober 2010, AR P.10.1575.F, AC 2010, nr. 594; Cass. 13 december 2005, AR P.05.1567.N, AC 2005, nr. 670; Cass. 15 december 2004, AR P.04.1590.F, AC 2004, nr. 613; Cass. 26 maart 1996, AR P.96.0359.N, AC 1996, nr. 104; JEAN DE CODT, « L’erreur matérielle et sa rectification devant la juridiction répressive », noot onder Bruxelles, mis.acc., 17 september 2002, Rev.dr.pén.crim., 2003, p. 313 e.v.
Minder weergeven
De gemeenschappelijke delen van een flatgebouw maken geen deel uit van de woning, in de zin van artikel 15 Grondwet, van de personen die in dat gebouw een flat bewonen (1). (1) Cass. 14 januari 1987, Meer weergevenAR 5516, AC 1986-87, nr. 283, R.W., 1986-87, p. 2784-2785, met noot A. VANDEPLAS, “Huiszoeking in een flatgebouw”, en geciteerd in M.-A. BEERNAERT, H.-D. BOSLY en D. VANDERMEERSCH, Droit de la procédure pénale, La Charte, Brugge, 8ste uitg., 2017, dl. I, p. 467 en 473, en noot 414, en in Chr. DE VALKENEER, Manuel de l’enquête pénale, Larcier, 2018, p. 521, noot 1249: « les ‘communs’ d'un immeuble à appartements multiples ne font pas partie du domicile, au sens de l'article 10 de la Constitution, des personnes qui occupent un appartement dans cet immeuble » (de auteur onderstreept evenwel dat de politieagenten de gemeenschappelijke delen niet door braak enz. kunnen betreden indien de toegang tot die delen is uitgerust met apparatuur die de vrije toegang belemmert).
Minder weergeven