Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.21.0189.N
GEMEENTE MAASMECHELEN, vertegenwoordigd door haar College van
burgemeester en schepenen, met kantoor te 3630 Maasmechelen, Heirstraat 239,
ingeschreven bij de KBO onder het nummer 0207.691.351,
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. Beatrix Vanlerberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187/302, waar de eiseres
woonplaats kiest,
tegen
HS-TRADING bv, met zetel te 3960 Bree, Ziepstraat 1, bus 2, ingeschreven bij
de KBO onder het nummer 0462.766.412,
verweerster,
vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, met
kantoor te 1170 Brussel, Terhulpensesteenweg 177/7, waar de verweerster woonplaats kiest.
27 JANUARI 2022 C.21.0189.N/2
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen
van 26 januari 2021.
Raadsheer Sven Mosselmans heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal met opdracht Michèle Deconynck heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, twee middelen
aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste middel
Eerste onderdeel
1. Krachtens artikel 877 Gerechtelijk Wetboek kan de rechter, wanneer er ernstige en bepaalde aanwijzingen bestaan dat een partij of een derde een stuk onder
zich heeft dat het bewijs inhoudt van een ter zake dienend feit, bevelen dat het
stuk of een eensluidend afschrift ervan bij het dossier van de rechtspleging wordt
gevoegd.
Een rechterlijk bevel in de zin van voormelde bepaling onderstelt dat een concreet
stuk wordt beoogd.
2. In zoverre het onderdeel ervan uitgaat dat de rechter krachtens voormelde
bepaling een partij kan verplichten om informatie te geven en alle relevante stukken waarover zij beschikt in het debat te brengen, faalt het naar recht.
3. De appelrechter stelt vast en oordeelt dat:
27 JANUARI 2022 C.21.0189.N/3
- de vraag van de eiseres tot veroordeling van de verweerster om, met toepassing
van artikel 877 Gerechtelijk Wetboek, de nodige informatie te verstrekken omtrent het resultaat van een andere procedure, ongegrond is omdat niet aan de
vereisten van deze wetsbepaling is voldaan;
- artikel 877 Gerechtelijk Wetboek betrekking heeft op een ‘stuk’ dat een partij
onder zich houdt;
- de vraag tot ‘het verstrekken van de nodige informatie’ niet is aan te merken als
een stuk in de zin van deze wetsbepaling.
4. In zoverre het onderdeel ervan uitgaat dat de appelrechter met deze redenen
te kennen geeft “dat [hij] niet bij machte is om aan een partij die de bewijslast
niet draagt bevel op te leggen om mee te werken aan de bewijsvoering en in het
bijzonder bevel op te leggen om de nodige informatie te geven”, mist het feitelijke
grondslag.
5. Krachtens artikel 8.4, eerste lid, Burgerlijk Wetboek moet hij die meent een
ander in rechte te kunnen aanspreken, de rechtshandelingen of feiten bewijzen die
daaraan ten grondslag liggen. Het tweede en het derde lid van hetzelfde artikel
vervolgen dat hij die beweert bevrijd te zijn, de rechtshandelingen of feiten moet
bewijzen die zijn bewering ondersteunen en dat alle partijen zijn gehouden om
mee te werken aan de bewijsvoering.
Deze laatste verplichting vloeit eveneens voort uit het algemeen rechtsbeginsel dat
procespartijen ertoe zijn gehouden om loyaal mee te werken aan de bewijsvoering.
6. De rechter moet, desgevallend ambtshalve en waar nodig met eerbiediging
van het recht van verdediging, de rechtsregels opwerpen waarvan de toepassing is
geboden door de feiten en handelingen die de partijen in het bijzonder aanvoeren
tot staving van de vorderingen en het gebeurlijke verweer.
Deze rechterlijke verplichting onderstelt dat de partijen in het bijzonder feiten en
handelingen tot staving van hun vorderingen dan wel verweer hebben aangevoerd.
Dan pas moet de rechter, desgevallend ambtshalve en waar nodig met eerbiediging van het recht van verdediging, de rechtsregels opwerpen waarvan de toepassing is geboden door die feiten en handelingen. Bij gebrek aan in het bijzonder
aangevoerde feiten en handelingen, geldt de rechterlijke verplichting niet.
27 JANUARI 2022 C.21.0189.N/4
De rechter moet dus niet alle gelet op de voorliggende feiten en handelingen mogelijke doch niet-aangevoerde rechtsregels op hun toepassing onderzoeken, maar
enkel de toepassing van de niet-aangevoerde rechtsregels die zich door de in het
bijzonder aangevoerde feiten en handelingen onmiskenbaar aan hem opdringen.
7. De rechter beoordeelt onaantastbaar of een bewijsmaatregel, zoals een bevel
tot overlegging van bepaalde informatie, dienstig is voor de beoordeling van het
geschil.
Voor zover hij het recht op bewijs van de partijen niet miskent, is de rechter niet
verplicht om een bewijsmaatregel te bevelen.
8. Uit de stukken waarop het Hof kan acht slaan, blijkt dat:
- de eiseres heeft gevraagd dat de verweerster informatie zou overleggen omtrent
de resultaten van een andere procedure, namelijk de procedure jegens Stichting
Muziekgieterij;
- de verweerster antwoordde dat de vergoeding die zij kreeg in deze procedure
beperkt bleef tot een bedrag van 5.000 euro en zij tot staving daartoe een dading bijbracht;
- de eiseres repliceerde dat de dading onleesbaar was en zij haar standpunt handhaafde.
9. In zoverre het onderdeel ervan uitgaat dat de appelrechter in de gegeven
omstandigheden ertoe was gehouden artikel 8.4 Burgerlijk Wetboek en het algemeen rechtsbeginsel dat procespartijen ertoe zijn gehouden om loyaal mee te werken aan de bewijsvoering, op de bedoelde vraag van de eiseres toe te passen om
zodoende mogelijk een bevel op te leggen om mee te werken aan de bewijsvoering en in het bijzonder een bevel tot overleggen van bepaalde informatie, kan het
niet worden aangenomen.
(…)
Dictum
Het Hof,
27 JANUARI 2022 C.21.0189.N/5
Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het oordeelt over de schade door het verlies van een kans om het festival verder uit te bouwen, het de veroordeling tot vergoeding van voormelde schade opneemt in de tekst die de verweerster kan laten publiceren als herstel in natura van haar reputatieschade en het uitspraak doet over de
kosten.
Verwerpt het cassatieberoep voor het overige.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Gent.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit sectievoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, sectievoorzitter Geert Jocqué,
en de raadsheren Bart Wylleman, Koenraad Moens en Sven Mosselmans, en in
openbare rechtszitting van 27 januari 2022 uitgesproken door sectievoorzitter Eric
Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Michèle Deconynck,
met bijstand van griffier Vanity Vanden Hende.