Informatie zoeken per regio
De COVID-19-pandemie heeft gevolgen gehad voor de rechterlijke macht, de nationale autoriteiten en de rechtsbeoefenaren, maar ook voor het bedrijfsleven en de burgers. Op deze pagina wordt een overzicht gegeven van de relevante maatregelen die in de Europese Unie zijn genomen naar aanleiding van de pandemie in verband met het burgerlijk recht, waaronder het familierecht en het handelsrecht, en het insolventierecht.
Aangezien de situatie snel verandert en de informatie over dit onderwerp nog steeds in ontwikkeling is, zal deze pagina regelmatig worden bijgewerkt om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen. De informatie op deze pagina wordt verstrekt en bijgehouden door de nationale contactpunten van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.
Om informatie te verkrijgen over de maatregelen die op andere rechtsgebieden zijn genomen, kunt u de volgende pagina raadplegen: Effecten van het coronavirus op justitie.
De Raad van Europa heeft ook een webpagina gecreëerd over de nationale maatregelen die op het gebied van justitie zijn genomen in het kader van de COVID-19-pandemie. U kunt deze pagina hier raadplegen.
BURGERLIJK RECHT
Er kunnen zich situaties voordoen waarin burgers en bedrijven in een grensoverschrijdende zaak procedurele handelingen moeten stellen, maar dat niet kunnen doen als gevolg van noodmaatregelen die in een EU-lidstaat zijn genomen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. Deze noodmaatregelen kunnen leiden tot: volledige of gedeeltelijke opschorting van de werkzaamheden van rechtbanken en autoriteiten waarop burgers en bedrijven een beroep zouden willen doen; tijdelijke onmogelijkheid om rechtsbijstand te verkrijgen; problemen bij de toegang tot informatie die normaliter door de bevoegde autoriteiten wordt verstrekt; andere praktische problemen, bijvoorbeeld vertraging bij de tenuitvoerlegging van een beslissing in een grensoverschrijdende context of bij de betekening of kennisgeving van een gerechtelijk stuk; tijdelijke aanpassingen in de communicatie met het publiek (per e-mail, per telefoon of per post).
Voor meer informatie kunt u de webpagina's van het ministerie van Justitie van de desbetreffende lidstaat raadplegen.
EFFECTEN VAN DE COVID-19-PANDEMIE OP DE TERMIJNEN
De in de EU-wetgeving inzake burgerlijke en handelszaken vastgestelde termijnen worden niet rechtstreeks beïnvloed door de bijzondere maatregelen van de lidstaten.
De meeste onder het EU-recht vallende termijnen hebben geen directe gevolgen wanneer zij verstrijken[1], en het verstrijken ervan zal in de meeste gevallen geen directe gevolgen hebben voor autoriteiten, rechtbanken en burgers, met uitzondering van mogelijke vertragingen.
In een aantal andere gevallen kunnen de EU-instrumenten waarin vaste termijnen zijn vastgesteld, ook voorzien in vrijstellingen in uitzonderlijke omstandigheden[2], die betrekking kunnen hebben op de huidige buitengewone situatie, wanneer bijvoorbeeld de activiteiten van de autoriteiten of de rechtbanken ernstig verstoord zijn of zelfs tot stilstand zijn gekomen.
Het verstrijken van andere in de EU-instrumenten vastgestelde termijnen, kan burgers of rechtbanken echter de mogelijkheid ontnemen om procedurele stappen te zetten, zoals het instellen van beroep tegen een beslissing, met onomkeerbare gevolgen voor de gerechtelijke procedure[3] en zonder ruimte voor een verlenging of afwijking waarin dat specifieke EU‑instrument voorziet. In dergelijke gevallen kan niet van meet af aan worden aangenomen dat de uit deze crisis voortvloeiende omstandigheden een afwijking van het toepasselijke Unierecht inzake termijnen rechtvaardigen. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de uitzonderlijke COVID‑19‑crisis zowel burgers als autoriteiten voor grote uitdagingen stelt en tot situaties kan leiden waarin het tijdelijk niet mogelijk of uiterst moeilijk is om de verplichtingen uit hoofde van het Unierecht in acht te nemen.
Daarom moet het behoud van de daadwerkelijke toegang tot de rechter een belangrijk criterium zijn bij de beoordeling van de vraag of een termijn is verstreken, en welke procedurele gevolgen het verstrijken ervan kan hebben.
Zo kunnen algemene beperkingen van het maatschappelijk leven die van invloed zijn op de rechtbanken, maar ook op de postdiensten, en op de mogelijkheid om een advocaat te raadplegen en stukken voor een rechtbank voor te bereiden, de toegang van burgers tot de rechter in gevaar brengen. Bijgevolg kan het, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, gerechtvaardigd zijn om de duur van de crisis niet mee te tellen voor de berekening van procedurele termijnen. Dit kan variëren afhankelijk van de situatie: als de rechtbanken normaal functioneren voor urgente familierechtelijke zaken, omdat deze een prioriteit zijn, kan er ook worden aangedrongen op de toepassing van de normale termijnen.
Bij deze beoordeling kan het besluit van een lidstaat inzake de stuiting van de nationaalrechtelijke termijnen als een belangrijk referentiepunt dienen (ook al heeft dit geen directe rechtsgevolgen voor de in het Unierecht vastgestelde termijnen) om na te gaan of de daadwerkelijke toegang tot de rechter zodanig wordt belemmerd dat de opschorting van termijnen ook gerechtvaardigd kan worden geacht voor de in het Unierecht vastgestelde termijnen.
[1] Met name wat de samenwerking tussen autoriteiten of rechtbanken betreft, zijn er bijvoorbeeld de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1393/2007 vastgestelde termijnen voor de ontvangstbevestiging door de ontvangende instantie of is er artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2002/8/EG betreffende rechtsbijstand.
[2] Zie artikel 11, lid 3, van de verordening Brussel II bis of artikel 18 van de EAPO‑verordening.
[3] Zie bijvoorbeeld artikel 15, lid 5, van de verordening Brussel II bis, waarin een termijn van zes weken is vastgesteld voor de aanvaarding van de bevoegdheid door een ander gerecht, met dien verstande dat bij niet-aanvaarding het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht zijn bevoegdheid blijft uitoefenen; artikel 6 van de verordening inzake de betekening en de kennisgeving van stukken, waarin een termijn van een week is vastgesteld voor de ontvanger om de betekening of kennisgeving van een stuk te weigeren, en artikel 19, lid 2, van de verordening betreffende onderhoudsverplichtingen, waarin een termijn van vijfenveertig dagen is vastgesteld om om heroverweging te vragen van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen enz.
INSOLVENTIERECHT
De COVID-19-pandemie en de stillegging van grote delen van de economie heeft geleid tot een drastische daling van de cashflow van bedrijven en tot een dreiging van massale insolventies. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om het hoofd te bieden aan deze situatie en om te voorkomen dat levensvatbare bedrijven door deze tijdelijke schok insolvent worden. Dergelijke maatregelen kunnen betrekking hebben op: materieel insolventierecht, met inbegrip van de opschorting van de verplichting (voor debiteuren) en de mogelijkheid (voor crediteuren) om een insolventieprocedure in te leiden of moratoria op de tenuitvoerlegging van schuldvorderingen of op de beëindiging van contracten; procedureel insolventierecht met betrekking tot de onderbreking van gerechtelijke procedures, termijnen en de verschillende soorten verjaringstermijnen, en aanvullende maatregelen die direct of indirect verband houden met insolventiesituaties van bedrijven, waaronder, indien aangegeven door de lidstaten, bredere maatregelen om ondernemers te helpen de economische problemen als gevolg van de COVID‑19-pandemie te boven te komen.
Klik op de vlag van het betrokken land voor gedetailleerde informatie.
Deze pagina wordt beheerd door de Europese Commissie. De informatie op deze pagina geeft niet noodzakelijk het officiële standpunt van de Europese Commissie weer. De Commissie aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens waarnaar in dit document wordt verwezen. Gelieve de juridische mededeling te raadplegen voor de auteursrechtelijke regeling voor Europese pagina's.