1 Gelden er krachtens het recht van deze lidstaat bijzondere regels die uit economische, familiale of sociale overwegingen beperkingen opleggen die de erfopvolging betreffende zich in die lidstaat bevindende bepaalde onroerende goederen, ondernemingen of andere bijzondere categorieën goederen, betreffen of raken?
In Frankrijk gelden bijzondere regels waarmee wordt afgeweken van het gemene recht inzake de volgorde van erfopvolging (dévolution successorale) (1) en de verdeling van de nalatenschap (partage successoral) (2).
1. Bijzondere regels betreffende de volgorde van erfopvolging
De volgorde van erfopvolging is een mechanisme voor het aanwijzen van degenen die recht hebben op de nalatenschap van de overledene.
Met het oog op de specifieke aard van bepaalde goederen voorzien de Franse wetgeving en rechtspraak in bijzondere regels betreffende de volgorde van erfopvolging. Deze regels hebben betrekking op de volgende goederen:
Erfstukken
De bijzondere regels betreffende erfstukken (souvenirs de famille) zijn vastgesteld in de rechtspraak.
Erfstukken zijn familiestukken met een voornamelijk persoonlijke en subjectieve waarde, zoals brieven aan de familie, portretten, meubels met het familiewapen enz. Deze goederen “strekken tot getuigenis van een familiegeschiedenis” en vormen daarmee “eerder een emotionele dan een geldelijke nalatenschap, die een dusdanige betekenis voor de familie heeft dat de regels betreffende de overdracht ervan op specifieke wijze zijn opgesteld, met name om te voorkomen dat de goederen op zodanige wijze worden verdeeld dat het familiale element dat de kern van de waarde ervan vormt, verloren zou gaan”. (Grimaldi, M., Droit patrimonial de la famille, Dalloz Action, 7e editie 2021/2022, nr. 235.221).
Op grond van de rechtspraak (zie met name het eerste boek van het burgerlijk wetboek, 21 februari 1978, beroep in zaak 76-10.561, gepubliceerd in het Staatsblad), zijn de in het burgerlijk wetboek (Code Civil) vervatte regels betreffende de volgorde van erfopvolging en de verdeling van de nalatenschap niet van toepassing op deze goederen. Tenzij sprake is van goede overeenstemming tussen de familieleden of een testamentaire beschikking (disposition testamentaire), kunnen deze goederen in de vorm van bewaargeving worden toevertrouwd aan het familielid dat de rechter het meest geschikt acht. Erfstukken worden dus niet overgedragen aan een specifiek familielid, maar toevertrouwd aan de zorg van een familielid dat het erfstuk te allen tijde ter beschikking moet houden van de andere familieleden.
Graven
Een graf is een plaats op een begraafplaats (een graf of grafkelder). Graven zijn van grote betekenis voor de familie en verdienen volgens de Franse rechtspraak een uitzondering op het gemene recht inzake erfopvolging.
In afwijking van artikel 815 van het burgerlijk wetboek mogen graven dan ook nooit worden verdeeld: ze worden overgedragen aan de erfgenamen en zijn vervolgens in blijvend mede-eigendom (indivision perpétuelle). In hun hoedanigheid van mede-eigenaren hebben de erfgenamen het recht in het graf te worden begraven, hun familieleden daar te laten begraven en zich te verzetten tegen het begraven van personen die geen familieleden zijn van degene die het graf heeft gekocht (concessionnaire).
Literaire en artistieke eigendom
In artikel L. 111-1 van het wetboek van intellectuele eigendom (code de la propriété intellectuelle) is vastgesteld dat auteursrechten (droit d’auteur) intellectuele en morele kenmerken bestrijken (bv. het recht op openbaarmaking van een werk, het recht om de eigen naam aan een werk te verbinden, het recht op eerbied voor een werk, alsook geldelijke kenmerken (bv. het recht op een vergoeding voor de openbaarmaking van een werk).
Het wetboek van intellectuele eigendom bevat verschillende specifieke regels die ter bescherming van de auteursrechten afwijken van de normale regels betreffende de volgorde van erfopvolging.
Wat betreft de geldelijke kenmerken is in artikel L. 123-6 van het wetboek van intellectuele eigendom bijvoorbeeld bepaald dat de overlevende echtgenoot/echtgenote een bijzonder recht van vruchtgebruik heeft op het exploitatierecht (usufruit spécial sur le droit d'exploitation) waar de auteur geen gebruik van heeft gemaakt. In de rechtsleer wordt gesteld dat dit bijzondere recht van vruchtgebruik “gebaseerd is op het feit dat de overlevende echtgenoot/echtgenote door zijn of haar zorg wordt geacht een omgeving te hebben gecreëerd die bevorderlijk was voor de totstandkoming van geestesproducten, en dat het dan ook legitiem is om hen te compenseren door toekenning van het recht om te kunnen profiteren van deze producten”. (Grimaldi, M., Droit patrimonial de la famille, Dalloz Action, 7e editie 2021/2022, nr. 235.201).
Wat betreft de intellectuele en morele kenmerken is in artikel L. 121-2 van het wetboek van intellectuele eigendom bepaald dat, na het overlijden van de auteur, “het recht op openbaarmaking van postume werken van de auteur berust bij de executeur(s)-testamentair (exécuteurs testamentaires) die de auteur bij leven heeft aangesteld. Bij het ontbreken van executeurs, of na hun overlijden, en tenzij de auteur anders heeft bepaald, wordt dit recht in deze volgorde uitgeoefend: nakomelingen, een echtgenoot/echtgenote voor zover er geen rechterlijke uitspraak is gedaan inzake een scheiding van tafel en bed (jugement passé en force de chose jugée de séparation de corps) en de echtgenoot/echtgenote niet is hertrouwd, erfgenamen die geen nakomelingen zijn en in het kader van een erfopvolging een deel of het geheel van de nalatenschap verkrijgen, en algemene legatarissen (légataires universels) of donatarissen (donataires) voor de gehele toekomstige nalatenschap ”. De in dit artikel genoemde volgorde wijkt daarmee af van de in artikel 734 van het burgerlijk wetboek genoemde volgorde waarin erfgenamen van de overledene de nalatenschap erven.
Pachtovereenkomsten
Een pachtovereenkomst (bail rural) is een overeenkomst voor het verpachten van agrarische grond of een agrarisch gebouw door een eigenaar of verpachter (bailleur) aan een huurder of pachter (exploitant) in ruil voor huur. Hiermee kunnen de grond of de gebouwen in gebruik worden genomen voor agrarische activiteiten.
In artikel L. 411-34 van het wetboek van landbouw en zeevisserij (code rural et de la pêche maritime) is in beginsel bepaald dat de pacht van kracht blijft ten voordele van de echtgenoot/echtgenote van de overledene, de partner waarmee de overledene een geregistreerd partnerschap is aangegaan (pacte civil de solidarité), en bloedverwanten in opgaande en neergaande lijn van de overledene, die meewerken op het landbouwbedrijf of dat in de vijf jaar voorafgaande aan het overlijden daadwerkelijk hadden gedaan.
Deze specifieke regel is gerechtvaardigd op grond van het specifieke karakter van de landbouw. De regel wijkt af van het gemene recht in de zin dat:
- bloedverwanten in de zijlijn (d.w.z. broers en zussen), die krachtens het gemene recht inzake erfopvolging erfgenamen van de overledene zijn, niet kunnen profiteren van de pachtovereenkomst;
- teneinde te kunnen profiteren van een pachtovereenkomst, moeten de in artikel L. 411-34 van het wetboek van landbouw en zeevisserij genoemde personen voorafgaand aan het overlijden daadwerkelijk hebben meegewerkt op het landbouwbedrijf.
Specifieke regels inzake de bescherming van de woning van een (echt)paar
Er gelden specifieke regels om te voorkomen dat de andere erfgenamen van de overledene samen met de echtgenoot/echtgenote of geregistreerde partner het huis van het (echt)paar erven. Deze regels, die zijn vastgesteld vanwege de familiale aard van de woning, hebben tot doel de leefomgeving van de overlevende echtgenoot/echtgenote in stand te houden of, in het geval van een huurovereenkomst (baux d’habitation), die van de geregistreerde partner van de overledene.
In artikel 1751 van het burgerlijk wetboek is het beginsel betreffende gezamenlijk recht (cotitularité) met betrekking tot huurovereenkomsten vastgelegd. In dit artikel is bepaald dat “het recht om gebouwen te huren die geen beroepsmatig of commercieel karakter hebben en daadwerkelijk door beide echtgenoten als woning worden gebruikt, op verzoek van de gezamenlijke partners beide echtgenoten of geregistreerde partners toekomt, ongeacht het toepasselijke huwelijksvermogensstelsel en een eventuele andersluidende overeenkomst, zelfs als de huurovereenkomst is aangegaan vóór het huwelijk of het geregistreerde partnerschap ”.
In de laatste alinea van dit artikel is bepaald dat “bij overlijden van een van de echtgenoten of geregistreerde partners de overlevende echtgenoot/echtgenote of geregistreerde partner en samenwonende partner die onder de huurovereenkomst vallen het exclusieve recht op die huurovereenkomst hebben, tenzij zij hier uitdrukkelijk afstand van doen ”.
Voor gevallen waarin de woning het gezamenlijk eigendom is van de echtgenoten of van de overleden echtgenoot/echtgenote, is in artikel 764 van het burgerlijk wetboek bepaald dat een echtgenoot/echtgenote met erfrecht, die de woning ten tijde van het overlijden daadwerkelijk als hoofdwoning bewoonde, tot aan het moment van zijn/haar overlijden het recht van bewoning (droit d'habitation) van de woning heeft en het recht van gebruik van het meubilair (droit d'usage sur le mobilier). In tegenstelling tot de regel betreffende huurovereenkomsten is deze uitzondering alleen van toepassing op getrouwde stellen (en niet op partners in een geregistreerd partnerschap).
2. Bijzondere regels betreffende verdeling: preferentiële toewijzing
De verdeling van de nalatenschap is de laatste stap in de afwikkeling van erfopvolging. Hiermee komt de mede-eigendom tot een eind aangezien hiermee de individuele rechten van iedere erfgenaam op de te verdelen nalatenschap worden toegewezen.
In beginsel moet de nalatenschap in evenveel delen worden verdeeld als er erfgenamen zijn (artikel 827 van het burgerlijk wetboek). In beginsel hebben alle delen dezelfde waarde; als het niet mogelijk is de nalatenschap in erfdelen van dezelfde waarde op te delen, wordt het verschil gecompenseerd in de vorm van een betaling om dit verschil op te heffen (soulte) (artikel 826 van het burgerlijk wetboek).
Overeenkomstig artikel 830 van het burgerlijk wetboek moet bij de vaststelling en samenstelling van de erfdelen worden getracht te voorkomen dat economische eenheden en andere verzamelingen van goederen worden gesplitst indien een splitsing tot waardevermindering zou leiden.
De gezamenlijke erfgenamen kunnen tot overeenstemming komen over de toewijzing van de erfdelen. Bij het ontbreken van een overeenkomst tussen de erfgenamen worden de erfdelen via een loting toegewezen.
Sommige goederen kunnen echter van de loting worden uitgesloten en op basis van preferentiële toewijzing aan een erfgenaam worden toebedeeld. Volgens de regels kunnen de overlevende echtgenoten of eventuele gezamenlijke erfgenamen dan ook de preferentiële toewijzing (attribution préférentielle) aanvragen van:
- een agrarische, commerciële, industriële of ambachtelijke onderneming of een vrij beroep waarin zij daadwerkelijk meewerken of hebben meegewerkt (artikel 831 van het burgerlijk wetboek). Deze preferentiële toewijzing is van rechtswege van toepassing op ieder landbouwbedrijf dat de bij het besluit van de Franse Raad van State vastgestelde maximumoppervlakte niet overschrijdt, tenzij de rechtbank heeft bepaald dat het bedrijf in mede-eigendom moet blijven (artikel 832 van het burgerlijk wetboek). In andere gevallen berust de definitieve beslissing bij de rechtbank die in de zaak ten gronde uitspraak doet;
- eigendom van of het recht op de huur van gebouwen die zij daadwerkelijk als hun woning gebruiken (indien zij deze ten tijde van het overlijden bewoonden) en van het meubilair in de woning, alsook van het voertuig van de overledene indien zij dit nodig hebben voor hun dagelijkse behoeften (artikel 831, lid 2, punt 1, van het burgerlijk wetboek). Deze preferentiële toewijzing is van rechtswege van toepassing (artikel 831, lid 3, van het burgerlijk wetboek);
- eigendom van of het recht op de huur van bedrijfsgebouwen die zij daadwerkelijk bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteiten gebruiken, alsook de roerende goederen die voor die activiteiten nodig zijn (artikel 831, lid 2, punt 2, van het burgerlijk wetboek). Deze preferentiële toewijzing is afhankelijk van de definitieve beslissing van de rechtbank die in de zaak ten gronde uitspraak doet;
- alle roerende goederen die nodig zijn voor het gebruik van landbouweigendommen (exploitation d'un bien rural) die door de overledene als landbouwer of deelpachter zijn bewerkt, indien de huurovereenkomst wordt voorgezet ten gunste van de aanvrager of indien de aanvrager een nieuwe huurovereenkomst krijgt (artikel 831, lid 2, punt 3, van het burgerlijk wetboek). Deze preferentiële toewijzing is afhankelijk van de definitieve beslissing van de rechtbank die in de zaak ten gronde uitspraak doet.
In geen geval, zelfs niet wanneer de preferentiële toewijzing van rechtswege wordt toegepast, vindt deze toewijzing automatisch plaats. Dit houdt in dat de toewijzing altijd moet worden aangevraagd door de overlevende echtgenoot/echtgenote of erfgenaam die hier baat bij heeft.
2 Zijn deze bijzondere regels overeenkomstig het recht van die lidstaat van toepassing op de erfopvolging betreffende die bestanddelen, ongeacht het op de erfopvolging toepasselijke recht?
Van de regels betreffende de volgorde van erfopvolging die afwijken van het bovengenoemde gemene recht, zijn er slechts twee van toepassing, ongeacht het recht dat van toepassing is op erfopvolging:
- de regels betreffende preferentiële toewijzing. Het Hof van Cassatie (Cour de cassation) heeft geoordeeld dat “de regels betreffende preferentiële toewijzing vanwege hun economisch en maatschappelijk doeleinde bepalingen van bijzonder dwingend recht zijn overeenkomstig het recht van de plaats waar het onroerend goed is gelegen” (eerste boek van het burgerlijk wetboek, 10 oktober 2012, beroep in zaak 11-18.345, gepubliceerd in het Staatsblad);
- de regels betreffende de morele rechten van auteurs (droit moral des auteurs). Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat “de regels in Frankrijk waaruit volgt dat een persoon die de auteur is van een literair of artistiek werk het morele recht geniet dat hem is toebedeeld, dwingend recht betreffen” (eerste boek van het burgerlijk wetboek, 28 mei 1991, beroep in de zaken 89-19.522 en 89-19.725, gepubliceerd in het Staatsblad)
3 Voorziet het recht van deze lidstaat in speciale procedures die de naleving van de bovenbedoelde bijzondere regels moeten waarborgen?
Het nationaal recht voorziet niet in bijzondere procedures om de naleving van bovengenoemde bijzondere bepalingen te waarborgen.