Nationale rechtbanken en relevante niet-justitiële instanties

In de Europese Unie wordt de bescherming van de grondrechten op nationaal niveau gewaarborgd door de grondwettelijke stelsels van de lidstaten en voorts op EU-niveau door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, dat geen instelling van de EU is maar een orgaan van de Raad van Europa, biedt een extra beschermingslaag bij vermeende inbreuken op in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens vastgelegde rechten.

In het EU-Handvest van de grondrechten is een aantal individuele rechten en vrijheden vastgelegd. Het verankert de rechten die zijn ontwikkeld in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die zijn opgenomen in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, alsmede andere rechten en beginselen die voortkomen uit de constitutionele tradities van de EU-lidstaten en andere internationale instrumenten.

In het Handvest, dat is opgesteld door regeringsvertegenwoordigers en parlementariërs uit alle EU-landen, is een aantal grondrechten vastgelegd – zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst, maar ook sociale en economische rechten – die een weerspiegeling vormen van Europa's gemeenschappelijke waarden en constitutionele erfgoed. Het Handvest bevat ook nieuwere rechten, zogenaamde rechten van de "derde generatie", zoals het recht op gegevensbescherming en het recht op goed bestuur.

Wie van mening is dat zijn grondrechten zijn geschonden, kan hulp zoeken bij diverse instellingen en autoriteiten in de lidstaten, of, onder bepaalde omstandigheden, op EU-niveau.

Op deze pagina vindt u informatie over de instellingen waarmee u contact kunt opnemen in geval van schending van grondrechten. Klik op een van de vlaggen voor landspecifieke informatie.

Op nationaal niveau

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is alleen van toepassing op de lidstaten wanneer zij het EU‑recht ten uitvoer brengen. De publieke autoriteiten van de lidstaten – de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht – moeten het Handvest uitsluitend naleven wanneer zij het EU‑recht ten uitvoer brengen, dat wil zeggen wanneer zij EU‑verordeningen of ‑besluiten toepassen of EU‑richtlijnen omzetten. Rechters in de lidstaten hebben, daarin bijgestaan door het Hof van Justitie, de bevoegdheid om ervoor te zorgen dat het Handvest door de lidstaten wordt geëerbiedigd, maar uitsluitend wanneer zij het EU-recht ten uitvoer leggen.

Indien een situatie geen verband houdt met EU-recht, is het aan de nationale autoriteiten, met inbegrip van de rechters, om de grondrechten te handhaven. Wanneer het Handvest niet van toepassing is, blijft de bescherming van de grondrechten op nationaal niveau gegarandeerd overeenkomstig het nationale constitutionele stelsel. De lidstaten hebben uitgebreide nationale regelgeving inzake de grondrechten en de nationale rechters zien toe op de naleving daarvan.

Alle lidstaten zijn niet alleen door het EU‑recht gebonden, maar zijn daarnaast ook verbintenissen aangegaan in het kader van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Wie meent dat een door dit Verdrag gegarandeerd grondrecht geschonden is door een lidstaat, kan in laatste instantie, na alle nationale rechtsmiddelen te hebben uitgeput, een klacht indienen bij het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg.

Het Hof heeft een checklist met ontvankelijkheidscriteria opgesteld aan de hand waarvan potentiële indieners van een klacht zelf kunnen bepalen of er belemmeringen zijn voor een behandeling van hun klacht door het Hof.

Op EU-niveau

De rol van de Europese Commissie

Het EU-Handvest van de grondrechten is van toepassing op alle acties die door de EU-instellingen worden ondernomen. De rol van de Commissie is ervoor te zorgen dat haar wetgevingsvoorstellen verenigbaar zijn met het Handvest. Alle EU-instellingen (zeker het Europees Parlement en de Raad) zijn verantwoordelijk voor de eerbiediging van het Handvest gedurende het wetgevingsproces.

Het Handvest is alleen van toepassing op de lidstaten wanneer zij het EU‑recht ten uitvoer brengen. Wanneer iemand van mening is dat een nationale autoriteit het Handvest bij de tenuitvoerlegging van het EU‑recht heeft geschonden, kan hij een klacht indienen bij de Commissie, die bevoegd is om tegen de lidstaat een inbreukprocedure in te leiden.

De Commissie is geen gerechtelijk orgaan of beroepsinstantie voor beslissingen van nationale of internationale gerechten. Zij voert evenmin onderzoek uit in individuele zaken, tenzij dit van belang is voor de uitvoering van haar taak om te waarborgen dat de lidstaten EU-wetgeving op de juiste wijze toepassen. Als de Commissie een grootschaliger probleem vaststelt, kan zij de nationale autoriteiten aanspreken om het probleem te laten verhelpen, en uiteindelijk een lidstaat voor het Hof van Justitie brengen. Het doel van deze procedure is te garanderen dat de betreffende nationale wet – of een praktijk die wordt toegepast door nationale bestuurlijke instellingen of gerechten – in overeenstemming wordt gebracht met de vereisten van het EU-recht.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie

Het Hof van Justitie in Luxemburg is een instelling van de Europese Unie. Het is de laatste autoriteit waar het gaat om het bewaken van de Verdragen, het Handvest en de EU-wetgeving. Het zorgt ervoor dat deze in de hele Unie op dezelfde manier worden geïnterpreteerd en toegepast, en dat de EU-instellingen en de lidstaten doen wat het EU-recht van hen eist.

Indien burgers of bedrijven van mening zijn dat een handeling van de EU-instelling die direct op hen van invloed is, hun grondrechten schendt, kunnen zij hun zaak voor het Hof van Justitie brengen, dat onder bepaalde voorwaarden bevoegd is om een dergelijke handeling nietig te verklaren. Een burger kan bij het Hof van Justitie echter geen vordering instellen tegen een andere (rechts- of natuurlijke) persoon of tegen een lidstaat.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie zich verplicht tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens toe te treden. Nadat dit proces is voltooid, kunnen burgers die vinden dat hun mensenrechten door de EU zijn geschonden, hun zaak in laatste instantie, na alle nationale rechtsmiddelen te hebben uitgeput, ook voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens brengen. Hiermee wordt de bescherming van de grondrechten in de EU aan een extra rechterlijke controle onderworpen.

Laatste update: 18/01/2019

Deze pagina wordt beheerd door de Europese Commissie. De informatie op deze pagina geeft niet noodzakelijk het officiële standpunt van de Europese Commissie weer. De Commissie aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens waarnaar in dit document wordt verwezen. Gelieve de juridische mededeling te raadplegen voor de auteursrechtelijke regeling voor Europese pagina's.