1 Is bewijsverkrijging via videoconferentie mogelijk hetzij met de deelname van een gerecht in de verzoekende lidstaat, hetzij rechtstreeks door een gerecht van die lidstaat? Zo ja, wat zijn dan de toepasselijke nationale procedures of wetten?
De wet op de burgerlijke rechtsvordering (Zakon o parničnom postupku) (Narodne Novine (NN; Staatsblad van de Republiek Kroatië, nrs. 53/91, 91/92, 58/93, 112/99, 88/01, 117/03, 88/05, 02/07, 84/08, 123/08, 57/11, 148/11, 25/13, 89/14, 70/19, 80/22 en 155/23; hierna: de ZPP) bepaalt de methode voor het verzamelen van bewijs op afstand in burgerlijke zaken. Overeenkomstig artikel 115, lid 3, ZZP kan het gerecht gelasten dat bepaalde bewijzen op afstand worden verzameld met behulp van geschikte audiovisuele apparatuur en een technologieplatform voor communicatie op afstand. Volgens artikel 115, lid 5, ZZP beslist het gerecht om bewijsmateriaal op afstand te verzamelen nadat de partijen en andere deelnemers die een terechtzitting op afstand moeten bijwonen, zich erover hebben uitgesproken.
De regels voor hoorzittingen op afstand (Pravilnik o održavanju ročišta na daljinu) (NN nr. 154/22; hierna: de regels) bepalen de regelingen voor hoorzittingen op afstand en het verzamelen van bepaalde bewijsstukken met behulp van geschikte audiovisuele apparatuur en technologieplatforms voor communicatie op afstand. Bewijs kan echter pas per videoconferentie met deelname van het gerecht worden afgenomen zodra de voor justitiële zaken bevoegde minister overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de wet tot wijziging van de wet op de burgerlijke rechtsvordering (Zakon o izmjenama i dopunama Zakona o parničnom postupku) (NN nr. 80/22) een beslissing heeft genomen waarin wordt vastgesteld dat de betrokken individuele gerechten aan de technische vereisten voor spraakopname van een hoorzitting hebben voldaan.
2 Gelden er beperkingen inzake het soort personen dat via videoconferentie kan worden verhoord – betreft het bijvoorbeeld enkel getuigen of kunnen ook andere personen zoals deskundigen of partijen op die manier worden verhoord?
Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de regels wordt onder “hoorzitting op afstand” (ročište na daljinu) verstaan een hoorzitting die met de deelnemers aan de procedure wordt gehouden met behulp van audiovisuele apparatuur en een technologieplatform voor communicatie op afstand. Overeenkomstig artikel 5, lid 6, wordt onder “deelnemers aan de procedure” (sudionici postupka) verstaan het gerecht, de partijen, interveniënten, advocaten, wettelijke vertegenwoordigers, getuigen, deskundigen en andere bij de procedure betrokken personen.
3 Welke eventuele beperkingen gelden er inzake het soort bewijs dat via videoconferentie kan worden verkregen?
Overeenkomstig artikel 12 van de regels kan het gerecht, naast het horen van getuigen en deskundigen, tijdens een hoorzitting op afstand ander bewijs verkrijgen indien de aard van het bewijsmateriaal dit toelaat, in welk geval de partijen in de gelegenheid worden gesteld hun opmerkingen vóór of tijdens de hoorzitting in te dienen.
4 Gelden er beperkingen inzake de plaats waar de persoon via videoconferentie moet worden verhoord – d.w.z. moet dat een rechtbank zijn?
Artikel 7, lid 1, van de regels bepaalt dat de deelnemers aan de procedure met de rechter communiceren vanuit een zaal die is uitgerust met een technologieplatform voor communicatie op afstand, waar zij vlot met de andere deelnemers aan de procedure kunnen communiceren. Artikel 7, lid 2, bepaalt dat een deelnemer aan de procedure die, nadat hij is opgeroepen om ter zitting te verschijnen, de zitting niet op afstand kan bijwonen, de zitting in het gerechtsgebouw kan bijwonen, in welk geval hij het gerecht daarvan in kennis moet stellen voordat de zitting plaatsvindt.
5 Is het toegestaan verhoren per videoconferentie te registreren en zo ja, zijn de nodige voorzieningen beschikbaar?
Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de wet tot wijziging van de wet op de burgerlijke rechtsvordering (NN nr. 80/22) stelt de voor justitiële zaken bevoegde minister een besluit vast waarin wordt bepaald of de betrokken individuele gerechten hebben voldaan aan de technische vereisten voor spraakopname van een hoorzitting.
6 In welke taal moet het verhoor plaatsvinden: a) ingeval verzoeken worden gedaan krachtens de artikelen 12, 13 en 14 van de verordening inzake bewijsverkrijging; en b) ingeval het gaat om rechtstreekse bewijsverkrijging krachtens de artikelen 19, 20 en 21 van de verordening inzake bewijsverkrijging?
De partijen en andere deelnemers aan de procedure hebben het recht om hun eigen taal te gebruiken wanneer zij deelnemen aan terechtzittingen en wanneer zij mondeling andere proceshandelingen verrichten voor het gerecht. Als de procedure niet wordt gevoerd in de taal van de partij of van andere deelnemers aan de procedure, wordt er gezorgd voor vertolking (mondelinge vertaling) in hun taal van wat er ter terechtzitting wordt aangevoerd en van de stukken die ter terechtzitting worden overgelegd.
7 Wie moet er, in voorkomend geval, zorgen voor tolken en naar waar moeten deze zich begeven a) ingeval verzoeken worden gedaan krachtens de artikelen 12, 13 en 14 van de verordening inzake bewijsverkrijging; en b) ingeval het gaat om rechtstreekse bewijsverkrijging krachtens de artikelen 19, 20 en 21 van de verordening inzake bewijsverkrijging?
De partijen en andere deelnemers aan de procedure worden in kennis gesteld van het recht om de mondelinge behandeling voor het gerecht in hun eigen taal te volgen met de hulp van een tolk. Zij kunnen afzien van het recht op vertolking als zij verklaren dat zij de taal waarin de procedure plaatsvindt, beheersen. In het proces-verbaal wordt vermeld dat de partijen of deelnemers op de hoogte zijn gesteld van dit recht. Ook eventuele door hen afgelegde verklaringen worden in het proces-verbaal opgenomen. De vertolking wordt verzorgd door tolken. De kosten van de vertolking komen ten laste van de betreffende partij of deelnemer.
8 Welke procedure is van toepassing op de regelingen voor het verhoor en om de te verhoren persoon op de hoogte te stellen van tijd en plaats a) ingeval verzoeken worden gedaan krachtens de artikelen 12, 13 en 14 van de verordening inzake bewijsverkrijging; en b) ingeval het gaat om rechtstreekse bewijsverkrijging krachtens de artikelen 19, 20 en 21 van de verordening inzake bewijsverkrijging? Hoeveel tijd op voorhand moet de persoon in beide gevallen worden opgeroepen voor het verhoor?
Overeenkomstig artikel 114, lid 2, ZPP roept het gerecht zowel de partijen als alle andere personen van wie de aanwezigheid noodzakelijk wordt geacht, tijdig voor de zitting op. De dagvaarding wordt aan de partij betekend samen met het stuk dat aan de zitting ten grondslag ligt, en in de dagvaarding worden de plaats, de zaal en het tijdstip van de zitting vermeld. Indien de dagvaarding wordt betekend zonder onderliggende stukken, worden in de dagvaarding de partijen, het voorwerp van het geschil en de ter zitting te volgen handelswijze vermeld (artikel 114, lid 2, ZPP).
In geval van een hoorzitting op afstand specificeert het gerecht overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de regels in de dagvaarding voor een hoorzitting op afstand:
- welk technologieplatform voor communicatie op afstand zal worden gebruikt;
- de link naar het technologieplatform voor communicatie op afstand of informatie over wanneer en hoe de link zal worden verzonden;
- indien nodig, waarschuwingen in verband met het technologieplatform voor communicatie op afstand waarover de deelnemers aan de procedure specifiek moeten worden geïnformeerd;
- een mededeling aan de partijen dat stukken of documenten ter zitting in pdf-formaat kunnen worden ingediend;
- het telefoonnummer of e-mailadres dat de deelnemers aan de procedure kunnen gebruiken om aan het gerecht te melden dat zij technische moeilijkheden ondervinden waardoor zij niet aan de hoorzitting op afstand kunnen deelnemen.
9 Welke kosten zijn van toepassing op het gebruik van videoconferenties en hoe moeten zij worden betaald?
Wanneer het gerecht uitspraak doet over de proceskosten, zal het de partij alleen de kosten laten betalen die voor het verloop van de procedure noodzakelijk zijn geweest. Om uitspraak te doen over de noodzakelijke kosten en de hoogte ervan maakt het gerecht een zorgvuldige afweging van alle omstandigheden. Het houdt daarbij met name rekening met de regels voor de voorbereiding van de hoofdzitting, welke voorbereiding onder meer de neerlegging van de processtukken en een voorbereidende zitting omvat, gevolgd door de hoofdzitting zelf.
Wanneer een partij om onderzoeksmaatregelen verzoekt, moet zij op bevel van het gerecht, een voorschot betalen voor het dekken van de kosten die aan de bewijsverkrijging zijn verbonden. Wanneer beide partijen om bewijsverkrijging verzoeken, of wanneer het gerecht hier ambtshalve toe beveelt, beveelt het gerecht dat het benodigde bedrag voor het dekken van de kosten gelijkelijk over de twee partijen wordt verdeeld. Als het gerecht er ambtshalve toe heeft bevolen, kan het dit bedrag door slechts één partij laten betalen.
De geheel in het ongelijk gestelde partij (die de zaak verliest) moet de kosten van de andere partij en de interveniënt in de procedure betalen. De interveniënt die de in het ongelijk gestelde partij ondersteunt, draagt de kosten voor zijn of haar rechtsvorderingen.
Als de partijen elk gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld, bepaalt het gerecht eerst het percentage waarin elk van hen in het gelijk is gesteld en brengt het vervolgens het percentage van de “minst in het gelijk gestelde” partij in mindering op het percentage van de “meest in het gelijk gestelde” partij. Daarna wordt het bedrag vastgesteld van de verschillende kosten en de totale kosten van de “meest in het gelijk gestelde” partij in de zaak, die noodzakelijk waren voor het goede verloop van de procedure, en krijgt deze partij het deel van die totale kosten dat overeenkomt met het resterende percentage, rekening houdend met de percentages waarin de partijen in het gelijk zijn gesteld, terugbetaald. Het percentage waarin een partij in het gelijk is gesteld, wordt bepaald op basis van de ingewilligde verzoeken, rekening houdend met het overtuigende bewijsmateriaal dat is overgelegd om deze verzoeken te onderbouwen.
10 Welke eventuele vereisten zijn er om ervoor te zorgen dat de persoon die door het verzoekende gerecht rechtstreeks wordt verhoord, ervan op de hoogte werd gesteld dat het verhoor gebeurt op vrijwillige basis?
Getuigen worden opgeroepen bij schriftelijke dagvaarding met vermelding van hun voor- en achternaam, tijdstip en plaats, de zaak waarin zij worden opgeroepen en hun hoedanigheid van getuige. In de dagvaarding wordt getuigen gewezen op de gevolgen van ongerechtvaardigde afwezigheid en hun recht op vergoeding van gemaakte kosten. De rechter wijst getuigen erop dat zij kunnen weigeren te getuigen over wat hun door een partij in hun hoedanigheid van lasthebber is toevertrouwd, over wat een partij of een andere persoon hun heeft bekend in hun hoedanigheid van biechtafnemer, en over feiten waarvan de getuige kennis heeft gekregen als advocaat, arts of in de uitoefening van een ander ambt of beroep, wanneer hij of zij gebonden is aan een geheimhoudingsplicht ten aanzien van de informatie die hij of zij bij de uitoefening van die functie of dat beroep te weten is gekomen. Bovendien kan een getuige weigeren bepaalde vragen te beantwoorden als hij of zij daarvoor een dwingende reden heeft, in het bijzonder als zijn of haar antwoord op een dergelijke vraag hem of haar – of een bloedverwant in de rechte lijn van welke graad dan ook, een bloedverwant in de zijlijn tot de derde graad, zijn of haar echtgeno(o)t(e), een aanverwant tot de tweede graad, zelfs als het huwelijk is beëindigd, zijn of haar voogd of pleegkind, of een van zijn of haar adoptieouders of geadopteerde kinderen – zou blootstellen aan eerverlies, ernstige materiële schade of strafvervolging. De alleensprekende rechter of de voorzitter van de kamer wijst de getuige erop dat hij of zij kan weigeren antwoord te geven op de gestelde vragen.
11 Hoe moet de identiteit van de te verhoren persoon worden gecontroleerd?
Het gerecht zal de getuige wiens verhoor in de bewijsprocedure is voorgesteld, verzoeken het gerecht vóór het verhoor op afstand een kopie of scan te verstrekken van zijn of haar identiteitskaart of een ander document waaruit de identiteit van de te verhoren persoon blijkt, of zal de identiteit van de getuige zo mogelijk op een andere wijze vaststellen (artikel 8, lid 1, van de regels). Tijdens de hoorzitting op afstand zal het gerecht de andere deelnemers aan de procedure vragen de informatie te verstrekken die nodig is voor hun identificatie en zal, indien nodig, hun identiteit vaststellen overeenkomstig het desbetreffende lid van dit artikel (artikel 8, lid 2, van de regels). Het gerecht bepaalt via welke communicatiemiddelen de in dit artikel bedoelde informatie aan het gerecht moet worden verstrekt (artikel 8, lid 3, van de regels).
12 Welke vereisten inzake eedafneming zijn van toepassing en welke informatie moet het verzoekende gerecht verstrekken wanneer bij een rechtstreekse bewijsverkrijging krachtens de artikelen 19, 20 en 21 van de verordening inzake bewijsverkrijging een eed is vereist?
Het gerecht kan besluiten de getuige de eed te laten afleggen over de verklaringen die hij of zij heeft afgelegd, of de getuige de eed te laten afleggen voordat hij of zij wordt gehoord. De eed wordt mondeling afgelegd in de volgende bewoordingen: “Ik zweer op mijn eer dat ik de waarheid heb gesproken in elk van mijn antwoorden op de vragen van de rechtbank/het Hof en dat ik geen informatie waarvan ik wist heb weggelaten.” Getuigen die niet kunnen spreken maar wel kunnen lezen en schrijven, leggen een eed af door de tekst van de eed te ondertekenen, dove getuigen lezen de tekst van de eed voor. Dove of stomme getuigen die niet kunnen lezen of schrijven, leggen de eed af met hulp van een tolk. Als getuigen opnieuw worden ondervraagd, leggen zij de eed niet nog eens af, maar worden zij alleen herinnerd aan de eed die zij reeds hebben afgelegd. Getuigen die ten tijde van de terechtzitting minderjarig zijn of die betekenis van de eed niet kunnen begrijpen, hoeven geen eed af te leggen.
13 Welke regelingen zijn er om ervoor te zorgen dat er een contactpersoon is op de plaats van de videoconferentie, met wie het verzoekende gerecht kan samenwerken alsook een persoon die op de dag van het verhoor de videoconferentievoorzieningen kan bedienen en eventuele technische problemen kan verhelpen?
Alvorens een hoorzitting op afstand in te plannen, gaat het gerecht na of aan de technische en andere vereisten voor de hoorzitting is voldaan (artikel 11, lid 1, van de regels). Indien na het inplannen van de hoorzitting op afstand, maar voordat deze plaatsvindt, wordt vastgesteld dat de hoorzitting niet op het geplande tijdstip kan plaatsvinden, zal het gerecht de hoorzitting uitstellen en een nieuwe hoorzitting op afstand of in het gerechtsgebouw inplannen, afhankelijk van de redenen waarom de eerdere hoorzitting niet heeft plaatsgevonden (artikel 11, lid 2, van de regels). In dat geval kan de hoorzitting plaatsvinden op het geplande tijdstip in het gerechtsgebouw in plaats van op afstand, indien de omstandigheden van de zaak dit toelaten (artikel 11, lid 3, van de regels). Indien zich tijdens de hoorzitting op afstand technische problemen voordoen, tracht het gerecht deze op te lossen en de hoorzitting voort te zetten. Indien het niet mogelijk is de hoorzitting met alle deelnemers aan de procedure, maar slechts enkele van hen, voort te zetten en indien dit de bespreking voor een van de partijen niet belemmert, zal de rechter de hoorzitting voortzetten. Anders handelt het gerecht overeenkomstig lid 2 van dit artikel (artikel 11, lid 4, van de regels).
14 Wat indien er eventueel aanvullende informatie van het verzoekende gerecht is vereist?
Het verzoekende gerecht wordt niet om aanvullende informatie verzocht.