Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.14.0335.N
JETAIR nv, met zetel te 8400 Oostende, Gistelsesteenweg 1,
eiseres,
tegen
1. M. D. S.,
2. M. G.,
verweerders,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 10 februari 2014.
Afdelingsvoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II. FEITEN
Uit het bestreden arrest blijken de volgende feiten:
- de verweerders boekten via hun reisagent een reis naar India die werd georganiseerd door de eiseres;
- de terugvlucht werd verstoord door de uitbarsting van de IJslandse vulkaan Eyjafjallajökull ten gevolge waarvan de verweerders zijn gestrand in Helsinki;
- de verweerders hebben kosten gemaakt voor hun verblijf aldaar en voor hun terugkeer;
- zij vorderen van de eiseres, als reisorganisator, de terugbetaling van de door hen gemaakte reis- en verblijfkosten.
III. CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
IV. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste onderdeel
1. Artikel 15, eerste lid, van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling (hierna: Reiscontractenwet) bepaalt dat indien tijdens de reis blijkt dat een belangrijk deel van de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, niet zal kunnen worden uitgevoerd, de reisorganisator alle nodige maatregelen neemt om de reiziger passende en kosteloze alternatieven aan te bieden met het oog op de voortzetting van de reis. Volgens het derde lid van deze bepaling moet de reisorganisator, indien dergelijke regeling onmogelijk blijkt of indien de reiziger deze alternatieven om deugdelijke redenen niet aanvaardt, hem een gelijkwaardig vervoermiddel ter beschikking stellen dat hem terugbrengt naar de plaats van het vertrek, en, in voorkomend geval, de reiziger schadeloos stellen.
Deze bijstandsverplichting van de reisorganisator geldt eveneens wanneer de nietuitvoering van de reisovereenkomst het gevolg is van overmacht.
2. De appelrechters stellen vast dat de eiseres in gebreke is gebleven om aan de verweerders passende bijstand te verlenen zodat de verweerders “op zichzelf [waren] aangewezen” en het feit dat de eiseres “niet beschikte over een vertegenwoordiger in Helsinki […] het haar niet onmogelijk [maakte] om de reizigers die ter plaatse waren gestrand, zoals [de verweerders]” bijstand te verlenen. Zij oordelen dat de overmachtssituatie die ontstaan is door de vulkaanuitbarsting, de eiseres niet bevrijden van de in artikel 15 Reiscontractenwet bedoelde bijstandsverplichting, en veroordelen de eiseres op grond hiervan tot de vergoeding van de door de verweerders gemaakte reis- en verblijfkosten.
Door aldus te beslissen, oordelen de appelrechters naar recht.
Het onderdeel kan niet worden aangenomen.
Tweede onderdeel
3. Uit de door de appelrechters gebruikte bewoordingen en hun context kan uit hun oordeel dat de vulkaanuitbarsting “een geval van overmacht” uitmaakt, niet worden afgeleid dat deze situatie van overmacht ook de niet-nakoming van de in artikel 15 Reiscontractenwet bedoelde bijstandsverplichting betreft.
Het onderdeel dat berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest, mist feitelijke grondslag.
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiseres tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de eiseres op 1160,01 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Albert Fettweis, en de raadsheren Alain Smetryns, Geert Jocqué en Bart Wylleman, en in openbare rechtszitting van 13 maart 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Henri Vanderlinden, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.