Overslaan en naar de inhoud gaan

Ouderlijke verantwoordelijkheid: gezag en omgangsrecht

Flag of Estonia
Estland
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
(in civil and commercial matters)

1 Wat betekent het begrip “ouderlijke verantwoordelijkheid” in de praktijk? Wat zijn de rechten en plichten van degene die ouderlijke verantwoordelijkheid draagt?

Ouderlijke verantwoordelijkheid heeft betrekking op het gezagsrecht, d.w.z. de plicht en het recht van een ouder om voor zijn of haar minderjarige kind te zorgen. Ouderlijke verantwoordelijkheid houdt het recht in te zorgen voor de persoon van het kind (“gezag over de persoon”), het recht de bezittingen van het kind te beheren (“gezag over de bezittingen”) en het recht om beslissingen te nemen met betrekking tot het kind. Het gezag over de bezittingen omvat het recht en de plicht de bezittingen van het kind te beheren en tevens het kind te vertegenwoordigen. Dit sluit het recht van het kind niet uit zijn of haar bezittingen onafhankelijk te beheren in die gevallen waarin de wet voorziet.

Een ouder heeft beslissingsbevoegdheid ten aanzien van zijn of haar minderjarige kind, d.w.z. het recht te beslissen over dagelijkse (“gewoonlijk zorggerelateerde”) zaken die het kind aangaan. In het algemeen gesproken, betekent het beslissen over dagelijkse zaken het nemen van gewone besluiten die vaak voorkomen en die geen blijvende gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het kind. Naast beslissingsbevoegdheid heeft een ouder met het gezagsrecht ook het recht om zijn of haar minderjarige kind te vertegenwoordigen. Ouders die gezamenlijk ouderlijk gezag hebben, hebben een gezamenlijk recht van vertegenwoordiging.

Beide ouders hebben een omgangsrecht, dat verwijst naar de verplichting en het recht van beide ouders om persoonlijk met het kind te communiceren. Het omgangsrecht van een ouder is niet afhankelijk van het bestaan van een gezagsrecht. Ouders hebben ook een onderhoudsverplichting ten aanzien van hun minderjarige kinderen.

2 Wie heeft normaal gesproken de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind?

De wederzijdse rechten en verplichtingen van ouders en kinderen vloeien voort uit de afstamming van het betrokken kind, die wordt vastgesteld op de in de wet bepaalde wijze. De moeder van een kind is de vrouw die het kind heeft gebaard. De vader van een kind is de man die dat kind heeft verwekt. Een kind wordt geacht te zijn verwekt door de man die ten tijde van de geboorte van het kind getrouwd was met de moeder van het kind, die het kind heeft erkend of van wie het vaderschap is vastgesteld door een rechtbank.

Ouders die met elkaar getrouwd zijn, hebben gezamenlijke ouderlijke verantwoordelijkheid, d.w.z. gezagsrecht over hun kind. Als de ouders van een kind niet met elkaar getrouwd zijn ten tijde van de geboorte van het kind, hebben zij een gezamenlijk gezagsrecht, tenzij zij bij het erkennen van het vaderschap of moederschap hun wens te kennen hebben gegeven het gezagsrecht aan één van de ouders over te laten.

Als geen van beide ouders van een minderjarig kind het recht van vertegenwoordiging heeft of als het niet mogelijk is de afstamming van het kind vast te stellen, krijgt het kind een wettelijke voogd toegewezen. In dat geval heeft de wettelijke voogd het gezagsrecht. De voogd heeft tot taak toe te zien op de opvoeding en ontwikkeling van het kind, en de persoonlijke en materiële belangen van het kind te behartigen.

De wettelijke voogd kan een meerderjarige natuurlijke persoon zijn of een rechtspersoon met volledige actieve handelingsbekwaamheid, bijvoorbeeld een familielid van het kind, een derde of een entiteit (een bedrijf of een gemeenschap). Een rechtspersoon wordt aangesteld als de wettelijke voogd, als er geen geschikte natuurlijke persoon wordt gevonden of als een ouder van het kind zijn of haar wil daartoe heeft uitgedrukt in zijn of haar testament of in een erfovereenkomst. De rechtspersoon moet stelselmatig op zoek gaan naar natuurlijke personen als voogden voor de personen over wie de rechtspersoon de wettelijke voogdij heeft, en deze voogden voorzien van advies en opleiding.

Totdat een wettelijke voogd wordt aangesteld, worden de taken van de voogd tijdelijk verricht door het bestuur van de plattelandsgemeente of de stad van de verblijfplaats van het kind dat in het bevolkingsregister is ingeschreven, mits is voldaan aan de voorwaarden voor voogdijschap. Bij de uitoefening van de taken van de voogd heeft het bestuur van de plattelandsgemeente of stad de rechten en plichten van een wettelijke voogd.

3 Kan een andere persoon in plaats van de ouders worden aangewezen, als de ouders de verantwoordelijkheid voor hun kinderen niet kunnen of willen uitoefenen?

Als de ouders niet in staat of niet bereid zijn de ouderlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot een kind uit te oefenen, kunnen ze erin toestemmen het kind ter adoptie aan te bieden. De toestemming van een ouder een kind ter adoptie aan te bieden wordt niet eerder dan acht weken na de geboorte van het kind van kracht, en er kan pas een adoptieverzoek bij een rechtbank worden ingediend als de toestemming van een ouder van kracht is geworden. Met toestemming van een ouder kan een kind ter verzorging worden gegeven aan de persoon die het kind wil adopteren, voordat de gegeven toestemming voor adoptie van kracht wordt.

Als geen van beide ouders van een minderjarig kind het recht van vertegenwoordiging heeft of als het niet mogelijk is de afstamming van een kind vast te stellen, beslist een rechtbank ambtshalve of op basis van een verzoek van een gemeente- of stadsbestuur of een betrokken persoon over de aanstelling van een wettelijke voogd.

4 Hoe wordt de ouderlijke verantwoordelijkheid geregeld als de ouders van echt scheiden of uit elkaar gaan?

Als de ouders zijn gescheiden of zijn gescheiden van tafel en bed, moeten ze beslissen hoe zij toekomstige kwesties in verband met het gezagsrecht zullen regelen. Ouders die het gezagsrecht hebben, kunnen afspraken maken over de uitoefening van hun gezamenlijke recht van vertegenwoordiging. Het gezagsrecht, met inbegrip van de beëindiging van een gezamenlijk gezagsrecht, kan echter alleen worden gewijzigd via een rechtbank.

Elke ouder heeft het recht om een rechtbank in het kader van een verzoekschriftprocedure te verzoeken het gezag over het kind gedeeltelijk of geheel aan hem of haar over te dragen. Een rechtbank kan ook in het kader van een contentieuze procedure beslissen over een geschil in verband met het gezagsrecht, als dit tegelijk met een echtscheiding of het betalen van alimentatie wordt verzocht.

5 Welke formaliteiten moeten in acht worden genomen om onderlinge overeenstemming van de ouders betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid juridisch bindend te maken?

Ouders die het gezagsrecht hebben, kunnen vrijelijk afspraken maken over de uitoefening van hun gezamenlijke recht van vertegenwoordiging. Het gezagsrecht, met inbegrip van de beëindiging van een gezamenlijk gezagsrecht, kan echter alleen worden gewijzigd via een rechtbank. Zaken in verband met het gezagsrecht kunnen alleen worden beslist door een rechtbank waarvan de beslissingen juridisch bindend zijn. Tijdens hoorzittingen over zaken die een kind betreffen, laten rechtbanken zich boven alles leiden door de belangen van het kind, rekening houdend met alle omstandigheden en de rechtmatige belangen van de betrokken personen. Geschillen over het gezagsrecht vallen onder het familierecht en zaken in een verzoekschriftprocedure, waarover de rechtbank bij beschikking een besluit neemt. Om zijn of haar rechten met betrekking tot een kind te laten vaststellen, moet een ouder een verzoekschrift indienen bij een rechtbank.

6 Als de ouders het niet eens worden over de ouderlijke verantwoordelijkheid, wat voor mogelijkheden zijn er dan om het conflict buiten het gerecht om op te lossen?

Ouders die het gezagsrecht hebben, kunnen vrijelijk afspraken maken over de uitoefening van hun gezamenlijke recht van vertegenwoordiging. Het gezagsrecht, met inbegrip van de beëindiging van een gezamenlijk gezagsrecht, kan echter alleen worden gewijzigd via een rechtbank. Om tot overeenstemming te komen, kunnen ouders ook een beroep doen op een nationale dienst voor gezinsbemiddeling. De nationale dienst voor gezinsbemiddeling richt zich op ouders die gescheiden zijn of op het punt staan te scheiden en die ten minste één minderjarig kind gemeenschappelijk hebben, en die geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over kwesties in verband met de organisatie van het leven van het kind (bv. omgangsrecht of alimentatie).

De nationale dienst voor gezinsbemiddeling is gratis voor ouders; om hier gebruik van te maken, moeten ze contact opnemen met de socialezekerheidsdienst (Sotsiaalkindlustusamet). De procedure voor gezinsbemiddeling leidt tot de ondertekening van een ouderschapsovereenkomst door de ouders. Na goedkeuring door de socialezekerheidsdienst is deze overeenkomst afdwingbaar. Wanneer ouders gebruikmaken van de dienst voor gezinsbemiddeling, is het de taak van de lokale overheid om hen te ondersteunen en te adviseren.

Bij het vaststellen van de procedure voor omgang met het kind treedt de rechtbank ook op als bemiddelingsorgaan in het kader van gerechtelijke procedures, waarbij wordt gestreefd naar een overeenkomst tussen de ouders over het contact met het kind. De rechtbank hoort de partijen zo snel mogelijk en wijst hen op de mogelijkheid gebruik te maken van een gezinsadviseur, met name om tot een gezamenlijk standpunt te komen over de zorg en verantwoordelijkheid voor het kind. Het gerecht kan de behandeling van een kind opschorten, op voorwaarde dat dit geen vertraging veroorzaakt die het belang van het kind in gevaar zou kunnen brengen en dat de betrokken partijen bereid zijn buiten het gerechtelijke kader advies in te winnen of dat het gerecht om andere redenen van oordeel is dat de zaak tussen de partijen in der minne kan worden beslecht.

7 Over welke zaken betreffende het kind kan de rechter beslissen als de ouders de zaak aan de rechter voorleggen?

De rechtbank is bevoegd om uitspraak te doen over kwesties die verband houden met het recht van ouders om contact te hebben met het kind, wijzigingen in het gezagsrecht, herstel van het gezagsrecht, de verplichting om alimentatie te betalen en de wijziging van het alimentatiebedrag op verzoek van een ouder.

8 Als het gerecht de voogdij over een kind toewijst aan een van de ouders, betekent dit dan dat deze ouder over alle zaken betreffende het kind kan beslissen zonder eerst de andere ouder te raadplegen?

De wederzijdse rechten en plichten van ouders en kinderen vloeien voort uit de afstamming van het betrokken kind, die is vastgesteld volgens de wettelijke regels, dat wil zeggen dat de ouder van waaruit het kind afkomstig is, verplicht is voor het kind te zorgen. De wederzijdse rechten en plichten van een ouder en zijn of haar kind hangen af van wie het gezag over het kind heeft; zo kan, als het gezagsrecht slechts aan één ouder toekomt, die ouder beslissen over alle zaken betreffende het kind zonder eerst de andere ouder te raadplegen.

Een ouder kan het exclusieve gezag over een kind hebben vanaf de geboorte van het kind, bijvoorbeeld als de vader op het moment van erkenning van het vaderschap verklaart bereid te zijn het gezag over te laten aan slechts één van de ouders. In de drie hieronder beschreven gevallen kan één ouder ook exclusief ouderlijk gezag krijgen.

Een ouder krijgt exclusief ouderlijk gezag als hij of zij een rechtbank, in het kader van een verzoekschriftprocedure, verzocht heeft het gezag over het kind gedeeltelijk of geheel aan hem of haar over te dragen. Doorgaans verzoekt een ouder om exclusief ouderlijk gezag als ouders die gezamenlijk ouderlijk gezag hebben, duurzaam gescheiden leven of om een andere reden niet langer gezamenlijk het ouderlijk gezag uit willen oefenen.

Een ouder kan het ouderlijk gezag ook exclusief uitoefenen, wanneer de ouders gezamenlijk het gezagsrecht hebben, maar het ouderlijk gezag van één ouder is geschorst. Als het op grond van de wet of een rechterlijke beslissing aan een ouder toegekende exclusieve ouderlijk gezag over een kind is geschorst en er geen reden is om te verwachten dat de gronden voor de schorsing zullen ophouden te bestaan, kent de rechtbank het ouderlijk gezag toe aan de andere ouder, mits dit in overeenstemming is met het belang van het kind.

Een rechtbank zal ook het ouderlijk gezag aan de andere ouder toekennen als de ouder met exclusief ouderlijk gezag is overleden of uit de ouderlijke macht is ontzet, tenzij dit in strijd is met het belang van het kind.

9 Wat betekent het in de praktijk als het gerecht beslist dat de ouders gezamenlijk ouderlijke verantwoordelijkheid dragen?

Als ouders gezamenlijk ouderlijk gezag hebben, geven zij op eigen verantwoordelijkheid en in onderlinge overeenstemming uitvoering aan het gezamenlijk ouderlijk gezag ten aanzien van het kind en hun plicht om voor het kind te zorgen, rekening houdend met het algehele welzijn van het kind. Ouders die gezamenlijk ouderlijk gezag hebben, hebben tevens een gezamenlijk recht van vertegenwoordiging.

Als ouders die gezamenlijk het gezagsrecht hebben er niet in slagen overeenstemming te bereiken in een kwestie die belangrijk is voor het kind, kan een rechtbank op verzoek van een ouder de beslissingsbevoegdheid in deze kwestie toekennen aan één ouder. Wanneer de beslissingsbevoegdheid wordt overgedragen, kan een rechtbank de uitoefening van de beslissingsbevoegdheid beperken of aanvullende verplichtingen opleggen aan de ouder die het recht uitoefent.

10 Tot welk gerecht of welke instantie moet ik mij wenden om een verzoek betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid te doen? Aan welke formaliteiten moet ik voldoen en welke documenten moet ik bij mijn verzoek voegen?

Arrondissementsrechtbanken (maakohus) doen uitspraak over geschillen die verband houden met het ouderlijk gezag. In geval van een geschil dat verband houdt met het ouderlijk gezag moet bij een arrondissementsrechtbank een verzoekschrift worden ingediend waarin de indiener verzoekt om beslechting van de zaak in een verzoekschriftprocedure. Het verzoekschrift moet worden ingediend bij de arrondissementsrechtbank van de verblijfplaats van het kind.

In het verzoekschrift moet de naam van de rechtbank worden vermeld, evenals de identificatiegegevens van de eiser, de betrokken persoon in de zaak en hun kinderen, alsmede het uitdrukkelijke verzoek van de eiser. Bovendien moeten in het verzoek de feiten worden vermeld die aanleiding hebben gegeven tot het geschil en moet de eiser een lijst opstellen van de bewijzen waarover hij beschikt, en deze overleggen. Het verzoekschrift moet worden ondertekend door de eiser of de vertegenwoordiger van de eiser. Als ondertekend door een vertegenwoordiger, moet ook een volmacht of een ander document worden bijgevoegd waaruit blijkt dat de vertegenwoordiger naar behoren gemachtigd is.

Het verzoekschrift en de bewijsstukken moeten schriftelijk, in het Ests, bij de rechtbank worden ingediend. Als het verzoekschrift, de eis, de klacht of het verzet die/dat door een partij in de procedure bij het gerecht wordt ingediend, niet in het Ests is opgesteld, verzoekt het gerecht de persoon die het verzoek heeft ingediend, binnen een bepaalde termijn een vertaling in het Ests over te leggen.

Een rechtbank kan ook, in het kader van een contentieuze procedure, beslissen over zaken die te maken hebben met het vaststellen van de rechten van een ouder ten aanzien van een kind en het regelen van de omgang met het kind, m.a.w. zaken die verband houden met het gezagsrecht, als dit tegelijk met een echtscheiding of het betalen van alimentatie wordt verzocht in het kader van een dergelijke procedure.

11 Welke procedure geldt in deze zaken? Is er een spoedprocedure?

Rechtbanken behandelen zaken in verband met het ouderlijk gezag in een verzoekschriftprocedure volgens de bepalingen met betrekking tot de contentieuze procedure, rekening houdend met de bijzonderheden van de verzoekschriftenprocedure (zie het wetboek van burgerlijke rechtsvordering [tsiviilkohtumenetluse seadustik][1]).

Een rechtbank kan alleen via een spoedprocedure een uitspraak doen over zaken met betrekking tot een kind als het gaat om alimentatie die wordt gevorderd van een ouder die gescheiden leeft van zijn of haar minderjarige kind. Zaken met betrekking tot het gezagsrecht kunnen niet volgens een vereenvoudigde procedure worden behandeld. Deze zaken zijn echter verzoekschriftprocedures en verschillen dus van de gewone gerechtelijke procedure. In een verzoekschriftprocedure gaat de rechtbank zelf de feiten na en verzamelt zij zelf het noodzakelijke bewijs, tenzij de wet anders bepaalt. De rechtbank is niet gebonden aan de verzoeken of feiten die door de partijen in de procedure naar voren zijn gebracht, noch aan hun beoordeling van de feiten, tenzij de wet anders bepaalt. De vereisten voor het notuleren van hoorzittingen en het betekenen van documenten zijn eveneens minder strikt. In zaken die verband houden met het gezagsrecht, kan de rechtbank ook maatregelen nemen om de uitoefening van het gezagsrecht of de omgang met het kind tijdens de procedure te regelen of om te waarborgen dat afspraken in de toekomst worden nagekomen.

Als er reden is om aan te nemen dat de tenuitvoerlegging van de beslissing zonder deze maatregelen moeilijker of onmogelijk zal zijn, kan de rechter conservatoire of voorlopige maatregelen toepassen. In een familierechtelijke kwestie waarover in een verzoekschriftprocedure wordt beslist, kunnen voorlopige maatregelen worden opgelegd door elke rechtbank binnen het rechtsgebied waar de maatregelen getroffen moeten worden. Dergelijke maatregelen omvatten bijvoorbeeld de overdracht van het kind aan de andere ouder of de tenuitvoerlegging van de wettelijke onderhoudsverplichting, met inbegrip van de mogelijkheid om de verweerder te verplichten tijdens de procedure alimentatie te betalen of daartoe een garantie te bieden.

[1] Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (RT I 2005, 26, 197; RT I, 21.6.2014, 58). Op het internet: https://www.riigiteataja.ee/akt/121062014058?leiaKehtiv

12 Kan ik een vergoeding krijgen van de kosten van rechtshulp en de procedure?

Als de rechtbank tot de conclusie komt dat een natuurlijke persoon vanwege zijn of haar financiële situatie de procedurekosten niet kan dragen, kan de rechtbank de persoon volledig of gedeeltelijk vrijstellen van betaling van de kosten voor de advocaat en de overheidsvergoeding.

13 Is het mogelijk in beroep te gaan tegen een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid?

De beslissing in een verzoekschriftprocedure is een beschikking die wordt geregeld door de bepalingen inzake beschikkingen in het kader van een verzoekschriftprocedure, tenzij in de wet anders is bepaald. Een beschikking met betrekking tot het gezagsrecht kan overeenkomstig de algemene bepalingen inzake de procedure in hoger beroep worden aangevochten, als de eiser van mening is dat de in eerste aanleg gegeven beslissing is gebaseerd op schending van een wettelijke bepaling (bijvoorbeeld wanneer de rechter in eerste aanleg een bepaling van materieel of procesrecht niet correct heeft toegepast). Om bovengenoemde redenen kan ook een beroep in cassatie worden ingesteld bij het hooggerechtshof (Riigikohus).

14 Als het nodig is zich te wenden tot een gerecht of een andere instantie om een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid ten uitvoer te leggen, welke procedure moet ik dan toepassen?

Zaken in verband met het gezagsrecht worden behandeld in verzoekschriftprocedures. In een familierechtelijke zaak die wordt beslecht in een verzoekschriftprocedure vaardigt de rechtbank een gerechtelijk bevel uit dat uitvoerbaar is vanaf het moment dat het van kracht wordt, tenzij de wet anders bepaalt. Een gerechtelijk bevel dat in een verzoekschriftprocedure wordt uitgevaardigd, vormt een executoriale titel. In het geval dat de gedaagde verzuimt vrijwillig het gerechtelijk bevel inzake het ouderlijk gezag op te volgen, wordt het gerechtelijk bevel uitgevoerd in een tenuitvoerleggingsprocedure op basis van een verzoek dat door de eiser is ingediend. Daartoe moet de eiser een verzoek indienen bij een gerechtsdeurwaarder onder wiens territoriale bevoegdheid de verblijfplaats of zetel van de gedaagde valt, of de locatie waar zijn of haar activa zich bevinden. In zaken die de omgang met een kind betreffen, zal de gerechtsdeurwaarder in het kader van een tenuitvoerlegging samenwerken met een vertegenwoordiger, die deskundig is in de omgang met kinderen, van de lokale overheid van de verblijfplaats van het kind of, in uitzonderlijke gevallen, van de verblijfplaats van de persoon op wie de verplichting rust. Zo nodig kan de gerechtsdeurwaarder de lokale overheid voorstellen om het kind tijdelijk in een instelling voor welzijnszorg te plaatsen. Als de persoon op wie de verplichting rust de gedwongen tenuitvoerlegging belemmert, kan hem of haar een dwangsom worden opgelegd.

15 Wat moet ik doen om een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid die door een gerecht in een andere lidstaat is gegeven, in deze lidstaat te laten erkennen en ten uitvoer te laten leggen?

Op grond van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering worden in een lidstaat gegeven beslissingen in de andere lidstaten erkend, zonder dat daartoe enigerlei procedure vereist is. De verordening is van toepassing op alle lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken.

Beslissingen betreffende de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind, die in een lidstaat zijn gegeven en aldaar uitvoerbaar zijn, en die betekend zijn, zijn in een andere lidstaat uitvoerbaar, nadat zij aldaar op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar zijn verklaard. Daartoe moet een verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid bij een gerecht worden ingediend.

Het gerecht waarbij een verzoek moet worden ingediend, kunt u hier vinden.

De partij die de erkenning van een beslissing inroept of aanvecht of om een verklaring van uitvoerbaarheid verzoekt, moet overleggen:

  1. een afschrift van de beslissing dat voldoet aan de voorwaarden, die nodig zijn voor de echtheid ervan, en
  2. het certificaat betreffende de beslissing over de ouderlijke verantwoordelijkheid.

Het formulier is hier beschikbaar.

Een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid wordt niet erkend:

  1. als de erkenning, gelet op het belang van het kind, kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;
  2. bij verstek, als het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn of haar verdediging noodzakelijk was, aan de persoon tegen wie verstek werd verleend is betekend of meegedeeld, tenzij vaststaat dat deze persoon ondubbelzinnig met de beslissing heeft ingestemd;
  3. ten verzoeke van eenieder die beweert dat de beslissing in strijd is met de uitoefening van zijn of haar ouderlijke verantwoordelijkheid, als zij is gegeven zonder dat deze persoon in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord;
  4. als zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, die in de aangezochte lidstaat is gegeven;
  5. als zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid die in een andere lidstaat of in het derde land van de gewone verblijfplaats van het kind is gegeven, mits die latere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat; of
  6. als de procedure van artikel 82 van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad niet in acht is genomen.

16 Tot welk gerecht in deze lidstaat moet ik mij wenden om mij te verzetten tegen de erkenning en de tenuitvoerlegging van een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid die is gegeven door een gerecht in een andere lidstaat? Welke procedure is in dit geval van toepassing?

Het gerecht waarbij een verzoek moet worden ingediend, kunt u hier vinden.

De partij die de erkenning van een beslissing inroept of aanvecht of om een verklaring van uitvoerbaarheid verzoekt, moet overleggen:

  1. een afschrift van de beslissing dat voldoet aan de voorwaarden, die nodig zijn voor de echtheid ervan, en
  2. het certificaat betreffende beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid zoals bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad.

Het formulier is hier beschikbaar.

17 Welk recht wordt door het gerecht toegepast in een proces over ouderlijke verantwoordelijkheid waarbij het kind of de partijen niet in deze lidstaat wonen of verschillende nationaliteiten hebben?

Volgens de Estse wet inzake het internationaal privaatrecht (Rahvusvahelise eraõiguse seadus) is het recht van het land waar een kind zijn of haar verblijfplaats heeft, van toepassing op de familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de ouders.

Daarnaast is het Verdrag van Den Haag van 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen ook van toepassing tussen de staten die het verdrag hebben ondertekend.

De vaststelling van het toepasselijke recht kan ook geregeld zijn in overeenkomsten inzake wederzijdse rechtshulp. De Republiek Estland is overeenkomsten inzake wederzijdse rechtshulp aangegaan met de volgende landen:

  • overeenkomst tussen de Republiek Estland, de Republiek Litouwen en de Republiek Letland inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen (1993);
  • overeenkomst tussen de Republiek Estland en de Russische Federatie inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, familie- en strafzaken (1993);
  • overeenkomst tussen de Republiek Estland en Oekraïne inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, familie- en strafzaken (1995);
  • overeenkomst tussen de Estland en Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, arbeids- en strafzaken (1999).

Aangezien alle partijen bij de overeenkomsten inzake rechtshulp die zijn gesloten met Litouwen, Letland en Polen, ook partij zijn bij het Verdrag van Den Haag van 1996, is besloten de bepalingen van dit verdrag toe te passen bij het vaststellen van het toepasselijke recht.

[1] Wet inzake het internationaal privaatrecht (RT I 2002, 35, 217). Online: https://www.riigiteataja.ee/akt/13242136?leiaKehtiv

 

Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.

Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.

Een technisch/inhoudelijk probleem melden of feedback geven op deze pagina