Overslaan en naar de inhoud gaan

Geringe vorderingen

Flag of Latvia
Letland
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
(in civil and commercial matters)

1 Het bestaan van een specifieke procedure voor geringe vorderingen

Op 15 januari 2018 zijn in Letland wijzigingen aan de wet op de burgerlijke rechtsvordering van kracht geworden, waarbij de woorden “procedures voor geringe vorderingen” werden vervangen door “zaken voor vereenvoudigde procedure”.

Een rechter leidt een vereenvoudigde procedure in op basis van een schriftelijk verzoek indien de hoofdschuld of, in het geval van een alimentatievordering, het totale bedrag aan gevorderde alimentatie op de dag dat de vordering wordt ingesteld niet meer bedraagt dan 2 500 EUR. In het geval van alimentatievorderingen geldt dit totale bedrag aan gevorderde alimentatie per kind. (artikel 250.19, lid 2, van de wet op de burgerlijke rechtsvordering).

De vereenvoudigde procedure wordt geregeld in hoofdstuk 30 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering3: artikelen 250.18 – 250.27A en de volgende artikelen in hoofdstuk 54.1: artikelen 440.1 – 440.12.

1.1 Toepassingsgebied van de procedure, grensbedrag

De zaken voor vereenvoudigde procedure gelden alleen voor geld- en alimentatievorderingen (artikel 35, lid 1, onder 1) en 3), van de wet op de burgerlijke rechtsvordering).

Nationale wettelijke bepalingen inzake aspecten van de vereenvoudigde procedure gelden niet voor de procedurevoorschriften met betrekking tot vorderingen voor vereenvoudigde procedure van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, uitgezonderd de bepalingen waarin het instellen van beroep tegen beslissingen in eerste aanleg is geregeld.

Een vergoeding voor de staat (valsts nodeva) is bij een verzoekschrift als volgt verschuldigd (artikel 34, lid 1, onder 1), van de wet op de burgerlijke rechtsvordering):

a) tot 2 134 EUR – 15 % van het gevorderde bedrag, met een minimum van 70 EUR,

b) van 2 135 EUR tot 7 114 EUR – 320 EUR, plus 4 % van het gevorderde bedrag dat 2 134 EUR te boven gaat.

Alimentatievorderingen voor een kind of ouder zijn vrijgesteld van vergoedingen voor de staat.

1.2 Toepassing van de procedure

Zaken voor vereenvoudigde procedure worden behandeld volgens de regels voor algemene procesvoering rekening houdend met de uitzonderingen voor zaken voor vereenvoudigde procedure. Een rechter leidt een vereenvoudigde procedure in op basis van een schriftelijk verzoek.

De rechter neemt een verzoekschrift voor een zaak voor vereenvoudigde procedure niet in behandeling als het niet overeenkomstig het door het kabinet van ministers goedgekeurde model is opgesteld.

Wanneer de rechter bij gemotiveerde beslissing bepaalt dat het verzoekschrift niet in behandeling wordt genomen, verzendt hij de beslissing aan de verzoeker en stelt een termijn vast voor het herstellen van de geconstateerde gebreken. De termijn voor het herstellen van gebreken is minimaal twintig dagen, te rekenen vanaf de dag dat de beslissing wordt verzonden. Tegen de beslissing van een rechter kan beroep worden aangetekend binnen tien dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing is gegeven of, als de persoon buiten Letland woont, binnen vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing is betekend of ter kennis gebracht.

1.3 Formulieren

Een vorderingsverzoek en het verweerschrift van de verweerder moeten worden opgesteld in overeenstemming met de formulieren die zijn opgenomen in de bijlagen bij Verordening nr. 305 van het kabinet (Ministru kabinets) van 29 mei 2018 betreffende formulieren voor de vereenvoudigde procedure. In de bijlagen bij de verordening van het kabinet zijn modellen voor de volgende formulieren opgenomen:

1. verzoekschrift voor een vereenvoudigde procedure voor een geldvordering (bijlage 1);

2. verzoekschrift voor een vereenvoudigde procedure voor een alimentatievordering (bijlage 2);

3. verklaring met betrekking tot een vereenvoudigde procedure voor een geldvordering (bijlage 3);

4. verklaring met betrekking tot een verzoekschrift voor een vereenvoudigde procedure voor een alimentatievordering (bijlage 4).

Naast de gegevens van de verzoeker en de verweerder moet op het formulier voor vorderingen voor vereenvoudigde procedure de volgende informatie worden opgenomen:

  1. De naam van de districts- of gemeentelijke rechtbank (rajona (pilsētas) tiesa) waar het verzoekschrift wordt ingediend: bij vorderingen tegen een individu is de bevoegde rechtbank de rechtbank van de officiële woonplaats van die persoon en bij vorderingen tegen een rechtspersoon, de rechtbank van de plaats van zijn statutaire zetel (wanneer de vordering verband houdt met de activiteiten van een filiaal of agentschap van een rechtspersoon, kan de vordering ook aanhangig worden gemaakt bij de rechtbank van de plaats waar dat filiaal of agentschap is gevestigd), tenzij de partijen schriftelijk anders zijn overeengekomen.      
    Voor informatie over rechterlijke bevoegdheid, en dus over de vraag welke rechtbank op het formulier moet worden vermeld, kan men terecht op het internetportaal https://www.tiesas.lv/, onder de menuknoppen Tiesas (“Rechtbanken”), Tiesu darbības teritorijas (“Territoriale bevoegdheid”).
  2. De gegevens van de vertegenwoordiger van de verzoeker moeten worden opgegeven indien de verzoeker wenst dat zijn of haar belangen door iemand anders in rechte worden vertegenwoordigd. Om iemand in rechte te kunnen vertegenwoordigen is een door een notaris opgemaakte volmacht (pilnvara) nodig, waarvan melding moet worden gemaakt in de desbetreffende kolom. Wanneer de vertegenwoordiger een beëdigd advocaat (zvērināts advokāts) is, moet de vertegenwoordiging worden bevestigd door een opdracht (orderis) en is net als bij vertegenwoordiging door leken een volmachtbrief nodig, maar de volmacht hoeft dan niet door een notaris te zijn opgemaakt.
  3. Het voorwerp van de vordering: de betwiste rechten en de rechtsbetrekking tussen verzoeker en verweerder waarvan de verzoeker het bestaan of niet-bestaan ter beoordeling aan de rechter voorlegt ter bescherming van hun wettelijk beschermde rechten en belangen.
  4. De wijze waarop het gevorderde bedrag wordt berekend: het formulier voor vorderingen voor vereenvoudigde procedure moet de som van de hoofdschuld (d.w.z. vóór rente en contractuele boetes), eventuele contractuele boetes, de contractueel of wettelijk verschuldigde rente en het totaalbedrag vermelden.
  5. De feiten waarop de vordering van de verzoeker steunt en het bewijs daarvan, de specifieke wettelijke bepalingen waarop de vordering is gebaseerd en de maatregel waarom wordt verzocht.
  6. Het verzoekschrift moet worden ondertekend door de verzoeker of diens vertegenwoordiger of, als de rechtbank dit verlangt, door beiden. Bij het verzoekschrift moeten stukken worden gevoegd waaruit blijkt dat de zaak volgens de daarvoor gestelde procedures is onderworpen aan een voorafgaand buitengerechtelijk onderzoek, voor zover een dergelijk onderzoek door de wet is voorgeschreven, alsook stukken die kunnen dienen als bewijs van de feiten waarop de vordering steunt.

1.4 Rechtsbijstand

In de wet op de burgerlijke rechtsvordering zijn geen specifieke regels voor gefinancierde rechtsbijstand in zaken voor vereenvoudigde procedure opgenomen. Verzoeker en verweerder kunnen zich in een zaak voor vereenvoudigde procedure laten vertegenwoordigen.

Als de verzoeker zich door iemand anders in rechte wil laten vertegenwoordigen en het verzoekschrift is ondertekend door de vertegenwoordiger van de verzoeker, dan moet het verzoekschrift de voor- en achternaam, het identiteitsnummer en het correspondentieadres van de vertegenwoordiger of, wanneer de vertegenwoordiger een rechtspersoon is, de naam, het registratienummer en de plaats van statutaire zetel ervan vermelden. Elke natuurlijke persoon die achttien jaar of ouder is, niet onder voogdij staat en niet aan een of meer van de in artikel 84 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering genoemde restricties is onderworpen, kan optreden als vertegenwoordiger. Wanneer iemand anders een partij in rechte vertegenwoordigt, moet daartoe een notariële volmacht worden opgesteld. De verzoeker kan een vertegenwoordiger ter zitting mondeling aanwijzen. Deze machtiging moet in het proces-verbaal van de zitting worden vermeld. De vertegenwoordiger van een rechtspersoon moet beschikken over een volmachtbrief (die niet door een notaris hoeft te worden bekrachtigd) of een ander stuk waaruit blijkt dat hij bevoegd is om de rechtspersoon zonder speciale machtiging te vertegenwoordigen. Wanneer de vertegenwoordiger een beëdigd advocaat (zvērināts advokāts) is, moet de vertegenwoordiging worden bevestigd door een opdracht (orderis) en is net als bij vertegenwoordiging door leken een volmachtbrief nodig, maar de volmacht hoeft dan niet door een notaris te zijn opgemaakt. Wanneer een persoon wordt vertegenwoordigd, moeten de noodzakelijke stukken bij de rechtbank worden ingediend en worden ondertekend door de persoon die overeenkomstig de volmacht als vertegenwoordiger optreedt.

1.5 Regels betreffende het bewijs

Op de bewijsvoering zijn de algemene bepalingen van de wet op de burgerlijke rechtsvordering van toepassing. Overeenkomstig die bepalingen wordt in zaken voor vereenvoudigde procedure het volgende bewijs toegelaten: verklaringen van partijen of derden, verklaringen van getuigen, schriftelijk bewijs en deskundigenverklaringen.

1.6 Schriftelijke procedure

Een rechter leidt een vereenvoudigde procedure in op basis van een schriftelijk verzoek. Een exemplaar van het verzoekschrift en een formulier voor het verweerschrift wordt naar de verweerder verzonden, die zijn of haar verweerschrift binnen dertig dagen nadat het verzoekschrift is verzonden, moet indienen. Naargelang van de omstandigheden en de aard van de zaak kunnen bij het verzoekschrift gevoegde stukken ook naar de verweerder worden verzonden. De rechtbank stelt de verweerder er ook van in kennis dat het niet indienen van een verweerschrift geen beletsel vormt voor het doen van uitspraak in de zaak en dat de verweerder kan verzoeken om de zaak ter zitting te behandelen.

Wanneer de rechtbank de stukken naar de partijen zendt, legt zij ook uit wat hun procedurele rechten zijn, hoe de rechtbank die de zaak zal behandelen, is samengesteld en welke rechtsmiddelen zij hebben tegen beslissingen van de rechter. De wet op de burgerlijke rechtsvordering kent de partijen bepaalde procedurele rechten toe met betrekking tot de voorbereiding van een behandeling ter zitting, die tot zeven dagen vóór de datum van de hoorzitting kunnen worden uitgeoefend.

Het verweer moet zijn gesteld op een manier die overeenkomt met een door het kabinet van ministers goedgekeurd model. Het model is een van de formulieren die zijn opgenomen in de bijlagen bij Verordening nr. 305 van het kabinet van 29 mei 2018 betreffende formulieren voor de vereenvoudigde procedure. De verweerder moet de volgende informatie in het verweerschrift verstrekken:

  1. de rechtbank waarbij het verweerschrift wordt ingediend;
  2. de voor- en achternaam, het identiteitsnummer en de officiële woonplaats van de verzoeker of, bij ontstentenis daarvan, diens feitelijke woonplaats, dan wel, in het geval dat de verzoeker een rechtspersoon is, de naam, het registratienummer en de plaats van statutaire zetel ervan;
  3. de voor- en achternaam, het identiteitsnummer en de officiële woonplaats van de verweerder en, voor zover beschikbaar, een aanvullend adres of, bij ontstentenis daarvan, diens feitelijke woonplaats, dan wel, in het geval dat de verweerder een rechtspersoon is, de naam, het registratienummer en de plaats van statutaire zetel ervan. Verder kan de verweerder ook nog een adres voor het ontvangen van rechtbankstukken opgeven;
  4. het zaaknummer en het voorwerp van de vordering;
  5. of de vordering geheel of gedeeltelijk wordt erkend;
  6. het verweer tegen de vordering en de gronden en wetgeving waarop het verweer is gebaseerd;
  7. bewijs van hetgeen als verweer tegen de vordering wordt aangevoerd;
  8. verzoekschriften om bewijs van het gestelde te leveren;
  9. of de verweerder wil dat de verzoeker bij afwijzing van diens vordering in de kosten wordt verwezen;
  10. of de verweerder nog andere aan de behandeling van de zaak gerelateerde kosten op de verzoeker wil verhalen, met vermelding van het bedrag en toevoeging van stukken ter onderbouwing van dit bedrag;
  11. of de verweerder behandeling ter zitting wenst;
  12. eventuele andere omstandigheden die de verweerder van belang acht voor de behandeling van de zaak;
  13. eventuele andere verzoeken;
  14. een lijst van stukken die bij het verweerschrift zijn gevoegd;
  15. plaats, datum en tijd van opstelling van het verweerschrift.

De verweerder kan binnen dertig dagen nadat het verzoekschrift aan hem of haar is verzonden, een tegenvordering instellen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. vordering en tegenvordering kunnen met elkaar worden verrekend;
  2. het toelaten van de tegenvordering belet de rechtbank om alle of een deel van de vorderingen in het inleidende verzoekschrift toe te wijzen;
  3. vordering en tegenvordering zijn aan elkaar gerelateerd en kunnen sneller en beter gezamenlijk worden behandeld. De zaak wordt behandeld in overeenstemming met de procedure voor vorderingen voor vereenvoudigde procedure als de tegenvordering zelf een vordering voor vereenvoudigde procedure is: het gevorderde bedrag overschrijdt niet het toegestane maximum en de eis is dienovereenkomstig opgesteld.

Wanneer het totale bedrag van de tegenvordering hoger is dan het voor een vordering voor vereenvoudigde procedure gestelde maximum, of als de tegenvordering geen geld- of alimentatievordering is, wordt de zaak behandeld in een gewone procedure.

Wanneer de partijen niet verzoeken om een behandeling ter zitting en de rechtbank van oordeel is dat behandeling ter zitting niet nodig is, wordt een zaak voor vereenvoudigde procedure in een schriftelijke procedure behandeld. In dat geval worden de partijen tijdig in kennis gesteld van de datum en het tijdstip waarop de samenvattende uitspraak in het onlinesysteem beschikbaar zal zijn. Deze datum wordt geacht de datum van de uitspraak te zijn. De zaak wordt ter zitting in een gewone procedure behandeld indien een redelijk verzoek daartoe door een partij is ontvangen en de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de zaak ter zitting noodzakelijk is. De rechtbank kan een zaak ook op eigen initiatief ter zitting behandelen. Wanneer de woon- of verblijfplaats van een partij niet in Letland of onbekend is, worden rechtbankstukken betekend overeenkomstig voor Letland bindende internationale regelgeving of het recht van de Europese Unie, met inbegrip van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken.

1.7 Inhoud van het vonnis

In zaken voor vereenvoudigde procedure stelt de rechtbank een samenvattende uitspraak op. Deze wordt opgesteld in overeenstemming met de algemene eisen die worden gesteld aan de inhoud van een uitspraak (artikel 193 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering), met uitzondering van het beschrijvende gedeelte waarin alleen het volgende wordt vermeld: het voorwerp van de vordering, wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen waarop de partij zich beroept, alsook de vordering en gronden van de uitspraak, waaruit alleen de wetgeving blijkt waarop de rechtbank zich beroept.

In een zaak voor vereenvoudigde procedure stelt de rechtbank een volledige uitspraak op (in overeenstemming met de algemene eisen die worden gesteld aan de inhoud van een uitspraak) indien een partij een daartoe strekkend schriftelijk verzoek indient. Dit verzoek moet bij de rechtbank worden ingediend binnen tien dagen na de datum van aankondiging van de samenvattende uitspraak (de datum waarop de samenvattende uitspraak in het onlinesysteem beschikbaar is). De rechtbank kan ook op eigen initiatief een volledige uitspraak opstellen. Een volledige uitspraak wordt door de rechtbank opgesteld binnen twintig dagen nadat de termijn voor indiening van een verzoek tot opmaak van een volledige uitspraak is verstreken. De datum waarop de volledige uitspraak in het onlinesysteem beschikbaar is, wordt geacht de datum te zijn waarop deze is opgesteld.

1.8 Vergoeding van de kosten

Op zaken voor vereenvoudigde procedure zijn de algemene regels betreffende de betaling van rechtbankkosten van toepassing.

Wanneer de uitspraak wordt gewezen, veroordeelt de rechtbank de in het ongelijk gestelde partij in de rechtbankkosten van de in het gelijk gestelde partij (de vergoeding voor de staat en de proceskosten). Wanneer de vordering slechts ten dele wordt toegewezen, worden verweerder en verzoeker elk veroordeeld in een gedeelte van de rechtbankkosten van de ander, naar evenredigheid van het gedeelte van de vordering dat is toegewezen en het gedeelte dat is afgewezen. Wanneer de verzoeker de vordering intrekt, moet hij of zij de rechtbankkosten van de verweerder vergoeden. In dat geval hoeft de verweerder de rechtbankkosten van de verzoeker niet te vergoeden. Maar als de verzoeker de vordering intrekt omdat de verweerder de vordering uit eigen beweging voldoet nadat het verzoekschrift is ingediend, kan de rechtbank de verweerder op vraag van de verzoeker verwijzen in de rechtbankkosten van deze laatste.

Evenzo zal de rechtbank, als zij beslist de vordering niet te behandelen, op verzoek van de verweerder de verzoeker verwijzen in de door de verweerder betaalde rechtbankkosten.

Wanneer de verzoeker is vrijgesteld van rechtbankkosten, kan de verweerder worden verwezen in de rechtbankkosten naar evenredigheid van het gedeelte van de vordering dat is toegewezen.

Een borg van 70 EUR is verschuldigd bij een aanvullende vordering. Als de rechtbank een betwiste uitspraak geheel of gedeeltelijk vernietigt of wijzigt, wordt de borg terugbetaald. Als een beroep wordt verworpen, wordt de borg niet terugbetaald.

1.9 Mogelijkheid van hoger beroep

Tegen een uitspraak in eerste aanleg kan beroep (apelācija) worden aangetekend wanneer de rechtbank:

  • een regel van materieel recht onjuist heeft toegepast of uitgelegd, waardoor een onjuiste beslissing in de zaak is gegeven;
  • een regel van formeel recht heeft geschonden, waardoor een onjuiste beslissing in de zaak is gegeven;
  • feiten onjuist heeft vastgesteld of bewijs onjuist heeft gewaardeerd, of een onjuiste juridische beoordeling van de omstandigheden van de zaak heeft gegeven, waardoor een onjuiste beslissing in de zaak is gegeven.

Indien een zaak voor vereenvoudigde procedure in een schriftelijke procedure wordt behandeld, gaat de beroepstermijn (twintig dagen) in op de dag dat de uitspraak officieel is opgesteld.

Naast de in de wet op de burgerlijke rechtsvordering genoemde punten moet een beroepschrift waarin wordt gesteld dat een uitspraak gebrekkig is, het volgende vermelden:

  • welke regel van materieel recht de rechtbank van eerste aanleg onjuist heeft toegepast of uitgelegd of welke regel van formeel recht zij heeft geschonden, en de wijze waarop dit de beslissing in de zaak heeft beïnvloed;
  • welke feiten de rechtbank in eerste aanleg onjuist heeft vastgesteld, welke bewijzen zij onjuist heeft gewaardeerd, waaruit blijkt dat sprake is van een onjuiste juridische beoordeling van de zaak en op welke wijze dit de beslissing in de zaak heeft beïnvloed.

Een rechter van de rechtbank van eerste aanleg bepaalt of het beroep doorgang kan vinden en stelt een termijn vast waarin de appellant eventuele gebreken moet herstellen als het beroep niet voldoet aan de vereisten van de wet op de burgerlijke rechtsvordering of, in bij wet gespecificeerde gevallen, geen vertaling van het beroep en de bijgevoegde stukken bij het beroepschrift zijn gevoegd. Wanneer de gebreken binnen de termijn worden hersteld, wordt het beroep geacht te zijn ingesteld op de dag dat het beroepschrift voor de eerste keer werd ingediend. Gebeurt dat niet, dan wordt het beroepschrift geacht nooit te zijn ingediend en aan de appellant geretourneerd.

Een beroepschrift dat niet is ondertekend of dat is ingediend door een daartoe niet naar behoren gemachtigde persoon, of waarvoor de vergoeding voor staat (de vergoeding voor de staat bij een beroepschrift tegen een tarief berekend op basis van het bedrag van het geschil in de rechtbank van eerste aanleg) niet is betaald, wordt niet in behandeling genomen en aan de appellant geretourneerd. Tegen een beslissing tot het niet toelaten van een beroepschrift kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.

Nadat een rechter, of in sommige gevallen een college van drie rechters, van de rechtbank van tweede aanleg zich ervan heeft verzekerd dat aan de vereisten van de procedure voor het instellen van beroep is voldaan, wordt beslist tot het inleiden van de beroepsprocedure. Die beslissing wordt binnen dertig dagen na ontvangst van het beroepschrift gegeven.

Wanneer ten minste een van de mogelijke beroepsgronden aanwezig is, geeft de rechter de beslissing tot het inleiden van de beroepsprocedure en stelt hij de partijen hiervan onverwijld in kennis, met vermelding van de termijn voor het indienen van schriftelijke verklaringen.

Als de rechter van oordeel is dat er geen gronden zijn voor het instellen van beroep, wordt de vraag naar de aanwezigheid van beroepsgronden voorgelegd aan een college van drie rechters.

Als ten minste een van hen van oordeel is dat ten minste een van de mogelijke gronden voor het instellen van beroep aanwezig is, wordt een beslissing gegeven tot het inleiden van de beroepsprocedure en worden de partijen hiervan onverwijld in kennis gesteld.

Als de rechters unaniem van oordeel zijn dat geen van de gronden voor het instellen van beroep aanwezig is, wordt een afwijzende beslissing gegeven en worden de partij hiervan onverwijld in kennis gesteld. Tegen deze als resolutie (rezolūcija) genomen beslissing kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.

Nadat de rechtbank van tweede aanleg de partijen ervan in kennis heeft gesteld dat een beroepsprocedure is ingeleid, hebben zij twintig dagen de tijd tot het indienen van schriftelijke verklaringen over het beroepschrift.

Nadat de kennisgeving van de inleiding van een beroepsprocedure is verzonden, heeft een partij twintig dagen de tijd om een verweerschrift in te dienen. Bij ontvangst van een verweerschrift stuurt de rechtbank dit onverwijld naar de andere partijen.

Beroepen bij vereenvoudigde procedures worden in een schriftelijke procedure behandeld; de partijen worden tijdig in kennis gesteld van de datum waarop de uitspraak online beschikbaar zal zijn. Ook worden zij geïnformeerd over de samenstelling van de rechtbank en de mogelijkheid om een rechter te wraken. Een uitspraak wordt geacht te zijn opgesteld op de dag waarop de uitspraak in het onlinesysteem beschikbaar is. Wanneer de rechtbank het nodig acht, kan een zaak in vereenvoudigde procedure ter zitting worden behandeld.

De uitspraak van een rechtbank van tweede aanleg is niet vatbaar voor cassatie en treedt in kracht van gewijsde op het moment dat zij wordt gewezen of, indien de zaak in een schriftelijke procedure wordt behandeld, op de datum waarop zij officieel is opgesteld.

Related links

Een technisch/inhoudelijk probleem melden of feedback geven op deze pagina