Artikel 29, lid 1, onder a) - Bevoegde gerechten
Het verzoek om uitvaardiging van een Europees betalingsbevel wordt behandeld door de gerechten die bevoegd zijn om in eerste aanleg uitspraak ten gronde te doen.
De bevoegdheid om een betalingsbevel uit te vaardigen, berust bij de gerechten die bevoegd zijn om in eerste aanleg uitspraak ten gronde te doen:
— de districtsrechtbank (judecătorie) (doet in eerste aanleg uitspraak over in geld uitdrukbare vorderingen van 200 000 RON of minder), of
— de rechtbank (doet in eerste aanleg uitspraak over alle vorderingen die krachtens de wet niet behoren tot de bevoegdheid van andere gerechten, dus ook over in geld uitdrukbare vorderingen van meer dan 200 000 RON) – artikel 94, lid 1, punt k), en artikel 95, punt 1, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering (codul de procedură civilă) (wat betreft betalingsbevelen, zie artikel 1.016 van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering, op grond waarvan de schuldeiser een verzoek om een betalingsbevel kan indienen bij het gerecht dat bevoegd is om in eerste aanleg uitspraak ten gronde te doen).
Het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van het verzet, is het gerecht waarvan de beslissing wordt aangevochten (judecătorie of tribunal). Overeenkomstig artikel 6, lid 2, punt 1, van Noodverordening nr. 80 van de regering van 26 juni 2013 betreffende zegelrechten, zoals nadien gewijzigd en aangevuld, wordt het verzet tegen het Europees betalingsbevel op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1896/2006 belast tegen een bedrag van 100 RON.
Artikel 29, lid 1, onder b) - Heroverwegingsprocedure
Het verzoek om heroverweging behoort tot de bevoegdheid van het gerecht (judecătorie of tribunal) waarvan de beslissing wordt aangevochten; dit gerecht doet uitspraak in een samenstelling van twee rechters. Zie de artikelen 1 en 2 van artikel I decies van Spoedbesluit (OUG) nr. 119/2006 tot vaststelling van maatregelen voor de uitvoering van bepaalde verordeningen van de Gemeenschap vanaf de datum van toetreding van Roemenië tot de EU, goedgekeurd bij Wet nr. 191/2007, in de laatste gewijzigde en aangevulde versie.
— Gemeenrechtelijke procedure:
— Tegen definitieve beslissingen kan een vordering tot nietigverklaring (buitengewoon rechtsmiddel) worden ingesteld wanneer de verzoeker niet naar behoren werd opgeroepen en niet ter terechtzitting is verschenen. De vordering tot nietigverklaring kan worden ingesteld binnen een termijn van vijftien dagen na de datum van kennisgeving van de beslissing, en uiterlijk een jaar na de datum waarop de beslissing definitief is geworden. Het beroep moet, op straffe van nietigheid, binnen de bovengenoemde termijn van vijftien dagen met redenen worden omkleed (artikel 503, lid 1, en artikel 506 van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— Herziening (buitengewoon rechtsmiddel) van een beslissing over de grond (of niet) van de zaak kan worden verlangd, wanneer de partij, om redenen buiten haar wil, werd verhinderd te verschijnen en zij het gerecht daarvan niet op de hoogte kon brengen. In dat geval zijn ook beslissingen waarin niet wordt verwezen naar de grond van de zaak, voor herziening vatbaar. Herziening moet worden aangevraagd binnen vijftien dagen vanaf het einde van de verhindering (artikel 509, lid 1, punt 9, artikel 509, lid 2, en artikel 511, lid 2, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— Een partij die een termijn overschrijdt, kan alleen een nieuwe termijn krijgen, wanneer ze voor het overschrijden van de termijn naar behoren gemotiveerde redenen kan aanvoeren. Daartoe moet de partij de betreffende procedurele handeling stellen uiterlijk vijftien dagen na het einde van het beletsel en tegelijkertijd om een nieuwe termijn verzoeken. Indien een rechtsmiddel wordt ingesteld, is deze termijn identiek aan die voor het instellen van het rechtsmiddel. Het verzoek om heropening van de termijn wordt behandeld door het gerecht dat bevoegd is om uitspraak te doen over het verzoek betreffende de niet-uitoefening van een recht binnen de vastgestelde termijnen (artikel 186 van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— Bijzondere betalingsbevelprocedure:
— In het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering (de artikelen 1.014 tot en met 1.025) is een bijzondere betalingsbevelprocedure vastgesteld.
— De schuldenaar kan de nietigverklaring van een betalingsbevel vragen binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de datum van de betekening of de kennisgeving ervan (artikel 1.024, lid 1, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— De schuldeiser kan de nietigverklaring vragen van een rechterlijke uitspraak als bedoeld in artikel 1.021, leden 1 en 2 [1], van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering en van een betalingsbevel als bedoeld in artikel 1.022, lid 2, van dat wetboek[2] binnen een termijn van tien dagen (artikel 1.024, lid 2, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— Het verzoek tot nietigverklaring wordt behandeld door het gerecht dat het betalingsbevel heeft uitgevaardigd, in een samenstelling van twee rechters (artikel 1.024, lid 4, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— Indien het aangezochte gerecht het verzoek tot nietigverklaring geheel of gedeeltelijk toewijst, verklaart het het bevel geheel of, in voorkomend geval, gedeeltelijk nietig en geeft het een definitieve beslissing. Indien het aangezochte gerecht het verzoek tot nietigverklaring toewijst, geeft het een definitieve beslissing waarbij het betalingsbevel wordt uitgevaardigd. De beslissing tot afwijzing van het verzoek tot nietigverklaring is definitief (artikel 1.024, lid 6, deel I, en artikel 1.024, leden 7 en 8, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De belanghebbende partij kan de gedwongen tenuitvoerlegging van het betalingsbevel betwisten op grond van het gemene recht. In het kader van een dergelijke betwisting kunnen alleen onregelmatigheden betreffende de tenuitvoerleggingsprocedure worden aangevoerd alsook oorzaken van tenietgaan van de verplichting die zijn ontstaan nadat het betalingsbevel definitief is geworden (artikel 1.025, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
[1] Artikel 1.021 Betwisting van de vordering:
1) Indien de schuldenaar de vordering betwist, toetst het gerecht de gegrondheid van deze betwisting op grond van de stukken van het dossier en de toelichtingen en verduidelijkingen van de partijen. Indien het gerecht van oordeel is dat het verweer van de schuldenaar gegrond is, geeft het een beslissing houdende afwijzing van het verzoek van de schuldeiser.
2) Indien in het kader van het verweer ten gronde van de schuldenaar ander bewijs dan dat bedoeld in lid 1 wordt overgelegd en dat bewijs volgens de wet ontvankelijk is in de gemeenrechtelijke procedure, geeft het gerecht een beslissing houdende afwijzing van het door de schuldeiser ingediende verzoek om een betalingsbevel.
3) In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen kan de schuldeiser op grond van het gemene recht een rechtsvordering instellen.
[2] Artikel 1.022, lid 2, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering: “Indien het gerecht, bij onderzoek van het bewijs van het dossier, vaststelt dat slechts een deel van de vorderingen van de schuldeiser gegrond is, vaardigt het alleen voor dat deel een betalingsbevel uit en stelt het een termijn voor de betaling vast. In dat geval kan de schuldeiser kan op grond van het gemene recht een rechtsvordering instellen teneinde te verkrijgen dat de schuldenaar wordt veroordeeld tot de betaling van het saldo van de vordering.”
Artikel 29, lid 1, onder c) - Communicatiemiddelen
— Gemeenrechtelijke procedure:
— De gedinginleidende stukken en andere processtukken worden meegedeeld conform het bepaalde in de artikelen 153 tot en met 173 van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering. {Voorbeelden van de wijzen van mededeling:
— De mededeling van de gedinginleidende stukken en van alle andere processtukken vindt ambtshalve plaats door de proceduremedewerkers van het gerecht of door andere werknemers van het gerecht, alsook door medewerkers of werknemers van andere gerechten in het rechtsgebied waar de adressaten van mededelingen verblijven (artikel 154, lid 1, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— Indien de mededeling niet kan worden verricht op een van de bovengenoemde wijzen, wordt zij gedaan per aangetekende brief, met een verklaring betreffende de inhoud en een ontvangstbevestiging, in een gesloten enveloppe, waarbij conform de wet de ontvangstbevestiging/de verklaring inzake afgifte en het bericht zijn gevoegd (artikel 154, lid 4, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— De belanghebbende partij kan vragen dat de processtukken op haar kosten rechtstreeks worden meegedeeld door een deurwaarder, die de in de wet vastgestelde procedurele formaliteiten moet naleven, dan wel via een koeriersdienst (artikel 154, lid 5, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— De gedinginleidende stukken en de andere processtukken kunnen door de griffie van het gerecht worden meegedeeld per fax, per e-mail of via enig ander middel dat de toezending van de tekst van de stukken en de bevestiging van de ontvangst ervan mogelijk maakt, mits de desbetreffende partij het gerecht de daartoe noodzakelijke gegevens heeft verstrekt. De betekende processtukken gaan vergezeld van een gekwalificeerde elektronische handtekening of een geavanceerde elektronische handtekening gebaseerd op een certificaat voor elektronische handtekening uitgereikt door een autoriteit of openbare instantie van Roemenië, die het stempel van het gerecht en de handtekening van de griffier vervangt als verplichte vermelding op de gedinginleidende stukken (artikel 154, lid 6, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering)}.
— Gedinginleidende stukken en andere processtukken worden geacht te zijn betekend na ontvangst van een bericht van het gebruikte systeem waarin wordt verklaard dat zij de geadresseerde hebben bereikt overeenkomstig de door die laatste verstrekte informatie (artikel 154, lid 6, punt 1, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
— Bijzondere betalingsbevelprocedure:
— Het bevel wordt overhandigd aan de aanwezige partij of wordt onverwijld meegedeeld aan elke partij, overeenkomstig de wet (artikel 1.022, lid 5, van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Artikel 29, lid 1, onder d) - Aanvaarde talen
De formulieren moeten worden ingevuld in het Roemeens.