Overslaan en naar de inhoud gaan

Legaal verhuizen naar het buitenland met kinderen

Flag of Croatia
Kroatië
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
(in civil and commercial matters)

1 Onder welke omstandigheden is een ouder gerechtigd het kind zonder toestemming van de andere ouder naar een andere staat over te brengen?

Wat betreft omstandigheden waarin een ouder gerechtigd is een kind over te brengen naar een andere staat zonder toestemming van de andere ouder, is er sprake van de volgende verschillende situaties:

a) de ouder bij wie het kind inwoont, wil het kind rechtmatig naar een andere staat overbrengen, en

b) de ouder bij wie het kind niet inwoont, maar met wie het kind een persoonlijke relatie heeft, wil het kind rechtmatig naar een andere staat overbrengen.

a) De ouder bij wie het kind na een echtscheiding inwoont, is gerechtigd het kind in het kader van de dagelijkse ouderlijke zorg naar een andere staat over te brengen (bv. voor een daguitstapje), op voorwaarde dat dit geen afbreuk doet aan het recht van de andere ouder om een persoonlijke relatie met het kind te onderhouden, als bedoeld in de artikelen 95 en 119 van de Gezinswet (Obiteljski zakon) (Narodne Novine (NN; Staatsblad van de Republiek Kroatië), de nummers 103/15, 98/19, 47/20, 49/23 — besluit van het grondwettelijk hof van de Republiek Kroatië (Ustavni sud Republike Hrvatske) en nummer 156/2023). Ongeacht of sprake is van eenhoofdig of gezamenlijk ouderlijk gezag, hebben beide ouders het recht om zelfstandig alledaagse beslissingen met betrekking tot het kind te nemen wanneer het kind bij hem of haar verblijft (artikel 110 van de Gezinswet). Indien de ouders na een echtscheiding gezamenlijk gezag uitoefenen (artikel 104 van de Gezinswet), moeten beslissingen betreffende het kind met wederzijdse toestemming worden genomen (artikel 108 van de Gezinswet). Aangezien het tijdelijke verblijf in een andere staat (bv. voor een daguitstapje) niet tot doel heeft de vaste of tijdelijke woonplaats van het kind te wijzigen, valt dit niet onder de uitputtende lijst van belangrijke individuele rechten van het kind als bedoeld in artikel 100 van de Gezinswet, en dienen de bepalingen van artikel 99, lid 2, van de Gezinswet dienovereenkomstig te worden toegepast. Ditzelfde geldt wanneer de ouder bij wie het kind na een echtscheiding inwoont deels eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent (artikel 105 van de Gezinswet). Als de ouder bij wie het kind na de echtscheiding inwoont op grond van een rechterlijke beslissing eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent, heeft deze ouder echter geen toestemming van de andere ouder nodig om samen met het kind tijdelijk naar een andere staat af te reizen (artikel 105, lid 5, van de Gezinswet).

b) Indien de ouder bij wie het kind na de echtscheiding niet inwoont maar met wie het kind een persoonlijke relatie onderhoudt, besluit het kind rechtmatig naar een andere staat over te brengen, mag die ouder dat doen mits het gaat om een tijdelijk verblijf in een andere staat (bv. een daguitstapje) gedurende de tijd dat die ouder het omgangsrecht met het kind uitoefent (artikel 121 van de Gezinswet) en dit recht niet door de rechter is ontnomen of beperkt (de artikelen 123 tot en met 126 van de Gezinswet). Ongeacht of sprake is van eenhoofdig of gezamenlijk ouderlijk gezag, hebben beide ouders het recht om zelfstandig alledaagse beslissingen met betrekking tot het kind te nemen wanneer het kind bij hem of haar verblijft (artikel 110 van de Gezinswet). Indien de ouders na een echtscheiding gezamenlijk gezag uitoefenen (artikel 104 van de Gezinswet), moeten beslissingen betreffende het kind met wederzijdse toestemming worden genomen (artikel 108 van de Gezinswet). Aangezien het tijdelijke verblijf in een andere staat (bv. voor een daguitstapje) gedurende de tijd dat de ouder het omgangsrecht met het kind uitoefent niet tot doel heeft de vaste of tijdelijke woonplaats van het kind te wijzigen, valt dit niet onder de uitputtende lijst van belangrijke individuele rechten van het kind als bedoeld in artikel 100 van de Gezinswet, en dienen de bepalingen van artikel 99, lid 2, van de Gezinswet dienovereenkomstig te worden toegepast. Hetzelfde geldt voor gevallen waarin de ouder bij wie het kind na een echtscheiding inwoont, deels eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent (artikel 105 van de Gezinswet), aangezien de ouder die een directe persoonlijke relatie met het kind onderhoudt de vrijheid en het recht heeft om het kind in alledaagse aangelegenheden te vertegenwoordigen gedurende de tijd dat het kind onder zijn of haar hoede is (overeenkomstig de artikelen 110 en 112, juncto artikel 105, lid 1, van de Gezinswet).

In dergelijke situaties moet de nadruk liggen op het belang van het bepaalde in artikel 111 van de Gezinswet, aangezien beide ouders, ongeacht of zij eenhoofdig of gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen, verplicht zijn informatie over het kind uit te wisselen, onder meer informatie over het naar het buitenland afreizen met het kind. De ouders zijn hier niet alleen wettelijk toe verplicht: bij het overschrijden van een staatsgrens moet het kind of de meereizende ouder persoonlijke en andere documenten bij zich hebben.

Indien een van de ouders van mening is dat de andere ouder misbruik zou kunnen maken van het tijdelijk naar het buitenland afreizen met het kind, kan die ouder de rechter in een procedure die onder de oneigenlijke rechtspraak valt verzoeken om een van de in artikel 418 van de Gezinswet genoemde maatregelen op te leggen om ervoor te zorgen dat de beslissing tot het onderhouden van een persoonlijke relatie tussen ouder en kind wordt gehandhaafd, of om een van de in artikel 419 van de Gezinswet genoemde maatregelen op te leggen, waardoor de veilige terugkeer van het kind wordt gewaarborgd.

De beste oplossing zou zijn dat ouders tot een akkoord komen over deze en soortgelijke kwesties, die zij vervolgens kunnen opnemen in een overeenkomst betreffende gezamenlijke ouderlijke zorg (artikel 106, lid 3, van de Gezinswet).

2 Onder welke omstandigheden is voor de overbrenging van het kind naar een andere staat toestemming van de andere ouder vereist?

Iedere (permanente) overbrenging van het kind naar een andere staat, met als doel de vaste of tijdelijke verblijfplaats van het kind te wijzigen, vereist de toestemming van beide ouders. Ongeacht of sprake is van gezamenlijk ouderlijk gezag of dat een van de ouders deels eenhoofdig gezag uitoefent, moet de ouder die door overbrenging van het kind naar een andere staat de vaste of tijdelijke woonplaats van het kind wil wijzigen, hiervoor de schriftelijke toestemming van de andere ouder krijgen (de artikelen 100 en 108 van de Gezinswet). Indien een van de ouders echter volledig eenhoofdig gezag uitoefent, kan het zijn dat die ouder geen toestemming van de andere ouder nodig heeft om het kind naar een andere staat over te brengen met als doel de vaste of tijdelijke verblijfplaats van het kind te wijzigen (artikel 105, lid 5, van de Gezinswet).

3 Hoe kan het kind legaal naar een andere staat worden overgebracht als overbrenging noodzakelijk is, maar de andere ouder er geen toestemming voor geeft?

Indien de ouder die door overbrenging van het kind naar een andere staat de vaste of tijdelijke woonplaats van het kind wil wijzigen, niet de schriftelijke toestemming van de andere ouder kan verkrijgen, bepaalt de rechtbank in een procedure die onder de oneigenlijke rechtspraak valt wie van de ouders het belang van het kind in deze zaak het beste behartigt (artikel 100, lid 5, en artikel 478, lid 1, van de Gezinswet). Voorafgaand aan de inleiding van een dergelijke procedure die onder de oneigenlijke rechtspraak valt, moet een verplichte buitengerechtelijke bemiddelingsprocedure plaatsvinden, waarbij een team van deskundigen van een centrum voor maatschappelijk welzijn de ouders probeert te helpen tot een akkoord te komen over de kwestie (artikel 481 van de Gezinswet — verplichte buitengerechtelijke bemiddelingsprocedure als procedureel vereiste voor het inleiden van de procedure als bedoeld in artikel 100, lid 5, van de Gezinswet). Indien de ouders in de loop van de verplichte buitengerechtelijke bemiddelingsprocedure geen overeenstemming kunnen bereiken, beslist een rechtbank in een procedure die onder de oneigenlijke rechtspraak valt over de kwestie, met name rekening houdend met: de leeftijd en mening van het kind; het recht van het kind om een directe persoonlijke relatie met de andere ouder te onderhouden; de bereidheid van de ouders om samen te werken bij de uitoefening van het ouderlijk gezag; de persoonlijke omstandigheden van de ouders; de afstand tussen de permanente of tijdelijke woonplaats van de ouders en de plaats waarnaar het kind zou verhuizen, alsook de verkeersverbindingen tussen deze plaatsen; en het recht van de ouders op vrij verkeer (artikel 484 van de Gezinswet).

Er moet echter worden benadrukt dat indien een van de ouders volledig eenhoofdig gezag uitoefent, deze ouder niet de toestemming van de andere ouder nodig heeft om het kind naar een andere staat over te brengen met als doel de tijdelijke of permanente woonplaats van het kind te wijzigen, wat betekent dat in een dergelijk geval een bezwaar van de andere ouder geen rechtsgevolgen heeft (artikel 105, lid 5, van de Gezinswet).

4 Gelden voor tijdelijke overbrenging (bv. voor vakantie of medische behandeling) en permanente overbrenging dezelfde regels? Gelieve toestemmingsformulieren te verstrekken, indien beschikbaar.

Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen 1 tot en met 3 worden de rechten en plichten van ouders in de Gezinswet op verschillende wijzen geregeld, afhankelijk van de vraag of het gaat om een tijdelijke overbrenging van het kind naar een andere staat (bv. een daguitstapje dat de rechten van de andere ouder niet aantast) dan wel om een permanente overbrenging van het kind naar een andere staat met als doel de vaste of tijdelijke verblijfplaats van het kind te wijzigen.

Een technisch/inhoudelijk probleem melden of feedback geven op deze pagina